VAN VERRE EN NABIJ* FEUILLETON* BRANDING KERKNIEUWS* leerende kerken scheurkerken zijn, totaal onge grond is. Men bedoelde reformatie, door aan te toonen uit Gods Woord en de belijdenis, welke misstan den in de kerk waren ingedrongen en dus moes ten worden weggedaan. En men ging over tot die reformatie, door de gehoorzaamheid aan de Synode, die altijd elke reformatie had tegengestaan, op te zeggen, om nu in vrijheid de kerk weer te doen zijn wat ze naar haar wezen is en in haar openbaring moet doen uitkomen, dat ze van Christus is, dat ze Zijn lichaam is, en Hem als haar hoofd moet erkennen. HEIJ. LOOPERS. Van vee heb ik geen verstand. Wel weet ik, dat de Friezen een speciaal woord hebben voor een onhebbelijke eigenschap van koeien. Ik durf het woord niet neerschrijven, omdat ik geen Fries ben, en dan mogelijk een fout zou maken. Maar met dat speciale woord wor den al die koeien aangeduid, die de greppels en slooten overgaan en in een andere weide hun voedsel trachten te vinden. En wat is het opmerkelijk van die beesten dat ze altijd mager zijn als brandhout. Hoewel er in eigen weide veel malsch gras staat, zoo zien ze altijd met een scheel oog naar de weide van soortgenooten in de nabijheid. En ze meenen, dat daar veel beter, veel rijker, veel smakelijker gras is. Dat ze er wel bij zullen va ren. Dat ze vet zullen worden. Dat ze meer melk zullen geven. Dat ze dus veel beter dan eenig andere koe aan hun bestemming beantwoorden zullen. Maar ziehet zijn de magerste beestjes en ze geven de minste melk. Over die magere beestjes, die het minst pres- teeren en met een loensch oog altijd naar andere weiden zien, wilde ik iets zeggen. Want meen nu niet, dat die alleen in de dierenwereld voor komen. Ook op het kerkelijk terrein komen ze voor. De weide, waarin ze hooren, waar hun Heer en Meester hen gebracht heeft, waar ze groot zijn geworden, biedt al het voedsel, dat ze noodig v hebben. Maar neen, dat vinden zij niet en ze zien een andere weide. Van den buurman. Ze weten heel goed gestolen goed gedijt niet. Nut tigheid zal het niet afwerpen. Niet zoozeer om dat het voedsel van den buurman niet zou deu gen, dan wel, omdat hun eigen aard niet deugt. Ze zoeken het overal, maar kunnen het tenslotte nergens vinden. En hoewel ze veel roemen en roepen over het gras in andere weiden, dat zij geproefd en ge smaakt hebben en dus gestolen hebben, zoo is het zeer opmerkelijke, dat ze de magerste beestjes zijn, die op het kerkelijk terrein rond loopen. Bovendien zijn die loopers door hun voorbeeld voor de jonge menschen wel een slecht voor beeld. De jeugd krijgt tenminste door zulke voor beelden wel een vreemde opvatting van trouw. Voorts zullen ze met groeiende belangstelling moeten vragen wat zulke menschen onder ker kelijk besef verstaan. Dat ze hun eigen armen en hun eigen kerk benadeelen, dat komt niet in hen op. Laten de loopers eens bedenken, dat ze een zeer slecht voorbeeld zijn voor hun gezin, om geving, jeugd, dat ze weinig betoonen van de trouw, die ieder mensch sieren moet, dat ze bij al hun zoeken naar vettigheid" steeds meer ver mageren zullen. Wees daarom consequent. Wees Gerefor meerd of wees het niet. KERMIS. Het is wel heel ongelukkig, dat zulk een „feest" ieder jaar in onze hoofdstad moet worden mee gemaakt. Middelburg wil wel eens den naam hebben van „deftige stad". Nu, dan zal een der allereerste daden moeten zijn, dat besloten wordt de weinig deftige kermis af te schaffen. Want het getuigt toch wel van heel weinig fatsoen en beschaving als men ker mis wil gaan houden. DOOR K. H. M ARINUSSEN 58) „Neen, niet huichelen. Dat is grove zonde. Maar wel oprecht bidden, of God je de oogen wil openen. En dan gebeurt het ook." Zij sprak door. En hij luisterde. Niet onwillig, als vroeger. Maar toch ook niet overtuigd. Daarna viel er geruimen tijd stilte. Hij voelde neiging, met zijn moeder over Lucie te spreken. Maar hij deed het niet. Overwoog zelfs, om de gemaakte afspraak ongedaan te maken. Want hij wist het antwoord. Onvoldaan ging hij naar bed, na zijn moeder te hebben gekust als misschien, bij zijn weten althans, nooit te voren. Den slaap kon hij niet vatten. En toen hij ein delijk insliep, was de begeerde slaap onrustig. En in plaats van een gat in den dag te slapen, was hij het eerst present. Zijn moeder zeide er niets van, maar Annie, weer geheel monter, plaagde hem er geducht mee. De post bracht onder meer een briefje van Frits. Hij had van Lena gehoord, dat Dolf tot de compagnie in Nieuw-Namen behoorde en zou hem gaan opzoeken in de hoop, dat Dolf niet dwaas zou zijn. „Zie je wel. Wéér dat hautaine", oordeelde Dolf. „Mijnheer heeft natuurlijk geen schuld. Ik kan mij tenminste geen Gereformeerde jon gen of meisje voorstellen, die zich bij kermis klanten thuis kan gevoelen en die toch op den naam van fatsoenlijk christen wil aanspraak ma ken. Ieder christen moet zich schamen op zulk een plaats te komen. Het getuigt van weinig begrip van den christenadel van profeet, priester en ko ning, indien men zóó zijn kroon in het slijk gooit. Voorts is de kermis een door en door we- reldsch vermaak. Wie kermis houdt herroept zijn doop. De kermis en de christen zijn twee, omdat ze uit tweeërlei beginsel voortkomen. Het eene uit het onwedergeboren hart, het ander uit het hart, dat de Heere dient. De Naam des Heeren belijden kan niet samengaan met het belijden van: ik min de wereldsche pret. Hier staan twee we relden tegenover elkander. Men kan niet twee heeren dienen. Men moet kiezen vóór of tegen. En wee de ouderen, die in deze een voorbeeld zouden geven van het zoeken der wereldsche vermaken. Ze laden niet alleen een zeer zware schuld op zich door hun voorbeeld, maar ook breken ze hun belofte van trouw gedaan in de belijdenis, dat ze deze wereld willen verzaken en hun oude natuur willen dooden en in een godzalig leven willen wandelen. Wie kermisklant wil zijn en Gereformeerd, begrijpt weinig van trouw, van fatsoen, van het christen-zijn en doet de kerk des Heeren, erger, de Naam des Heeren, schande aan. VERLOOFDEN. In het mooie boek van Mathilde Roosde Heilige avondklokken, komt de volgende pas sage voor „Als je van iemand houdt", ging Erik voort, "dan ga je liever met hem naar de hel, dan dat je zelf naar den hemel gaat en dien ander, dien je liefhebt, in de hel laat zinken. Maar van zulk een liefde heb jij geen idee." „Neen, daar heb je gelijk in", antwoordde Ingrid, „want zulk een liefde is uit den dui vel en niet uit God, en met zulk een liefde wil ik niet te doen hebben." Ongelukkig, diep ongelukkig is het telkens te moeten constateeren, hoe sommige doopleden ziende blind zijn. Ze weten den persoon, dien ik liefheb, dient den Heere niet. Ze weten, hetzij door verleden of heden, zóó kan ik niet mijn Heiland dienen, want geestelijk is er voor Gods aangezicht geen eenheid. Maar zie, wat vader of moeder ook waarschuwen, wat ouderlingen en predikanten ook zeggen het baat niet, men houdt zich vast men gaat liever met hem (of haar) naar de hel, dan dat ze zelf naar den hemel gaan. Een liefde uit den duivel. Natuurlijk zien de verloofden dat zoo sterk niet. Het wordt tusschen een ongeloovige en een lid van de Kerk voor.liet..Luwelijk nooit zoo scherp gesteld, welke de verhouding is. De Booze weet maar al te goed, dat dit ge vaarlijk spel zou zijn. Neen, als éénmaal het hu welijk gesloten is, en de waarschuwende stem men geen zin meer hebben, dan komen de wrange vruchten van zulk een huwelijk voor den dag. Een huwelijk van een christen met een onge loovige, is in negen van de tien gevallen een diep ongelukkig huwelijk er is geen eenheid in het diepste. Voor God is men twee. Daarom zou ik alle ouders wel willen toeroe pen denk toch aan uw doopbelofte om nooit een verkeering, verloving, huwelijk, toe te staan met een ongeloovige. Trouwe jongens en meisjes zullen het zelf niet willen, omdat ze den Heere liever hebben dan een mensch. Maar óók zijn er anderen. En voor die an deren wil ik alle ouders opwekken te waken, en te bidden. Ik weet, dat hier ontzachelijke moeilijkheden schuilen. Maar die moeilijkheden wegen niet op tegen de ruïnes van levens en ellende, die men later moet zien. Menige predikant zou kunnen vertellen van klachten „Had ik maar geluisterd. Was ik maar wijzer geweest, maar nu is het te laat". Ontroerend is het soms om de smart te zien, Dolf is dwaas. Enfin, hij is voor niets geweest." „Dolf „Ja, moeder, 'k weet, wat U zeggen wilt. Frits is mijn broer, de oudere nog wel. Dat heeft hij niet gedaan, 't Is veel beter, als wij elkaar niet ontmoeten." Mevrouw Woldinga zuchtte even, maar ging er niet op in. Tenslotte was dit niet de hoofd zaak. Als Dolf door God werd gegrepen en te rugkeerde op den goeden weg, kwam het tus schen Frits en hem ook wel in orde. Den heelen morgen was Dolf in onrust. Hij lanterfantte wat heen en weer, greep een boek of courant, maar het lezen vlotte niet. Praten, luchtig en vluchtig, ging nog het beste, maar moeder luisterde slechts half, daar hoofd en hart vervuld waren met het gesprek van den vorigen avond. En Annie had haar werk. „Heb je vanmiddag trek om mee te gaan vroeg zij, toen koffie werd gedronken. „Liever morgenmiddag", antwoordde hij haas tig. „Kan dat ook Vanmiddag moet ik er even uit." „Morgenmiddag Donderdag. Dan ben ik al tijd in de Jonker Fransstraat. Maar nu jij er bent, kan ik dat wel eens overslaan. Dat neemt nie mand kwalijk." „Je zoudt vanmiddag kunnen gaan, Annie, en morgenmiddag met Dolf", vond moeder. „Neen, doe dat voor mij niet. Er wordt van middag vast niet op je gerekend bij de Hilde- rinks." „Och, jongen, wat een dwaze opmerking. Daar ben ik immers altijd welkom. Ik kom er minstens drie maal in de week. Maar Donderdagmiddag die in zulk een huwelijk dag in dag uit gedragen moet worden. Vreeselijk de ellende voor de kinderen uit zulk een huwelijk. In den regel dolen de kinderen af. Ouders en allen-die-jonge-menschen-ziet-gaan met een wereldling of iemand met een wereldsch hartwaarschuw dezulken. De liefde uit God verbreekt zondige banden. Jawoorden gegeven aan wereldlingen, trouw aan iemand, die den Heere niet vreest, moet ondergeschikt zijn aan het jawoord van den doop en de trouw aan den Verbondsgod. Met andere woorden Maak zondige aardsche banden los, opdat de band met den Heere blijve in der eeuwigheid. A. H. OUSSOREN. DRIETAL TE Scheltens Cand. W. H. J. de Boer te Ten Post. Cand. M. Feitsma te Amsterdam. Cand. IJ. v. d. Woude te Jislum. TWEETAL TE StadskanaalR. J. v. d. Meulen te IJmuiden. R. Schippers te Wanswerd. BEROEPEN TE Ommen L. Kuiper te Oud-Loosdrecht. Arum Cand. Y. v. d. Woude te Jislum. Schiebroek-Hillegersberg B. Holwerda te Kantens. Oudewater J. H. Mulder te Giessen Oud- en Nieuwkerk. Stad aan het HaringvlietJ. Hindriks te Dussen. BEDANKT VOOR GroningenH. W. H. van Andel te Rotterdam-Katendrecht. Leiden: Dr. G. C. Berkouwer te Watergraafsmeer Vergeet Justus niet De arbeid van de Justus-Commissie is nog veel te weinig bekend. Weet U Dat de Gen. Synode van Middelburg dit werk dringend heeft aanbevolen Dat voor dit werk nooit eenige geldelijke bij drage wordt gevraagd Dat Justus zorgt voor betrouwbare informa- tiën inzake kosthuizen en huisvesting Dat Justus alle mogelijke inlichtingen verstrekt inzake Kerk en School ter plaatse, waar de aan vrager voornemens is, zich te vestigen Dat Justus adressen verstrekt, waar alleen staande Doop- en Belijdende leden hun vrijen tijd kunnen doorbrengen, vooral de Zondag avonden Dat Justus reeds wijd vertakt is over het ge- heele land Ouders, wier kinderen student, militair, ver pleegster, dienstbode worden, denkt (vooral te gen September) om Justus Justus De Justus-Commissie bedoelt te bemiddelen inzake huisvesting. Alle inlichtingen worden verstrekt met betrek king tot de Kerk, Catechisatie en Jeugdvereni gingen aan alleenstaande personen, die zich bin nen het ressort van de Gereformeerde Kerk ter plaatse vestigen. De lijst van de Correspondenten in de verschil lende plaatsen is aan alle kerkeraden toegezon den, om haar een plaats te geven in de consis torie. Daar kan men dus de namen vinden. Aan die adressen kunnen schriftelijk opgaven gedaan worden van personen, die kamers (ook ongemeubileerd) te verhuren hebben of kostgan gers kunnen plaatsen. Nederland een Zendingsveld. In zijn immer interessante Persschouw in de „Heidenwereld", ditmaal van Juni '37, schrijft Dr. H. Beets het volgende „Inmiddels gaat de ontkerstening voort van het nog steeds door ons geliefd Nederland. Onder dien titel verhaalde „Timotheüs" onlangs, dat volgens de jongste census niet minder dan 1.444.000 personen dus anderhalf millioen, op een bevolking van acht millioen, uitdrukkelijk te kennen gaven niet tot eene godsdienstige gezind heid te behooren. En die „ontkerstening" gaat naar het blijkt snel voort. Bij de volkstelling van 1910 waren er slechts 286.000 die niet tot eenige kerk behoorden. In 1920 een half millioen. En nu dan \x/2 millioen bijna. Vooral Amsterdam schijnt kerkloozen te bevatten. Van de ruim 6000 is een vaste middag." „Houd dien dan. We kunnen wel een plaats bepalen, waar we elkaar vanmiddag ontmoeten. Om vier uur kan ik daar allicht wel zijn." Annie moest dien middag niet naar de Hilde- rinks. Als Lucie er niet was, ging zij mogelijk lont ruiken. En hij zou het niemand vertellen, dat hij een weigerend antwoord had gekregen. Want daarop rekende hij. De consequente Lucie werd haar principes niet ontrouw. Dat stond wel voor hem vast. „Neen, die afspraakjes met jou ken ik van vroeger. Als je er niet bent, dan sta ik daar wel te wachten." „Je kunt ook zitten." „Nu, zitten dan. Maar ik doe het niet. 'k Loop vanavond wel even in de Jonker Fransstraat aan, om het te zeggen. „Accoord", zei hij opgelucht. „Ik ben overigens maar een uurtje weg hoor, moeder, want ik meen het heusch, dat ik zooveel mogelijk thuis blijf, 't Is hier zoo gezellig. En straks zit ik weer in de misère."™ Even half drie verliet hij de woning, nam een trammetje, om veel te vroeg bij den ingang van het park te zijn. Maar langer dan tot drie uur behoefde hij niet te wachten. Want precies op tijd verscheen de slanke figuur van Lucie Hilderink. Zij liep lang zaam en haar gelaat, dat zoo guitig de wereld inblikken kon, stond strak. Zij had een schier slapeloozen nacht door gebracht. En met barstenden hoofdpijn had zij dien morgen op het kantoor gezeten, waar zij nog steeds Fred's plaats innam. huwelijken aldaar in 1932 gesloten, waren er bijna 4300 die niet werden ingezegend, waaruit blijkt, dat door al die huwelijksparen, zijnde 70 van het totaal, geen bemiddeling van een geeste lijke verlangd werd. Hoe treurig, inderdaad Nederland is, en wordt meer en meer, een Zen dingsveld voor hen die pal staan bij de oude waarheid, dat Christus, en Christus alleen, de Zaligmaker is." (Kerkbl. voor Dr. en Ov.) Centrale Diaconale Conferentie. De 48ste Centrale Diaconale Conferentie der Geref. Kerken in Nederland zal D.V. gehouden worden te Zwolle op Woensdag 8 September 1937. De Rotterdamsche Crt. van 20 Juli 1937 bevat het volgende over De Geref. Kerken in Indië. Officiëel verslag van de Classis Batavia. Van de Classis Batavia der Geref. Kerken in Ned. Oost-Indië (die de rechten eener Particu liere Synode heeft en de Geref. Kerken in Indië dus representeert) ontvangen we een officiëel verslag van de op 29 en 30 Juni j.l. te Bandoeng gehouden vergadering. Aan dit verslag ontleenen wij het volgende Praeses is Ds. F. J. Jonkhof van Malang, le en 2e Scriba R. Hagon en A. van Engen, Asses sor Ds. R. C. Harder van Bandoeng. Op het verzoek van het comité-Grosheide- Schouten (comité tot hulp van werklooze can- didaten) om ook in Indië deze actie te organi- seeren, werd besloten daartoe te benoemen Ds. M. v. d. Bosch te Batavia. Uitvoerig wordt naar aanleiding van een voor stel Batavia over de nieuwe Psalmberijming (Hasper) gesproken. Ds. Th. Kuipers meent, dat deze berijming zich te ver van den grondtekst verwijdert en licht dit met voorbeelden uit de eerste 25 Psalmen toe. Opgemerkt wordt door anderen, dat Art. 69 D.K.O. in de huidige for muleering (der Synode van Middelburg 1933) invoering van dezen bundel niet toelaat. Daar de waardeering over de berijming zeer uiteenloopt en ook de gevoelens kerkrechtelijk verschillen, wordt besloten, het voorstel Batavia tot invoe ring dezer berijming tot het volgend jaar te ver dagen. Ingesteld wordt een „deputaatschap voor de Zondagsrust", dat o.a. aan de deputaten voor correspondentie met de hooge overheid en die voor land- en zeemacht misstanden zal mede- deelen. Hoofdredacteur van het Kerkblad wordt Ds. J. G. Fernhout, redacteuren Dr. H. A. van An del, Ds. C. Mak, Ds. R. C. Harder, hoofdredac teur van de Zaaier wordt Ds. J. A. C. Rullmann, redacteuren worden Ds. Th. Kuipers, Dr. S. L. van der Vegte en de heer R. Hagen. De serie „De Levensbron" zal door Ds. R. C. Harder en Ds. J. Ubels worden verzorgd. De Praeses spreekt daarna een woord van groote waardee ring tot Ds. Th. Kuipers, die 9 jaar lang voor de Classis het werk aan de Zaaier verbonden, heeft verricht en tot den aftredenden redacteur van het Kerkblad Ds. J. H. Sillevis Smitt. De Classis verklaart er geen bezwaar tegen te hebben, als Dr. H. C. Rutgers, algem. secretaris van het Nederlandsch Bijbelgenootschap in een plaatselijke kerk 's Zondags „een stichtelijk woord" zal spreken. Verloren voorwerpen. Onder bovenstaand opschrift lezen wij in „De Open Poort" .van Juli '37 het volgende „Ondergeteekende deelt mee en hij doet dat met innige smart, dat de volgende, kostelijke zaken zijn verloren geraakt, te weten 1. Tusschen de stations Wankelmoedig en Kleingeloof, het welbehagen des Heeren. 2. Bij het moeras Roman, de liefde tot Gods Woord. 3. Des Zondags, tusschen Lang-slaap en Telaatopstaan, de gelegenheid een onderhoud met den Koning der koningen te hebben. 4. In de binnenwijk Zelfzucht, tusschen de straten Liefhebber-van-zichzelf en Hand-op-den- zak, een groot pak broederliefde. 5. In de buurt Valsche Schaamte, bij de slop pen Menschen-vrees en Menschen-gunst, het ge tuigenis des Heiligen Geestes. 6. Achter het prachtige park Genademiddel, op de dorre zandwegen Verontschuldiging en Zelfvoldaanheid, de spijs en drank ten eeuwigen leven. 7. Bij de Lauwheidsbrug, op de hoogte van de Onverschilligheidssteeg, de geestdrift des ge- loofs. 8. Op de heuvels Hoogmoed en Inbeelding, een echte deemoedsparel van ongekende waarde. Dolfs vraag, den vorigen avond, had haar overvallen. Toch wist zij, wat de bedoeling was. En dat had haar strijd gegeven. Dat had haar doen worstelen. Op de knieën gebracht. In het holle van den nacht, de zusjes hadden er niets van gemerkt, was zij opgestaan en zij had ge smeekt om licht en kracht. Want haar hart zei „ja" en haar verstand sprak „neen". Maar de strijd was volstreden. Het besluit ge nomen. Zij bad alleen nog om kracht, dat besluit niet ontrouw te mogen worden. „Je bent prachtig op tijd", zeide Dolf, met moeite opgewekt, sprekend. Hij stak de hand uit. Lucie drukte die heel licht en trok ijlings de hare terug. „Vader was niet best te spreken, dat ik weg wilde. Ik doe op het kantoor nog steeds het werk van Fred, moet je weten." „Bevalt je dat Zij waren langzaam opgeloopen. „Neen, maar het moet. Ik zou mijn leven niet op een kantoor willen doorbrengen. Maar mijn tijd is heusch beperkt. Je hebt mij te spreken ge vraagd en ik heb toegestemd. Maak het kort." Zij kende haar eigen stem niet meer. Want zij sprak op schorren toon, met opzet zakelijk, hoewel zij liever had gezegd „Maak het lang". O, had zij maar niet toegestemd, een uitvlucht gezocht. Want haar besluit was op het punt van te wankelen Dolf sprak geen woord nog. Liep dieper het park in, waar niemand te bekennen was. Opeens stond hij stil, en zag haar aan. „Begrijp je, wat ik je vragen wilde, Lucie Zij knikte sprakeloos.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1937 | | pagina 2