FEUILLETON BRANDING ZENDING* den gelicht„Hiertoe dient, dat de Heilige Schrift alom getuigt van het Verbond, dat God met het menschelijk geslacht gemaakt en opgericht heeft. Dit verbond is hij eerst met Adam begonnen, heeft hij versterkt met Noach, verklaard tegen over Abraham, vernieuwd en op schrift gesteld door Mozes en besloten door Jezus Christus. De Artikelen van dit Verbond of Testament zijn deze, dat God onze God wil zijn en ons van alles genoegzaam geven wil, dat Hij door Chris tus Zijn Zoon ons wil volmaken en al zijn hemel- sche schatten ons wil meedeelen. Dat wil Hij ons doen. Nu wil Hij echter van ons hebben, dat wij Hem alleen voor onzen Heere en God houden en geen andere goden naast hem hebben, dat wij Hem alleen vertrou wen, Hem aanbidden, aanroepen en eeren, Hem alle trouw en geloof houden en in zijn geboden ons leven lang wandelen." Gedoopt te worden in den Naam des Heeren is voor ons aangenomen te worden in het Ver bond Gods. Wij dragen als gedoopten het Ver bond des Heeren in ons lichaam als een getui genis, dat God onze God wil zijn en ons als Zijn kinderen wil erkennen, van onze zonden ons wil reinigen en ons wil vernieuwen, behoeden en beschermen. Zoowel Doop als Avondmaal zijn voor Bullin- ger de zegelen van Gods Verbond met ons, zege len, die ons ook eischen stellen. De Doop ver plicht ons in nieuwigheid des levens te wande len, den duivel en de wereld te verzaken, ons vleesch te dooden en den ouden Adam te begra ven. Het Avondmaal vermaant ons tot zuiverheid en oprechtheid in het geloof, tot broederlijke liefde en eenheid met alle leden van Christus' lichaam. In 1533 Bullinger was toen nog geen 30 jaar verscheen van zijn hand een geschrift, waarin hij het Verbond afzonderlijk bespreekt. De titel luidtKorte uiteenzetting van het eenige en eeuwige Testament of Verbond Gods (in 1923 is dit geschrift, vereenigd met zijn werk je Het Oude Geloof, in onze taal overgezet en uitgegeven door Ds. Lütge en Dr. Oorthuys). Na uiteengezet te hebben hoe het woord Tes tament in de Schrift gebruikt wordt en hoe oud tijds onder de menschen verbonden werden ge sloten, gaat hij handelen over het Verbond van God met den mensch en wijst allereerst op de geschiedenis van Genesis 17. En dan bezingt hij den lof van het Verbond „Het is een klare be tooning van Gods onuitsprekelijke genade en barmhartigheid, dat de oneindige kracht, dat de eeuwige God zelf de eerste is, om het Verbond aan te bieden, waartoe hij toch niet door eenige verdienste der menschen gebracht, maar door loutere liefde gedreven is. Ik weet niet of men schelijk verstand dit hoog mysterie wel geheel begrijpen of met waardigen lof voldoende ver heerlijken kan. Want welk grooter feit heeft in deze wereld ooit plaats gehad, welk wonderbaarder ding heeft iemand gehoord, dan dat de eeuwige Macht en onmetelijke Majesteit, de onsterfelijke en onver gankelijke, alwetende en almachtige God, de Schepper aller dingen, in Wien alle ding zijn wezen heeft, van Wien alle dingen zijn en door Wien alles onderhouden wordt, de allerhoogste God, zich met den nooddruftigen, ellendigen, door de zonde verdorven, armen, sterfelijken mensch door een eeuwig Verbond verbonden heeft." Uitvoerig spreekt B. over hetgeen God doet en over hetgeen Hij verwacht van degenen met wie Hij Zijn Verbond sluit. Onze bondsplicht is in oprechtheid voor Gods aangezicht te wande len en geheel ons leven, ons doen en laten naar Zijn wil te richten. De gansche Schrift doelt op dit Verbond. De Wet Gods omschrijft onze verplichtingen als bondskinderen. „Want wat in het Verbond met een paar woorden is gezegd „Ik ben God de Almachtige", de algenoegzame bron van alle goed, datzelfde wordt in de tien geboden met meerdere woorden aldus gezegd„Ik ben de Heere uw God, die u uit Egypteland uit het diensthuis uitgeleid heb". En wat in het Verbond met déze woorden is uitgedrukt„gij nu, houd Mijn Verbond, wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht", dat wordt in de tien geboden door verscheidene artikelen in den breede uitge legd, namelijk„Gij zult u geen" enz. De profeten stellen ons in hun geschiedenissen Gods Verbondstrouw voor oogen, ook hoe de heiligen of geloovigen oprecht voor den Heere gewandeld hebben, maar hoe anderen dit Ver bond veracht e:n verlaten hebben, waarom 't hun kwalijk vergaan is. DOOR K. H. MAR1NUSSEN 55) Anderen mochten vechten, hij gaf er de brui aan. Hij zou wel zoo lang in Nieuw-Namen blij ven. Maar Dolf zei hem, dat het zóó niet ging. Hij moest geïnterneerd worden en zijn makkers volgen. De man vloekte ongehoord hij zong de vloeken. Doch Dolfs overredingskracht won het. Hij moest er wel aan denken, later als deserteur te zullen worden behandeld indien hij zich niet liet interneeren. Voor dat argument zwichtte de man. Hij nam afscheid van vrouw en kinderen en trok zijn makkers achterop, naar Terneuzen. Ongeveer twintigduizend Belgische soldaten van alle wapens waren de grens overgekomen in dat deel van het land. Ze waren allen verwerkt. En toen kwam die morgen vroeg, die indruk op Dolf maakte. Hij stond, ietwat verkleumd, het was half October en de zon was nauw op, aan een grenspaal tusschen Nieuw-Namen en Clinge. En daar schreed vrijwel het geheele Bel gische leger, dat Antwerpen verliet. In vollen aftocht. Maar ordelijk. Geheel voorop een een zame, lange figuur, het hoofd gebogen Koning Albert van België. Dolf had medelijden met hem. Maar was ook trotsch op die gestalte, die daar geheel alleen vóór zijn leger schreed, het als het ware den weg wijzend niet naar Nederland, maar Ook in de gezichten, lasten, woorden of open baringen Gods leeren zij niets anders dan dat God de trouwe Verbondsgod is en dat Hij van de Zijnen Verbondstrouw vraagt en eischt. Christus is het licht en de bezegeling van het Verbond, terwijl de Apostelen met heel hun onderwijs eigenlijk geen ander doel hebben dan het Verbond te verklaren. Zoo is dit Testament of Verbond de eenige hoofdsom van de gansche Heilige Schrift. In het Oude en Nieuwe Testament bezit de gemeente de Bondsbrieven of Testamentboeken. Dit Verbond Gods is het alleroudste en moet vóór alle andere gaan en gelden. God zal dit Verbond nooit schenden of ver breken. Bullinger eindigt met de woorden „Deze God is eeuiwg en onveranderlijk. Daarom zal Hij ook de Zijnen, die met Hem in geloof en on schuld getrouw verbonden zijn, heden noch ooit verlaten. Hij zal hen eeuwiglijk troosten, be schermen en onderhouden, hoe wild ook de we reld tegen hen woeden mag. Hem zij de eer in der eeuwigheid. Amen. A. B. W. M. KOK. (Slot volgt) THEOLOGISCHE SCHOOL. Na het mooie historische woord van den rec tor kregen we te hooren de rede van Prof. Dr. K. Dijk over „De kritiek op de Kerk", waarvan een kort overzicht stond in het A. R. dagblad voor Zeeland, zoodat hierop niet behoeft terug gekomen. Zooals we het van dezen spreker ge woon zijn, was het een massief woord eene rede, die insloeg en geen aanleiding gaf tot de bat, want het bleef bij een paar opmerkingen, die den Professor zeker niet in verlegenheid brach ten. Na de pauze trad eerst op Dr. G. Brillenburg Wurth, die op teere wijze sprak over de ver houding van God en mensch in de ambtelijke bediening en daarbij ook wees op de groote noodzakelijkheid van het gebed. De laatste spreker was Ds. O. Bouwman van Nijverdal, die de aandacht vroeg voor onze pre diking en de Theologische School. Een uitne mend woord, waaruit sprak de liefde voor zijn „alma mater" en hare roeping voor de opleiding tot den dienst des Woords. Bij het hooren van dezen spreker rees voor het oog de gestalte van zijn vader de man, die zoovele jaren de School dagen heeft geleid en de aanwezigen bezielde door woord en gebed en het was duidelijk, dat de zoon iets heeft overgeërfd van de liefde van Prof. Dr. H. Bouwman voor de School der Ker ken. De leider der vergadering sprak nog een dank en slotwoord, waarin uitkwam, dat we in de jon geren, die op deze dagen waren voorgegaan, niet waren teleurgesteld, maar dat zij hadden mee gewerkt onder 's Heeren zegen, dat het een mooie en gezegende Schooldag mag genoemd. En nu is het weer voorwaarts in 's Heeren kracht in het werk des gebeds en der liefde voor de School. Op verzoek van Dr. Keizer ging de president-curator Ds. J. L. Schouten voor in dankzegging. 't Is te hopen, dat van deze Schooldag vrucht uitga èn voor onze Kerken èn voor de Theolo gische School, 't Is weer gebleken, dat die School heeft de liefde van ons volk, zoodat ten volle kan aangesloten bij wat Prof. Dr. K. Dijk schrijft in de Bazuin" „Het is toch iets wonderlijks Van onze Kerken gaat uit en door haar wordt in stand gehouden een inrichting voor hooger onderwijs, welke door theologische scholing toe komstige dienaren des Woords vormt voor het wondere ambt. En deze inrichting voor hooger onderwijs, deze school van wetenschap roept eens in het jaar onze broeders en zusters op tot een samen komst in Kampen om met elkaar te bidden en te danken en de vragen van den dag te bespreken, welke onmiddellijk haar raken. Wordt nu aan dezen oproep gehoor gegeven Oppervlakkig geoordeeld zou men kunnen denken, dat voor zulk een inrichting het mee leven niet sterk kan zijn, omdat„het hooger onderwijs toch zoo ver buiten de gedachtensfeer van ons „gewone volk" ligt en het meestal de „kleine luyden" zijn, tot wie de uitnoodiging uit gaat. Dat deze vrome lieden op een Zendingsfeest samenkomen of in andere vergaderingen elkaar begeeren te ontmoeten, is te verstaan, maar op een Hoogeschooldag, enop een dag in naar de zee, om daar België te gaan verdedigen tegen den indringer. Den ganschen dag trok het leger voorbij. Mo gelijk waren er, die naar de bevrijdende Neder landsche grens keken, maar kans om over te wip pen hadden zij niet. Want de Belgische cavallerie zwermde langs de grens ten einde deserteurs te beletten, over te gaan. Het kleine leger, in goede orde terugtrekkend, zwichtend voor de overmacht, verlatende Ant werpen, waar nu de Duitschers zich hadden ge nesteld. De Duitschers Zij verschenen den volgenden dag. Een nieuwe emotiedie weldoorvoede paarden, zwermend langs de Nederlandsch- Belgische grens. Ruiters met lange pieken. De uhlanen. Joviaal groetend de Nederlandsche sol daten. Een praatje makend soms. Maar dan weer verder rijdend. En dan kwam echt de rust. Het oorlogsterrein verplaatste zich. Naar den Ijzer, naar Noord- Frankrijk, België werd tijdelijk in bezit genomen door den Duts. Alle langs de Hollandsch-Belgi- sche grens gelegen dorpen kregen Duitsche be zetting, stoere kerels, vol trotsch over het reeds gepresteerde, door en door gedisciplineerd, zij betrokken de posten vlak tegenover de Hollan ders, praatjes makend. De Nederlanders waren immers geen vijanden De grens werd beter nog gemarkeerd. Met prikkeldraad. Huizen, op de grens staande, wer den, wat het Belgische deel betrof, eenvoudig afgebroken. Pijnlijk nauwkeurig werd de grens afgebakend. het belang van een stichting voor theologische wetenschap Dat gaat toch verre boven hun begrip uit, enGereformeerde menschen, die nog aan de volstrekte autoriteit van de Schrift vasthou den, en wetenschap zijn toch twee, en o zoo ver van elkaar verwijderd Zoo kan men redeneeren en zoo heeft het ver lichte liberalisme van vroeger geoordeeld, maar hoe heeft de opkomst op den Schooldag van 17 Juni deze redeneeringen gelogenstraft en hoe is het uit veler hartelijke liefde en oprecht meeleven gebleken, dat dit hooghartig oordeel door en door foutief is. Duidelijk is aan den dag getreden, dat ons volk uit dit beginsel leeft, dat ja heel de weten schap maar inzonderheid de theologie leven moet uit denzelfden wortel, waaruit het z'n levens- weelde geniet, en dat de Kerk de theologie noo- dig heeft voor haar ontwikkeling en bloei. En onze broeders en zusters hebben weer klaar getoond, dat zij de School zien als hun zaak om Gods wil, en het de liefde tot het Huis des Hee ren is, welke hen drijft." Zooals onze Kerkbode reeds meldde, dat het ook voor Prof. Dr. K. Schilder een blijde dag was, want deze „grootmeester der verzamelin gen" zooals Dr. Keizer hem noemde, deelde mede, dat op dien dag het fonds voor de zesde de som van 20.000 had overschreden. Na afloop dezer vergadering werd de tegen woordigheid gevraagd in het Hospitium voor studenten aan de Theologische School, waar bleek, dat hulp hoog noodig is, omdat deze in richting door den tijd lijdt aan groote verminde ring van contribuanten. 't Wordt een nood-geval en daarom een bede om hulp elke gave is welkom want het zou de naam van Kampen schade doen, als het hospitium moest opgeheven, waardoor vele een voudige broeders en zusters zouden gedupeerd, die indertijd uit liefde voor de School hiervoor van hunne gelden beschikbaar stelden tot aan koop van het gebouw, dat in den duren tijd is gekocht en moest in orde gebracht. Met gemeenschappelijke hulp is alles best te voorkomen. De Schooldag is weer voorbij, maar wat blijft, is de roeping voor die School te zorgen. Op de laatste Part. Synode van Zeeland mocht mede gedeeld, dat alle kerken trouw de 2 collecten hadden gehouden en dat er in één Classis voor uitgang was in opbrengst der contributies. Deze kunnen in Zeeland nog wel hooger en als nu aan de uitspraak der Synode wordt vol daan, dat er in elke plaatselijke kerk een cor respondent voor de Theol. School behoort te zijn en dan nog liefst een zeer actieve is er gegronde hoop, dat in onze Provincie zal blij ken, dat zij in offers voor de Theologische School zeker niet achteraan komt. Ook de Generale Synode besloot te dezer zake een opwekkend schrijven te dezen uitgaan tot alle kerken, maar 't schijnt, dat dit schrijven nog steeds onderweg is en intusschen is het al weer bijna een jaar na de Synode van Amster dam, maar laat ons bedenken „haastige spoed is zelden goed". Kapelle-Biezelinge. A. SCHEELE. BRIEF VAN Ds, VAN NES. Gisterenavond zijn mijn vrouw en ik met onze kleine Wim behouden in Magelang aangekomen. Zoowel bij ons als bij de vrienden in Mage lang was er groote blijdschap en dankbaarheid, dat God ons zoo ver veilig leidde en wij nu op het Zendingsveld zijn en ons in den arbeid mo gen inwerken. Onze reis was zeer voorspoedig. Wel was het erg warm. Vanaf Port Saïd tot voorbij Colombo op Ceylon daalde de temperatuur nooit ook 's nachts niet beneden de 90 graden. Eerst toen wij in Sabang voor het eerst voet aan wal zetten in Nederlandsch-Indië, werd het koeler en in Magelang is het echt lekker. Vooral de kleine Wim heeft wel wat last ge had van de warmte en het onrustige leven der laatste maanden, maar hij heeft zich dapper ge houden en groeit steeds. Wij zijn daarom te dankbaarder, omdat aan boord een baby van 6 maanden, vermoedelijk wel door de warmte, plotseling is overleden. Het was in de Roode Zee, waar de tempera tuur enkele dagen steeds ongeveer 100 graden was, ook 's nachts. En 't was wel een zeer droeve taak, toen ik Dat was de nieuwe phase. Voor Dolf begon het schier doodelijk eentonige grenswachtleven, waarin alleen zijn boeken verademing brachten. En ook zijn gaan naar het Militair Tehuis. Wat hem een behoefte werd. Al wilde hij het niet erkennen. HOOFDSTUK XV. Een sterke liefde. De bel ging over en Annie trok de deur open, om, Lucie ontwarend, stil voor zich heen te glim lachen het geviel nu eenmaal zoo, zijn kon Lucie de deur toch niet wijzen Lena had Laarwoud tijdelijk verlaten, om naar haar ouders te gaan, waar Frits reeds met verlof was geweest. Daarom waren mevrouw Woldinga en Annie weer naar Rotterdam getrokken, het onmiddellijk aan Dolf berichtend. Want in het geheele leger werden verloven verleend. Dolf zou toch ook wel eens aan de beurt komen Fred was reeds tweemaal in Rotterdam geweest. En dien vóóravond stond Dolf plotseling vóór het verbaasde in-blije tweetaldrie dagen verlof, binnenshuis door te brengen, had hij gescherst, want buiten was het al onrust. Hij had nog nooit zoo'n gekke wereld gezien, 't Was of alle men schen en volken een tik van den mallemolen beet hadden. Met luchtig gepraat o alsjeblieft niet over den dienst, hij was blij, drie dagen uit „het zood- je" te zijn trachtte hij eigen onrust en strijd te verbergen. Ze mochten toch heusch niet den ken, dat hij ergens last van had. Die gekke we reld zou weer wel verstandiger worden. En la chen om eigen dwaasheid. Maar het zou een reeds op onze eerste reis naar het Zendingsveld een rouwdienst leiden moest voor een begrafenis op zee. Zoo'n begrafenis op zee maakt een die pen indruk. Gewoonlijk wordt de kist met zons opgang in zee neergelaten. Omdat de kleine in den vroegen morgen al ge storven was, en het zeer heet was, terwijl het bovendien te vreezen stond dat in de Indische Oceaan de zee veel onstuimiger zou worden, gebeurde het ditmaal 's avonds, den zelfden dag dus bij zonsondergang. Om 6 uur precies werden de machines stilge legd. Dan duurt het nog wel een kwartier eer de boot stil ligt. Gedurende dien tijd werd op het bovenste dek, achter de hospitaalkamer door mij een rouwdienst gehouden met de familie, een aantal belangstellenden en een aantal vertegen woordigers van de bemanning en het personeel. Ondanks de hitte waren allen in het zwart. Ik sprak over de troostrijke eerste verzen van Johannes 14. Na den dienst werd het eenvoudige zwarte kistje, bedekt met de Nederlandsche vlag, één dek naar beneden gedragen, naar het z. g. kinderdek, waar een groot aantal passagiers en leden der bemanning zich hadden opgesteld. De kapitein houdt vervolgens de gebruikelijke korte toespraak. Dan wordt de vlag weggenomen van het kistje en langzaam wordt het in het water afgelaten. Wanneer het eindelijk van de groote hoogte (plm. 20 M.) op het water is gekomen en de touwen zijn doorgesneden, zakt het onmiddellijk snel weg in de diepte. Door de steenen is immers het kistje ver zwaard, terwijl enkele gaten maken dat in een oogenblik alle lucht uit het kistje verdwenen is. Vooral dit langzame naar beneden glijden is een ontroerend oogenblik. Het duurt geruimen tijd eer het kistje op het water is aangekomen. Het is zichtbaar hoe die stilte, slechts verbroken door het geluid der glijdende touwen allen ontroert, sommigen tot tranen toe. Ds. Kovinus leest vervolgens de geloofsbelijde nis en daarna is de droeve plechtigheid geëindigd. Snel valt nu het duister in. Aanstonds begin nen de machines weer te stampen en stil ver spreiden zich de aanwezigen over het schip. Bij alle droefheid was het toch ook zeer be moedigend te zien hoe de moeder de familie was ook Gereformeerd met Christelijken moed den slag droeg, omdat zij de troost kende, die er is voor het volk van God. Ik heb zelf niet kunnen nalaten ook op die troost te wijzen. De kleine Peter was gedoopt. Hij had zijn vader nooit gezien en was nu op weg naar een nieuw thuis voor hem, tevens het vaderhuis. Maar God riep hem naar Zijn Vaderhuis met zijn vele wo ningen. Overigens verliep de reis zonder groote ge beurtenissen. Vaak klaagt men er van dat het aan boord zoo aanstootelijk wereldsch is. Inderdaad is er veel aan boord wat wereldsch is en voelt een Chris ten zich dan steeds een vreemdeling en bijwoner, maar toch was ditmaal blijkbaar de wereldzin veel minder dan gewoonlijk. Het was een rustig publiek en wanneer al eens een enkele keer er iemand was, die aanstoot gaf of dreigde te ge ven, dan was een ernstig gesprek blijkbaar vol doende om daaraan voor goed een eind te ma ken. 's Zondags werd aan boord een dienst gehouden. De eerste Zondag preekte ik zelf voor meer dan 50 menschen. Ook de kapitein was aanwezig. De Zondag daarop preekte één der Zendelingen van de Salatigazending (onze noor delijke buren op het Zendingsterrein. Zendeling Kroh, die van verlof naar het Zendingsveld te rugreisde. In Sabang gingen wij gezamelijk ter kerk met een aantal passagiers van de Christiaan Huygens, die dienzelfden Zondag in Sabang lag. Op de Atlantischen Oceaan had Ds. Korvinus de dienst geleid. Wij waren na zooveel weken van zwerven en reizen blij, toen wij eindelijk in Magelang waren aangekomen in het gastvrije huis van Ds. en Mevrouw Merkelijn. Ds. Mer- kelijn was aan het station te Djocjakarta aan wezig om ons te verwelkomen. Ook enkele Zen dingsarbeiders van Djocja waren daar aanwezig Ds. en Mevr. Bakker, Mej. Breukelaar en Ds. van Reenen. Op de treinreis van Batavia te Djocja zagen wij reeds enkele oude kennissen en medearbei ders van het Zendingsveld. Den geheelen reis waren wij medegereisd met onze vrienden Kor vinus met wie wij in Holland reeds samen ons voor den arbeid hadden gepraepareerd en die nu ook met dezelfde boot naar Indië reisden en ook van uit Batavia met denzelfden trein naar Keboemen tce. schril lachen zijn. Want het op de aarde ge vloeide bloed riep om wraak ten hemel. Hij praatte luchtig en vluchtig, opdat zij zijn onrust niet bemerken zouden, niet vermoedend, dat vooral moeder hem doorschouwde tot in het diepst van zijn wezen. „Wie is er binnen vroeg Lucie zich op het portaal van hoed en mantel ontdoende. Om dan Annie's arm te grijpen en gejaagd te vragen „Dolf toch niet Maar dan opeens Annie wist toch niets zich met kracht be heer schend: „Ja, natuurlijk, hij was eerstdaags te verwachten. Och, 'k had op een gezelligen, rustigen avond gerekend. Als het nu weer maar geen gekibbel wordt." „Kibbel dan niet", lachte Annie, zich onwetend houdend, maar peilend de gevoelens van Lucie, nu zij Dolfs stem vernam. Of vergiste zij zich? Was dat de zooeven gejaagde Lucie, die onbe vangen op Dolf toetrad met de woorden„Zoo, landsverdediger, kom je ook eindelijk eens met verlof Het bevalt je nogal, geloof ik. Je ziet er waarlijk niet slecht uit in dat pakje. En wat ben je bruin geworden „Wat een praats in eenen", lachte Dolf. „Dien Zaterdamorgen 1 Augustus voor de telefoon had je niet zoo'n hoog woord", voegde hij er bij, terwijl Lucie Mevrouw groette. „Daarover niet meer praten, mijnheer de sol daat. Of je meende het niet in den brief aan An nie, om mij te zeggen, dat je woorden niet kwaad bedoeld waren." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1937 | | pagina 2