No* 35 Vrijdag 27 Augustus 1937 51e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND* UIT HET WOORD* DADERS DES WOORDS* ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F» STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 IN JERUZALEM BUITEN JERUZALEM. Lucas 10:30—32. De beide godsdienstige mannen, die we in Jezus' gelijkenis ontmoeten, maken deze groote fout, dat ze buiten Jeruzalem anders zijn dan in Jeruzalem. In Jeruzalem is die eerste een voor bidder, hij draagt de nooden van het volk met priesterlijk gebaar tot den Heere omhoog. Maar buiten Jeruzalem maakt de nood van een enke ling niet zooveel indruk op hem, dat hij bij den arme neerknielt met de toewijding en het geduld der liefde. In Jeruzalem is die ander een helper, zelfs het minst aangename en het minst schoone werk doet hij nauwkeurig volgens de oude rei- nigingswetten. Maar buiten Jeruzalem heeft hij geen tijd, om de wonden te wasschen, geen lust, om te helpen één zoon van zijn eigen volk. In Jeruzalem en buiten Jeruzalem, och ja, dat maakt soms een groot verschilVelen schijnen te meenen, dat er twee aparte terreinen zijn het terrein van het heilige en het terrein van het gewone. Zien we ze op het terrein van het hei lige, dan geven ze den indruk, dat ze priesters zijn van den allerhoogsten God, helpers in Gods Koninkrijk. Maar diezelfde menschen zijn hun priester schap vergeten, wanneer ze denken aan hun huis, hun werk in de gewone wereld. Hoever strekt de godsdienst zich uit Hoe wijd is de kring van de wet En hoe staat het met ons priesterschap Iemand, die geroepen is tot priester, mag hij wel eens geen priester zijn Wij menschen zijn geneigd zekere grenzen te trekken. Maar Christus leert ons, dat zulke gren zen niet mogen bestaan. God wil niet, dat wij godsdienstig zijn alleen op het engere terrein van het „heilige", want God is overal, in Jeruzalem, maar ook in Jericho en op den weg daarheen. God is tegenwoordig, waar wij gaan of staan, bij onzen uitgang en bij onzen ingang en Hij wil overal gediend worden. Gelijk Hij zelf God is van de geheele wereld, zoo is de godsdienst een zaak, die het geheele leven omvat. En daarom is de leuze zoo'n dwaasheid „op dit of dat ter rein moet ge den godsdienst er buiten laten". God wil overal gediend, overal erkend worden, op eiken weg een plaats hebben, in Jeruzalem en Jericho, op de heenreis en op de terugreis, in het heiligdom en in de wereld, 's Zondags en in de week, bij ons bidden en bij ons werken. Op alle terreinen staan we voor Zijn wet en dan gevoelt gij ook, hoe een priester nooit het ambt van zich kan afschudden. Wie priester is in het heiligdom, is ook priester in het volle menschen- leven. Dat begrepen die menschen uit Jezus' gelijke nis niet. In den tempel waren ze bezig geweest met den dienst der offeranden. Want 't is de schoone taak van den priester, zich al offerend te wijden aan God. Maar op den weg naar Je richo dachten ze niet meer aan het priesterschap en wisten ze niet meer van offeranden ze wa ren immers klaar met hun werk Maar volgens God zijn wij nooit met het priesterwerk klaar. En toen die zoon van Aaron op den weg naar Jericho den gewonden, uitge togen reiziger ontmoette, wilde God, dat hij daar den offerdienst zou voortzetten en het priester schap om Gods wil zou vervullen. Ook in de woestijn wil God ruiken de geur der priesterlijke liefde. Maar die beide mannen hebben dat niet begrepen, zij meenden klaar te zijn, toen ze eigen lijk nog beginnen moesten. Jezus leert ons, dat godsdienst en priesterschap altijd moeten doorgaan zonder pauze. Godsdienst is leven en leven moet altijd godsdienst zijn. Buiten Jeruzalem zal het bewezen worden, of gij in Jeruzalem den Heere oprecht hebt gediend. Toen de priester uit Jezus' gelijkenis tegenover dien ongelukkige voorbijging, werd het open baar, dat hij wel deel had aan de uitwendige zalving, maar geen priester in zijn hart was. In de wereld, op den weg, in de vaak harde wer kelijkheid van het leven zult gij allen gewogen en beproefd worden. En God zal zoeken naar het priesterlijk gemoed, naar den godsdienst des harten. Op den weg door het menschenleven zal God u onderzoeken, of gij priester zijt naar de ordening van Jezus Christus, of gij een getrouwe leviet van het heiligdom zijt. En trouw zijt ge dan, wanneer ge het tempelwerk buiten Jeruza lem niet vergeet. De practijk der godzaligheid is van het aller hoogste belang. De priester en de Leviet meen den „geestelijken" te zijn ze waren het ook in de oogen van velen. Maar in Gods oogen waren ze vleeschelijken. Ze waren godsdienstige men schen, naar het scheen, met het heilige vertrouwd, en toch begrepen ze niet, wat godsdienst was en hoever de wet wel ging. God had dien uitgeputten reiziger daar neer gelegd, om hun liefde te keuren en hun geloof te beproeven. Doch zij begrepen het niet, en gin gen aan den man voorbij. Maar op datzelfde oogenblik ging God aan den priester voorbij, ging God aan den leviet voorbij. Zij merkten het niet, ze waren toch vroom Kwamen ze niet juist van de heilige stad? Neen, ze waren niet vroom. Want zij hadden den Heere gezien Hij was hongerig en zij had den Hem niet te eten gegeven, Hij was dorstig en zij hadden Hem niet te drinken gegeven, Hij was naakt en zij hadden Hem niet gekleed, Hij was krank en zij hadden Hem niet bezocht. Ze hadden alleen aan zichzelf gedacht. Daarom, dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in onzen eenigen Priester was, Die in de ge staltenis Gods zijnde Zichzelven vernietigd en de gestaltenis van een dienstknecht aangenomen heeft. En in de gedaante gevonden als een mensch heeft Hij Zichzelven vernederd, is bij vele ge wonden neergeknield, een Priester geworden zijnde tot den dood, ja den dood des kruises. Vlissingen. G. SMEENK. CENTRALE DIACONALE CONFERENTIE. We ontvingen het agendum van de 48ste Cen trale Diaconale Conferentie, die gehouden staat te worden Woensdag 8 September te Zwolle in de Zuiderkerk. Op deze conferentie komen weer aan de orde belangrijke vragen, die nog verband houden met de moeilijke tijdsomstandigheden. Bespreking daarvan onder deskundige voor lichting kan onze diakenen bij menig geval den weg wijzen. Daarom willen we de aandacht, vooral van de diakenen, op deze conferentie, vestigen. Prof. Dr. G. M. den Hartogh van Kampen zal refereeren over„Christus en de sociale noo den", terwijl Ds. Munnik van Zwolle een slot woord zal spreken. De directie van de spoorwegen geeft gelegen heid om op vertoon van de spoorwegstrook on der het afgevaardigdenlijstje goedkoope retour- kaarten naar Zwolle te nemen, van 7 tot 9 Sep tember. Aanvragen om logies moeten uiterlijk 1 Sept. ingezonden aan den Secretaris der regelingscom missie, den heer I. Boven, Meidoornlaan 41, Zwolle. HET MASSALE, Onze tijd kenmerkt zich ook daardoor, dat overal is waar te nemen een groote voorliefde voor het massale, bijzonder wel voor massale bijeenkomsten. Een Mussolini en een Hitier toonen groote virtuositeit in het organiseeren van massale be toogingen, waarin tienduizenden worden bijeen gebracht. En van zulke massale vergaderingen gaat dan een groote invloed uit. De aanblik van een groo te menigte menschen, bij wapperende banieren luisterend naar het woord van één man, die door luidsprekers aller oor bereiken kan, moet ook wel een grooten indruk maken. En wanneer dan die man de gave bezit van het bezielend en meesleepend woord en die gaven bezitten beide, Mussolini en Hitier bij uit nemendheid dan doet hij met zulk een menigte wat hij wil. Dan brengt hij die massa, in bewe ging en kan daardoor groote dingen doen. Zoo behoeft niet te verwonderen, dat ook onder ons wel eens komt het dwepen met dat massale en ook naar het massale gegrepen wordt. Dan worden er ook groote toogdagen georga niseerd vooral van onze jonge menschen. En het geeft niet geringe voldoening, wanneer het gelukt enkele duizenden bijeen te brengen en dan te genieten in de eenheid van die massa en door de demonstratie van die massa indruk te maken. Wanneer we ons echter over dat massale wat nader bezinnen wordt wel duidelijk, dat we daarmee voorzichtig moeten zijn en er zeker niet mee moeten dwepen. In dat zoeken van het massale is vaak niet anders te zien dan een poging om een gevoel van zwakheid en vrees te onderdrukken en dooi den aanblik van de massa zich een suggestie te geven van macht. De mensch is maar zwak. En de enkeling is zich die zwakheid ook bewust. Hij voelt wel, dat hij niet veel vermag en daarom vreest hij. Daarom zoekt de mensch gezelschap en in gezel schap durft hij wel, wat hij alleen niet zou dur ven. Als velen willen wat ook hij wil, dan komt de kans om te bereiken wat hij wil. Dan is er immers de macht van de massa. Om de vrees terug te dringen en zichzelf te geven een besef van macht, wordt naar het massale gegrepen. Zoo zien we, dat massale al aanstonds in de geschiedenis der menschheid, bij het pogen om zich tegen God te verzetten, in Babels torenbouw. Gods bevel om zich over de aarde te versprei den was hun niet welgevallig. Als ze daar overal verspreid woonden als enkelingen, hoe zouden ze dan hun zwakheid gevoelen ook tegenover God. Maar dat wilden ze niet. Ze wilden sterk staan tegenover God. Maar dan moesten ze bij elkaar blijven. Dan moest er het massale zijn en in dat massale de eenheid dan moest er een stad komen met een hoogen toren. En uit diezelfde gedachtenwereld kwam op het Babel van Nebukadnezar. Dat Babel gaf bij uit stek een demonstratie van het massale. Zie maar de afbeeldingen van de gebouwen, zooals men die op teekeningen heeft gereconstrueerd. Babel demonstreerde de macht van den mensch in het massale en proclameerde die in het woord van Nebukadnezar „is dit niet het Babel, dat ik mij gebouwd heb tot mijne heerlijkheid." Het massale moest dienen om het gevoel van zwakheid te onderdrukken en zichzelf te sugge- reeren de groote mate van de menschelijke macht, waarin hij God wel kan trotseeren. De tegenwoordige vereering van het massale is mede daaruit te verklaren. Deze tijd is die van het zich bewust losmaken van en zich keeren tegen God en het Evangelie Zijner genade. Men wil niets weten van genade wat men zoekt is zelfverlossing. Maar de mensch, die zoo zich tegen God ver heft, heeft nog een ingeschapen Godsbesef, dat hem toch ook voor God, den Almachtige doet vreezen. Bij al z'n groote woorden voelt de mensch het toch wel dat hij o zoo zwak is. Het is niet meer dan ijdele grootspraak wan neer een Paul Götsre het bekende woord van Schleiermacher„religie is het gevoel van af hankelijkheid zonder meer" omkeert en zegt „religie is het gevoel van onafhankelijkheid van God zonder meer". De mensch, juist omdat hij zoo zwak is, blijft vreezen koesteren. En tegenover die vrees zoekt de mensch nu z'n toevlucht bij het massale, dat hem spreekt van de macht van den mensch en wil hij genieten in de suggestie van macht door dat massale. Daarin is nu de tijd hem gunstig mogelijk is nu dat saambrengen van enorme menschenmassa's door allerlei reisgelegenheid. Mogelijk is het, zulke onafzienbare menschenmenigten te berei ken door het gesproken woord, waardoor allen hun eenheid gevoelen. En daar maken de menschen dan gebruik van en daar genieten ze in Zie eens wat een men schen en die menschen vormen een eenheid Ze vormen zoo een onweerstaanbare macht Wat zouden ze nog voor God vreezen God maakt hen niets Ongetwijfeld neemt door zulke massale be toogingen het-zich-losmaken van God en de vij andschap tegen God onrustbarende afmetingen aan. Goed bezien is die macht echter slechts schijn. Het bijbelverhaal leert het ons. De menschen van Babel zouden bij elkaar blijven om sterk te staan. Ze wilden niet doen naar Gods bevel om zich over de aarde te verspreiden. Maar God verwarde de spraak en de menschen gingen zich toch verspreiden. En als eeuwen daarna weer éénzelfde taal ge sproken wordt door millioenen en de menschen door die taaleenheid weer de gelegenheid krij gen tot een massale eenheidsactie, en die gebrui ken, dan gaat de Heere niet opnieuw die taal eenheid breken, maar bewandelt Hij een anderen weg om den trotschen mensch te doen gevoelen, dat er nog een andere macht is dan die van den mensch. Wanneer er in het dal Dura een massabetoo- ging is, minstens zoo indrukwekkend als die uit dezen tijd, en de grootheid van den mensch, in Nebekadnezar zal blijken, dan is er een kleine groep van drie menschen, die zich door dat mas sale niet laat verblinden en intimideeren, maar die vasthoudt aan God. Zij willen niet buigen voor Nebukadnezars beeld. En dan wil men hen dwingen om daarvoor toch te buigen. Voor zoo'n menigte is het niet om een paar menschen te doen gevoelen hun onmacht. Het vuur wordt gestookt en daarin zullen die drie jongelingen het einde vinden van hun dwaas verzet Maar hun verzet blijkt niet dwaas te zijn. Dan blijkt de onmacht van den mensch, die steunt op het massale. Ja, ze kunnen dat kleine groepje wel in 't vuur werpen. Maar een andere, grootere macht toont dan die jonge menschen te kunnen bewaren in het vuur. En dan moet Nebukadnezar, de oppermensch, erkennen Geloofd zij de God van Sadrach, Me- sach en Abed-nego, die Zijn Engel gezonden en Zijn knechten verlost heeft, die op Hem be trouwd hebben. Neen, de kracht ligt niet in het massale, maar in God. In dien God, die Zijn macht toonde in de behoudenis van de drie mannen, die op Hem vertrouwden en in dat geloof Hem gehoorzaam den. Zoo is dan noodig, dat wij ons niet vergapen aan het massale, maar bedenken dat onze kracht ligt in den Heere. Het is niet noodig, dat wij het massale geheel zouden verwerpen. Het is niet af te keuren eens een vergadering te hebben van een groote menig te en een indrukwekkende toogdag. De Heere wilde zijn geheele volk Israël drie maal per jaar vergaderd zien in Jeruzalem. En de ware Israëliet ging daarheen met vreugde op. 't Was ook wel een schoon gezicht, die menigte menschen vergaderd bij Gods heiligdom. Zoo kan het ook voor ons iets heerlijks zijn, wanneer we met duizenden geestverwanten eens mogen saamkomen. Dat kan ook iets goeds af werpen om geestdrift te wekken. Als we dan maar niet zien op dat massale alsof daarin de kracht zou schuilen, maar ook dan van de massa de oogen opheffen tot Hem, van Wien alleen onze hulp komen kan. Om ons uit dat geloof te doen leven, zal het ook wel zijn, dat God aan Zijn volk meestal het massale onthoudt. Als er met Gideon 32.000 zijn saamgekomen om te strijden tegen de Midianieten, vindt God die massa te groot. Eerst verdwijnen er 22.000. Als er 10.000 overblijven is dat nog te veel. Drie honderd man slechts blijven er over. Door deze zou de Heere Israël verlossen (Ri 7), opdat Hij zou geëerd worden. Alleen dan kan God ons de weelde geven en laten van een groote menigte, wanneer ons dat niet tot een valstrik zou worden of tot een af god om van Hem af te wijken. Moge het dan zóó zijn en meer worden, dat we ook dan, als we in aantal toenemen, leven in afhankelijkheid van den Heere, in onderworpen heid aan, in vertrouwen op, in gehoorzaamheid aan Hem. Dan zullen we ook de vreugde wel mogen kennen, dat we soms met duizenden saamzijn en dat we ook door ons getal invloed uitoefenen in de wereld. HEIJ. DE ETHISCHE RICHTING. In de politiek (IV). Beperkten wij ons de vorige maal tot het aan wijzen van het optreden der ethische richting op kerkelijk terrein, nu richten wij 't oog naar het staatkundige. Met „ethische" duidt men vaak uitsluitend een kerkelijke richting aan, maar zij is waarlijk niet beperkt tot kerk en theologie. Achter deze rich ting dringt een beginsel. En beginselen stuwen voort op alle terreinen. Prof. Valeton, een ethisch man, heeft dit zelf uitgesproken. Hij schreef dat de vraag, al dan niet ethisch „raakt de geheele levensbeschouwing, en ook op philosophisch, ju ridisch, oeconomisch gebied, om van psycholo gie en paedagogie niet eens te spreken, heeft zij beteekenis". Wij zijn gewend te hooren, dat ons Calvinis tisch beginsel beteekenis heeft voor elk levens gebied. Vandaar dat wij een Calvinische Vrije Universiteit van den Heere hebben begeerd en ontvangen. Nu er tegenwoordig stemmen op gaan, zelfs van publicisten als Dr. Steen, die ont kennen, dat ons beginsel voor elk terrein betee kenis zou hebben, is het misschien goed terloops aan zoo'n woord van een rasecht ethisch profes sor te herinneren. Wat Groen en Kuyper hebben geleerd, dat de strijd tusschen beginselen wordt gestreden, heeft Valeton ook gezien en uitgesproken. Hij kan zeker als een onverdacht propagandist voor de noodzakelijkheid van onze Vrije Universiteit en van principieele studie worden beschouwd. De opkomst van de anti-revolutionaire partij gaat ook terug tot de réveilkringen. Omstreeks in denzelfden tijd, toen het tijdschrift „Ernst en

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1937 | | pagina 1