FEUILLETON*
BRANDING
ZENDING.
ANTIFEL.M1V
Toch teekende onder de uiteenloopende ge
voelens zich reeds vroeg de richting van Beets
de la SausayeVan der Brugghen af. Eerst ne
gatief.
In de afkeer van de objectieve „vermaning en
leer des Heeren".
Een christelijke opvoeding is zeer zeker niet
zulk een, waarin veel gebeden, gekerkt en in den
Bijbel gelezen wordt, omdat christelijk nooit kan
zijn iets uiterlijks schreef Dr. J. H. Gunning Wz.
„Wij mogen tegen niemand en allerminst tegen
onze kinderen zeggen „als gij een Christen wilt
zijn, dan moet gij dit of dat belijden." 2)
Hier is de afkeer van de objectieve leer aan
't woord.
Maar hoe dan wel
In den grond der zaak is het Christendom vol
gens deze ethische opvoedkundige, met het vol
maakt natuurlijke te vereenzelvigen. De eischen
van het Christendom gaan lijnrecht tegen het
vleesch in, maar toch beantwoorden zij aan de
waarachtige aanleg en diepste behoeften der men-
schelijke natuur. Het Christelijke is het eigenlijke
normale en het ware normale is Christelijk.
De vraag is nu echter maar, wie zal uitmaken
wat nu dat eigenlijke normale is. Daar hangt
alles van af.
Zal de Heilige Schrift, dat uitmaken en be
palen of niet
Indien de Schrift het uitmaakt komen wij toch
weer terecht bij een objectieve leer en een be
lijdenis.
Men komt daar echter niet.
Het ethische standpunt zoekt de vaste grond
in het subject en binnen het individueele subject,
nader in de „persoonlijkheid" van den mensch,
zooals wij gezien hebben.
Dezelfde Gunning schreef, dat het Christendom
in de allereerste plaats in hart en nieren indivi
dualistisch is en dat de waarachtig christelijke
opvoedkunde deze is, die de persoonlijkheid eer
biedigt als Gods onaantastbare schepping.
De persoonlijkheid Gods onaantastbare schep
ping.
Men lette op zoo'n uitdrukking.
Daarin zijn dezelfde gedachten te proeven,
welke wij de vorige keer in de staatkundige denk
beelden van Mr. van der Brugghen aanwezen.
De persoonlijkheid van den mensch is een sou-
verein deel in hem. Zij staat boven de rest van
al wat God geschapen heeft, als het gebied der
vrijheid boven dat van de dwang.
Die persoonlijkheid daarmee heeft de
mensch deel aan God den Souverein zelf. Alles
is door de zonde aangetast uitgezonderd deze
souvereine, vrije kern in den mensch.
Gij gevoelt op welk gevaarlijk terrein wij hier
komen. Wanneer ethische geesten den nadruk
leggen op de persoonlijke overtuiging en het per
soonlijk geloof van den onderwijzer in de school,
van vader en moeder bij de gezinsopvoeding, dan
erkennen wij graag het groote belang daarvan,
dat de opvoeders mannen en vrouwen zijn die
den Heere vreezen, maar dat erkennende mogen
wij toch het objectieve niet loslaten. En aller
minst mogen wij het zwaartepunt leggen in „de
persoonlijkheid" van den opvoeder. Dat doet
deze richting en hier ligt weer het karakteristieke
van de ethische richting bloot.
Daar hangt nog een kwestie mee samen.
De kwestie van het gezag en het ambt.
Alle gezag wordt in deze kringen teruggeleid
tot zedelijk overwicht, tot persoons-gezag, beter
tot invloed van „de persoonlijkheid", tot aanleg.
Dat is het goddelijke in het gezag.
Het goddelijk leven, dat in iederen individu-
eelen mensch, in zijn persoonlijkheid, tot open
baring komt, toont zich in duizenden schakeerin
gen. Dat goddelijke leven nu, dat in de persoon
lijkheden zich openbaart, treedt vanzelf met ge
zag op, dwingt ontzag af.
Dat alleen.
Aan dogma's op zichzelf genomen d.w.z. los
gemaakt van de gezaghebbende persoonlijkheid,
van welke zij uitgaan of door welke zij worden
aanvaard, kan geen gezag worden toegekend.
Aan een ding ook niet. De belijdenis, de Kerk
kan geen ontzag hebben. Alle gezag wortelt in
het geheim der persoonlijkheid andersoortig
gezag bestaat niet.
Hier wordt de doodsteek gegeven aan het
ambtelijk gezag.
Wortelt het gezag van de overheid in de per
soonlijkheden der regeerders
Dat zeggen de hedendaagsche fascisten. Hun
dictator is de sterke man, die ontzag afdwingt
door zijn persoonlijkheid. Aan zijn persoonlijk
heid ontleent hij z'n "recht.
DOOR
K. H. M AR1NUSSEN
64)
,,'k Heb er nog eens ernstig over nagedacht",
zei Dolf iets later tot den wachtcommandant.
„Deze week ga ik eens naar Hulst. Zóó is het
toch niet goed."
„Een heel verstandig besluit", vond Ever-
aards, die met moeite zijn voldoening bedwingen
kon.
Meer zei hij evenwel niet. Hij zag. dat Dolf
genoeg met zichzelf te doen had.
Bij dezen was het besluit gerijpthij moest
steun van Frits hebben Frits, die wist.
Zonder dat Dolf het bemerkte, schreef Ever-
aards een klein briefje aan den luitenant Wol-
dinga met de simpele mededeeling, dat diens
broeder het voornemen te kennen had gegeven,
in den loop van die week naar Hulst te zullen
gaan. De luitenant kon zijn broer dus wachten.
Aan een soldaat, op weg naar Hulst, werd in
den loop van den voormiddag het briefje mee
gegeven, zoodat Frits het spoedig ontving, 't met
verbazing en blijdschap lezend.
Zijn besluit was spoedig genomenhij zou
niet op Dolf wachten, maar dien eigen avond
nog naar Nieuw-Namen gaan en hem te spreken
vragen, zonder te laten merken, dat sergeant
Everaards hem op de hoogte had gebracht.
Maar het gezag van de ouderlingen in de kerk,
van de ouders in het gezin, van den gezagvoerder
op z'n schip, ligt dat in zijn persoonlijkheid Dat
moeten wij volstrekt ontkennen.
Neen, heelemaal niet in de persoonlijkheid,
maar in zijn roeping van Godswege.
In zijn ambt.
God roept soms zwakke karakters tot hooge,
verantwoordelijke posten. En wij zullen ze daar
eeren om hun ambt. Niet de aanleg maar het
ambt.
Niet de mensch, maar God.
Deze dingen zijn van geweldige beteekenis.
Indien het beginsel van het „ambt", van de
objectieve roeping Gods wordt losgelaten, gaat
men over naar het terrein van de anarchie en
de revolutie, in kerkelijke en wereldlijke regee
ringen. omdat de ordinanties van God worden
losgelaten. En de mensch op den troon gezet.
Die vrije, hooge en „heilige" persoonlijkheid is
een fictie. In werkelijkheid bestaat zij niet. Wij
zijn in alle opzichten onderworpen aan Gods
ordinantiën, die wij uit Zijn werken bij het licht
van Zijn Woord kunnen leeren kennen en moe
ten eerbiedigen.
Brouwershaven. J. MEESTER.
1) M. E. Kluit. Het Reveil in Nederland, 273.
2) J. van der Sluis. De ethische richting.
Magelang, 17 Augustus 1937.
Amice
De 4de Juli was weer een mooie dag op het
Zendingsveld der 3 Zuidelijke Provinciën. Het
was de eerste Zondag van de groote vacantie,
die hier in de maand Juli valt. Magelang lijkt
wel uitgestorven. De meesten zijn uitgegaan, heb
ben voor die maand een huisje gehuurd in de
bergen, in de kou, waar men weer nieuwe krach
ten hoopt op te doen voor het jaar, dat in het
warmere klimaat van Magelang weer zal worden
doorgebracht.
Het is stil in Magelang. De Hollandsche Kerk
heeft op dien dag maar weinig hoorders de
meeste plaatsen zijn onbezet en je kunt het mer
ken aan den aanloop. Alles is nu rustiger, on
gewoon rustig.
Maar in de Chineesche Kerk en de Javaansche
Kerk is het anders beide zijn geheel vol plaat
sen tekort. Onder de Chineezen zijn er maar een
enkele, die met vacantie wegtrekt, onder de Ja
vanen wat meer, maar dat getal beperkt zich
tot de onderwijzers. De Chineesche Kerk is bij
zonder vol. 't Is ook een bijzondere dag 18
Chineezen zullen de Heilige Doop ontvangen.
De meesten zijn vrouwen. Daar zitten ze op de
eerste rij 't is een respectabel getal. Ook voor
Juffrouw Baarbé is het een blijde dag de eerste
vrouwen en meisjes, die zij onderwezen heeft,
zullen worden gedoopt. En in deze samenkomst
zit ook mijn vrouw en de nieuwe Dominé Ds.
van Nes en Mevrouw het is hun eerste Ma-
leische samenkomst, waarin ik een kort wel
komstwoord spreek en een lid van den Kerke-
raad goede wenschen aanbied, die door Juffrouw
Baarbé in het Hollandsch werden overgebracht
en waarin tenslotte Ds. van Nes z'n eerste Ma-
leische woorden richt tot de gemeente.
Het was een gevoel van weelde, dat ons een
oogenblik beheerschteJuffr. Baarbé, die zich
voor het werk gaf, een nieuwe Ds. en een nieuwe
Ds.' vrouw, een volle Kerk en 17 Chineesche
mannen en vrouwen, die den H. Doop begeeren.
De dienst verliep normaal. Ik preekte kort over
Romeinen 10 9, lees het Doopformulier en dan
breekt het plechtige oogenblik aan. De doop-
candidaten staan van hun plaatsen op er komt
spanning het is nu doodstil in het Chineesche
kerkgebouw, waar het anders nog wel eens wat
rumoerig kan zijn. De vragen werden gedaan en
dan klinkt het woord, waarin zij hun geloof be
lijden. Daarop houd ik een korte toespraak
enkele vrouwen zijn diep onder den indruk en
kunnen hun gevoelens maar nauwelijks beheer-
schen.
Nu knielen ze op de kussens, die daar neer
gelegd zijn. Ze vormen een halve cirkel de kin
deren, die gedoopt zullen worden staan bij hun
moeder de baby in haar armen en terwijl de
Chineesche ouderling het Doopbekken vasthoudt,
schrijden we langs de doopcandidaten, hen doo-
pende. De gemeente zingt Ps. 1343, dat op
het bord uitgeschreven staat we bidden zin
gende „Dat 's Heeren zegen op U daal". Wat
is alles aangrijpend wat heeft dit vers weer
nieuwe klank en inhoud, wat is het heerlijk deze
Deze laatste was verrast, toen om ongeveer
zeven uur in den avond, hij stond op het punt
naar het Militair Tehuis te gaan, Luitenant Wol-
dinga de onderofficiersbarak binnentrad. Spoe
dig waren beiden alleen gebleven, in een gesprek
gewikkeld.
Everaards vertelde, hoe hij in den afgeloopen
nacht met Dolf een praatje had gemaakt en hoe
deze later, terugkomend van zijn post, zijn voor
nemen kenbaar maakte.
„Ik dacht het U direct te moeten schrijven.
Maar 'k had niet kunnen vermoeden, dat U naar
hier zoudt komen en dan vanavond al. Neem
mij niet kwalijk, maar was het niet beter ge
weest, dat uw broer eerst naar U was gekomen?"
Frits schudde het hoofd.
„Ik was veel te blij met je briefje. En het is
voor mijn broer juist goed, dat hij weer wordt
opgezocht. Dat stemt hem nog milder."
„Maar mijn briefje
„Ik vertel er niets van. Hij moet in de mee
ning verkeeren, dat ik op eigen houtje gekomen
ben. 'k Wilde eerst even met je praten. Nu ga
ik hem opzoeken."
„Allicht is daar geen rustige gelegenheid om
te praten, luitenant. Ik ga naar het Tehuis. En
dan is deze kamer leeg. U kunt er dus straks
gebruik van maken."
„Graag, 'k Had al aan een café gedacht, want
wij kunnen in deze kou toch niet op straat loo-
pen."
„Als U Uw broer niet in zijn kwartier mocht
treffen, is hij wel in het Tehuis. Maar ik zeg
niets tot hem. Ik sta er buiten."
„Officieel wel, ja. Doch in werkelijkheid niet.
broeders en zusters en kinderen in de gemeente
op te nemen.
Na dezen dienst moeten we naar de Chinee
sche kamp, daar is nog een Doopplechtigheid.
Eddy zal gedoopt worden. Eddy (de Holland
sche schoolnaam voor dezen Chineeschen jongen)
is al lang ziek. Kan niet meer loopen alles doet
hem pijn. Tot voor kort kon hij met een stok
en geholpen door zijn moeder nog naar de stoel
strompelen in de voorkamer. Nu moet hij 't bed
houden. Zal hij nog beter worden Bij God zijn
alle dingen mogelijk. De kleine slaapkamer is
bijna geheel gevuld door het bed. Tusschen bed
en muur is ongeveer een afstand van 1 meter
en dat pad voor zijn bed staat vol met familie
leden en belangstellende broeders en zusters.
Het Formulier wordt gelezen en op de vragen
antwoordt hij van harte ja wat was het aan
grijpend dat ja te hooren. Veel verwachting van
het leven kan hij niet meer hebben. Hoop kon
er in dit leven maar heel weinig zijn, maar daar
om was de blijdschap zooveel grooter, dat hij
den Heere Jezus mocht belijden als zijn Heer
en Zaligmaker.
's Avonds was er een dienst in Bono, waar
nog vier volwassen Javanen en een kind gedoopt
worden. Het was dus een dag van oogsten en een
dag, waarop we mochten zien, hoe God werkt.
Ook in Bono trof me dat. Een oude vriendelijke
Javaan, die met zijn heele gezin en kleinkinderen
den Heere geloovig geworden is, klaagde, dat er
aan zijn geloof nog zooveel ontbrak, een Javaan
sche vertolking van „Al is het, dat we nog da
gelijks met de zwakheid van ons geloof te strij
den hebben". Drie dagen later konden mijn vrouw
en ik vacantie nemen en gingen we naar Karang
Pandan, waar we in een kleine hotelletje de rust
vinden, die we zeer begeerden. Over de vacantie
schrijf ik U de volgende brief.
Met hartel. gr. als steeds
Uwe
A. MERKELIJK
NGABLAK.
Zending op Christus' last gedreven mag en
moet spreken van tegenslag, doch gelukkig is er
ook de keerzijde van rijken zegen getuigende.
Onzen Missionaris volgende op zijn reis door
het Zendingsveld worden wij gewezen op Bona,
dat ligt aan den weg naar Salatiga. Ds. Merke-
lijn vertelt, dat daar in Bona nog maar kort ge
werkt is, maar na 2 jaren arbeidens moet reeds
gedacht aan de institueering der kerk. Het aantal
leden is nu reeds 92 en het kerkje, dat die men
schen aldaar zelf bouwden ge ziet dus hieruit,
dat de Christenen in Indië zichzelf wel terdege
inspannen is 's Zondags reeds mudvol. Er
is groote belangstelling en de liefde en toewijding
is eene rijke verkwikking, telkens als Ds. Mer-
kelijn er komt.
Hij getuigt, dat de vijandschap tegen de chris
tenen in Bona wat aan het luwen is en er is
iets te zien van de wenschen van Berea, want
na de prediking is er onderzoek der Schriften.
Het is dus wel te begrijpen, dat dit alles krachtig
stimuleert tot den arbeid der verkondiging van
het Evangelie van Christus.
Ditmaal wordt onder de aandacht gebracht in
het bijzonder iets over Ngablak, waar vroeger
de Salatiga-zending werkzaam was, maar dat nu
aan ons Zendingsterrein is toegevoegd.
Ds. Merkelijn vertelt daarover het volgende
„Den weg naar Salatiga op, ligt Ngablak, een
grensplaats van ons Zendingsterrein. Een K.M.
verder begint het Zendingsterrein van de Sala-
tiga-Zending. Vroeger woonde in Kopeng, de
plaats, waar de Salatiga-Zending werkt en die
1 K.M. voorbij Ngablak ligt, een Zendeling van
de Salatiga-Zending, die ook samenkomsten
hield in Ngablak. In dien tijd was Ngablak van
Magelang uit moeilijk te bereiken, zoolang er
nog geen autobusdienst was daarom vond ik
het goed, dat Zendeling Dietzel daar geregeld
kwam. Na den dood van Br. Dietzel kwam de
zaak eenigszins anders te staan.
Er was intusschen een geregelde autobusdienst
vanuit Magelang geopend en de tegenwoordige
Zendeling van Salatiga, Br. Mittelstaat, die tel
kens vanuit Salatiga, Ngablak moest verzorgen,
vond het goed, dat deze plaats weer toegevoegd
werd aan het terrein der Geref. Zending. Er
woonden slechts enkele Christenen maar toch
voldoende voor de beide jonge goeroe's, die
daar geplaatst werden om het leven en den ar
beid niet al te eenzaam te doen zijn. Deze beide
goeroe's hebben hun werk aangevangen met
Ik ben je hoogst dankbaar, dat je mijn broer,
met Gods hulp, zoover hebt kunnen krijgen."
„Met Gods hulp. Dat is de goede uitdrukking.
Uw broer is een echte zoeker. Maar ik geloof,
zooals ik U reeds zeide, dat God hem gegrepen
heeft."
Frits zwenkte links af, om langs een achterweg
het kwartier van Dolf te bereiken, die in de
keuken met de familie zat te praten. Het was
zijn bedoeling, in het Militair Tehuis wat te gaan
lezen.
Hij keek er van op, toen in eenen Frits in de
deruopening stond, met zijn krachtige stem allen
„goeden avond" wenschend. De familie van den
visscher was verlegen met haar houdingeen
officier in de keuken. Dolf was opgesprongen en
nam werktuigelijk de hand die Frits hem toestak.
„Ik kom vanavond een praatje met je maken",
zeide hij, gewoon doende. „Kan dat Je bent
vrij
„Ja, 'k wilde naar het Militair Tehuis."
„Prachtig. Dan ga ik mee."
Een oogenblik later stonden ze buiten.
„Wat koud niet?"
„Ja, verbazend", zei Dolf, beklemd.
„Ik ben naar je toe gekomen, in de hoop, dat
er toenadering komt. Want dien morgen was het
toch niet in orde, vind je wel
„Neen", antwoordde Dolf resoluut, ,,'k Had
er een uur later al spijt van."
„Gelukkig. Laten we naar de barak gaan. Het
Tehuis is vol en we kunnen er niet praten. In
de onderofficierenbarak zal wel niemand zijn in
den vroegen avond. Ik heb juist vanmorgen een
brief van huis gehad. Alles is er goed, hoor.
goede hoop. In den loop van 1936 hebben wij
een stuk of 10 goeroe's, Mej. Baarbé met haar
meisjes en ik daar enkele dagen gewoond en ge
werkt om het terrein te verkennen. Nu, erg
hoopvol zag het er toen niet uit, maar zeer ver
moedelijk ligt dit aan een verkeerde methode
van arbeiden. Onze goeroe's gingen eiken dag er
op uit om in de een of andere dessa een plaats
te zoeken, waar we samenkomsten zouden hou
den, in den regel wenden zij zich eerst tot het
dorpshoofd, die ook spoedig bereid bleek de
goeroe's voor het houden van een samenkomst
in zijn huis te ontvangen. Maar achteraf is het
verkeerd geweest, om juist bij den loerah plaats
te vragen. Sommigen van de loerahs waren voor
den avond, dus voordat de goeroe's kwamen om
de afgesproken samenkomst te houden, al van
idee veranderd en ontvingen ze de goeroe's niet;
anderen meenden de goeroe's wel te moeten ont
vangen, daar zij de officieele dragers van het
gezag zijn in de dessa, maar zij deden het weer
noodgedwongen zonder eenige sympathie en het
is te begrijpen, dat van zoo'n kant weinig aan
moediging uitgaat op de dessabewoners om deze
samenkomsten, bij te wonen. Toen is ons wel
duidelijk geworden, dat de eerste samenkomst
in de dessa gehouden moet worden in het huis
van een Javaan, die reeds op de een of andere
manier door de school of het hospitaal met het
Christendom in aanmerking gekomen is en de
goeroe met eenige sympathie ontvangt.
Dan is er in zoo'n dessa althans een die mee
werkt, en juist het huis van zoo'n man moet tot
centrum van den arbeid in zoo'n dessa gemaakt
worden. Als de Heere Jezus zegt, dat we bij
beginnende arbeid moeten zoeken in een plaats
naar iemand, die waardig is en het huis van hem
tot uitgangspunt van het werk moeten nemen,
dan wijst dit woord ook duidelijk heen om te
zoeken naar iemand, van wien in den arbeid
steun kan verwacht worden.
Het blijft m.i. dan ook de beste methode om
in de dessa te zoeken naar menschen, die door
de school of het hospitaal eenigszins reeds ge
trokken zijn en bepaaldelijk in die dessa's en
in die huizen te arbeiden.
In Ngablak heb ik voor enkele weken de eer
ste maal Avondmaal gehouden en bij die gelegen
heid aan 8 kinderen den H. Doop toegediend.
Er was blijkbaar al geruimen tijd geen samen
komst gehouden van den kant der Salatiga-Zen
ding, waarin de kinderen van de leden der
gemeente gedoopt konden worden. Met Dr.
Dreckmeier heb ik overleg gepleegd over de
opening van een policliniek zoodra dit mogelijk
is, zal daarmee begonnen worden.
Vroeger konden de Christenen medische hulp
verkrijgen in een policliniek van een Salatiga-
Zending op Kopeng. Sedert de Salatiga-Zending
Ngablak heeft losgelaten, heeft ze zich ook te
ruggetrokken van Kopeng, de policliniek geslo
ten en de daar wonende Christenen overgedragen
aan ons. Het is dus wel erg gewenscht, dat er
weer een nieuwe policliniek wordt geopend tot
steun van het werk om de ingang van onze goe
roe's indjil te vergemakkelijken."
Uit alles is wel merkbaar, dat in Magelang
elke weg, die zich opent tot uitbreiding van den
Zendingsarbeid bereidwillig wordt betreden en
dat die arbeid rijkelijk gezegend is.
Ja, wel zijn de velden daar wit om te oogsten,
zoodat de bede moet verdubbeldHeere des
oogstes, zend toch arbeiders in den wijngaard.
En wij, wij mogen wel onze dure roeping ver
staan om te doen, wat onze hand vindt om te
doen, waaruit blijkt te verstaan de roeping mede
werkers Gods te zijn.
Kapelle-Biezelinge. A. SCHEELE.
vraagt gratis brochure met beoordeellngen,
ook van vooraanstaande Doctoren, over de
gunstige resultaten verkregen met
bij Firma J. DWARSHUIS, GRONINGEN
Jacobynerstraat 13 R
De Heer W. Verdonck te Middelburg,
Heerenstraat, schrijft ons
„Door Uw „Antifellin" is mijn vrouw
weer mensch geworden".
Fred was net met verlof."
„Dan zal Annie wel in de wolken zijn", lachte
Dolf.
„Toch niet. Want Lucie Hilderink moet heel
erg ziek zijn."
„Lucie
Dolf schreeuwde het bijna uit.
„Ja, Lucie."
„Wat scheelt haar
„Longontsteking, schrijft Annie. Er is licht in
de barak. Even kijken. Niemand hoor. We kun
nen het vertrek in bezit nemen. In oorlogstijd is
alles geoorloofd", lachte Frits, die niet vermoe
den kon, dat de mededeeling omtrent Lucie Dolf
zoo aangegrepen had.
In het licht van de groote petroleumlamp zag
de luitenant den soldaat aan.
„Hoe maak je het, Dolf vroeg hij.
„Ellendig", antwoordde Dolf. „Ik ben blij, dat
je gekomen bent. Maar het was mijn bedoeling,
morgenavond naar Hulst te gaan, om je op te
zoeken. Want ik voel, dat ik niet goed heb ge
daan. Jij hadt niet naar hier behoeven te komen.
Ik moest jou opzoeken."
„Laten we daarover niet kibbelen. We zijn
nu eindelijk bij elkaar. Dat is het voornaamste.
En laat ons nu maar eens rustig praten. Als er
dan nog misverstanden zijn, dan kunnen die uit
den weg geruimd. Misschien ben ik wel eens
hard opgetreden, maar dat was voor je bestwil,
zooals ik dat zag."
„Ik word er meer en meer van overtuigd",
bekende Dolf.
(Wordt vervolgd)