No. 24 Vrijdag 11 Juni 1937 51e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS, VAN VERRE EN NABIJ. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 DE ZEGEN DES HEEREN OVER ZIJN VOLK DOOR CHRISTUS. maar de HEERE, uw God, heeft u den vloek in een zegen veran derd, omdat de HEERE, uw God, u liefhad. Deut. 23 5. Door Gods wonder ingrijpen werd Bileam, die was uitgegaan om te vloeken, gedwongen om te zegenen. Israël, tegenover zijn vijanden gezegend. Ach, wat beteekende, wat was dat volk eigen lijk. Een groep zwervers, oprukkend uit de woes tijn, waarin het jaren lang verkeerde een steeds weer morrend, muitend, ondankbaar, zondigend volk. Zeker, dat was Israël inderdaad. Maar het was meer het was volk des HEEREN. Het volk, dat de HEERE liefhad. Niet omdat Israël beter en edeler en voor namer was dan de andere volken, maar omdat het volk des HEEREN was, moest Bileam zegenen. Want de weg voor dat volk Gods ging niet al dieper omlaag, voerde niet naar het verderf, maar leidde omhoog, tot glorie en heerlijkheid en zaligheid. Daarom veranderde Hij, Die alle dingen be stuurt, en aller einde bepaalt, den beraamden vloek in een niet af te wenden zegen. „Omdat de HEERE, uw God, u liefhad." Dat moeten wij weten, dat de eenige grond voor dat geweldige voorrecht, dat wij gelooven mogen en vertrouwen mogen, dat alle dingen, zelfs het lijden, zelfs de tegenslagen in het leven, ons medewerken ten goede, niet te vinden is in ons, maar in Hem. „Opdat die roemt, in den HEERE roeme." Ja, die onbegrijpelijke, haast ongelooflijke ver andering van den vloek in een zegen, van den vloek, dien wij verdienen, in een zegen, waar niemand aanspraak op maken kan, vindt haar grond alleen in Gods liefde, in Christus Jezus. In het leven des Heeren op de aarde is open baar geworden, wat dat zeggen wil, vervloekt te zijn. Toen Zijn beulen Hem folterden toen Hij, als een Verworpene, Jeruzalem werd uitgeleid toen Hij genageld werd aan het vloekhout des kruises toen God Zelf Hem wegstootte, tot in de diepten der hel. De Vervloekte. Daarom werkte alles samen tegen Hem, daar om werkten allen, Joden zoowel als heidenen, Farizeën zoowel als discipelen, mede tot ver zwaring van Zijn smart. „Hij heeft de vervloeking van ons op Zich geladen, opdat Hij ons met Zijn zegening ver vullen zou." En wat die zegen is, zien we ook bij Hem. Toen Hij opstond uit het graf, en Zijn weg al hooger steeg, toen Hij toenam in macht en ma jesteit. „De vloek in een zegen veranderd." Dat is Christus werk, Die zelf onder den vloek stierf, maar zegenend daarna ten hemel rees. „Zegen" en „vloek", ze worden dan ook in ons leven beheerscht door den Heere Jezus Christus. Alleen wie Hem kent, in Hem gelooft, Hem toebehoort, ontvangt den zegen. Maar ook ieder, die Hem verwerpt, die, alle schijnvroomheid ten spijt, niet zijn volle vertrouwen op Hem stelt, is vervloekt. Dat is een ontzettende waarheid. Uw leven mag nog zoo gelukkig zijn en voor spoedig, het moge den schijn hebben dat u alles gelukt, ja de menschen, ook de vrome menschen, mogen u eeren als een zeer vooraanstaande en achtenswaardige persoonlijkheid, als ge uw volle vertrouwen niet stelt op het werk van Jezus Christus, dan werkt alles, zelfs uw aanzien bij de menschen, mede tot uw verderf. De „vloek" wordt alleen in een zegen ver anderd door Christus. Maar dat is ook een heerlijke waarheid. Want wie in Hem gelooft, en op Zijn offer aan het kruis vertrouwt, kan wel veel lijden en tegenslag te dragen krijgen misschien, maar alle dingen drijven hem dichter tot Hem, Die nu in heerlijkheid is, en Die bidt„Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt". „Zoo iemand den Heere Jezus niet liefheeft, die zij een vervloeking." Maar laten wij, die in Hem gelooven, dan ook altijd denken aan Hem, Die zegenend ten hemel is gevaren. Die zegen blijft. En zoo wij hier met Hem lijden, zoo zullen wij ook met Hem verheerlijkt worden. Souburg. C. B. BAVINCK. DRIEHONDERD JAAR STATENVERTALING. Ter herinnering aan het gewichtige feit, dat vóór driehonderd jaar de Statenvertaling ver scheen, wordt veel gedaan om de beteekenis daarvan aan te wijzen. Uit het Maandbericht van Juni nemen we hier het voornaamste over. Woensdagavond 16 Juni is er een herdenkings samenkomst in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, die te 8 uur aanvangt. Daar hopen dan Prof. Mr. A. Anema en Prof. Dr. W. J. Aalders de groote beteekenis der Statenvertaling voor volk en kerk uiteen te zetten. Deze samenkomst wordt door de Nederland- schc Christelijke Radiovereeniging uitgezonden. Ook wordt een Bijbeltentoonstelling gehouden. Deze is geopend tot 17 Juli, in het museum Foder, Keizersgracht 609, dagelijks van tien tot vijf uur. 's Zaterdags is ze ook open van 710 uur 's avonds. Hier zijn om iets te noemen bijeengebracht alle handschriften, die er nog met de Staten vertaling zijn ook de houten kist, waarin de autographen geborgen werden, het psalmboek van Prins Willem I, de bijbel die aan Dr. Kuyper werd aangeboden, enz. Het Gedenkboek. Een gedenkboek werd saamgesteld, dat reeds verschenen is. Het is 196 bladzijden groot en in den boekhandel verkrijgbaar voor 1.20. Le den en begunstigers van het Bijbelgenootschap kunnen het voor 0.90 bekomen. Herdenkingscollecte. Het Bijbelgenootschap organiseert in verband met de herdenking een collecte, die niet in de kerk behoeft gehouden te worden, maar ook aan de huizen kan geschieden. Er is nog zooveel te doen vooral om de In dische kerken te helpen aan goede vertalingen. Verblijdend zou het daarom zijn als door deze collecte een groot bedrag bijeen kwam. JA, IK KOM HAASTIGLIJK. Openb. 22:16—21 (I). (Hoe deze boodschap wordt aangedrongen.) Nadat de eigenlijke Openbaring van Johannes is voltooid, wordt met grooten nadruk nog uit gesproken, dat de woorden der profetie van het boek der Openbaring moeten worden bewaard. „Zalig is hij, die de woorden der profetie dezes boeks bewaart." vs. 7b. Tot dat ongerept bewaren van de woorden der profetie van dit boek vermaant ook nog het slot van dit hoofdstuk dat het slot is van het heele boek. Die boodschap is saam te vatten in het woord van vs 20 „Ja, Ik kom haastelijk". Tot driemaal toe komen diezelfde woorden in dit hoofdstuk voor. In vers 7 „Zie, Ik kom haastelijk" en in vers 12 „En zie. Ik kom haastelijk". Daarin is dan allereerst te zien, hoe nog weer met allen ernst wordt aangedrongen om de woor den dezer profetie te bewaren. Wat aan Johannes getoond werd, werd hem getoond door een Engel. Daarbij mocht dan echter niet worden ge dacht het is maar een Engel, die dat heeft ge zegd en die woorden hebben dus geen absolute beteekenis. Die gedachte zou aan opkomenden twijfel den weg kunnen banen. En om dien twijfel tegen te gaan en aanstonds den pas af te snijden, zegt de Heere „Ik, Jezus heb Mijn Engel gezonden om ulieden deze dingen te getuigen in de ge meenten" vs. 16a. De „ulieden", die hier genoemd worden zijn de zeven klein-Aziatische gemeente, Efeze, Smyrna, Pergamus, Thyatira, Sardes, Filadelfia en Laodicea. Tot deze gemeenten allereerst werd dit getui genis gericht. Om ulieden deze dingen te getuigen ten aanzien van de gemeenten. Dit getuigenis was echter niet alleen bedoeld voor die zeven gemeenten, maar voor de kerk van alle eeuwen en op alle plaatsen. „Ik, Jezus heb Mijn Engel gezonden." Jezus zelf staat voor het woord van Zijn Engel in. Die Engel was maar de overbrenger van de boodschap, die hem door Jezus was toebetrouwd. De boodschap van dit boek is dus de boodschap van Jezus zelf. En het is dan de boodschap van Hem, die Zich hier natuurlijk met een bedoeling noemt Jezus, Zaligmaker. Hier is de boodschap van Jezus, den Zalig maker, van Gods Zoon, die niet gezonden werd in de wereld, opdat Hij de wereld veroordeelen zoude, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden (Joh. 3 17). Hier is de bood schap van Hem, die nog eens in Joh. 12 47 van Zichzelf met nadruk getuigde Want Ik ben niet gekomen opdat Ik de wereld oordeele, maar op dat Ik de wereld zalig make. Als deze boodschap dan is van Jezus, den Zaligmaker, van Hem, die door deze boodschap ons behoud zoekt, onze verlossing, onze zalig heid, hoe moet dat dan dringen om die bood schap te aanvaarden. Want die boodschap van Jezus is dan van Hem, die is de wortel Davids en het geslacht Davids, de blinkende morgenster. Hij is de wortel Davids. Dat wil niet zeggen, dat Hij aan David ontsproten is. Dan zou er moeten staan David is mijn wortel. Maar juist omgekeerd zegt de Heere, dat Hij de wortel Davids is. David is er door Hem. Hij is Davids Heer. Maar Hij is ook het geslacht Davids. Hij is ook Davids Zoon. Davids Heer werd Davids Zoon. Jezus, wiens boodschap door den Engel aan Johannes werd overgebracht en door Johannes aan ons, is Gods Zoon, maar die dan ware menschelijke natuur aannam, opdat Hij het ware zaad Davids zou zijn, ons, Zijn broederen, in alles gelijk, uitgenomen de zonde, opdat Hij Je zus, Zaligmaker, zou zijn. En die Jezus is ook de blinkende morgenster. In dien naam komt wel duidelijk uit, dat met Jezus het licht komt, het licht van den vollen dag. De morgenster is de voorbede van den nieuwen dageraad. Met Jezus komt die heerlijke tijd, dat er geen nacht meer zal zijn, maar altijd dag. De duisternis moet voor Hem wijken, Hij is het Licht en in dat Licht brengt Hij de zalig heid. Dit alles moet dringen om de boodschap van de profetie dezes boeks te aanvaarden. En al evenzoo wat er staat in vs 18 en 19 „Want Ik betuig aan een iegelijk, die de woorden der profetie dezes boeks hoortIndien iemand tot deze dingen toedoet, God zal over hem toe doen de plagen, die in dit boek geschreven zijn en indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer profetie, God zal Zijn deel afdoen uit het boek des levens en uit de heilige stad en hetgeen in dit boek geschreven is." Op tweeërlei manier wordt hier van dit boek gesproken. In vs 18a: van „de profetie van dit boek" en in vs 19, van „het boek dezer profe tie". Dit boek is een boek van profetie (vs 19) en moet dus als profetie worden ontvangen. En die profetie staat in dit boek (vs 18) en daarom moet dit boek worden aanvaard. Maar daarom mag dit boek dan ook niet wor den geschonden of verdraaid. Aan de woorden der profetie van dit boek mag niets toegevoegd worden. Dit boek is af. Er mag ook niets afge daan worden, opdat de profetie van dit boek ongeschonden aan de nageslachten worde over geleverd. Wee den mensch, die z'n schennende hand aan dit boek durft slaan om dit boek te ver anderen en den zin ervan te verdraaien, hetzij door er wat aan toe te voegen, hetzij door er wat af te doen. God zal over dien mensch toedoen de plagen, waarvan in dit boek geschreven is. God zal zijn deel afdoen uit het boek des le vens en uit de heilige stad. Deze woorden mogen natuurlijk niet zóó wor den verstaan, dat de naam van zoo iemand reeds stond in het boek des levens en dan daaruit wordt weggedaan. Wiens Naam geschreven staat in het boek des Levens, dat vóór God is, diens Naam blijft daarin. Hoe we dit moeten verstaan wordt duidelijk uit het volgende God zal zijn deel afdoen uit de heilige stad. Die heilige stad is de gemeente van Christus, gelijk zij nu reeds op aarde aan wezig is en eens in volle heerlijkheid zal schitte ren. In de gemeente op aarde kan zulk één een plaats hebben gehad. Maar, al behoorde hij dan tot de gemeente op aarde, hij zal geen deel heb ben in de stad, die eeuwig blijft. En stond zijn naam al in het boek, waarin geschreven waren de namen der leden van Christus' Kerk, die naam hoorde daar dan niet. Vreeselijke oordeelen worden dus aangekon digd over ieder, die de boodschap van dit boek zou schade doen door het boek, dat die bood schap brengt, niet ongerept te bewaren. En dit alles moet ons doen verstaan de groote beteekenis dezer boodschap, die met zooveel zekerheid en tot ons heil, ons wordt gebracht. GEDENKBOEK ZENDING. De heer Lok verzocht ons, het onderstaande op te nemen. In plaats van Ds. van Nes, die vertrokken is naar Magelang zal ondergeteekende de verzen ding van het Gedenkboekje verzorgen. Men kan de betaling rechtstreeks doen per giro van Ds. van Nes. Maar men haaste zich, want er zijn slechts 290 ex. meer over. Zelf heb ik ontvangen Mej. G. T. te S. 1.L. G. te H. 1. Zendingstentoonstelling Oostkapelle 5. Zendingstentoonstelling Leiden 20. Zendingsavond Wormerveer 8. De gemeenten, die nog niet besteld hebben en toch gaarne dit mooie boekje willen ontvangen, gelieven zich nu te haasten. Van de 1000 ex. waarover ik de beschikking kreeg is er dit kleine aantal nog over. P. LOK. Adres Brederodestraat 3, Haarlem. Het gironummer van Ds. C. van Nes is 163376 Magelang. HEIJ. DRIE BELANGRIJKE WERKEN. Philosophia Reformata door Dr. H. Steen, Kok, Kampen. Op Gods Woord gegrond door J. M. Spier. Kok, Kampen. De mensch als Levende Ziel door A. Janse. Uitg. Holland, Amsterdam. Bovenstaande werken acht ik belangrijk genoeg om in een redactioneel artikel aan te kondigen en er het een en ander van te zeggen. In de eerste plaats dan het werk van Dr. H. Steen. Eenigen tijd geleden heeft Prof. Hepp zich in zijn bekende brochurereeks zich gericht tegen enkele beweringen van de professoren Vollen- hove en Dooyeweerd. Thans is het Dr. Steen van Andijk, die ook zijn bedenkingen heeft tegen verschillende uit spraken van deze wijsbegeerte der wetsidee. Dr. Steen zegt er dit van Door een samen loop van omstandigheden valt de verschijning van deze critiek in den tijd dat de brochurereeks van Prof. Hepp „Dreigende Deformatie" ook het licht ziet. Men legge echter op grond van gelijk tijdigheid geen berband tusschen deze beide ver schijningen. Reeds enkele jaren geleden vatte ik het plan op, op het gevaar van Prof. V.'s systeem te wijzen. Andere bezigheden verhinder den tot nu toe de uitwerking van dit plan. Bij de behandeling heb ik me zeer beperkt. Toch neemt dat niet weg, dat ik soms wel eenigs- zins in herhalingen moest vallen. Bij een door- loopende critiek is dat bijna niet te vermijden, daar bij elke dwaling in een systeem niet alleen op de verbanden onderling, maar ook op het onjuiste grondbeginsel moet worden gewezen. Ik heb getracht in Prof. V.'s gedachtengang door te dringen en geen moeite gespaard zijn meening juist te vatten. Gaarne wil ik hier mijn bewondering uitspre ken voor de groote werkkracht en scherpzinnig heid van Prof. Vollenhoven. Ook is de liefde voor de Gereformeerde beginselen bij dezen wijs geer onverdacht. Ik meen echter, dat Prof. V. wel wijsgeer, maar te weinig theoloog is. En dat dit hem ten zeerste parten speelt. Indien ik in mijn uitdrukkingen te scherp ge weest ben, spijt me dit. Maar stelt men de zaak duidelijk, dan wil de vorm wel eens scherper worden dan men bedoelt." Tot zoover Ds. Steen in zijn Voorwoord. Velen hebben me mondeling en schriftelijk ge vraagd of het niet mogelijk was een rustige uit eenzetting te krijgen van Prof. V.'s meening en de meening van hen, die zich tegenover hem stellen. Welnu, dit boek leze men. Op één woord van Ds. Steen wil ik de na druk leggen „Ik meen, dat Prof. V. wel wijs geer, maar te weinig theoloog is". Ik kan niet zeggen, dat dit juist is. Ook niet, dat het onjuist is. Maar wel geloof ik, dat hier in het algemeen een waarheid in schuilt. Sommige theologen willen eerst wijsgeer en

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1937 | | pagina 1