No* 44 Vrijdag 29 October 1937 51e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND* UIT HET WOORD* DADERS DES WOORDS* ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTIEDs. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COENTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W, M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. P—gggBBBgj^ggg GOEDSMOEDS ZIJN IS LEVENSSTIJL. En als hij dit gezegd en brood geno men had, dankte hij God in aller tegen woordigheid en het gebroken hebben de, begon hij te eten. Handelingen 27 35. Goedsmoeds zijn beteekent voor den christen meer dan een gemoedsstemming, die heen en weer schommelt als de wijzer van den barometer, naar gelang van de weersgesteldheid. Het is voor hem altijd goeden moed houden, omdat zijn toekomst onwrikbaar verzekerd is door de beloften Gods. Het is alzoo een eigen levensstijl. Daarom blijft 't niet beperkt tot 't zingen van een lofpsalm, maar nog minder uit 't zich in levensverachting. Goedsmoeds zijn is niet met 't hoofd in de wolken loopen, en zich verheven achten boven 't aardsch gewemel 't is niet zich afkeeren van de zienlijke dingen onder het voorgeven goud en zilver is maar slijk. Dat allerminsthet is een levensstijl, een ge richt zijn op het leven en een richten van het leven. De man en de vrouw, die goedsmoeds zijn, keeren zich tot 't leven ook tot de zienlijke din gen. Hun houding daartegenover is, de zienlijke dingen, goud en zilver en wat dies meer zij, te onderwerpen aan de onzienlijke. Hun stijl is, dat ze zich niet door de stoffelijke dingen laten be- heerschen, door ze ondergeschikt te maken aan den dienst des Heeren. Ze worstelen om daarin te volharden, wat er van de zienlijke dingen dan ook valle, wat per soonlijke offers 't hun kosten moge, welken te genstand 't moge oproepen. Ze doen 't, goeden moed houdende, wetende op grond van de beloften Gods, dat ze 't aardrijk beërven zullen. Goedsmoeds zijn snijdt derhalve ook af, het overmoedig zijn, het werken in eigen kracht. Maar goedsmoeds zijn is werken in de wereld der zienlijke dingen met alle kracht die God ons ter beschikking stelt. Zoo is 't naar de roeping, waartoe wij in Christus geroepen zijn. Zoo verstond het de apostel Paulus tijdens den storm. Hij bleef goedsmoeds hij hield goeden moed op grond van de beloften Gods en toog aan het werk. Wat hij echter deed, en als eerst noodig an deren aanbeval, zou nu, stond 't tenminste niet in de Heilige Schrift, door vele wel voor erg ongeestelijk gehouden worden. Zeker, hij vermaande zijn lotgenooten op grond van Gods beloften goeden moed te hou den, maar alras stapte hij op een ander onder werp over. Hij begon n.l. de bemanning aan te sporen, dat ze eten zouden. En hij deed dat niet één keer, maar bij herhaling den geheelen nacht door, tot hij eindelijk bij het krieken van den dag ge hoor vond. Drong Paulus daarmede 't stoffelijk element niet te sterk op den voorgrond Had hij niet beter gedaan wat minder over dat eten te praten en zwaarder nadruk te leggen op den inhoud der beloften Gods Dat mag zoo schijnen, doch waar is 't niet. De beloften Gods, die hem goedsmoeds deden zijn, dreven hem tot deze handelwijze. Zouden zijn reisgenooten de vervulling van de belofte van redding beleven, dan moesten ze eten, en wel zoo spoedig mogelijk. De uitputting dreigde gevaarlijker te worden dan de storm. De geregelde maaltijden waren al veel te lang verwaarloosd afgemat en slap zat 't scheeps volk bij de pakken neer 't had den moed op gegeven. Maar dat mocht niet, want wel was de redding beloofd, maar ze was er nog niet, de strijd tegen de elementen was nog niet ten einde. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 Daarom trok Paulus zich de stoffelijke belan gen van zijn tochtgenooten aan en hij deed daarmede geen ongeestelijken arbeid hij han delde zoo, juist opdat de afgematten en vertwij felden straks zien zouden, beleven zouden de waarde der beloften Gods. De onzienlijken dingen heerschten hier over de zienlijke. Duidelijk liet de apostel dat uitkomen. 't Staat zoo beschreven En als hij dit gezegd en brood genomen had, dankte hij God in aller tegenwoordigheid en het gebroken hebbende, begon hij te eten. Hij dankte God in aller tegenwoordigheid die mededeeling, zoo in dit bericht even tusschen- geschoven, teekent de waarde van Paulus' daad. Hij wist zijn leven uit den storm gered, hij wist 't wel de moeite waard te gaan eten, maar hij gaat daartoe niet over alvorens God te hebben gedankt. Ten overstaan van allen belijdt hij God als den Gever dier spijzen. Daarin lag opgesloten de erkenning, dat 't le ven, door die spijs in stand gehouden, God toe behoorde. Met dit danken verbond hij het, naar de belofte, geredde leven, opnieuw aan den Heere. En Paulus zonderde zich daartoe niet af, maar hij deed 't in aller tegenwoordigheid. Daardoor kreeg zijn noodiging tot eten een bijzonder karakter ze wekte zijn reisgenooten op, niet alleen 't leven opnieuw te aanvaarden, maar bovenal 't te aanvaarden als geschenk Gods, dat daarom God toebehoort en alleen in Zijn dienst veilig is. Goedsmoeds zijnde handhaafde Paulus den christelijken levensstijl. Hij achtte den stoffelijken nood niet gering en werkte, zelfs waar anderen den moed verloren, om dien te lenigen doch in zijn werken bleef hij zich onvoorwaardelijk stellen in des Heeren dienst en wekte hij anderen daartoe op. Door zelf de zienlijke dingen niet te verach ten, maar ze ondergeschikt te maken aan den onzienlijke noodde hij anderen tot de beloften Gods. Hij illustreerde in eigen persoon den rijkdom van het woord Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren. Goedsmoeds zijnde, goeden moed nemende uit de beloften Gods, vindt elk lid van de Kerk des Heeren zich zijn roeping gewezen, n.l. arbeiden voor den Heere. Daar valt niemand buiten en daartoe vindt ieder gelegenheid. Er is geen sterveling op deze wereld, of hij heeft te maken met de zienlijke dingen. Dat geldt van Gods kinderen niet minder dan van alle andere menschen. Maar de kinderen Gods moeten in dezen een eigen levensstijl openbaren. Ze moeten dat allen doen niet alleen de z.g.n. vooraanstaanden, doch ook zij, die een uiterst bescheiden plaatsje in deze samenleving ontvingen. Daartoe is niet eerste vereischte geleerdheid en welsprekendheid wat daartoe gevraagd wordt, behoeft niet vooraf op vergaderingen en conferenties te worden uitgemaakt't is niet noodig, dat te voren een program van actie wordt opgesteld. 't Is veel eenvoudiger en ligt binnen 't bereik van eiken belijder van des Heeren naam. 't Is doen, wat onze hand vindt om te doen, en daarbij God danken in aller tegenwoordigheid. Dat gaat geen der kinderen Gods te hoog. God danken in aller tegenwoordigheid, dat is voor 't oog aller menschen zoo de zienlijke din gen gebruiken, dat ieder daaruit kan opmaken, dat we God als den Gever daarvan erkennen. We doen 't, zoo we leven bij het recht Gods over ons leven. Waarlijk, dat is geen kwestie van vooraan- of achteraan staan, van veel of weinig weten, maar 't is de kwestie van het geloof in de be loften Gods. Ze raakt daarom alle kinderen Gods en ieder werk, waartoe ze geroepen worden. Ieder werk, ook dat heel gewone werk, dat in huis en op school, op 't kantoor en in de fabriek, op de markt en in den winkel het dage- lijksche leven vult, en waarbij iedereen ons kan gadeslaan. Ja, dat werk allereerst moet gedaan worden, God dankende in aller tegenwoordig heid. Daarin moet uitkomen des christens eigen levensstijl. De levensstijl, op Gods beloften gefundeerd en met goeden moed opgetrokken. De levensstijl, die kracht openbaart, waar an deren den moed verliezen, die den weg vindt, waar anderen doelloos dwalen. De levensstijl, die de wereld jaloersch kan maken. De levensstijl van de gezegenden, die daarom ten zegen zijn. Terneuzen. G. W. VAN HOUTE. Dr. A, KUYPER. 1937 29 OCTOBER 1937. Dit nummer van de Kerkbode verschijnt op den historischen datum, 29 October, op welken dag vóór honderd jaar, Doctor Abraham Kuyper te Maassluis geboren werd. Een woord van herinnering aan dezen groote in Israël mag op dezen dag in ons blad dan niet ontbreken. Het kan niet meer zijn dan een kort woord van herinnering. Ook al zou de heele Kerkbode met nog een Bijblad gevuld zijn met artikelen over hem, dan nog zou dat vele weinig zijn en zeker ontoereikend om de groote beteekenis van het leven en den arbeid van den man, in wien God aan Zijn Kerk en aan ons volk zulk een rijke gave schonk, ten volle aan te wijzen. Daarom is het een verheugende gedachte, dat op velerlei wijze, door groote samenkomsten, door blad en boek deze groote figuur wordt in het licht gesteld. Als de Kerkbode zal verschenen zijn zullen reeds achter den rug liggen de samenkomsten in Amsterdam die van 28 October, waarop in den kring der Universiteit Dr. Kuyper zal herdacht zijn als stichter der Vrije Universiteit en die van 29 October, waarin hij zal geteekend zijn als nationale figuur en in zijn beteekenis voor de wetenschap, het staatkundig leven, het onder wijs, het sociale leven en de jeugdorganisaties. Dan zullen de groote kerkelijke bladen komen met uitgebreide herdenkingsnummers. Ook De Standaard kondigde zulk een uitgave aan. En reeds verschenen, naast de vroegere wer ken over Dr. Kuyper van Dr. Rullmann en Ds. Winckel e.a. nieuwe boeken en worden nog an dere geannonceerd. Met dit alles kunnen we ons troosten wan neer ons herinneringswoord maar kort kan zijn en we van het vele, waarvan gesproken zou kunnen worden, maar iets kunnen noemen. En we ons dan bepalen tot een tweetal dingen, waarin wij het voornaamste zien in het leven van Dr. Kuyper. Die zien we in zijn opkomen voor de eere der Heilige Schrift als zijnde het Woord Gods en in zijn ijveren voor de kerk, opdat die weer zou zijn het Huis Gods. We zeggen dit niet, omdat we ook maar eenigermate zijn beteekenis voor de wetenschap en voor het staatkundig en maatschappelijk le ven en wat hier nog meer te noemen is, zouden willen verkleinen. Maar al die arbeid zou ondenkbaar zijn, wan neer daar niet bij Dr. Kuyper ware geweest zijn volstrekt aanvaarden van de Heilige Schrift als Woord Gods. En die arbeid zou nooit zoo rijke vrucht hebben gedragen, wanneer er niet, vooral door zijn arbeid, ware gekomen, de reformatie der kerk, in de doleantiebeweging. Zoo was het bij hem niet van den aanvang af, dat hij in de Heilige Schrift eerde het Woord Gods. Toen hij in 1863 predikant werd te Beesd, was hij vreemd aan die gedachten, toegewijd leerling als hij was geweest van den beroemden Leidschen hoogleeraar Scholten. Een moderne gelooft niet aan een door God gesproken woord. Maar in Beesd bracht God hem, door zijn om gang met eenvoudige vromen, tot bekeering daar leerde hij God kennen in het aangezicht van den Heere Jezus Christus daar leerde hij ver staan, dat God tot ons spreekt door Zijn Woord en dat we ons aan dat Woord Gods moeten onderwerpen. En toen ging zijn oog ook open voor de v/aardij van de Heilige Schrift als Woord Gods en zag hij de bedenkelijke gevolgen, die de Schriftcritiek moest hebben voor de gemeente des levenden Gods. Godsdienst werd voor hem niet een zaak van stemming en gevoel, van wijding en sfeer, maar een dienen van God in Gods gemeenschap. Die gemeenschap met God was alleen mogelijk door het Woord Gods. En wat door ons voor Gods Woord is te houden staat alleen dan vast, als het gefundeerd is in de Heilige Schrift. Zoo vond hij de vastheid voor zijn denken de Schrift is het Woord Gods, en door dat Woord wil God tot ons spreken om door dat spreken ons Zijn gemeenschap te schenken en Zijn wil tot onze zaligheid ons bekend te maken. En vandaar uit is te verklaren zijn rustelooze arbeid om dat Woord Gods te doen verstaan en tot heerschappij te laten komen op het ge- heele terrein en op alle terreinen van het men- schelijk leven. Want God moet gediend worden. Zie hier een woord van hem „Alleen wie voelt, speurt, weet met den levenden God in persoonlijken omgang te staan en daarbij steeds de geestelijke bevinding toetst aan het Woord, gaat veilig, toont kracht, en handhaaft, voor zijn deel, de kracht der religie in zijn huis, in zijn kring, onder ons volk, en boezemt eerbied in tot zelfs aan den verachter van God en Zijn Woord." En hoe schoon is het beeld, waarin hij de be teekenis van de H. Schrift teekent, als hij die vergelijkt met een ceder „Houd dien ceder om, en nog een wijle zal het groen aan zijn omgehouwen stam nabotten. Maar wie, wie geeft ons straks een anderen ce der, wie aan de kinderen onzes volks een scha duw aan der zijne gelijk terug Dit, dit is het, waarom ik, niet als resultaat van geleerdheid, maar met de naïeviteit van het kindeke, weer in stil geloof, voor die Schrift ben neergebogen, voor die Schrift geijverd heb, en nu jubel in mijn ziel en God dank, als ik het geloof in die Schrift weer zie wassen. Ge weet, ik ben niet conserva tief, maar dit ja is nu mijn conservatisme ik tracht het looverdak van dien ceder voor ons volk te redden, dat het straks niet schaduwloos nederzitte in de dorre, de verzengende woestenij. Zóó als mijn Heiland aan Mozes en de Profeten geloofde, zoo en niet anders wensch ook ik aan de Schrift te gelooven. Want immers, wie in zake de Schrift den Christus van dwaling beschuldigt, randt hiermee het mysterie zelf aan, waarop heel Christus' Kerk gegrond staat, loochenende dat Hij zou zijn onze Heere, maar ook onze God." En naast dit eerste en voornaamste de strijd van Dr. Kuyper voor de Heilige Schrift als het Woord Gods, is als een tweede te stellen zijn ijveren voor de kerk als voor des Heeren huis. Dr. Kuyper had als weinigen de gave van het woord, het gesproken en het geschreven woord. Waar hij optrad als spreker verdrongen zich de scharen. Naar wat hij schreef werd gegrepen en het werd gelezen. Hij had van zijn God ontvan gen een hoofd, dat denken, een mond, die spre ken, een hand, die schrijven kon. Daarnaast be zat hij een groot organisatietalent. Dat toonde hij vooral in de organisatie van de anti-revolu tionaire partij. Door deze drie dingen wist hij de duizenden en de tienduizenden te bereiken. Maar dat alles, hoeveel ook, is niet genoeg zaam tot verklaring van den grooten invloed, die van hem is uitgegaan en waardoor de eerbied voor en de liefde tot Gods Woord en den dienst van God bij een groot deel van ons volk is ge wekt. Met zijn gesproken woord mocht hij een drie duizend menschen bereiken, met z'n geschreven woord enkele tienduizenden en door de organi saties op nog eens tienduizenden beslag leggen, als er niet meer ware geweest, zou hij nu niet veel meer zijn dan een historische figuur, zij het een groote historische figuur. Laten we de din gen maar eens nuchter bezien. Hoeveel menschen komen er op de vergaderingen van de Kiesver- eenigingen en van Patrimonium Is dat in den regel niet een bedroevend klein aantal En die vergaderingen zijn dan nog maar enkele in een jaar. Van beide hoogstens een twaalftal. Kan daarvan verwacht een omkeering van de geesten in breeden kring Hoevele waren de Standaard lezers, die wer kelijk den inhoud in zich opnamen. Ontbreekt niet bij menigeen, die toch van goede wille is, de gelegenheid daartoe. En ook hoe spoedig is wat men las weer vergeten Maar met de kerk is dat anders. Die vergadert eiken Zondag tweemaal. Daar komen niet maar enkele mannen, daar komen ze alle en daar ko men ook de vrouwen en de kinderen. Ook daar is het kwaad van het niet goed acht geven op wat gesproken wordt en het vergeten, maar daartegenover staat, dat eiken Zondag weer het Woord Gods gebracht wordt en opge wekt wordt Hem te zoeken en te dienen. Daarom is de beteekenis der kerk zoo groot. Dat wordt niet altijd zoo gezien. Er zijn er wel, die ijveren voor de doorwer king der beginselen van Gods Woord op staat kundig en maatschappelijk terrein, maar kerkelijk

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1937 | | pagina 1