UIT DE HISTORIE*
FEUILLETON*
BRANDING
VAN VERRE EN NABIJ*
bliotheek van een Meisjesvereeniging, maar dat
het daar een plaats heeft is niet genoeg.
Laten ouders hun dochter dit boek schenken,
opdat het haar eigendom worde en zij het rustig
kan lezen en herlezen en telkens, als zij weer
voor nieuwe vragen wordt gesteld, daarnaar kan
terugkeeren om zich te laten voorlichten en de
vrucht te genieten van de verstandige leiding,
die hier geboden wordt.
En laten de ouders het ook zelf bestudeeren
om zich te kunnen kwijten van hun belofte, om
niet alleen hun kinderen te doen onderwijzen,
maar ook zelf te onderwijzen.
Van dit boek moet spoedig een tweede druk
komen.
HEIJ.
DE CATECHISATIE.
School-, Huis- en Kerk-catechisatie, is de on
derscheiding, die de Vaderen op de Synode van
Dordt gemaakt hebben.
De predikant moest des middags of des avonds
geregeld den catechismus prediken, en dan op
zulk een wijze, dat de kinderen het konden vat
ten. De ouderen, die niet op school gingen, moes
ten door den predikant alle week onderwezen
worden. Zij, die ten avondmaal zich wilden be
geven, zouden drie of vier weken van te voren
naarstig onderzocht worden om beter rekenschap
van hun geloof te kunnen afleggen.
Gelukkig is men niet bij dit besluit van de
Synode van Dordt blijven staan, maar heeft men
later begrepen, dat er onderscheid is tusschen de
onderwijzing uit de catechismus in de bediening
des Woords en het onderwijs aan de jeugdige
onmondige leden der kerk.
Vooral in de vorige eeuw is begrepen, dat de
catechisatie een onderwijs is, dat eigen eischen
en behoeften heeft. Vele werken zijn dan ook
over dit onderdeel van het ambtelijk werk ver
schenen, die hier den weg wijzen.
Zoo komen we vanzelf tot de vraag wat is
dan nu het doel van de catechisatie Is dat om
de leerlingen nog wat Bijbelkennis bij te brengen?
Is het doel om naast het vele, dat ze leeren moe
ten, ze ook nog iets van een ander „vak van het
Rooster" te laten leeren Dus een leervak naast
de vele andere Heeft de catechisatie dus dit
doeldat het gevormd wordt tot een goed lid
der maatschappij
Neen
Het doel van de catechese is het onmondig
kerklid door middel van onderwijs op te kweeken
tot mondig lid van de gemeente des Heeren. Hier
hebben kerk en school geheel verschillende taak.
Als het kind op de catechisatie komt, dan is het
daar als kind des verbonds dat de doop ontvan
gen heeftniet als kind van christelijke of niet-
christelijke ouders.
De doop is uitgangspunt van heel het kerkelijk
onderwijs. Dat is het bij het schoolonderwijs niet.
Het jonge kerklid moet door het kerkelijk onder
wijs geleid worden van het eerste naar het twee
de sacrament. Dat doet de school niet.
x x
Ik zeg dat niet, om ook maar iets ten nadeele
van de christelijke scholen te beweren. Integen
deel. Maar ik stel hier eens gaarne principieel
tegenover elkander school en kerk, opdat die
ouders die beweren, dat „hun jongen of hun meis
je toch op school ook al uit den bijbel wat ge
hoord hebben, goed begrijpen zullen, dat school
en kerk twee gebieden zijn. En dat zulk een
beweren nooit eenig argument is om het kind niet
naar de catechisatie te zenden.
De kerk, en niet de school is geroepen om de
verbinding tusschen het eerste en het tweede
sacrament tot stand te brengen. De school kan
dat niet. Mag dat niet. Evenmin als een cate
cheet mag opleiden voor één of ander school
diploma in zijn qualiteit als catecheet.
Zoo is de kerk geroepen de schakel te leggen
tusschen het eerste en tweede sacrament, opdat
ze na belijdenis, de toegang verkrijgen tot dit
tweede sacrament.
Daarom staat ook elke catechisatie in het tee-
ken van het heilig ambt. Zij, die in de kerk ge
boren zijn, moeten ingeleid worden in de schat
ten van geestelijke kennis, die de kerk heeft ver
zameld. En het is jammer, zeer jammer, dat er
DOOR
K. H. M ARIN USSEN
69)
„Dat weet je wel beter. Ik dacht alleen, dat
je Lucie wel eens zoudt willen spreken. Eiken
morgen en middag zit zij een paar uur op."
„Lucie en ik moeten elkaar niet ontmoeten.
Dat wil het noodlot
„Dat is geen uitdrukking, Dolf."
„Pardon dan. Dat dulden de omstandigheden
nu eenmaal niet. We hebben het ook afgespro
ken."
„Wie Lucie en jij
Hoewel zij geheel op de hoogte was, vroeg
Annie, om hem te polsen.
„Ja, Lucie en ik. We zijn als de beste vrien
den gescheiden. Ik mag terugkomen, alsnu
ja, dat doet er niet toe."
„Ik weet wel, wat je bedoelt. Kun je dat niet
omschrijven, Dolf
„Ga alsjeblieft niet preeken, zus. Laat mij
maar aan mijn lot over. Het komt, om in jullie
terminologie te spreken, met mij óf in orde óf
niet in orde. Een andere keus is er niet."
„Maar als je nu wilt, dat het in orde komt..."
„Zeur niet", zeide hij ruw, „het geldt hier niet
het aantrekken van een ander jasje."
Annie zweeg, verschrikt van zijn bruusken
uitval, wat op haar gelaat te lezen viel.
zoo weinig gelegenheid is om hen die rijkdom
te laten zien.
Eenerzijds door de vele uren, die men in de
steden al heeft, anderzijds door het spoedige
einde en late begin van de catechisaties.
De kinderen moeten door trouw bezoek te
weten komen, dat zij de schakel zijn tusschen
voor- en nageslacht, opdat ze straks met bewust
heid dragers willen zijn van de belijdenis.
De kerk moet dus de aansluiting tot stand
brengen tusschen het verleden en het heden, naar
Jezus' woord de lammeren van de kudde te wei
den. Zoo is dus de kerk geroepen door haar
ambtelijke organen voor onderwijs en opvoeding
van, de doopleden der kerk te zorgen. En de
ambtsdrager, die deze taak moet vervullen, is
de ouderling, n.l. de ouderling, die arbeidt in de
leer, dat is de dienaar des Woords.
A. H. OUSSOREN.
BELGIË,
Van Zuster C. Dees, Terneuzen, ontvingen we
het verzoek om onderstaand schrijven over te
nemen. Het raakt de komst van Gods Koninkrijk
in België.
Waarde Lezers
'k Herinner me nog als den dag van gister, hoe
ik op den dag vóór Kerstmis 1935 aanbelde aan
de Gereformeerde Kerk, Lange Boomgaardstraat
21 te Gent, toen tevens pastorie van Ds. Ganze-
voort.
Ik werd in de studeerkamer gelaten. Na een
korte kennismaking kregen we 't over de school.
Ds. Ganzevoort vertelde me, waarom het nood
zakelijk was, dat men tot stichting van boven
genoemde school moest overgaan ik zal dat
hier maar niet meer vertellen, het heeft in de
voornaamste Christelijke dagbladen gestaan en
gaarne wil ik de circulaire, toen opgesteld, aan
hem of haar die er belang in stelt, opsturen
en Ds. Ganzevoort besloot„Wilt U nu onze
onderwijzer worden
We kwamen, om 't eens zakelijk uit te druk
ken, tot een accoord en toen ik wegging wist
ik, dat de school 7 Januari zou beginnen met 10
leerlingen, in de studeerkamer van den dominee,
die tot school werd omgevormd, 't Exploitatie
kapitaal bedroeg Frs. 1000, dat was 50.
De tijd, die ik nog vrij had, was een drukken,
maar ook een heerlijken tijd. Wat een spontane
hulp heb ik toen van alle kanten ondervonden,
en 6 Januari ging ik „bepakt en bezakt" met 5
zware koffers, die de heele schoolinventaris be
vatten, naar Gent.
Den volgenden dag kwamen mijn leerlingen op
school. Ze gedroegen zich als katten in een
vreemd pakhuis. „Was dat een schóól Niet
eens banken Wie zat er nu in een school op
stoelen, aan lange tafels! Dat kon nooit wat zijn."
't Wende gelukkig gauw. Toen de kinderen
zagen, dat het er in de Lange Boomgaardstraat
al had het dan ook uit- en inwendig weinig
van een school toch gewoon „schools" toe
ging, kregen ze vertrouwen in en liefde voor
hun schooltje.
In het begin moesten we ons met de leermid
delen natuurlijk erg behelpen. Maar langzamer
hand verbeterde dat. De nood maakt vindingrijk.
Allerlei kistjes voor eieren, graangewassen, ka
toen, enz. werden gemaakt vele fabrieken stuur
den ons op aanvraag reclame, o.a. platen, albums,
overzichten van de fabricage van hun producten,
die we goed gebruiken konden om de kale wan
den wat op te fleuren we kregen atlassen en
kaarten, kortom we zijn nu aardig ingespannen.
Dat was toch een aardigen tijd. U kunt zich
dat in Nederland misschien niet zoo voorstellen,
maar als er weer iets nieuws in de school komt,
was dat voor de kinderen en mij een groot eve
nement. Van alle kanten werd het bewonderd
en vooral als de kinderen zelf van thuis wat
meebrachten, of in de één of andere koffie- en
theehandel wat opgescharreld hadden, al waren
het maar een paar onnoozele ongebrande koffie-
boonen, dan werd het met trotsch aan me over
gedragen, voor de schoolverzameling.
U begrijpt, dat al deze aanwinsten, alsook mijn
grootere ervaring om met acht klasjes tegelijk
om te kunnen springen, het onderwijs sterk ten
goede kwam.
Langzamerhand zijn er ook meer leerlingen op
school gekomen. Elf nieuwe hebben we er nu
weer ingeschreven, maar omdat we in 't eerst
vooral veel oudere leerlingen hadden, zijn er ook
Hij had onmiddellijk spijt van zijn woorden.
„Vergeef me, Annie. Ik meende het niet zoo
erg. Maar je moet niet gaan bedisselen, 'k Heb
het kwaad genoeg met mijzelf. Moeder is veel
verstandiger. Zij praat nergens over."
Dus, overwoog Annie plotseling, had moeder
tóch gelijk Wendde Dolf dan inderdaad onver
schilligheid voor Of wilde hij zich niet ge
wonnen geven
„Spreek je Lucie morgen vroeg hij op ge
heel anderen toon.
„Ja. Vanzelf."
„Je zult wel zeggen, dat ik er ben en dat is
ook geen bezwaar. Maar zeg niets van ons ge
sprek. Zij behoeft ook niet te weten, dat ik in
mijn brieven aan jou naar haar informeerde. Het
wordt toch niets tusschen ons. De kloof blijft."
De laatste woorden sprak hij op heeschen
toon en hij verliet ijlings het vertrek. Met wan
hoop op het gelaat.
Het werd Annie nu in eenen duidelijkhij
worstelde aan allen kant en zijn onverschillig
heid was voorgewend.
De post bracht dien avond Dolf was weer
gewoon en vertelde op de hem eigen wijze eenige
vermakelijke voorvallen met smokkelaars aan de
grens een kort briefje van Frits, meedeelend,
dat hij plotseling eenige dagen verlof krijgen kon
en over Rotterdam naar Laarwoud dacht te rei
zen. Of Dolf met hem mede naar Laarwoud
ging. Dan kon hij vandaar naar Hulst terug
keeren.
Nu de mobilisatie al maar voortduurde en er
geen uitzicht op het einde kwam, was Lena met
haar spruit naar Laarwoud teruggekeerd.
vier afgegaan in deze 2 jaar. Die zijn het leven
ingegaan en geve God, dat ze nooit zullen ver
geten, in voor- en tegenspoed, Hem te zoeken
als hun Hemelschen Vader, die altijd voor hen
zorgen wil.
Ik weet, dat er in de klacht, dat er zooveel
vergeten wordt van hetgeen de kinderen op
school geleerd hebben, groote waarheid schuilt.
Voor vele dingen vind ik het nog niet eens zoo
heel erg, want als ze op onze scholen Hem heb
ben leeren vinden, die gezegd heeft„Laat de
kinderkens tot Mij komen", is dat dan geen reden
tot groote blijdschap
En daarom zijn we in Gent zoo blij met onze
„School met den Bijbel". Daarom durven wij U
ook te vragen of U ons in ons moeilijk werk wilt
steunen.
De ouders getroosten zich hier vaak wel groo
te offers, maar daar onze gemeente niet vele rij
ken en edelen telt, hebben wij Uw steun hard
noodig.
Mogen wij op Uw hulp rekenen Wij zullen
met groote dankbaarheid Uw gift in ontvangst
nemen.
J. P. SINKE.
Gent, 14 September 1937.
Belanrijk is de actie van onze Kerken in Bel
gië. Giften voor dezen arbeid kunnen gestort
worden op No. 211968 van den Ned. School met
den Bijbel te Gent, België. Dus heeft die school
een Nederl. gironummer.
A. H. OUSSOREN.
DE ETHISCHE RICHTING.
IX.
in de theologie (4).
De Schrift.
Openbaring Gods is volgens de ethische op
vatting geen mededeeling van woorden van
„leer", maar van leven. Het principieel verschil
tusschen algemeene en bizondere openbaring ver
valt zóó, al hebben zij nog wel oog voor eenig
onderscheid tusschen de openbaring in de schep
ping, onderhouding en regeering van alle dingen,
én die in de Heilige Schrift.
Openbaring is altijd persoonlijke levensmede-
deeling.
Leven uit God in den mensch over gestort
of dat nu geschiedt door middel van „natuur
ervaring" of door contact met een Augustinus of
Vinet, of door geestelijke „beleving" van een
bijbelwoord, dat maakt eigenlijk geen verschil.
Zoo is er geen oog meer voor de grootheid
van de Woordopenbaring, waarin de Heere zich
zóó diep tot ons heeft neergebogen, dat Hij, de
Almachtige als het ware een menschelijke stem
heeft aangenomen om tot ons te spreken van
zijne wegen.
Eveneens wordt het principieel onderscheid
tusschen de inspiratie of ingeving en de illumi
natie of verlichting des Heiligen Geestes uit het
oog verloren. Alleen de heilige schrijvers zijn
geïnspireerd, terwijl de verlichting beloofd is aan
alle geloovigen. Daubanton, van wien wij de
vorige keer een soortgelijk woord aanhaalden,
heeft dat onderscheid heelemaal geloochend toen
hij schreef
„De Heilige Geest bestuurde Paulus bij het
opstellen der Pastoraalbrieven; op wat grond zal
men zulks loochenen van een geloovig hoog
leeraar, die aan zijn studenten en oud-leerlingen,
biddende, wijze raadgevingen geeft
In dit opzicht kan men niet van een specifiek
onderscheid tusschen de Christenen en de Apos
telen gewagen." x)
Het spreekt vanzelf, dat zulke beschouwingen
van grooten invloed waren voor de waardeering
van de Schrift. Als de heilige schrijvers op pre
cies dezelfde lijn staan als wij allen, dan moet
ook het Boek, dat hun woorden bevat op één
lijn komen met gewone christelijke boeken. Dan
is het bizondere van den Bijbel niets bizonders.
Niets menschelijks is hem dan vreemd en met
het Goddelijke er in is 't ook al precies als met
het Goddelijke in uw en mijn woorden en brie
ven. Het is er misschien wel, maar 't zit verbor
gen tusschen een heeleboel menschelijke, zondige,
gebrekkige gedachten en woorden, soms als een
naald in het hooi. Wij zullen moeten zoeken om
het te vinden. De Heilige Schrift is in geen geval
feilloos en onfeilbaar. De Schriftkritiek heeft het
volste recht om haar gang te gaan. Sterker, het
is noodig, dat zij haar gang ga, mede door kri
tisch, nauwkeurig onderzoek zullen wij de naald
Met graagte aanvaardde Dolf de uitnoodiging,
zoodat hij den volgenden avond in Laarwoud
was, waar Lena hem met vreugde ontving. Frits
had haar geheel op de hoogte gebracht. Zij was
innig dankbaar, dat de verhouding in orde was
en sprak met geen enkel woord over het ge
beurde.
„Hoe ga je nu met Dolf om vroeg zij, toen
deze zich ter ruste had begeven.
„Kameraadschappelijk. Meer niet. Ik heb ook
leergeld betaald en ben tot een eenigszins ander
inzicht gekomen. Één avond, toen ik hem in
Nieuw-Namen opzocht, hebben we een ernstig
gesprek met elkaar gehad. Ik heb hem toen eer
lijk bekend, dat mijn verzet tegen zijn gaan naar
Leiden dom en kortzichtig was, want dat Am
sterdam in de gegeven omstandigheden, toch
geen baat zou hebben gebracht. Sindsdien spre
ken we daarover niet meer. En voor het overige
wacht ik af. Er valt niet te forceeren. Hij ver
keert in een heftigen tweestrijd, dat is klaar.
God geve, dat hij tot een helder inzicht komt."
„In elk geval ben ik al zeer verheugd, dat het
tusschen jullie in orde is", zeide Lena. „Jullie
moeten maar zooveel mogelijk met elkaar om
gaan."
,,'t Duurt niet lang meer."
„Waarom niet? Word je overgeplaatst?"
„Over enkele maanden wordt Dolfs compag
nie afgelost. Hij gaat naar Zuid-Beveland of
Walcheren. Dat is vast. Wat er met mijn batal
jon gebeurt, staat nog niet vast. Vermoedelijk
gaan wij naar Brabant, 't Is in elk geval wat
dichterbij."
Zij vlijde zich tegen zijn schouder.
in het hooi vinden, de goudkorrels in het erts
opsporen en niet langer steenkool voor goud aan
zien.
Zoo werd de deur wagenwijd open geworpen
voor de moderne schriftkritiek en hebben juist
ethische professoren als Valeton en Wildeboer,
de evolutionische beschouwingen betreffende het
Oude Testament doorgevoerd en het gezag van
het Woord Gods in breede kringen helpen
ondermijnen.
Zelfs een man als Gunning Sr. verklaart, dat
hij de kritiek van den wetenschappelijken onder
zoeker eenvoudig en zonder dat het hem ergert,
laat verklaren, dat de Profeten zich met hun gan-
schen tijd vergist hebben in bepaalde opzichten.
Dr. Cramer heeft zelfs beweerd „dat wij van
geen enkel woord en van geen enkele daad van
Jezus met volkomen zekerheid kunnen zeggen
zóó heeft Jezus gesproken, dat heeft hij gedaan".
En Prof. Baljon verklaart als zijn meening, dat
niemand aan opteekening van Jezus' woorden
heeft gedacht, toen Hij ze uitsprak. Aan die op
teekening werd toen nog geen behoefte gevoeld,
omdat de discipelen leefden in de verwachting,
dat de wederkomst van Christus zeer aanstaande
was. Zij dachten, dat Hij zou wederkomen in
de eerste generatie. Mattheüs 10 23 laat Jezus
zeggen, schrijft hij, dat de apostelen hun tocht
door Israëls steden niet voleindigd zullen heb
ben, voordat de Zoon des menschen zal gekomen
zijn. Eerst veel later, toen de eerste generatie
uitgestorven was, of gevaar liep uit te sterven,
zou de behoefte zijn ontstaan om Jezus' woorden
en daden schriftelijk vast te leggen.
Bij alle getrouwheid, behield men toen toch
zooveel later een zekere vrijheid in de weergave
van Jezus' woorden en liet men Hem wel eens
dingen zeggen, die men graag wilde, dat Hij ge
sproken zou hebben. Daarvan is Matth. 10 23
één voorbeeld uit volgens Baljon. Daar schrijft
Mattheüs als zijn eigen meening neer, dat de
Zoon des menschen n.l. heel spoedig zal weder
komen nog vóór dat de apostelen hun evange-
lisatietocht langs Israëls steden voltooid hebben,
maar Mattheüs schrijft zijn eigen woorden neer
alsof het de woorden van Christus zijn. Hij laat
zijn eigen gedachten door Jezus uitspreken, doet
het voorkomen alsof het woorden van Christus
zijn. Aldus verklaart Baljon dit vers.
Op deze manier wordt Mattheüs natuurlijk een
hoogst onbetrouwbaar schrijver, en met hem alle
evangelisten en apostelen, die zich aan zulke
praktijken schuldig maken. In rond Hollandsch
gezegd worden zijmisleiders.
Wat nu de uitlegging van dit bepaalde vers
betreft, zeker, die plaatst voor een moeilijkheid.
Hoe bedoelt Jezus dit
De verklaring van Baljon, dat stellen wij voor
op, is zéér gezocht en mag de naam van verkla
ring eigenlijk niet dragen, wijl zij geheel is in
gegeven door het standpunt van den uitlegger.
Pas als men er van uit gaat, dat de schrijvers
feilbare en inderdaad feilende menschen waren,
en als men met deze vooropgezette meening tot
zoo'n vers nadert, kan men tot deze verklaring
komen, dat Mattheüs zijn eigen woorden zou
neerschrijven alsof 't Jezus' woorden waren.
Doch om maar te zwijgen van de drie ver
klaringen, welke Prof. Grosheide mogelijk acht,
is het de moeite waard eens te letten op de heel
nuchtere, voor de hand liggende uitlegging die
de kantteekening geeftJezus zal weer bij u
komen of u ontmoeten voor dat gij uw reis vol
tooid hebt.
De uitlegging van dit vers is niet meer dan
een voorbeeld van de methode der schriftkritici.
Meer dan een voorbeeld bedoelden wij niet te
geven, maar uit dit voorbeeld blijkt de funeste
methode van schriftondermijning. Men kan dan
nog wel beweren de Schrift toch in eere te hou
den, men kan, zooals Dr. Gerritsen onderschei
den tusschen vorm en inhoud, en zeggen de vorm
is hoogst gebrekkig, maar de inhoud is toch Gods
eeuwige waarheid, in het gebrekkige hulsel zit
nog het Woord Gods, men kan zeggen, de Schrift
is niet het Woord, maar in de Schrift is het
Woord, doch zulke beweringen gemakkelijk te
geven als zij zijn beteekenen weinig. De vraag
is toch direct, wat behoort tot de gebrekkige en
feilbare vorm en wat is nu de goddelijke inhoud;
wat mag ik nu voor Gods Woord houden én
wat moet ik als menschenwoord van Mattheüs
en Lukas en Paulus beschouwen Het Woord
Gods moet dan uit den Bijbel worden uitgezocht,
„Wanneer komt er toch een eind aan deze
ellende, Frits
„God alleen weet het, lieveling. We moeten
alleen op Hem ons betrouwen stellen. Als wij
dat niet doen, is het leed heel niet te dragen."
Hij greep den bijbel, om als vroeger te
eindigen.
„Waarom heb je het niet gedaan toen Dolf
nog beneden was
,,'k Heb er aan gedacht, maar achtte het van
avond beter, het niet te doen. Morgenavond zal
ik het hem vragen. Wenscht hij er niet bij te
blijven, dan kan hij altijd naar boven gaan."
Frits las een troostpsalm.
„Ik lees vaak in de psalmen", zeide hij. „Het
is treffend, zooals zij verkwikken."
Dan vouwde hij de handen, bad voor vrouw
en kind, voor land en volk en voor Dolf.
„Heere, schenk Gij hem het volle licht. Breek
dat weerbarstig hart, dat zonder vrede is en dat
U zoekt."
„Geloof je werkelijk, dat Dolf God zoekt?"
vroeg Lena. „Hij maakt op mij dien indruk niet."
„Oppervlakkig beschouwd, heb je gelijk. Maar
ik ben er van overtuigd, dat hij zoekende is. Zijn
tegenwoordige staat bevredigt hem niet. Dat heb
ik bemerkt aan tal van uitlatingen, ook al waren
ze vaak bitter. We moeten afwachten, Lena."
Den volgenden morgen fietste Frits naar zijn
ouden vriend Meulemans, die verbaasd was, hem
te zien.
Alweer in het dorp Of ben je weggejaagd
lachte hij, noodend „Kom binnen man".
(Wordt vervolgd)