FEUILLETON
BRANDING
UIT DE HISTORIE.
ZENDING*
lands Mij is gegeven alle macht in hemel en
op aarde.
We zijn de laatste 50, of nog juister 100 jaar
gewoon geweest om ons te laten leiden door het
liberale zuurdeesem.
En wiens oogen open zijn, die ziet, dat de
liberale, neutrale wereld nog lang niet van haar
machtige invloed beroofd is.
Langzamerhand hebben liberale vereenigingen,
dagbladen, een machtspositie veroverd, die in
strijd is met het schriftuurlijk standpunt.
En helaas hebben vele Christenen omdat
ze hun roeping niet verstonden zich maar ge
geven aan die organisaties.
Neen natuurlijk, men bedoelde het niet zoo
kwaad.
Men meende het zelfs goed. En zoo kan men
zelfs nu nog de redeneering hooren als wij er
ons uittrekken, dan zijn er in het geheel geen
Christenen meer in. Dan is ook dit terrein aan
de booze overgegeven.
Met die redeneering heeft men zich vroeger
ook gegeven aan het verkeerde.
Maar wie zich aan het verkeerde wil geven
om het verkeerde te overwinnen, diens rede
neering is wel wat simplistisch.
Eva heeft zich ook op instigatie van den dui
vel aan het verkeerde gegeven om het verkeerde
in haar macht te hebben. Ze at, opdat ze zou
kennen, in haar macht hebben, het goede en het
kwaad.
Maar dat beteekende haar val. En de gevolgen
waren funest.
Zoo is ook de redeneering van hen, die zich
aan verkeerde organisaties geven.
Het lijkt mooi geredeneerd. Het lijkt zelfs wel
wat principieel. Maar het is door en door ver
keerd.
Wat ook wel uit de gevolgen blijkt, als we
alleen maar letten op het verdoezelen van den
Naam des Heeren, ook door Christenen, in die
neutrale organisaties.
Daar komt nog bij, dat dezulken lijnrecht in
strijd zijn met het Woord als het zegthetzij
dat gij eet, hetzij gij drinkt, doet het al ter eere
Gods. Deze uitspraak van den Heiland drukt de
allesbeheerschende wortelpositie uit van den
Christus over de tijdelijke levensuitingen.
Het halfslachtige standpunt van vele Christe
nen maakt juist dat de wereld om onze principia
lacht.
Ieder Christen, die met en bij de Schrift wil
leven, moet breken met dit dualisme, omdat hij
te kort doet aan den eisch van Christus.
Ieder Christen, die verantwoord wil zijn, zal,
al kost het hem aanvankelijk misschien moeite,
ongerief en geld, zich losmaken van het terrein
zonder den Heiland en zich geven aan het ter
rein met den Heiland.
Of dan hier alles heilig is Natuurlijk niet. En
de Booze zal halfslachtige menschen helpen in
het aanwijzen van fouten bij den broeder. Hij
zal zeggen ziet ge wel, dat zijn nu Christenen
en dat is nu een Christelijke organisatie. Hij zal
de neutrale U voorhouden, zooals den verkoo-
per U de fijne qualiteit van de stof voorhoudt
en hij zal de Christelijke afkammen, als van min
derwaardige qualiteit.
Maar hij zal nalaten om U te zeggen, dat op
dit Christelijk terrein den Naam des Heeren er
kend wordt. Hij zal nalaten om te zeggen, dat
we op dit terrein den Heiland niet willen dood
zwijgen. Hij zal nalaten U te vertellen, dat we
hier naast onze materieele belangen de belangen
van Gods Koninkrijk op den voorgrond stellen,
omdat we uitgaan van de grondgedachte Van
U is het Koninkrijk.
Ook weet ik zeer wel, dat de oude neutrale
organisaties niet zoo volledig zullen uitgerust zijn
als de jongere Christelijke. Maar dat is voor den
oprechten Christen een reden te meer om te vra
gen hoe kan ik op mijn terrein, waar mijn Heere
mij roept, de helpende hand bieden.
En dan moeten we de kerkelijke scheidslijn
niet beslissend doen zijn op dit terrein.
Het ^Christelijk organisatieleven is met zeer
groote moeite opgebouwd. Wie hier versplinte
ring zou willen, doet zeer zeker een groot kwaad.
Het mooie is dan ook, dat men over de kerk
muren heen elkaar hier de hand wil reiken.
DOOR
K. H. MARINUSSEN
45)
We mogen nog dankbaar zijn, dat Duitschland
onze grenzen ook niet heeft geschonden. Sergeant
Everaards beweert, dat wij alleen gespaard zijn
voor een doortocht, omdat ons leger spoedig was
gemobiliseerd. De mof zou dan te lang opgehou
den zijn en hij wil gauw in Parijs zitten, 'k Hoop
van harte, dat de Belgen hem nu lang zullen op
houden en het Fransche leger hen warm zal
ontvangen. Die Duitsche inval in België vind ik
toch wel zoo'n gemeene streek. Maar ja, naar
de meening van Dolf Woldinga wordt niet ge
vraagd. Dat is maar goed ook, want 'k heb hee-
lemaal geen meening. Ik ben als een stuurloos
schip op de woeste baren van den oceaan. Is dat
niet dichterlijk gezegd Ik verbaas me over me
zelf.
Maar nu moet ik er een eind aan maken. U
weet nu het een en ander van het leven van Uw
zoon. Wat U in den brief niet bevalt, moet U
maar vergeten en denken, dat het niet zoo kwaad
is gemeend.
Hoe maakt U het in Laarwoud En Annie en
Lena en de kleine dreumes Die laatste is het
gelukkigst, want die weet van de ellende dezer
wereld nog niets af. Soms wenschte ik nog een
baby te zijn. Misschien zou ik dan alles anders
Het is een protestantsch Christelijke beweging
die ons aller steun verdient, en die protestantsch
Christelijk moet blijven.
Het radicalisme van de huidige revolutionaire
stroomingen moet ons wel tot nadenken brengen
over de vraag sta ik wel met hart en ziel aan
de zijde van hen, die strijden voor des Heeren
Naam en zaak, op alle terrein des levens
Overal waar een halfslachtige houding wordt
aangenomen, is tevens de ondergang ingezet.
Denk aan alle „gematigden".
Maar waar men radicaal en zonder plooien en
schikken Christus erkennen wil, daar wil men
zijn leven geven.
Satan zal steeds weer en steeds luider roepen
om erkenning van zijn rechten.
Satans roep door de wereld van onze dagen
is van mij is het koninkrijk, van mij is de kracht
en van mij is de heerlijkheid.
Laten we de radicale erkentenis niet alleen
maar op onze lippen nemen, maar met hart en
ziel belijden in de practijk van het leven Van
U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijk
heid,
A. H. OUSSOREN.
Calvijn's opvoeding.
Nadat Calvijn zijn voorbereidende studie be
ëindigd had in de grammatica en wijsbegeerte,
verliet hij Parijs en ging in 1527 naar Orleans.
Daar werd hij ingeschreven als student. Daar in
die stad de geestelijkheid in oneenigheid met el
kaar leefde, besloot zijn vader hem niet in de
theologie te doen opleiden, maar in de rechten,
(Letterlijk zeide zijn vader „Omdat ik zie, dat
de rechten een beter middel is om tot eer en
rijkdom te komen dan theologie".)
Calvijn had echter weinig zin in wetsstudie.
Maar met kinderlijke gehoorzaamheid onder
wierp hij zich aan het vaderlijk gezag, en wierp
zich dan nu op de rechten. Orleans had een
van de meest bekwame wetsgeleerden van die
dagen, die in geheel Europa beroemd was Pier
re de l'Estoile. De studenten kwamen van alle
zijden naar Orleans om hem te hooren. Anders
danCordier, was hij nog gebonden in de oude wijze
van doceeren, en miste hij den moed om hier
mede te breken. Tegenover de Reformatie stond
hij beslist vijandig. Zelfs hielp hij mede aan het
uitvaardigen van besluiten tegen de „ketters".
Dat verhinderde echter Calvijn niet om voordeel
te halen uit het zeldzaam talent van zijn leermees
ter, zoodat hij steeds hem dankbaar gedenkt in
lateren tijd. De Universiteit zelve had in tegen
stelling met l'Etoile een bizondere sympathie
voor de Reformatorische gedachten. Het is dan
ook wel opmerkelijk, dat juist in Orleans de
protestanten voor het eerst besloten om publiek
als gemeente te vergaderen en daardoor kreeg
Orleans de naam van „le boulevarde dë Calvi
nisme". In tegenstelling met het College van Mon-
taigu waar het zoo streng was, karakteriseerde
zich de Universiteit van Orleans door een blijd
schap, die velen er naar toe trok.
De losmaking van de scholastieke opvattingen
had invloed op het studentenleven. Calvijn heeft
zich van die blijdschap niet afzijdig gehouden en
toonde, dat hij in staat was om „mee te doen"
in onschuldige vermakelijkheden.
In Orleans wijdde hij zich geheel en al aan de
rechtsstudie gevolg was zijn benoeming tot pro
cureur de la nation de Picardie", d.w.z. hij mocht
optreden voor diegenen uit zijn provincie (Pi
cardie), die zich bij hem vervoegden om rechts
kundigen bijstand.
A. H. OUSSOREN.
ZENDINGSDAG CLASSIS MIDDELBURG.
Besloten is dit jaar op den Tweeden Pinkster
dag een Zendingsdag te organiseeren. Nog is
niet alles geregeld, b.v. de plaats waar het ge
houden zal worden wordt nog overwogen. Wel
kan reeds worden meegedeeld, dat Ds. M. J. van
Dijken te Oostkapelle de samenkomst zal openen.
Daarna treedt voor ons op de Miss. dienaar des
Woords, Ds. C. van Nes, die een paar dagen
daarna naar ons Zendingsterrein Magelang ver
trekt. Het is dus een soort afscheid, waarbij
velen ongetwijfeld tegenwoordig willen zijn. La
ter hopen wij meerdere mededeelingen te doen.
Namens Deputaten Zendingsdag,
J. OLTHOFF, Secr.
doen. Zit Frits nog in zijn garnizoen of is hij
naar de grens gezonden Hem niet schrijven, dat
ik naar hem gevraagd heb, hoor moeder. Hij
moest eens denken, dat ik zijn vaderlijk doen met
mij goedkeur. En daar is geen sprake van, al kan
ik het nu, van zijn standpunt beschouwd, wel
billijken.
Is het Uw bedoeling, nog lang in Laarwoud
te blijven Of gaat Lena naar haar ouders Och,
't is eigenlijk lood om oud ijzer.
Nu, menschen, want Annie zal dit wonderlijke
epistel ook wel lezen, ik houd er van op.
't Wordt ook tijd, de huisvader gaat eindigen.
Een stukje uit den bijbel lezen en bidden. En ik
zal eerbiedig luisteren, 't Is toch een vreemde
wereld. Maar die vrome kerels zijn toch te be
nijden. Ze weten, wat ze willen.
De hartelijke groeten van Uw
DOLF.
P.S. Nu word ik waarlijk een jong meisje,
geloof ik, want die hebben ook altijd een P.S.
Zeg, Annie, als je Lucie Hilderink soms spreekt
of schrijft, zeg haar dan, dat ik het toen door
de telefoon niet zoo erg gemeend heb. Zij weet
wel, wat ik bedoel. Heb je al bericht van Fred
Ja, zeker Natuurlijk Hij schrijft vast eiken dag.
Waar zit hij D."
Met half luide stem eindigde Annie, de voor
lezing, om dan haar moeder en schoonzuster aan
te staren.
„Dolf schrijft zelf, dat dit een wonderlijke
brief is, maar het is dan ook de volle waarheid.
Je kunt er eigenlijk geen touw aan vastknoopen.
MöTTLINGEN. (V)
Wat doet men in Möttlingen 1
Een der eerste dingen, die in de ark opvallen,
is, dat ieder, wie hij ook is, van welke rang of
stand, met dezelfde gereserveerde vriendelijk
heid ontvangen wordt. Ja, men vindt in de ark
voortdurend diezelfde gelijkheid. „Allen zijn we
broeders en zusters aan tafel, in de spreekuren,
in de Andachtzaal heeft ieder dezelfde rechten
of liever, alle verschil valt weg, men voelt zich
als vanzelf één. In de Arche gaat het om andere
dingen dan in de wereld en gelden andere maat
staven. (Ds. Plug.)
Verder valt direct op, dat het er zeer eenvou
dig toegaat. Er is weinig weelde, ook de maak
tijden zijn zeer eenvoudig, al zijn ze zeer goed.
Men is er ook vrij in zijn doen en laten alleen
is het bezoek van de Andachten verplichtend
gesteld. Die Andachten bekleeden een groote
plaats in de Ark. Tweemaal worden zij per dag
gehouden 's morgens om half negen en 's mid
dags om 4 uur. Naast de Andachten staan de
spreekuren, die den geheelen dag door worden
gehouden.
Ook valt ieder op, dat er zooveel gezongen
wordt, en dat klaarblijkelijk niet uit plicht, maar
uit behoefte, want volgens Ds. Plug is ieder er
vreugdig, zelfs het dienstpersoneel straalt door
dat bijzondere, dat in de ark gevonden wordt.
Tusschen de Andachten en de spreekuren is
men vrij trouwens, men is niet eens verplicht,
de spreekuren bij te wonen. Men kan dan gaan
wandelen, of de schoone omgeving door auto
tochten gaan bezichtigen of iets anders gaan doen:
als men zich maar houdt aan de orde van het
huis, die een ieder moet en kan kennen, doordat
hij ontvangt de z.g.n. tien geboden van de ark.
Een paar zal ik hier even vermelden. Het eerste
gebod luidtDenk er niet aan om uw lichaam
snel te laten genezen wanneer God het deed,
het zou u slechts voor eeuwig schaden. Uw ziel
moet gezond worden en al het andere komt van
zelf in orde. Het vijfde gebod luidtErger u aan
geen enkelen gast. Erger u vooral niet aan het
vele zingen, want vrome liederen verdrijven den
Booze en geen verloste is zonder lofzang. Het
zevende geeft deze vermaning Zie in de ark
niet slechts een herstellingsoord, maar een gees
telijk exercitieterrein, waarop men voor den he
mel grondig geoefend wordt. En de tien geboden
eindigen met het gebod Wees gehoorzaam en
willig in alle dingen, ook als gij niet alles begrijpt
en veel u niet aanstaat, opdat ge rijk gezegend
naar ziel en lichaam naar de uwen kunt terug-
keeren.
Het voornaamste van de Arche zijn dus de
Andachten en de spreekuren. Die Andachten zijn
een soort besprekingen van den Bijbel, een soort
godsdienstoefening met gezang en gebed. De
broeders zijn voor het meerendeel heel eenvou
dige menschen, precies als Vader Stanger en men
moet dan ook niet degelijke Schriftverklaring
verwachten. Het draait trouwens alles om de
toepassing, die zeer scherp is en op den man af
gaat. De Andachten bieden dus geen bediening
van het Woord men moet ze noemen een mee
deden van eigen belevingen, een getuigen van
eigen zielservaring. Vooral bij Vader Stanger was
dat het geval. Meerdere malen is hij zelfs met
zijn uitlegging van de H.S. volkomen mis, maar
dat is niet erg, want, „als de H. Geest hem an
ders leidt en hem opdracht geeft, voor één of
meer hoorders een „donkere" plaats op te hel
deren, moeten we ons dan niet verblijden
(Jansa) Critiek onnoodig.
Nog belangrijker dan de Andachten schijnen
de persoonlijke gesprekken te zijn, die men met
de broeders, de helpers van Stanger, op de
spreekuren houden kan. Op die spreekuren gaat
het eigenaardig toe. Men moet met twintig men
schen tegelijk in de spreekkamer van een der
broeders komen en wordt dan op de beurt ge
holpen. De broeder zet zich op een hoogen stoel,
de bezoeker op een laag tabouretje om de hand
oplegging te verkrijgen. Recht op den man af
stelt de broeder zijn vragen, informeert hij, of
zijn bezoeker vrede met God heeft en als de be
zoeker dat niet heeft, moet hij klaar openbaren,
wat die vrede in den weg zou kunnen staan. De
broeder wijst hem dan op zijn zonden, waarbij
zij een groote menschenkennis ten toon spreiden,
bidden voor hem, leggen hem de handen op en
vragen naar den volgenden bezoeker. Vele be
zoekers hebben er eerst iets op tegen, in het bij
zijn van zoovele anderen hun gevoelens en zon
den bloot te leggen, intieme gesprekken te hou
den met een broeder, die ook andere menschen
Maar dat hij danig in de war is, is wel zeker."
„Hij is uit het evenwicht geslagen", meende
zijn moeder.
„Weet U wel, moe", herinnerde Annie haar,
„hoe hij onlangs nog op zat te snijden en bij
hoog en laag Fred verzekerde, dat een oorlog
tot het verleden behoorde, want dat de socialis
ten wel een oorlog zouden voorkomen Fred
ging er aanvankelijk tegen in, maar ik gaf hem
een por, dat hij zijn mond maar houden moest,
't Was toch boter aan den galg gesmeerd."
„Zijn illusies zijn tegen de vlakte geslagen en
daarom is hij zoo in de war. Vurig hoop ik, dat
hij zijn dwaling moge inzien en tot andere ge
dachten komt. Dan brengt deze ellende voor
Dolf tenminste nog iets goeds."
„Maaf hij is er nog niet, moeder", merkte
Lena op.
„Neen, kind, dat weet ik wel. Zijn toon is
nog veel te sarcastisch. Maar laten we dankbaar
zijn, dat hij inziet, hoe er van zijn illusies en mee
ningen niets gebleven is. Dat blijkt toch duidelijk
uit dezen brief. En dat is al heel wat waard.
Het verblijdt me ook zoo, dat Dolf naar Frits
informeert, al trekt hij zich onmiddellijk weer
terug. In elk geval denkt hij aan Frits en dat
verblijdt me."
„Misschien heeft die sergeant wel een goeden
invloed op hem", meende Annie. „Wat weet
Dolf tenslotte van het leven. Van het Gymnasium
stapte hij in eenen over naar de Universiteit, al
was hij toen twintig jaar."
„We willen er het beste van hopen", dacht
Mevrouw Woldinga, die haar blijdschap over
den brief, al werd die dan wonderlijk genoemd,
kunnen aanhooren, velen gaan dan ook aanvan
kelijk niet graag naar de spreekuren, maar het
schijnt, dat de meesten op den duur gaarne gaan
en het zelfs een gemis achten, als zij op Zondag
middag bijv. het spreekuur moeten missen, omdat
de uren dan volkomen met bezoekers, die alleen
maar den Zondag in Möttlingen kunnen door
brengen, en de meesten spreken dan ook later
met groote liefde over den broeder, bij wien zij
gewoonlijk gingen of die voor het eerst hen den
zegen der spreekuren deed ervaren. Ja, op den
duur gaat men het zelfs als een der zegeningen
van de spreekuren beschouwen, dat men spreken
moet in het bijzijn van anderen, gaat men het er
kennen, dat „men daardoor loskomt van alle ge
heimzinnig en interessant doen met eigen gevoe
lens en weet men, dat men niet meer of minder
is dan anderen. De scheidingen tusschen de men
schen vallen ook hier weg uiterlijk was het al
gebeurd, nu ook innerlijk en des te meer gaat
men zich één voelen met de anderen.
Het spreekt vanzelf, dat in den regel de ge
sprekken niet lang duren. Dat kan niet, maar
niemand vindt dat erg hoe kort de gesprekken
ook zijn, zij schijnen voldoende te zijn, om de
bezoekers den weg tot vrede te wijzen en trou
wens, hoe kort ook soms de gelegenheid is, hand
oplegging geschiedt altijd. En die handoplegging
is middel voor mededeeling van de kracht van
den Heiligen Geest. Niemand mag dat doen dan
degenen, die zich daartoe bijzonder door den
Heiligen Geest geroepen weten de broeders
zijn ook door vader Stanger zelf aangewezen.
Die handoplegging wordt door de Möttlinger-
broeders zeer hoog gewaardeerd. Zij verwijten
het steeds weer aan vele kerkelijke kringen, dat
men daar niet meer afweet van de krachten des
Geestes. Möttlingen zou terugvoeren tot de eer
ste tijden der Geestesbedeeling, toen de Geest
met kracht werkte en velerlei gaven uitgoot en
ook velen gezond maakte. Ook dat wordt weer
in Möttlingen gevonden als in den eersten tijd
worden daar door handoplegging de zieken van
allerlei kwalen genezen. De genezing van vele
menschen in Möttlingen is een feit. Herhaaldelijk
zijn die genezingen ook van medische zijde ge
constateerd en steeds weer worden in het orgaan
van Möttlingen „Jesus ist Sieger" genezingen
breedvoerig besproken en vindt men daar de lof-
toonen der herstelden. Ook Wihna heeft openlijk
getuigd van de genezing, die zij gevonden heeft
in Möttlingen en verschillende broeders werken
nu in Möttlingen, die daar als patient zijn geko
men, o.a. broeder Geiger en ook een dominé,
Wirth geheeten, is daar hersteld. Er vinden dus
inderdaad genezingen in Möttlingen plaats. Maar
men vindt die genezingen niet het belangrijkst.
Men is daar als Blumhardt zeer blij met die ge
nezingen, maar zij vormen de hoofdzaak, althans
in theorie, niet. Men erkent ook grif, dat niet
iedereen daar genezen wordt. Vader Stanger leed
trouwens zelf aan een ongeneeslijke ziekte, waar
aan hij tenslotte is gestorven. Maar al geeft men
dat dan toe, en al geeft men niet aan genezingen
de eerste plaats, ze nemen in Möttlingen toch
een groote plaats in. „Wil een zieke", zoo schrijft
Ds. Plug, „ingaan op wat de broeders als ziels-
zorgers hem voorhouden, dan wordt hem op de
plaats, waar de ziekte zich openbaart, de hand
opgelegd en er wordt voor hem gebeden. Alleen
degene, die in onvoorwaardelijk geloof, dat de
Heiland ook nu zieken geneest of liever, dat de
Heiland ook zijn ziekte gedragen heeft, zich over
geeft, zal behouden worden. Vertrouwengevend
is de kinderlijk-eenvoudige verzekerde manier,
waarop de broeders bidden of beter gezegd tot
den Heiland spreken. Ongeschokt is dan ook
steeds het geloof van de broeders, wanneer de
genezing niet dadelijk volgt. Dan moet eerst nog
wat opgeruimd worden, eerst nog meer het hart
aan den Heiland worden overgegeven. En vast
blijft staan wat de Heiland doet, is goed. Der
halve is er van twijfel, b.v. of de Heiland wel
hooren zou, of het wel gebeuren kan, geen
sprake evenmin van een dwingen, maar slechts
van volharden".
Meliskerke. M. VREUGDENHIL.
ZENDING VAN ZEELAND,
NOORD-BRABANT EN LIMBURG.
(Residentie Kedoe, af deelingen Magelang
en Temanggoeng) door C. van Nes.
X.
HULPHOSPITAAL TE PARAKAN.
Was aanvankelijk besloten het eerste hulp
hospitaal in Salaman te bouwen, bij nader inzien
niet onder stoelen of banken stak.
„Wat een vreemd P.S.", meende Lena. „Wat
zou Dolf met Lucie hebben
„Och, Dolf en Lucie kibbelden zoo vaak en
dan kon Dolf wel eens grof wezen. Ze schijnen
elkaar door de telefoon gesproken te hebben",
peinsde Annie, om dan uit te roepen „O, ik
weet het al. Op dien Zaterdagmorgen toen Dolf
opbelde, om te zeggen, dat wij nog niet op reis
konden. Ik vermoed zoo, dat Dolf onhebbelijk
geweest is en op zijn bekende manier aan het
critiseeren is geslagen. Lucie kan dat slecht heb
ben. Ik weet, dat zij er meer last van had, als
Dolf zoo cynisch sprak."
Met die verklaring werd genoegen genomen.
Trouwens, Annie kon ook niets meer zeggen,
want zij wist niet, wat die beiden hadden be
kokstoofd.
Het was haar steeds opgevallen, dat Lucie zoo
min mogelijk over Dolf sprak en het gesprek op
iets anders bracht, wanneer Annie hem noemde.
Met geen enkel woord trachtte deze laatste uit
te visschen, hoe Lucie over Dolf dacht, nu zij
Dolfs geheim had vernomen uit diens eigen mond.
Vast stond alleen, dat Dolf woord hield en sinds
dien zooveel mogelijk Lucie had gemeden, in elk
geval sinds de schaatspartij nooit meer met haar
alleen was geweest. Als zij niets geweten had,
zou haar ook nooit iets bijzonders opgevallen
zijn, want Dolf deed „ijselijk gewoon" tegen
Lucie en bracht onbeschroomd zijn denkbeelden
te berde, wat weer tegenspraak van Lucie uit
lokte, zoodat zij soms als kemphanen tegenover
elkander zaten.
(Wordt vervolgd)