No* 38 Vrijdag 17 September 1937 51e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND, UIT HET WOORD, DADERS DES WOORDS* UIT DE HISTORIE* ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 DE WANDEL DER GELOOVIGEN. „Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker ver wachten, namelijk den Heere Jezus Christus." Philipp. 3:20. De apostel Paulus wijst hier de gemeente te Philippi op den wandel der geloovigen. Tevoren had hij haar opmerkzaam gemaakt op den wan del van de vijanden van het kruis van Jezus Christus. Tusschen dezen tweeërlei wandel be staat een diepgaand wezenlijk onderscheid. De wandel der laatsten is een wandel, die ten doode voert. „Maar onze wandel is in de hemelen." „Onze wandel is in de hemelen." Deze be tuiging van den apostel klinkt ons bij het eerste hooren eenigszins vreemd. Hoe, zoo vragen we, kan van de geloovigen worden gezegd, dat zij wandelen in de hemelen Zij zijn toch hier op aarde in den strijd des levens Zeker, dit laatste is metterdaad 't geval. Maar dit ontkent de apostel hier dan ook niet. Hij wil met zijn betuiging „Onze wandel is in de hemelen" slechts dit te kennen geven wij heb ben in den hemel ons vaderland, en ons verkeer is als burgers van het Koninkrijk Gods. Welk een geheel ander leven is dit dan dat van hen, wier leven op aarde is Zeker, ook Gods kinderen leven op aarde, temidden van het aardsche. Ook zij genieten van het goede der aarde. Maar zij beschouwen en gebruiken dat als 's Heeren goed. Zij bedoelen daarmee de eer van hun God. Zoo krijgt het aardsche eerst de rechte waarde, en wordt God ook in Zijn stof felijke gaven verheerlijkt. Lezer, is ook üw wandel in de hemelen Dan zijt ge reeds hier in beginsel zalig. Maar dan laat ge u daardoor niet tot een zalig niets-doen verleiden. Integendeel, dan zoekt ge met uw gansche hart den wil van uw Vader, Die in de hemelen is, te beoefenen. Dan zoekt ge in elke levensverhouding, in uw persoonlijk en huiselijk leven, doch ook in het leven van Kerk, Staat en Maatschappij, de ordinantiën van uw God te doen zegevieren. Dan begeert ge ook als kin deren van uw hemelschen Vader in gemeenschap met Hem te leven. Maar ook, wanneer uw wandel in de hemelen is, dan is het verlangen van uw hart gericht op den gestadigen wasdom en bloei van uw gees telijk leven. Dan jaagt ge naar de volmaaktheid, naar het wit tot den prijs der roeping Gods. Dan grijpt ge met al uw macht naar het eeuwige leven. Dan wordt uw verlangen steeds sterker, om Jezus gelijkvormig te worden, en in Hem uw leven, uw troost en uw steun te zoeken. Dan bedenkt ge ook de dingen, die boven zijn. Dan verlustigt ge u in de kennis Gods, in de dingen van het verbond der genade, in het welzijn van uw lichaam en ziel. Dan is uw einde het eeuwig Vaderhuis, waar Jezus ook voor u heeft plaats bereid. Eens zal Hij wederkomen en u tot Zich nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Hij is. Ja, eenmaal zal Christus uit den hemel tot deze aarde wederkomen. Hierop doelt ook de apostel, als hij in 't slot van vers 20 schrijft „waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, n.l. den Heere Jezus Christus". Of, gelijk et- eigenlijk staat„waaruit wij ook als Zaligmaker den Heere Jezus Christus verwachten". Ja, wij verwachten Hem als Zaligmaker. Als Zaligmaker heeft Jezus Zijn bloed gestort, den losprijs voor alle zonden betaald, en den weg naar den hemel gebaand. Als Zaligmaker is Hij heengegaan naar den hemel, gekroond met eer en heerlijkheid. Als Zaligmaker komt Hij weder om te oor- deelen, om ons tot Zich te nemen in eeuwige heerlijkheid. Alsdan verwachten wij Hem. Doch als zoodanig kunnen Zijne vijanden Hem niet verwachten. Neen, voor hen zal Hij in den dag des oordeels geen Zaligmaker, maar alleen een wrekend Rechter zijn. Maar wij, wier wan del in de hemelen is, wij zien met sterk verlangen uit naar Jezus' dag. Dan toch zal Hij, naar Zijn belofte, zich openbaren, en bewijzen onze vol komen Zaligmaker te zijn. Kent gij ook persoonlijk dat uitzien, lezer Verwacht ook gij den Heere Jezus als uw Zalig maker uit de hemelen Of is uw verwachting alleen van deze aarde Dan zult gij zeker eens met haar vergaan. Doch indien ge in den hémel uw schat hebt, dan hebt gij ook daar uw hart. Dan zijn uw oogen naar boven gericht. Dan is uw wandel in de hemelen. God geve, dat gij steeds meer moogt leven en wandelen in de zalige verwachting van de verschijning van onzen grooten God en Zalig maker, Jezus Christus. Middelburg. D. BREMMER. DE LIEFDE IS DE MEESTE. II. Ook van het geloof en de hoop kan worden gezegd, dat ze blijven, wanneer het volmaakte zal gekomen zijn. En dat ook het geloof blijft, wordt duidelijk, wanneer we het woord geloof nemen in z'n grondbeteekenis vertrouwen. Voor geloof, voor vertrouwen in God zal er ook dan plaats zijn, wanneer het volmaakte zal gekomen zijn. Als men zegt, dat een kind geloof heeft in z'n vader, vertrouwen heeft in z'n vader, wil dat niet zeggen, dat zulk een kind dien vader niet zou zien. Ook dan, als dat kind z'n vader ziet, kan worden gezegd, dat hij geloof, vertrouwen heeft in z'n vader. Als het mag zijn, dat de kinderen Gods in den hemel God zullen mogen zien gelijk Hij is 1 Joh. 3:2), dan is daarmee niet gezegd, dat er voor hen in God ook niet verborgenheden zouden blijven. De eindige mensch zal nooit den on- eindigen God kunnen doorgronden. In 1 Cor. 2 10 spreekt Paulus van de diepten God, die alleen de H. Geest kan doorgronden. Zoo zal er ook dan geloof noodig zijn. Geloof als bewijs van de dingen, die men niet zien kan (Hebr. 11:1) om in God vertrouwen te hebben. Door dat geloof zullen de zaligen zich ver zekerd houden van Gods trouw in het handha ven van hun zaligheid en in het vervullen van al Zijn beloften. In den hemel zal er een heerlijk vertrouwen zijn in God, een vertrouwen, dat door geenerlei twijfel zal geschokt worden. En dat vertrouwen is het blijvend geloof. En zoo zal daar ook de hoop blijven. Stel in de plaats van het woord „hoop" het woord „verwachting" en ge verstaat, dat de verwach ting ook dan niet ontbreken kan. Zou het leven in den hemel wel een zalig le ven kunnen genoemd worden, wanneer het een leven was zonder eenige verwachting, zonder eenige hoop, omdat alles altoos precies eender bleef En is dit niet juist wat in uitzicht gesteld wordt, dat daar zal zijn een voortschrijden van heerlijkheid tot heerlijkheid Zeker, daar zal zijn een zien van het gehoopte heil. En voorzoover dat gehoopte heil al gezien wordt, zal er geen plaats zijn voor de hoop. Wat men ziet, waarom zal men daarop hopen Maar de zaligen zullen in eens niet alles zien. Er zal altijd nog blijven, wat ze nog niet gezien hebben en de verwachting daarvan zal het hart met blijdschap vervullen de verwachting, dat ze nog heerlijker dingen zullen zien. Het geloof, dat ook daar blijft, en een bewijs is van de zaken, die men niet ziet, zal dan ook een vaste grond zijn van de dingen, die men nog hoopt. Terecht maakte een uitlegger (Ds. J. v. An- del) hier een vergelijking met de inbezitname van Kanaan door het volk Israël. Als Israël Kanaan mag ingaan, is die belofte vervuld. Daarop konden ze dan niet meer hopen. Maar dat ingaan in Kanaan bracht weer andere verwachtingen, immers van het goede, dat ze in dat goede land zouden mogen genieten. Met het ingaan in het hemelsche Kanaan houdt niet alle verwachting op. Ook daar blijft de hoop. „Het leven daar" om nog een woord van Ds. J. v. Andel aan te halen „is geen rond wenteling in een cirkel, geen verstijving van het oogenblik, geen eindeloos eenerlei. Het is een leven van dienen (Openb. 22 3b) en van heer- schen (Openb. 22 5) en reeds daarom rijk aan afwisseling, gegrond in de onderscheiden ont vouwingen en openbaringen van de volheid van hun leven. Daarom is er plaats voor verwach ting de inbezitgenomen heerlijkheid zelve is voorwerp van verwachting geworden, zoo n.l. dat de zaligen steeds nieuwe heerlijkheid ver wachten." Zoo blijft dan geloof en hoop, evenals de liefde. Zoo blijven deze drie. En de meeste van deze drie is dan de liefde. Hoe is dan te verstaan, dat van deze drie de liefde de meeste is Hier zou geenerlei moeilijkheid zijn, wanneer alleen van de liefde kon worden gezegd, dat ze bleef. Dan zou in dat blijven de meerderheid van de liefde boven geloof en hoop uitkomen. Maar als nu ook geloof en hoop blijven, kan daarin niet de meerdere heerlijkheid van de liefde worden gezien. En toch verklaart Paulus, dat de liefde de meeste is. Ook bij deze uitspraak van den apostel kan de gedachte opkomen aan een tegenspraak met zichzelf. Hoe hoog toch is de beteekenis, die Paulus toekent aan het geloof In onderscheiding van Petrus, dien men wel noemt den apostel van de hoop, en van Johannes, die dan de apostel van de liefde zou zijn, wordt voor Paulus de naam gereserveerd van apostel des geloofs. Paulus vooral wijst op de beteekenis van het geloof dat we door het geloof rechtvaardig zijn voor God en erfgenamen van het eeuwige leven. Het geloof is de wortel, waaruit de hoop op komt en ook de liefde. Er is geen liefde zonder het geloof. Hoe kan Paulus dan zeggen, dat de liefde toch meer is dan het geloof Het is dan ook noodig te waken tegen een hier dreigend misverstand, als zou de liefde in alle opzichten meer zijn dan het geloof. Hier gaan de Roomschen een dwaalweg op. Zij redeneeren dan als volgt als het geloof al rechtvaardigt, dan zal de liefde, die nog meer is dan het geloof, nog meer rechtvaardigen. En zoo meenen ze te kunnen weerspreken de waarheid die in den tijd der Reformatie weer op den voorgrond gesteld werd dat we alleen door het geloof rechtvaardig worden zonder ver dienste van eenig goed werk. Zoo meenen ze een verdienende plaats te kunnen geven aan de goede werken, die uit liefde gedaan worden. Dat hier dan echter een misverstand is kan gemakkelijk worden aangetoond. Calvijn doet het met enkele geestige voorbeelden. Daaruit, dat de liefde meer is dan het geloof zoo zegt hij concludeeren de papisten, dat zij dan ook krachtiger is om de menschen te rechtvaardigen. Maar zoo is zijn antwoord dan zal een koning ook beter kunnen ploegen dan een land man en beter een schoen kunnen maken dan een schoenmaker, want een koning is meer dan een landman en een schoenmaker. Dan zal een mensch ook harder kunnen loopen dan een paard en zwaarder lasten kunnen dragen dan een oli fant, want een mensch is meer dan een dier. Het ongerijmde en dwaze van de redeneering der Roomschen blijkt zoo wel duidelijk. De fout schuilt hierin, dat men verzuimt er up te letten, waarin een koning meer is dan een landman en een schoenmaker en waarin de mensch uitmunt boven het dier. Toch niet in alle opzichten steekt een koning uit boven andere menschen. En niet in alle op zichten overtreft de mensch de dieren. Telkens moet worden gevraagd in welk op zicht er die meerderheid is. En zoo moet ook hier worden gevraagd, in welk opzicht de liefde meer is dan het geloof ZENDINGSFILM. Uit het verslag van het Comité „Java-Soemba- film", dat ons dezer dagen werd toegezonden, willen we iets memoreeren, dat betrekking heeft op de drie Zuidelijke provincies. Daaruit bleek ons, dat in 67 kerken de Mage- langfilm was vertoond. Er zijn in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg 86 kerken, alzoo ge schiedde dit nog niet in 29 kerken. Voor Zee land niet in 18 kerken, n.l. 2 in de Classis Axel, 4 in de Classis Goes, 4 in de Classis Middelburg, 2 in de Classis Tholen en 6 in de Classis Zie- rikzee. We weten niet wat de reden is, waarom in die kerken de film van ons eigen Zendingster rein nog niet werd geprojecteerd. We hopen, dat het geen onoverkomelijke redenen zullen zijn en men daar alsnog tot het besluit zal komen de gemeente in de gelegenheid te stellen, ook door deze film, nader kennis te nemen van het werk en de werkers op ons eigen terrein. Dit kan toch wel gezegd worden, dat de be langstelling en liefde voor het Zendingswerk daardoor worden versterkt. Nu zou het kunnen zijn, dat men finantieele bezwaren had. Als regel gold den laatsten tijd, dat een kerk aan het Comité 25.a 30. moest garandeeren. Wat dan meer ontvangen werd kwam voor de helft ten goede aan het Comité, voor de andere helft aan de plaatselijke Zendingskas. In die bepaling zou voor kleinere kerken met terdaad een groot bezwaar liggen, omdat de op brengst wel eens ver beneden dat bedrag zou kunnen blijven en men dan voor groote uitgaven zou komen te staan, die de Zendingskas niet toeliet. We kunnen echter meedeelen, dat dit bedrag van 25.niet vaststaat. In een schrijven aan de leden der Commissie van bijstand lezen we, dat aan Mej. Tj. Visser is opgedragen bij elke aanvrage, die inkomt, een overeenkomst aan te gaan, die aan 't Comité geen finantieele schade, maar althans eenige winst bezorgt. Men kan dus met Mej. Tj. Visser hierover correspondeeren en dan nog beoordeelen of de voorwaarde, die zij meent te moeten stellen te bezwaarlijk zijn. Haar adres is Verl. Lodewijkstraat 6e, Gro ningen. Het zou tot voldoening strekken, wanneer kon worden gezegd, dat de film van ons eigen Zendingsterrein in al onze kerken was vertoond. HEIJ. DOLEANTIE. In verband met de Doleantieherdenking te Middelburg is het volgende merkwaardig om mede te deelen Hoewel op 8 Maart 1887 hier de Doleantie plaats had, wordt er in de notulenboeken van de Christelijk Gereformeerde Kerk (Ds. Littooij) met geen woord melding van gemaakt tot 3 Nov. 1887. In die notulen staat het volgende: Art. 8 (laatste artikel). Ingekomen een schrijven van den Kerkeraad der Ned. Geref. Kerk (doleeren- de) alhier. Inhoudende de vraag, welke weg moet worden ingeslagen om tot vereeniging te geraken en alzoo het optreden in welgeordend verband van alle Geref. Kerken in deze landen voor te bereiden. Na voorlezing van dit schrijven wordt dooi den Leeraar overgelegd een concept antwoord, hetwelk ook wordt voorgelezen, daarna bespro ken en met meerderheid van stemmen in zijn geheel wordt aangenomen. Verder wordt besloten om op Donderdag 10 Nov. a.s. biduur te houden en daarna met de manslidmaten het te geven antwoord te bespre ken. De ingekomen brief van de doleerende kerk luidt als volgt Aan den Eerw. Kerkeraad van de alhier gevestigde gemeente der Christelijke Gereformeerde Kerk. Genade en vrede zij u van God den Vader door Jezus Christus onzen Heere, in de gemeen schap des Heiligen Geestes. Zeer waarde Broederen in onzen Heere Op het Synodaal Convent door eenige aan de hiërarchische organisatie van 1816 ontkomene kerken op 28 Juni j.l. en volgende dagen te Rot terdam gehouden, is o.m. ook de droeve om standigheid ter sprake gekomen, dat vele min naars der Gereformeerde belijdenis die als een overblijfsel door den Heere in dit ons goede land waren overgelaten, vooralsnog niet onder een zelfde Kerkregeering leefden. De vergadering uit omstreeks 300 broederen bestaande, vereenigde zich tengevolge van deze bespreking eenpariglijk met deze navolgende resolutiën Op de vraag dewijl reeds sedert lang onder scheidene malen een deel der geloovigen tegen de aanranding van Jezus' Koninklijke Heerschap pij door de Synodale Hiërarchie in verzet is ge komen, en reeds sedert 1834 meerdere groepen dezer broederen zelfs op uitgebreide schaal tot kerkelijke regeling zijn overgegaan, zoo wordt gevraagd, welke weg moet worden ingeslagen om met deze groepen tot vereeniging te geraken en alzoo het optreden in welgeordend verband van alle Gereformeerde Kerken in deze landen voor te bereiden. Is geantwoord Uitgangspunt behoort te zijn, de onverzwakte, besliste belijdenis, dat al diegenen, die eenzelfde belijdenis der waarheid zijn toegedaan, en in de Kerkregeering zich voegen onder eenzelfde Ker kenordening, kerkelijk niet op den duur geschei den mogen blijven en niet mogen rusten tot alle zonen van hetzelfde huis weer in een verband van kerkelijke gemeenschap vereenigd zijn. (Wordt vervolgd) A. H. OUSSOREN.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1937 | | pagina 1