FEUILLETON BRANDING erkende autoriteit. Veel van de ontwikkelde ge dachten zijn gedachten van Bucer. Zoo is het ook in de Institutie. Hoewel het doctrinale systeem uitgedacht en gekristalliseerd is door Calvijn, zoo is toch de wijze van uitdrukking en de plaats van bepaalde leerstukken het werk van Bucer. Zoowel geestelijk als verstandelijk heeft Calvijn een zeer diepe indruk van Bucer mee genomen. Natuurlijk heeft Calvijn in Straatsburg vele andere geleerden ontmoet. Hij noemt deze plaats: het Antiochië der Reformatie. En de Fransche vluchtelingen noemden het„het Jeruzalem van den nieuwen dag". Een gebrek in de opvoeding van Calvijn is echter ook aan te wijzen. Hoewel hij in voortdurend contact stond met Duitsche sprekende christenen, zoowel in Duitschland als in Zwitserland, zoo heeft hij nooit de moeite ge nomen om het Duitsch te leeren. Dit gebrek moet hem herhaaldelijk zeer lastig zijn geweest, temeer waar hij conferenties van Duitsch sprekenden heeft bijgewoond. Een van de obstacles tot het sluiten van een huwelijk met een Duitsche dame was dezedat zij geen Fransch kende, terwijl hij geen Duitsch kende. Boeken ter recensie hem toegezonden uit Duitsch land liet hij eerst vertalen. Aan een schrijver be richt hij „Daar ik niet bekend ben met de Duitshe taal, gaf ik het boek maar aan een vriend, om het door te nemen en mij de inhoud er van mee te decelen". Van Bullinger is het te genovergestelde bekend hij kende zeer weinig Fransch. Calvijn maakt zijn verontschuldiging aan hem als hij hem een pamflet stuurt in het Fransch „U zult wel vertalers kunnen vinden, die u de hoofdzaken mededeelen". Deze gewone onbekendheid van de geleerden van die dagen met de vreemde talen kan ver klaard worden door het algemeen gebruik van het Latijn als middel van verkeer der geleerden niet slechts in het schrijven, maar ook in het spreken. In academische of ook kerkelijke kringen, waarin Calvijn zich bewoog, wanneer hij niet in Genevè was, stelde hem zijn volmaakte kennis van het Latijn in staat om met volkomen gemak kelijkheid zijn gedachten kenbaar te maken. A. H. OUSSOREN. HEINRICH BULLINGER (1504—1575). Belangwekkend persoon, In den kring der gemeente zijn de kerkhervor mers Luther en Melanchton, Zwingli en Calvijn bekende persoonlijkheden. Na hen kwamen mannen, die ook van grooten invloed en veel beteekenis zijn geweest. Hun namen en personen zijn echter vrijwel geheel vergeten. Wie waren Bullinger, Bucer, Beza om 't maar bij deze drie namen te laten We stellen ons vóór gedurende eenigen tijd over enkele meer onbekende mannen uit den Reformatie-tijd iets te schrijven. Heinrich Bullinger hebben we daartoe het eerst gekozen. Hij moge een epigoon zijn dan toch in elk geval een van de voornaamste. A. J. van 't Hooft schrijft in zijn dissertatie „De Theologie van H. B. in betrekking tot de Nederlandsche Reformatie" „Als men de boei ende levensbeschrijving leest, welke Pestalozzi van hem gegeven heeft, staat men verbaasd, dat deze Hervormer nog zoo weinig de aandacht trok. Niet alleen toch was hij in Zürich en geheel Zwitserland een man van groote beteekenis, maar tot schier alle Europeesche landen stond hij in betrekking. Zijn briefwisseling was verbazing wekkendZijn geschriften waren allerwegen zeer gezocht en werden in verschillende talen overgezet. In de menigvuldige vraagstukken, waartoe de Hervorming, zoowel wat de inrich ting der kerken, als wat de ontwikkeling der leer betrof, aanleiding gaf, werden zijn adviezen op hoogen prijs gesteld." Bullinger en Melanchton voelden als personen zich nauw aan elkander verwant. Ook Bullinger was een vreedzame natuur. Hij stootte zich weieens aan de scherpheid van Cal vijn. Zijn uiterlijk is aantrekkelijk. De mond zegt ik weet wat ik wil en ik zal doorzetten, wat ik als goed en heilzaam zie. De oogen zijn zacht en geven aan zijn gezicht iets zachtmoedigs en vriendelijks. Bullinger's petsoonlijkheid kunnen we met DOOR K. H. MARINUSSEN 52) De compagnieën marcheerden af, de een naar de Markt van Hulst, de ander door het stadje om vervolgens een eindeloos lijkenden weg op te marcheeren, geplaveid met onmogelijke keien, die de voeten pijn veroorzaakten. Sinds zij in Hulst waren uitgestapt, bereikte onophoudelijk dof kanongebulder het oor der soldaten Antwerpen werd wel stevig gebom bardeerd. Sergeant Everaards wist mee te deelen, dat er de vorige dagen tal van Belgische vluchtelingen over de grens gekomen waren. Er werden er nog veel meer verwacht. Ook was de mogelijkheid niet uitgesloten, dat Belgische soldaten onze grens naderden. Zij mochten die niet overschrij den. Deden zij het wel, dan moesten zij geïnter neerd worden. In eenen was nu verklaard, waar om versterking naar Zeeuwsch-Vlaanderen moest komen. De bezetting was er te zwak, om het vermoedelijk komende gebeuren behoorlijk te kunnen verwerken. De compagnie, vermoeid door de emotie van den vorigen dag en het getrek van dien dag zeul de langs den geheel boomloozen landweg, naar een oord, waar, volgens de soldaten, geen men- schen meer woonden en waar alles dichtgeplakt déze woorden karakteriseeren hij was vroom, rechtschapen, ernstig maar tegelijk vriendelijk, bescheiden, trouw en geleerd. Het is waarlijk geen wonder, dat hij in zijn tijd een buitengewoon invloedrijk persoon is ge weest. In de tweede helft der zestiende eeuw werd zijn „Huysboeck" (vijftig preeken over de voor* naamste christelijke leerstukken) ook in ons land veelvuldig gelezen. Vroege rijpheid. Daarbij komt, dat Bullinger reeds vroeg een rijpheid van inzicht te zien geeft, die verbazing wekt. Telkens weer verwonder ik mij, bij 't bestu- deeren van den reformatie-tijd, over de vroom heid zoowel als over de geleerdheid van de theo logen uit die dagen. Ursinus b.v. schreef den Heidelberger Cate chismus als jonge man van 28 jaar. Van Bullinger verscheen in 1526 hij was toen dus 22 jaar een geschrift, waarin hij de oude ketterijen vergelijkt met die van zijn tijd. Op drie en twintigjarigen leeftijd gaf hij een soort Encyclopaedic der Theologie uit. Dr. A. Kuyper oordeelt, dat Bullinger's metho dologie die van Melanchton in rijkdom van stof en in uitwerking van detail verre te boven gaat. In 1528 schreef hij een tractaat over den oor sprong van de dwaling in zake het avondmaal en de mis. In den loop der jaren zijn meer dan 100 ge schriften van Bullinger gedrukt. Zoo schreef hij in het Latijn een verklaring van al de boeken van het Nieuwe Testament (behal ve van De Openbaring). Talrijke preeken (oa. 100 over De Openbaring) verschenen er van hem. Zijn Onderwijzing in de Christelijke leer (Summa Christlicher Religion) werd (naast vele andere van zijn geschriften) in het Nederlandsch vertaald. Behalve exegetische en dogmatische werken bezitten we van hem historische werken (o.a. de geschiedenis van de Wederdoopers) Zelfs maakte hij als literator naam. Zeer ge roemd werd het (op jeugdigen leeftijd) door hem geschreven spelLucretia en Brutus. Van zijn verzen is vooral bekend het lied, door hem ge dicht na den slag van Kappel. Doel van zijn geschriften. Welk doel Bullinger met zijn geschriften zich voor oogen stelde Hij schreef zelf eens aan zijn vriend Melanch ton „Daarnaar streef ik het verlossingswerk en de groote, ons in Christus geschonken genade Gods in helder licht te stellen. Daarnaar streef ik bij allen, die naar waarheid zoeken, lust en liefde tot onderzoek der Heilige Schrift op te wekkenDaarnaar streef ik de oude, zui vere geloofsleer der rechtgeloovige kerk van Christus, welke door den Geest en het Woord van haren Bruidegom geregeerd wordt, uit de verdonkering, waarin zij door de sophistische leer van het pausdom geraakt is, op te heffen en in haar ouden glans te herstellenDaar naar streef ik, in alles en door alles zoovelen als mogelijk is, voor Christus te winnen, het Woord des levens op allerlei wijze te verheerlijken, op dat allen daarnaar als naar den allergrootsten schat begeerig worden." Verhouding tot de andere Reformatoren. Meer dan de personen van de Reformatoren hebben hun werken invloed op Bullinger uitge oefend (ik kom daar later op terug). In het overgangstijdperk van zijn leven waren het de Kerkvaders, de werken van Erasmus, Luther en Melanchton, die sterken invloed op hem hebben uitgeoefend. Wanneer hij met Zwingli's geschriften in aanraking komt heeft hij reeds een gevestigde overtuiging. Later schrijft hij „Ik voelde mij tot zijn (Zwingli's) boeken en preeken des te meer aangetrokken, daar ik reeds bijna 4 jaar vurig dezelfde leer aanhing". Bullinger en Zwingli leerden elkander pas te gen het einde van 't jaar 1523 kennen, nadat Bullinger den Hervormer reeds een paar malen in openbare godsdienstgesprekken en op den preekstoel had hooren spreken. De persoonlijke verhouding tusschen beide mannen was goed, maar in zijn theologie staat Bullinger toch meer aan Calvijn's dan aan Zwingli's zijde. Bullinger en Calvijn. Hoe hebben we ons de verhouding te denken tusschen Bullinger en Calvijn was met couranten. Inderdaad had Dolf het ge voel, of hij de wereld uitliep. Het leek wel, of het dorp Nieuw-Namen nooit werd bereikt. Al tweemaal had de vermoeide troep langs den weg gerust, maar een toren of torentje doemden niet op aan den gezichteinder. Bij de tweede rust „veroverde" sergeant Everaards een veldkaart van den vaanderig en ging na, waar hij nu feitelijk was beland. Volgens zijn berekening moest nog een half uur geloopen worden, eer Nieuw-Namen, dat ook wel De Cauter heette, was bereikt. Het bleek, dat de weg rechts dien zij een tijd geleden gepasseerd waren, naar Clinge leidde, dat vlak op de grens was. Er was een Nederlandsch en een Belgisch Clinge. Het bleek Dolf ook, dat van Oosten gelijk had Nieuw-Namen lag even eens vlak op de grens en was één geheel met een Belgisch dorpje. Op de kaart even ten Z.O. in werkelijkheid was de afstand twee uur loo- pen, liep de dijk van de Schelde naar Antwer pen, welke stad vlakbij lag. Ze kwamen dus zoo dicht mogelijk bij het gevechtsterrein der Duit- schers en Belgen Zoo nu en dan passeerde de compagnie enkele huizen. Maar menschen zagen zij niet. Het leek wel, of deze heele streek uitgestorven was. Maar er was vee kippen en varkens en koeien, dus moesten er ook menschen wonen. Wanneer er drie, vier huizen stonden, was er vast één bij met het opschriftestaminet, het Vlaamsche woord voor café of bierhuis. Dolf, scherp opmerker als hij was, had reeds lang gemerkt, dat hij in een streek van Nederland was beland, die nauw met Belgisch Vlaanderen Er zijn theologen, die groote verschilpunten meenen te zien tusschen de opvattingen van Bul linger en die van Calvijn. Dr. A. J. van 't Hooft ziet in Bullinger een apart type van theologisch reformator en in zijn geschriften een bizonder soort theologie. In onderscheiding van Calvijn zou Bullinger dè Verbondstheoloog zijn. De uitverkiezingsleer van Calvijn zou een ge zonde ontwikkeling van de Verbondsleer in Cal vijn's theologie onmogelijk maken. Het Calvinisme ontaardde steeds meer in scholastiek. Ook Nederland had beter gedaan naar den Verbondstheoloog Bullinger te luisteren en het Verbond ten grondslag aan heel de theologie te leggen Zoo redeneert men. In een apart artikel kom ik op deze uiterst belangrijke stof later terug. Nauwgezette studie doet mij geheel instemmen met Bavinck's oordeel: „Toch is er tusschen de theologie van Calvijn en van Bullinger geen enkel zakelijk, maar alleen een formeel en methodolo gisch verschil. Het is het onderscheid tusschen het supra- en het infralapsarisme, tusschen het streng-theolo- gisch en het foederalistisch (foedus verbond, K.) uitgangspunt, dat altijd in de Geref. Kerken heeft bestaan en over en weer als gereformeerd is erkend (moge 't ook zoo zijn in onzen tijd! K.). Ten onrechte stelt men tegenover elkander, wat inderdaad naast elkander bestaan heeft en wat enkel door een zeer eenzijdige overdrijving anti thetisch wordt." A. B. W. M. KOK. BEROEPEN TE Schiebroek-Hilligersberg G. Hagens te Asperen. Amsterdam (vac. Ds. Lindeboom): P. G. Kunst te Deventer. BEDANKT VOOR Zaandam P. G. Kunst te Deventer. Afscheidscollege Prof. Dr. H. H. Kuyper. Na 38 jaren professoraat heeft onder zeer groote belangstelling uit de kringen der Vrije Universiteit, der Geref. Kerken en der weten schap Prof. Dr. H. H. Kuyper, die sedert 4 Juli 1899 het hoogleeraarsambt bekleed heeft aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, zijn laatste col lege gegeven. De bijna 73-jarige sprak daarbij een op deze plechtigheid gerichte rede uit. Daar na heeft de rector-magnificus, Prof. Dr. J. Wa terink het woord gevoerd vervolgens Prof. Dr. F. W. Grosheide namens de theologische facul teit en de heer H. H. Grosheide voor de theol. studenten. Namens een comité van oud-studenten bood Dr. H. Kaajan van Utrecht den aftredenden hoogleeraar een geschenk aan. De Theol. Hooge- school te Kampen was vertegenwoordigd door Prof. Dr. J. Ridderbos en Prof. Mr. Dr. G. M. den Hartogh. „Rotterdammer". Theologische Schooldag 16 en 17 Juni 1937. Wie logies begeert, zende tijdig bericht aan den pedel A. de Graaf, met opgaaf van het aantal personen, en of het voor één of twee nachten wordt gewenscht. Voort nog een be langrijk bericht over reiskosten. Het Comité van den Schooldag heeft zich in verbinding gesteld met de Directie van de Nederl. Spoorwegen. Als resultaat daarvan kan thans aan belang hebbenden worden bericht, dat de Directie der Spoorwegen bereid is gevonden, voor dezen Schooldag een bijzondere reductie op den prijs der spoorkaartjes toe te staan. Deze verlaging bestaat voor retourkaarten voor de beide dagen in 33 van den enkelen vrachtprijs. Iedere bezoeker van den Schooldag uit welke plaats van ons land, die dit jaar naar Kampen wil komen, en die gebruik wil maken van deze aanzienlijke verlaging, behoeft alleen een bewijs- kaart aan te vragen (adres J. H. Kok te Kam pen) en deze bewijskaart te vertoonen aan het station waar de spoorkaart wordt gekocht. Op die bewijskaart wordt zonder meer de verlaging toegestaan. Ongewijtfeld zal deze extra verlaging van de reiskosten velen uiterst welkom zijn. Gevaarlijke lectuur. Ds. J. D. Wielenga vond in ons M. V.-orgaan „Bouwen en Bewa ren" een advertentie van het vertaalde en bij de Erven Bijleveld te Utrecht uitgegeven boek van Weatherhead over Palestina. Hij is van oordeel, dat dit boek, en ook de vorige boeken van den zelfden auteur niet hooren bij de lectuur van onze meisjes. was verwant. In Hulst had hij terloops burgers hooren spreken met elkaar. Hij had ze nauwelijks kunnen verstaan. Zij spraken zuiver Vlaamsch. De vele estaminets wezen er op, dat zij in Vlaanderen waren beland. Ook vond hij de hui zen en de omgeving er lang niet zoo zindelijk als in andere deelen van Nederland. Eindelijk dan toch werd in de verte een dorp zichtbaar. Een hooge toren was er niet. Wel een stomp ding, dat, naar later bleek, behoorde tot de kerk. Er werd „in den pas" gecommandeerd. De drie tamboers roffelden, de beide trompetters zetten hun instrument aan den mond en de com pagnie marcheerde 't dorp binnen, dat bleek te bestaan uit een lange straat van groote keien, terwijl de straat aan weerskanten opgeplaveid was. Grootere en kleinere huizen stonden naast elkaar. Er was weinig bouworde. Stoepen waren er niet. Hier en daar kwam een kleine zijstraat op de hoofdstraat uit. Op het tromgeroffel liep het dorp leeg. Vrou wen en veel kinderen vertoonden zich op den weg. Enkele mannen keken onverschillig toe. Dolf trok spoedig zijn conclusie een armzalig dorp met een arme bevolking. Om de drie, vier huizen was er een estaminetdronken de be woners hier bier, in plaats van koffie of thee De straat vernauwde zich. Opeens ontdekte Dolf in het voortmarcheeren een steenen paal midden in de straateen grenspaalRechts was dus België. Maar het dorp was samengegroeid met Nieuw-Namen. Wat een wonderlijke toe stand. De straat maakte een bocht. Aan een gevel „Zeker, er wordt van dit prachtig uitgegeven boek over Palestina gezegd, dat de bedoeling is aangegeven door het motto „Heer, wij wilden Jezus zien". Maar wij hopen en bidden, dat onze meisjes een anderen Jezus zullen zien dan in dit boek ten tooneele wordt gevoerd. Hoe stelt die dominé Weatherhead Jezus aan ons voor Men leze eens het artikel over de bruiloft te Kana. „Was het waarlijk wijn Ik kan mij de vroolijke bruiloft indenken en mij voorstellen, hoe Een Geest ervan genootals iemand die waarlijk van grapjes en vroolijkheid hield. De wijn is op. Er wordt water geserveerd. Dat is de mooiste grap van alZij heffen hun wijngla zen zooals wij doen voor de grap wanneer wij roepenOuwe klare uit de pomp is maar je ware De bruidegom wordt door den ceremonie meester, die de grap nog verder drijft, gecom plimenteerd Gij hebt den goeden wijn tot nu toe bewaard.* Er is niet meer noodig dan een bediende, die toevallig op zijn weg naar de keu ken door de kamer loopt om een praatje aan het rollen te krijgen." Ziezoo, het wonder te Kana is tot een grap en een kletspraatje van een bediende herleid. En Ds. Weatherhead heeft er slag van om met de andere wonderen op een dergelijke manier om te springen. Men leze eens de „genezing" van den geraakte, die door het dak gelaten werd, of van de bloedvloeiende vrouw. Het is alles even ergerlijk. En de vrome opmerkingen over Jezus nemen niet weg, dat ons op deze wijze Jezus zelf, zooals de Schrift Hem teekent, ontnomen wordt. Over de andere boeken van Weatherhead zal ik niet schrijven. Maar wij achten b.v. zijn boek „Het sexueele leven" verderfelijk. Het is erg, dat het reeds een derden druk beleefde, en in „Bouwen en Bewaren" wordt geadverteerd. Wij vragen heel bescheiden aan de redactie Kent u deze boeken Wij weten wel, dat een redactie van een blad niet achter alle advertenties staatmaar zoudt u wenschen dat onze meisjes deze boeken lazen Het is maar een vraag." K. B. S. ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN. Zaamslag, Juni 1937. De klacht wordt steeds algemeener, dat de liefde tot de kerk verflauwt en er een tekort is aan kerkelijk besef. Bij leden, die een huwelijk aangaan met iemand van een andere kerk, blijkt dikwijls hoe los de band aan de kerk is en hoe gemakkelijk men met zijn eigen kerk breekt. Men stelt de verschillende kerken eenvoudig naast elkaar en ziet vrijwel geen onderscheid. Het is alsof men lid van een vereeniging is, en zich van de eene naar de andere vereeniging laat overschrijven. Het dringt nauwelijks tot zulke overloopers door, dat men zijn belofte schendt en zich aan bondsbreuk schuldig maakt. Hoe vaak heb ik al bij dergelijke bezoeken het vrome praatje gehoord, dat men elkander na spreekteenmaal zal aan de hemelpoort niet ge vraagd worden tot welke kerk men heeft be hoord, maar of men deel had aan Christus. Mijn antwoord is steeds, dat we volgens den Bijbel rekenschap aan God moeten geven van ons leven, van onze daden, dus ook van het feit, dat we aan de kerk den rug toekeerden, waarin we gedoopt werden en misschien ook zelfs onze belofte van trouw hebben afgelegd, een belofte die de kracht heeft van een eed. Wat te doen tegen de hedendaagsche veruit- wendiging van het kerkelijk leven en hoe moet tot dieper kerkelijk besef worden opgewekt Ik las in verband met deze brandende vragen nog eens het in 1918 verschenen boek van Mr. D. P. D. Fabius Kerkelijk Leven, waarin reeds geklaagd wordt over de verzwakking van het kerkelijk besef. De werken van Prof. Fabius worden, dunkt me, door het tegenwoordige ge slacht weinig meer gelezen. Toch zijn ze nog steeds het lezen waard, 't Is waar door de vele citaten valt 't lezen niet gemakkelijk. Zijn boeken zijn dan ook nooit populair geworden. Ook prik kelt zijn schrijfwijze wel eens en is 't b.v. eigen aardig, dat 't heele boekje door niet gesproken wordt over de Ned. Herv. Kerk maar over het (anti-) Hervormde Kerkgenootschap. Toch staan in genoemd werkje waardevolle opmerkingen en is de inhoud nog niet verouderd. Volkomen terecht schrijft hij van het onker kelijk leven is een der meest ernstige kanten, dat het op den duur het Christendom doet vervloeien. Krachtens het bestel Gods is de natuurlijke bed ding voor het Christendom gegeven in de Kerk, van een woning woei de Nederlandsche vlag. En vlak daartegenover de Belgische. De douane kantoren van beide landen. Opeens Nederlandsche soldaten, die de grens bewaakten en die met vreugde op het gelaat de nieuw-aangekomenen bezagen. De straat werd doorgemarcheerd. De compag nie zwenkte naar links. Op een open vlakte stonden twee barakken en een veldkeuken was daar de ligplaats van de troep Eindelijk dan toch waren zij aangeland, waar zij moesten zijn. Dolf voelde zijn beenen niet meer van vermoeidheid en strekte zich op den grond uit. Aldra vernam hij, dat in Nieuw-Namen een klein detachement lag van de compagnie in Hulst, welk detachement nu vertrekken zou, nu er een geheele compagnie gekomen was. „Wie is jullie commandant hoorde Dolf sergeant Everaards vragen. „Een reserve-luitenant. Luitenant Woldinga." Dolf schrok geen wonder, dat hij Frits niet in Hulst had gezien hij was hier. Gelukkig ver trok hij weer met zijn troep. „Hoor je, Woldinga Je broer is hier." „Ja, 'k hoor het. 'k Moet eens zien straks, of ik hem vinden kan." De sergeants werden geroepen. Het was niet mogelijk, de geheele compagnie in de kleine ba rakken onder te brengen. Zestig man moesten bij de burgers worden ingekwartierd. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1937 | | pagina 2