FEUILLETON
BRANDING
ZENDING*
den gelicht„Hiertoe dient, dat de Heilige Schrift
alom getuigt van het Verbond, dat God met het
menschelijk geslacht gemaakt en opgericht heeft.
Dit verbond is hij eerst met Adam begonnen,
heeft hij versterkt met Noach, verklaard tegen
over Abraham, vernieuwd en op schrift gesteld
door Mozes en besloten door Jezus Christus.
De Artikelen van dit Verbond of Testament
zijn deze, dat God onze God wil zijn en ons van
alles genoegzaam geven wil, dat Hij door Chris
tus Zijn Zoon ons wil volmaken en al zijn hemel-
sche schatten ons wil meedeelen.
Dat wil Hij ons doen. Nu wil Hij echter van
ons hebben, dat wij Hem alleen voor onzen
Heere en God houden en geen andere goden
naast hem hebben, dat wij Hem alleen vertrou
wen, Hem aanbidden, aanroepen en eeren, Hem
alle trouw en geloof houden en in zijn geboden
ons leven lang wandelen."
Gedoopt te worden in den Naam des Heeren
is voor ons aangenomen te worden in het Ver
bond Gods. Wij dragen als gedoopten het Ver
bond des Heeren in ons lichaam als een getui
genis, dat God onze God wil zijn en ons als Zijn
kinderen wil erkennen, van onze zonden ons wil
reinigen en ons wil vernieuwen, behoeden en
beschermen.
Zoowel Doop als Avondmaal zijn voor Bullin-
ger de zegelen van Gods Verbond met ons, zege
len, die ons ook eischen stellen. De Doop ver
plicht ons in nieuwigheid des levens te wande
len, den duivel en de wereld te verzaken, ons
vleesch te dooden en den ouden Adam te begra
ven. Het Avondmaal vermaant ons tot zuiverheid
en oprechtheid in het geloof, tot broederlijke
liefde en eenheid met alle leden van Christus'
lichaam.
In 1533 Bullinger was toen nog geen 30
jaar verscheen van zijn hand een geschrift,
waarin hij het Verbond afzonderlijk bespreekt.
De titel luidtKorte uiteenzetting van het
eenige en eeuwige Testament of Verbond Gods
(in 1923 is dit geschrift, vereenigd met zijn werk
je Het Oude Geloof, in onze taal overgezet en
uitgegeven door Ds. Lütge en Dr. Oorthuys).
Na uiteengezet te hebben hoe het woord Tes
tament in de Schrift gebruikt wordt en hoe oud
tijds onder de menschen verbonden werden ge
sloten, gaat hij handelen over het Verbond van
God met den mensch en wijst allereerst op de
geschiedenis van Genesis 17. En dan bezingt hij
den lof van het Verbond „Het is een klare be
tooning van Gods onuitsprekelijke genade en
barmhartigheid, dat de oneindige kracht, dat de
eeuwige God zelf de eerste is, om het Verbond
aan te bieden, waartoe hij toch niet door eenige
verdienste der menschen gebracht, maar door
loutere liefde gedreven is. Ik weet niet of men
schelijk verstand dit hoog mysterie wel geheel
begrijpen of met waardigen lof voldoende ver
heerlijken kan.
Want welk grooter feit heeft in deze wereld
ooit plaats gehad, welk wonderbaarder ding heeft
iemand gehoord, dan dat de eeuwige Macht en
onmetelijke Majesteit, de onsterfelijke en onver
gankelijke, alwetende en almachtige God, de
Schepper aller dingen, in Wien alle ding zijn
wezen heeft, van Wien alle dingen zijn en door
Wien alles onderhouden wordt, de allerhoogste
God, zich met den nooddruftigen, ellendigen,
door de zonde verdorven, armen, sterfelijken
mensch door een eeuwig Verbond verbonden
heeft."
Uitvoerig spreekt B. over hetgeen God doet
en over hetgeen Hij verwacht van degenen met
wie Hij Zijn Verbond sluit. Onze bondsplicht is
in oprechtheid voor Gods aangezicht te wande
len en geheel ons leven, ons doen en laten naar
Zijn wil te richten.
De gansche Schrift doelt op dit Verbond. De
Wet Gods omschrijft onze verplichtingen als
bondskinderen. „Want wat in het Verbond met
een paar woorden is gezegd „Ik ben God de
Almachtige", de algenoegzame bron van alle
goed, datzelfde wordt in de tien geboden met
meerdere woorden aldus gezegd„Ik ben de
Heere uw God, die u uit Egypteland uit het
diensthuis uitgeleid heb". En wat in het Verbond
met déze woorden is uitgedrukt„gij nu, houd
Mijn Verbond, wandel voor Mijn aangezicht en
wees oprecht", dat wordt in de tien geboden
door verscheidene artikelen in den breede uitge
legd, namelijk„Gij zult u geen" enz.
De profeten stellen ons in hun geschiedenissen
Gods Verbondstrouw voor oogen, ook hoe de
heiligen of geloovigen oprecht voor den Heere
gewandeld hebben, maar hoe anderen dit Ver
bond veracht e:n verlaten hebben, waarom 't hun
kwalijk vergaan is.
DOOR
K. H. MAR1NUSSEN
55)
Anderen mochten vechten, hij gaf er de brui
aan. Hij zou wel zoo lang in Nieuw-Namen blij
ven. Maar Dolf zei hem, dat het zóó niet ging.
Hij moest geïnterneerd worden en zijn makkers
volgen. De man vloekte ongehoord hij zong de
vloeken.
Doch Dolfs overredingskracht won het. Hij
moest er wel aan denken, later als deserteur te
zullen worden behandeld indien hij zich niet liet
interneeren. Voor dat argument zwichtte de man.
Hij nam afscheid van vrouw en kinderen en trok
zijn makkers achterop, naar Terneuzen.
Ongeveer twintigduizend Belgische soldaten
van alle wapens waren de grens overgekomen in
dat deel van het land. Ze waren allen verwerkt.
En toen kwam die morgen vroeg, die indruk
op Dolf maakte. Hij stond, ietwat verkleumd,
het was half October en de zon was nauw op,
aan een grenspaal tusschen Nieuw-Namen en
Clinge. En daar schreed vrijwel het geheele Bel
gische leger, dat Antwerpen verliet. In vollen
aftocht. Maar ordelijk. Geheel voorop een een
zame, lange figuur, het hoofd gebogen Koning
Albert van België. Dolf had medelijden met hem.
Maar was ook trotsch op die gestalte, die daar
geheel alleen vóór zijn leger schreed, het als het
ware den weg wijzend niet naar Nederland, maar
Ook in de gezichten, lasten, woorden of open
baringen Gods leeren zij niets anders dan dat
God de trouwe Verbondsgod is en dat Hij van
de Zijnen Verbondstrouw vraagt en eischt.
Christus is het licht en de bezegeling van het
Verbond, terwijl de Apostelen met heel hun
onderwijs eigenlijk geen ander doel hebben dan
het Verbond te verklaren.
Zoo is dit Testament of Verbond de eenige
hoofdsom van de gansche Heilige Schrift.
In het Oude en Nieuwe Testament bezit de
gemeente de Bondsbrieven of Testamentboeken.
Dit Verbond Gods is het alleroudste en moet
vóór alle andere gaan en gelden.
God zal dit Verbond nooit schenden of ver
breken. Bullinger eindigt met de woorden „Deze
God is eeuiwg en onveranderlijk. Daarom zal
Hij ook de Zijnen, die met Hem in geloof en on
schuld getrouw verbonden zijn, heden noch ooit
verlaten. Hij zal hen eeuwiglijk troosten, be
schermen en onderhouden, hoe wild ook de we
reld tegen hen woeden mag. Hem zij de eer in
der eeuwigheid. Amen.
A. B. W. M. KOK.
(Slot volgt)
THEOLOGISCHE SCHOOL.
Na het mooie historische woord van den rec
tor kregen we te hooren de rede van Prof. Dr.
K. Dijk over „De kritiek op de Kerk", waarvan
een kort overzicht stond in het A. R. dagblad
voor Zeeland, zoodat hierop niet behoeft terug
gekomen. Zooals we het van dezen spreker ge
woon zijn, was het een massief woord eene
rede, die insloeg en geen aanleiding gaf tot de
bat, want het bleef bij een paar opmerkingen, die
den Professor zeker niet in verlegenheid brach
ten.
Na de pauze trad eerst op Dr. G. Brillenburg
Wurth, die op teere wijze sprak over de ver
houding van God en mensch in de ambtelijke
bediening en daarbij ook wees op de groote
noodzakelijkheid van het gebed.
De laatste spreker was Ds. O. Bouwman van
Nijverdal, die de aandacht vroeg voor onze pre
diking en de Theologische School. Een uitne
mend woord, waaruit sprak de liefde voor zijn
„alma mater" en hare roeping voor de opleiding
tot den dienst des Woords. Bij het hooren van
dezen spreker rees voor het oog de gestalte van
zijn vader de man, die zoovele jaren de School
dagen heeft geleid en de aanwezigen bezielde
door woord en gebed en het was duidelijk, dat
de zoon iets heeft overgeërfd van de liefde van
Prof. Dr. H. Bouwman voor de School der Ker
ken.
De leider der vergadering sprak nog een dank
en slotwoord, waarin uitkwam, dat we in de jon
geren, die op deze dagen waren voorgegaan, niet
waren teleurgesteld, maar dat zij hadden mee
gewerkt onder 's Heeren zegen, dat het een
mooie en gezegende Schooldag mag genoemd.
En nu is het weer voorwaarts in 's Heeren kracht
in het werk des gebeds en der liefde voor de
School. Op verzoek van Dr. Keizer ging de
president-curator Ds. J. L. Schouten voor in
dankzegging.
't Is te hopen, dat van deze Schooldag vrucht
uitga èn voor onze Kerken èn voor de Theolo
gische School, 't Is weer gebleken, dat die School
heeft de liefde van ons volk, zoodat ten volle
kan aangesloten bij wat Prof. Dr. K. Dijk schrijft
in de Bazuin"
„Het is toch iets wonderlijks
Van onze Kerken gaat uit en door haar wordt
in stand gehouden een inrichting voor hooger
onderwijs, welke door theologische scholing toe
komstige dienaren des Woords vormt voor het
wondere ambt.
En deze inrichting voor hooger onderwijs,
deze school van wetenschap roept eens in het
jaar onze broeders en zusters op tot een samen
komst in Kampen om met elkaar te bidden en te
danken en de vragen van den dag te bespreken,
welke onmiddellijk haar raken.
Wordt nu aan dezen oproep gehoor gegeven
Oppervlakkig geoordeeld zou men kunnen
denken, dat voor zulk een inrichting het mee
leven niet sterk kan zijn, omdat„het hooger
onderwijs toch zoo ver buiten de gedachtensfeer
van ons „gewone volk" ligt en het meestal de
„kleine luyden" zijn, tot wie de uitnoodiging uit
gaat.
Dat deze vrome lieden op een Zendingsfeest
samenkomen of in andere vergaderingen elkaar
begeeren te ontmoeten, is te verstaan, maar
op een Hoogeschooldag, enop een dag in
naar de zee, om daar België te gaan verdedigen
tegen den indringer.
Den ganschen dag trok het leger voorbij. Mo
gelijk waren er, die naar de bevrijdende Neder
landsche grens keken, maar kans om over te wip
pen hadden zij niet. Want de Belgische cavallerie
zwermde langs de grens ten einde deserteurs te
beletten, over te gaan.
Het kleine leger, in goede orde terugtrekkend,
zwichtend voor de overmacht, verlatende Ant
werpen, waar nu de Duitschers zich hadden ge
nesteld.
De Duitschers Zij verschenen den volgenden
dag. Een nieuwe emotiedie weldoorvoede
paarden, zwermend langs de Nederlandsch-
Belgische grens. Ruiters met lange pieken. De
uhlanen. Joviaal groetend de Nederlandsche sol
daten. Een praatje makend soms. Maar dan weer
verder rijdend.
En dan kwam echt de rust. Het oorlogsterrein
verplaatste zich. Naar den Ijzer, naar Noord-
Frankrijk, België werd tijdelijk in bezit genomen
door den Duts. Alle langs de Hollandsch-Belgi-
sche grens gelegen dorpen kregen Duitsche be
zetting, stoere kerels, vol trotsch over het reeds
gepresteerde, door en door gedisciplineerd, zij
betrokken de posten vlak tegenover de Hollan
ders, praatjes makend. De Nederlanders waren
immers geen vijanden
De grens werd beter nog gemarkeerd. Met
prikkeldraad. Huizen, op de grens staande, wer
den, wat het Belgische deel betrof, eenvoudig
afgebroken. Pijnlijk nauwkeurig werd de grens
afgebakend.
het belang van een stichting voor theologische
wetenschap
Dat gaat toch verre boven hun begrip uit,
enGereformeerde menschen, die nog aan
de volstrekte autoriteit van de Schrift vasthou
den, en wetenschap zijn toch twee, en o zoo ver
van elkaar verwijderd
Zoo kan men redeneeren en zoo heeft het ver
lichte liberalisme van vroeger geoordeeld, maar
hoe heeft de opkomst op den Schooldag van 17
Juni deze redeneeringen gelogenstraft en hoe is
het uit veler hartelijke liefde en oprecht meeleven
gebleken, dat dit hooghartig oordeel door en
door foutief is.
Duidelijk is aan den dag getreden, dat ons
volk uit dit beginsel leeft, dat ja heel de weten
schap maar inzonderheid de theologie leven moet
uit denzelfden wortel, waaruit het z'n levens-
weelde geniet, en dat de Kerk de theologie noo-
dig heeft voor haar ontwikkeling en bloei.
En onze broeders en zusters hebben weer klaar
getoond, dat zij de School zien als hun zaak om
Gods wil, en het de liefde tot het Huis des Hee
ren is, welke hen drijft."
Zooals onze Kerkbode reeds meldde, dat het
ook voor Prof. Dr. K. Schilder een blijde dag
was, want deze „grootmeester der verzamelin
gen" zooals Dr. Keizer hem noemde, deelde
mede, dat op dien dag het fonds voor de zesde
de som van 20.000 had overschreden.
Na afloop dezer vergadering werd de tegen
woordigheid gevraagd in het Hospitium voor
studenten aan de Theologische School, waar
bleek, dat hulp hoog noodig is, omdat deze in
richting door den tijd lijdt aan groote verminde
ring van contribuanten.
't Wordt een nood-geval en daarom een bede
om hulp elke gave is welkom want het
zou de naam van Kampen schade doen, als het
hospitium moest opgeheven, waardoor vele een
voudige broeders en zusters zouden gedupeerd,
die indertijd uit liefde voor de School hiervoor
van hunne gelden beschikbaar stelden tot aan
koop van het gebouw, dat in den duren tijd is
gekocht en moest in orde gebracht.
Met gemeenschappelijke hulp is alles best te
voorkomen.
De Schooldag is weer voorbij, maar wat blijft,
is de roeping voor die School te zorgen. Op de
laatste Part. Synode van Zeeland mocht mede
gedeeld, dat alle kerken trouw de 2 collecten
hadden gehouden en dat er in één Classis voor
uitgang was in opbrengst der contributies.
Deze kunnen in Zeeland nog wel hooger en
als nu aan de uitspraak der Synode wordt vol
daan, dat er in elke plaatselijke kerk een cor
respondent voor de Theol. School behoort te
zijn en dan nog liefst een zeer actieve is
er gegronde hoop, dat in onze Provincie zal blij
ken, dat zij in offers voor de Theologische School
zeker niet achteraan komt.
Ook de Generale Synode besloot te dezer
zake een opwekkend schrijven te dezen uitgaan
tot alle kerken, maar 't schijnt, dat dit schrijven
nog steeds onderweg is en intusschen is het al
weer bijna een jaar na de Synode van Amster
dam, maar laat ons bedenken „haastige spoed
is zelden goed".
Kapelle-Biezelinge. A. SCHEELE.
BRIEF VAN Ds, VAN NES.
Gisterenavond zijn mijn vrouw en ik met onze
kleine Wim behouden in Magelang aangekomen.
Zoowel bij ons als bij de vrienden in Mage
lang was er groote blijdschap en dankbaarheid,
dat God ons zoo ver veilig leidde en wij nu op
het Zendingsveld zijn en ons in den arbeid mo
gen inwerken.
Onze reis was zeer voorspoedig. Wel was het
erg warm. Vanaf Port Saïd tot voorbij Colombo
op Ceylon daalde de temperatuur nooit ook
's nachts niet beneden de 90 graden.
Eerst toen wij in Sabang voor het eerst voet
aan wal zetten in Nederlandsch-Indië, werd het
koeler en in Magelang is het echt lekker.
Vooral de kleine Wim heeft wel wat last ge
had van de warmte en het onrustige leven der
laatste maanden, maar hij heeft zich dapper ge
houden en groeit steeds.
Wij zijn daarom te dankbaarder, omdat aan
boord een baby van 6 maanden, vermoedelijk
wel door de warmte, plotseling is overleden.
Het was in de Roode Zee, waar de tempera
tuur enkele dagen steeds ongeveer 100 graden
was, ook 's nachts.
En 't was wel een zeer droeve taak, toen ik
Dat was de nieuwe phase. Voor Dolf begon
het schier doodelijk eentonige grenswachtleven,
waarin alleen zijn boeken verademing brachten.
En ook zijn gaan naar het Militair Tehuis.
Wat hem een behoefte werd. Al wilde hij het
niet erkennen.
HOOFDSTUK XV.
Een sterke liefde.
De bel ging over en Annie trok de deur open,
om, Lucie ontwarend, stil voor zich heen te glim
lachen het geviel nu eenmaal zoo, zijn kon Lucie
de deur toch niet wijzen
Lena had Laarwoud tijdelijk verlaten, om naar
haar ouders te gaan, waar Frits reeds met verlof
was geweest. Daarom waren mevrouw Woldinga
en Annie weer naar Rotterdam getrokken, het
onmiddellijk aan Dolf berichtend. Want in het
geheele leger werden verloven verleend. Dolf
zou toch ook wel eens aan de beurt komen
Fred was reeds tweemaal in Rotterdam geweest.
En dien vóóravond stond Dolf plotseling vóór
het verbaasde in-blije tweetaldrie dagen verlof,
binnenshuis door te brengen, had hij gescherst,
want buiten was het al onrust. Hij had nog nooit
zoo'n gekke wereld gezien, 't Was of alle men
schen en volken een tik van den mallemolen beet
hadden.
Met luchtig gepraat o alsjeblieft niet over
den dienst, hij was blij, drie dagen uit „het zood-
je" te zijn trachtte hij eigen onrust en strijd
te verbergen. Ze mochten toch heusch niet den
ken, dat hij ergens last van had. Die gekke we
reld zou weer wel verstandiger worden. En la
chen om eigen dwaasheid. Maar het zou een
reeds op onze eerste reis naar het Zendingsveld
een rouwdienst leiden moest voor een begrafenis
op zee. Zoo'n begrafenis op zee maakt een die
pen indruk. Gewoonlijk wordt de kist met zons
opgang in zee neergelaten.
Omdat de kleine in den vroegen morgen al ge
storven was, en het zeer heet was, terwijl het
bovendien te vreezen stond dat in de Indische
Oceaan de zee veel onstuimiger zou worden,
gebeurde het ditmaal 's avonds, den zelfden dag
dus bij zonsondergang.
Om 6 uur precies werden de machines stilge
legd. Dan duurt het nog wel een kwartier eer
de boot stil ligt. Gedurende dien tijd werd op
het bovenste dek, achter de hospitaalkamer door
mij een rouwdienst gehouden met de familie, een
aantal belangstellenden en een aantal vertegen
woordigers van de bemanning en het personeel.
Ondanks de hitte waren allen in het zwart.
Ik sprak over de troostrijke eerste verzen van
Johannes 14. Na den dienst werd het eenvoudige
zwarte kistje, bedekt met de Nederlandsche vlag,
één dek naar beneden gedragen, naar het z. g.
kinderdek, waar een groot aantal passagiers en
leden der bemanning zich hadden opgesteld. De
kapitein houdt vervolgens de gebruikelijke korte
toespraak. Dan wordt de vlag weggenomen van
het kistje en langzaam wordt het in het water
afgelaten.
Wanneer het eindelijk van de groote hoogte
(plm. 20 M.) op het water is gekomen en de
touwen zijn doorgesneden, zakt het onmiddellijk
snel weg in de diepte.
Door de steenen is immers het kistje ver
zwaard, terwijl enkele gaten maken dat in een
oogenblik alle lucht uit het kistje verdwenen is.
Vooral dit langzame naar beneden glijden is een
ontroerend oogenblik. Het duurt geruimen tijd
eer het kistje op het water is aangekomen. Het
is zichtbaar hoe die stilte, slechts verbroken door
het geluid der glijdende touwen allen ontroert,
sommigen tot tranen toe.
Ds. Kovinus leest vervolgens de geloofsbelijde
nis en daarna is de droeve plechtigheid geëindigd.
Snel valt nu het duister in. Aanstonds begin
nen de machines weer te stampen en stil ver
spreiden zich de aanwezigen over het schip.
Bij alle droefheid was het toch ook zeer be
moedigend te zien hoe de moeder de familie
was ook Gereformeerd met Christelijken moed
den slag droeg, omdat zij de troost kende, die
er is voor het volk van God. Ik heb zelf niet
kunnen nalaten ook op die troost te wijzen. De
kleine Peter was gedoopt. Hij had zijn vader
nooit gezien en was nu op weg naar een nieuw
thuis voor hem, tevens het vaderhuis. Maar God
riep hem naar Zijn Vaderhuis met zijn vele wo
ningen.
Overigens verliep de reis zonder groote ge
beurtenissen.
Vaak klaagt men er van dat het aan boord zoo
aanstootelijk wereldsch is. Inderdaad is er veel
aan boord wat wereldsch is en voelt een Chris
ten zich dan steeds een vreemdeling en bijwoner,
maar toch was ditmaal blijkbaar de wereldzin
veel minder dan gewoonlijk. Het was een rustig
publiek en wanneer al eens een enkele keer er
iemand was, die aanstoot gaf of dreigde te ge
ven, dan was een ernstig gesprek blijkbaar vol
doende om daaraan voor goed een eind te ma
ken. 's Zondags werd aan boord een dienst
gehouden. De eerste Zondag preekte ik zelf voor
meer dan 50 menschen. Ook de kapitein was
aanwezig. De Zondag daarop preekte één der
Zendelingen van de Salatigazending (onze noor
delijke buren op het Zendingsterrein. Zendeling
Kroh, die van verlof naar het Zendingsveld te
rugreisde.
In Sabang gingen wij gezamelijk ter kerk met
een aantal passagiers van de Christiaan Huygens,
die dienzelfden Zondag in Sabang lag.
Op de Atlantischen Oceaan had Ds. Korvinus
de dienst geleid. Wij waren na zooveel weken
van zwerven en reizen blij, toen wij eindelijk in
Magelang waren aangekomen in het gastvrije
huis van Ds. en Mevrouw Merkelijn. Ds. Mer-
kelijn was aan het station te Djocjakarta aan
wezig om ons te verwelkomen. Ook enkele Zen
dingsarbeiders van Djocja waren daar aanwezig
Ds. en Mevr. Bakker, Mej. Breukelaar en Ds.
van Reenen.
Op de treinreis van Batavia te Djocja zagen
wij reeds enkele oude kennissen en medearbei
ders van het Zendingsveld. Den geheelen reis
waren wij medegereisd met onze vrienden Kor
vinus met wie wij in Holland reeds samen ons
voor den arbeid hadden gepraepareerd en die
nu ook met dezelfde boot naar Indië reisden en
ook van uit Batavia met denzelfden trein naar
Keboemen tce.
schril lachen zijn. Want het op de aarde ge
vloeide bloed riep om wraak ten hemel. Hij
praatte luchtig en vluchtig, opdat zij zijn onrust
niet bemerken zouden, niet vermoedend, dat
vooral moeder hem doorschouwde tot in het
diepst van zijn wezen.
„Wie is er binnen vroeg Lucie zich op het
portaal van hoed en mantel ontdoende. Om dan
Annie's arm te grijpen en gejaagd te vragen
„Dolf toch niet Maar dan opeens Annie
wist toch niets zich met kracht be heer schend:
„Ja, natuurlijk, hij was eerstdaags te verwachten.
Och, 'k had op een gezelligen, rustigen avond
gerekend. Als het nu weer maar geen gekibbel
wordt."
„Kibbel dan niet", lachte Annie, zich onwetend
houdend, maar peilend de gevoelens van Lucie,
nu zij Dolfs stem vernam. Of vergiste zij zich?
Was dat de zooeven gejaagde Lucie, die onbe
vangen op Dolf toetrad met de woorden„Zoo,
landsverdediger, kom je ook eindelijk eens met
verlof Het bevalt je nogal, geloof ik. Je ziet
er waarlijk niet slecht uit in dat pakje. En wat
ben je bruin geworden
„Wat een praats in eenen", lachte Dolf. „Dien
Zaterdamorgen 1 Augustus voor de telefoon had
je niet zoo'n hoog woord", voegde hij er bij,
terwijl Lucie Mevrouw groette.
„Daarover niet meer praten, mijnheer de sol
daat. Of je meende het niet in den brief aan An
nie, om mij te zeggen, dat je woorden niet kwaad
bedoeld waren."
(Wordt vervolgd)