FEUILLETON BRANDING UIT DE HISTORIE. ZENDING* lands Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. We zijn de laatste 50, of nog juister 100 jaar gewoon geweest om ons te laten leiden door het liberale zuurdeesem. En wiens oogen open zijn, die ziet, dat de liberale, neutrale wereld nog lang niet van haar machtige invloed beroofd is. Langzamerhand hebben liberale vereenigingen, dagbladen, een machtspositie veroverd, die in strijd is met het schriftuurlijk standpunt. En helaas hebben vele Christenen omdat ze hun roeping niet verstonden zich maar ge geven aan die organisaties. Neen natuurlijk, men bedoelde het niet zoo kwaad. Men meende het zelfs goed. En zoo kan men zelfs nu nog de redeneering hooren als wij er ons uittrekken, dan zijn er in het geheel geen Christenen meer in. Dan is ook dit terrein aan de booze overgegeven. Met die redeneering heeft men zich vroeger ook gegeven aan het verkeerde. Maar wie zich aan het verkeerde wil geven om het verkeerde te overwinnen, diens rede neering is wel wat simplistisch. Eva heeft zich ook op instigatie van den dui vel aan het verkeerde gegeven om het verkeerde in haar macht te hebben. Ze at, opdat ze zou kennen, in haar macht hebben, het goede en het kwaad. Maar dat beteekende haar val. En de gevolgen waren funest. Zoo is ook de redeneering van hen, die zich aan verkeerde organisaties geven. Het lijkt mooi geredeneerd. Het lijkt zelfs wel wat principieel. Maar het is door en door ver keerd. Wat ook wel uit de gevolgen blijkt, als we alleen maar letten op het verdoezelen van den Naam des Heeren, ook door Christenen, in die neutrale organisaties. Daar komt nog bij, dat dezulken lijnrecht in strijd zijn met het Woord als het zegthetzij dat gij eet, hetzij gij drinkt, doet het al ter eere Gods. Deze uitspraak van den Heiland drukt de allesbeheerschende wortelpositie uit van den Christus over de tijdelijke levensuitingen. Het halfslachtige standpunt van vele Christe nen maakt juist dat de wereld om onze principia lacht. Ieder Christen, die met en bij de Schrift wil leven, moet breken met dit dualisme, omdat hij te kort doet aan den eisch van Christus. Ieder Christen, die verantwoord wil zijn, zal, al kost het hem aanvankelijk misschien moeite, ongerief en geld, zich losmaken van het terrein zonder den Heiland en zich geven aan het ter rein met den Heiland. Of dan hier alles heilig is Natuurlijk niet. En de Booze zal halfslachtige menschen helpen in het aanwijzen van fouten bij den broeder. Hij zal zeggen ziet ge wel, dat zijn nu Christenen en dat is nu een Christelijke organisatie. Hij zal de neutrale U voorhouden, zooals den verkoo- per U de fijne qualiteit van de stof voorhoudt en hij zal de Christelijke afkammen, als van min derwaardige qualiteit. Maar hij zal nalaten om U te zeggen, dat op dit Christelijk terrein den Naam des Heeren er kend wordt. Hij zal nalaten om te zeggen, dat we op dit terrein den Heiland niet willen dood zwijgen. Hij zal nalaten U te vertellen, dat we hier naast onze materieele belangen de belangen van Gods Koninkrijk op den voorgrond stellen, omdat we uitgaan van de grondgedachte Van U is het Koninkrijk. Ook weet ik zeer wel, dat de oude neutrale organisaties niet zoo volledig zullen uitgerust zijn als de jongere Christelijke. Maar dat is voor den oprechten Christen een reden te meer om te vra gen hoe kan ik op mijn terrein, waar mijn Heere mij roept, de helpende hand bieden. En dan moeten we de kerkelijke scheidslijn niet beslissend doen zijn op dit terrein. Het ^Christelijk organisatieleven is met zeer groote moeite opgebouwd. Wie hier versplinte ring zou willen, doet zeer zeker een groot kwaad. Het mooie is dan ook, dat men over de kerk muren heen elkaar hier de hand wil reiken. DOOR K. H. MARINUSSEN 45) We mogen nog dankbaar zijn, dat Duitschland onze grenzen ook niet heeft geschonden. Sergeant Everaards beweert, dat wij alleen gespaard zijn voor een doortocht, omdat ons leger spoedig was gemobiliseerd. De mof zou dan te lang opgehou den zijn en hij wil gauw in Parijs zitten, 'k Hoop van harte, dat de Belgen hem nu lang zullen op houden en het Fransche leger hen warm zal ontvangen. Die Duitsche inval in België vind ik toch wel zoo'n gemeene streek. Maar ja, naar de meening van Dolf Woldinga wordt niet ge vraagd. Dat is maar goed ook, want 'k heb hee- lemaal geen meening. Ik ben als een stuurloos schip op de woeste baren van den oceaan. Is dat niet dichterlijk gezegd Ik verbaas me over me zelf. Maar nu moet ik er een eind aan maken. U weet nu het een en ander van het leven van Uw zoon. Wat U in den brief niet bevalt, moet U maar vergeten en denken, dat het niet zoo kwaad is gemeend. Hoe maakt U het in Laarwoud En Annie en Lena en de kleine dreumes Die laatste is het gelukkigst, want die weet van de ellende dezer wereld nog niets af. Soms wenschte ik nog een baby te zijn. Misschien zou ik dan alles anders Het is een protestantsch Christelijke beweging die ons aller steun verdient, en die protestantsch Christelijk moet blijven. Het radicalisme van de huidige revolutionaire stroomingen moet ons wel tot nadenken brengen over de vraag sta ik wel met hart en ziel aan de zijde van hen, die strijden voor des Heeren Naam en zaak, op alle terrein des levens Overal waar een halfslachtige houding wordt aangenomen, is tevens de ondergang ingezet. Denk aan alle „gematigden". Maar waar men radicaal en zonder plooien en schikken Christus erkennen wil, daar wil men zijn leven geven. Satan zal steeds weer en steeds luider roepen om erkenning van zijn rechten. Satans roep door de wereld van onze dagen is van mij is het koninkrijk, van mij is de kracht en van mij is de heerlijkheid. Laten we de radicale erkentenis niet alleen maar op onze lippen nemen, maar met hart en ziel belijden in de practijk van het leven Van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijk heid, A. H. OUSSOREN. Calvijn's opvoeding. Nadat Calvijn zijn voorbereidende studie be ëindigd had in de grammatica en wijsbegeerte, verliet hij Parijs en ging in 1527 naar Orleans. Daar werd hij ingeschreven als student. Daar in die stad de geestelijkheid in oneenigheid met el kaar leefde, besloot zijn vader hem niet in de theologie te doen opleiden, maar in de rechten, (Letterlijk zeide zijn vader „Omdat ik zie, dat de rechten een beter middel is om tot eer en rijkdom te komen dan theologie".) Calvijn had echter weinig zin in wetsstudie. Maar met kinderlijke gehoorzaamheid onder wierp hij zich aan het vaderlijk gezag, en wierp zich dan nu op de rechten. Orleans had een van de meest bekwame wetsgeleerden van die dagen, die in geheel Europa beroemd was Pier re de l'Estoile. De studenten kwamen van alle zijden naar Orleans om hem te hooren. Anders danCordier, was hij nog gebonden in de oude wijze van doceeren, en miste hij den moed om hier mede te breken. Tegenover de Reformatie stond hij beslist vijandig. Zelfs hielp hij mede aan het uitvaardigen van besluiten tegen de „ketters". Dat verhinderde echter Calvijn niet om voordeel te halen uit het zeldzaam talent van zijn leermees ter, zoodat hij steeds hem dankbaar gedenkt in lateren tijd. De Universiteit zelve had in tegen stelling met l'Etoile een bizondere sympathie voor de Reformatorische gedachten. Het is dan ook wel opmerkelijk, dat juist in Orleans de protestanten voor het eerst besloten om publiek als gemeente te vergaderen en daardoor kreeg Orleans de naam van „le boulevarde dë Calvi nisme". In tegenstelling met het College van Mon- taigu waar het zoo streng was, karakteriseerde zich de Universiteit van Orleans door een blijd schap, die velen er naar toe trok. De losmaking van de scholastieke opvattingen had invloed op het studentenleven. Calvijn heeft zich van die blijdschap niet afzijdig gehouden en toonde, dat hij in staat was om „mee te doen" in onschuldige vermakelijkheden. In Orleans wijdde hij zich geheel en al aan de rechtsstudie gevolg was zijn benoeming tot pro cureur de la nation de Picardie", d.w.z. hij mocht optreden voor diegenen uit zijn provincie (Pi cardie), die zich bij hem vervoegden om rechts kundigen bijstand. A. H. OUSSOREN. ZENDINGSDAG CLASSIS MIDDELBURG. Besloten is dit jaar op den Tweeden Pinkster dag een Zendingsdag te organiseeren. Nog is niet alles geregeld, b.v. de plaats waar het ge houden zal worden wordt nog overwogen. Wel kan reeds worden meegedeeld, dat Ds. M. J. van Dijken te Oostkapelle de samenkomst zal openen. Daarna treedt voor ons op de Miss. dienaar des Woords, Ds. C. van Nes, die een paar dagen daarna naar ons Zendingsterrein Magelang ver trekt. Het is dus een soort afscheid, waarbij velen ongetwijfeld tegenwoordig willen zijn. La ter hopen wij meerdere mededeelingen te doen. Namens Deputaten Zendingsdag, J. OLTHOFF, Secr. doen. Zit Frits nog in zijn garnizoen of is hij naar de grens gezonden Hem niet schrijven, dat ik naar hem gevraagd heb, hoor moeder. Hij moest eens denken, dat ik zijn vaderlijk doen met mij goedkeur. En daar is geen sprake van, al kan ik het nu, van zijn standpunt beschouwd, wel billijken. Is het Uw bedoeling, nog lang in Laarwoud te blijven Of gaat Lena naar haar ouders Och, 't is eigenlijk lood om oud ijzer. Nu, menschen, want Annie zal dit wonderlijke epistel ook wel lezen, ik houd er van op. 't Wordt ook tijd, de huisvader gaat eindigen. Een stukje uit den bijbel lezen en bidden. En ik zal eerbiedig luisteren, 't Is toch een vreemde wereld. Maar die vrome kerels zijn toch te be nijden. Ze weten, wat ze willen. De hartelijke groeten van Uw DOLF. P.S. Nu word ik waarlijk een jong meisje, geloof ik, want die hebben ook altijd een P.S. Zeg, Annie, als je Lucie Hilderink soms spreekt of schrijft, zeg haar dan, dat ik het toen door de telefoon niet zoo erg gemeend heb. Zij weet wel, wat ik bedoel. Heb je al bericht van Fred Ja, zeker Natuurlijk Hij schrijft vast eiken dag. Waar zit hij D." Met half luide stem eindigde Annie, de voor lezing, om dan haar moeder en schoonzuster aan te staren. „Dolf schrijft zelf, dat dit een wonderlijke brief is, maar het is dan ook de volle waarheid. Je kunt er eigenlijk geen touw aan vastknoopen. MöTTLINGEN. (V) Wat doet men in Möttlingen 1 Een der eerste dingen, die in de ark opvallen, is, dat ieder, wie hij ook is, van welke rang of stand, met dezelfde gereserveerde vriendelijk heid ontvangen wordt. Ja, men vindt in de ark voortdurend diezelfde gelijkheid. „Allen zijn we broeders en zusters aan tafel, in de spreekuren, in de Andachtzaal heeft ieder dezelfde rechten of liever, alle verschil valt weg, men voelt zich als vanzelf één. In de Arche gaat het om andere dingen dan in de wereld en gelden andere maat staven. (Ds. Plug.) Verder valt direct op, dat het er zeer eenvou dig toegaat. Er is weinig weelde, ook de maak tijden zijn zeer eenvoudig, al zijn ze zeer goed. Men is er ook vrij in zijn doen en laten alleen is het bezoek van de Andachten verplichtend gesteld. Die Andachten bekleeden een groote plaats in de Ark. Tweemaal worden zij per dag gehouden 's morgens om half negen en 's mid dags om 4 uur. Naast de Andachten staan de spreekuren, die den geheelen dag door worden gehouden. Ook valt ieder op, dat er zooveel gezongen wordt, en dat klaarblijkelijk niet uit plicht, maar uit behoefte, want volgens Ds. Plug is ieder er vreugdig, zelfs het dienstpersoneel straalt door dat bijzondere, dat in de ark gevonden wordt. Tusschen de Andachten en de spreekuren is men vrij trouwens, men is niet eens verplicht, de spreekuren bij te wonen. Men kan dan gaan wandelen, of de schoone omgeving door auto tochten gaan bezichtigen of iets anders gaan doen: als men zich maar houdt aan de orde van het huis, die een ieder moet en kan kennen, doordat hij ontvangt de z.g.n. tien geboden van de ark. Een paar zal ik hier even vermelden. Het eerste gebod luidtDenk er niet aan om uw lichaam snel te laten genezen wanneer God het deed, het zou u slechts voor eeuwig schaden. Uw ziel moet gezond worden en al het andere komt van zelf in orde. Het vijfde gebod luidtErger u aan geen enkelen gast. Erger u vooral niet aan het vele zingen, want vrome liederen verdrijven den Booze en geen verloste is zonder lofzang. Het zevende geeft deze vermaning Zie in de ark niet slechts een herstellingsoord, maar een gees telijk exercitieterrein, waarop men voor den he mel grondig geoefend wordt. En de tien geboden eindigen met het gebod Wees gehoorzaam en willig in alle dingen, ook als gij niet alles begrijpt en veel u niet aanstaat, opdat ge rijk gezegend naar ziel en lichaam naar de uwen kunt terug- keeren. Het voornaamste van de Arche zijn dus de Andachten en de spreekuren. Die Andachten zijn een soort besprekingen van den Bijbel, een soort godsdienstoefening met gezang en gebed. De broeders zijn voor het meerendeel heel eenvou dige menschen, precies als Vader Stanger en men moet dan ook niet degelijke Schriftverklaring verwachten. Het draait trouwens alles om de toepassing, die zeer scherp is en op den man af gaat. De Andachten bieden dus geen bediening van het Woord men moet ze noemen een mee deden van eigen belevingen, een getuigen van eigen zielservaring. Vooral bij Vader Stanger was dat het geval. Meerdere malen is hij zelfs met zijn uitlegging van de H.S. volkomen mis, maar dat is niet erg, want, „als de H. Geest hem an ders leidt en hem opdracht geeft, voor één of meer hoorders een „donkere" plaats op te hel deren, moeten we ons dan niet verblijden (Jansa) Critiek onnoodig. Nog belangrijker dan de Andachten schijnen de persoonlijke gesprekken te zijn, die men met de broeders, de helpers van Stanger, op de spreekuren houden kan. Op die spreekuren gaat het eigenaardig toe. Men moet met twintig men schen tegelijk in de spreekkamer van een der broeders komen en wordt dan op de beurt ge holpen. De broeder zet zich op een hoogen stoel, de bezoeker op een laag tabouretje om de hand oplegging te verkrijgen. Recht op den man af stelt de broeder zijn vragen, informeert hij, of zijn bezoeker vrede met God heeft en als de be zoeker dat niet heeft, moet hij klaar openbaren, wat die vrede in den weg zou kunnen staan. De broeder wijst hem dan op zijn zonden, waarbij zij een groote menschenkennis ten toon spreiden, bidden voor hem, leggen hem de handen op en vragen naar den volgenden bezoeker. Vele be zoekers hebben er eerst iets op tegen, in het bij zijn van zoovele anderen hun gevoelens en zon den bloot te leggen, intieme gesprekken te hou den met een broeder, die ook andere menschen Maar dat hij danig in de war is, is wel zeker." „Hij is uit het evenwicht geslagen", meende zijn moeder. „Weet U wel, moe", herinnerde Annie haar, „hoe hij onlangs nog op zat te snijden en bij hoog en laag Fred verzekerde, dat een oorlog tot het verleden behoorde, want dat de socialis ten wel een oorlog zouden voorkomen Fred ging er aanvankelijk tegen in, maar ik gaf hem een por, dat hij zijn mond maar houden moest, 't Was toch boter aan den galg gesmeerd." „Zijn illusies zijn tegen de vlakte geslagen en daarom is hij zoo in de war. Vurig hoop ik, dat hij zijn dwaling moge inzien en tot andere ge dachten komt. Dan brengt deze ellende voor Dolf tenminste nog iets goeds." „Maaf hij is er nog niet, moeder", merkte Lena op. „Neen, kind, dat weet ik wel. Zijn toon is nog veel te sarcastisch. Maar laten we dankbaar zijn, dat hij inziet, hoe er van zijn illusies en mee ningen niets gebleven is. Dat blijkt toch duidelijk uit dezen brief. En dat is al heel wat waard. Het verblijdt me ook zoo, dat Dolf naar Frits informeert, al trekt hij zich onmiddellijk weer terug. In elk geval denkt hij aan Frits en dat verblijdt me." „Misschien heeft die sergeant wel een goeden invloed op hem", meende Annie. „Wat weet Dolf tenslotte van het leven. Van het Gymnasium stapte hij in eenen over naar de Universiteit, al was hij toen twintig jaar." „We willen er het beste van hopen", dacht Mevrouw Woldinga, die haar blijdschap over den brief, al werd die dan wonderlijk genoemd, kunnen aanhooren, velen gaan dan ook aanvan kelijk niet graag naar de spreekuren, maar het schijnt, dat de meesten op den duur gaarne gaan en het zelfs een gemis achten, als zij op Zondag middag bijv. het spreekuur moeten missen, omdat de uren dan volkomen met bezoekers, die alleen maar den Zondag in Möttlingen kunnen door brengen, en de meesten spreken dan ook later met groote liefde over den broeder, bij wien zij gewoonlijk gingen of die voor het eerst hen den zegen der spreekuren deed ervaren. Ja, op den duur gaat men het zelfs als een der zegeningen van de spreekuren beschouwen, dat men spreken moet in het bijzijn van anderen, gaat men het er kennen, dat „men daardoor loskomt van alle ge heimzinnig en interessant doen met eigen gevoe lens en weet men, dat men niet meer of minder is dan anderen. De scheidingen tusschen de men schen vallen ook hier weg uiterlijk was het al gebeurd, nu ook innerlijk en des te meer gaat men zich één voelen met de anderen. Het spreekt vanzelf, dat in den regel de ge sprekken niet lang duren. Dat kan niet, maar niemand vindt dat erg hoe kort de gesprekken ook zijn, zij schijnen voldoende te zijn, om de bezoekers den weg tot vrede te wijzen en trou wens, hoe kort ook soms de gelegenheid is, hand oplegging geschiedt altijd. En die handoplegging is middel voor mededeeling van de kracht van den Heiligen Geest. Niemand mag dat doen dan degenen, die zich daartoe bijzonder door den Heiligen Geest geroepen weten de broeders zijn ook door vader Stanger zelf aangewezen. Die handoplegging wordt door de Möttlinger- broeders zeer hoog gewaardeerd. Zij verwijten het steeds weer aan vele kerkelijke kringen, dat men daar niet meer afweet van de krachten des Geestes. Möttlingen zou terugvoeren tot de eer ste tijden der Geestesbedeeling, toen de Geest met kracht werkte en velerlei gaven uitgoot en ook velen gezond maakte. Ook dat wordt weer in Möttlingen gevonden als in den eersten tijd worden daar door handoplegging de zieken van allerlei kwalen genezen. De genezing van vele menschen in Möttlingen is een feit. Herhaaldelijk zijn die genezingen ook van medische zijde ge constateerd en steeds weer worden in het orgaan van Möttlingen „Jesus ist Sieger" genezingen breedvoerig besproken en vindt men daar de lof- toonen der herstelden. Ook Wihna heeft openlijk getuigd van de genezing, die zij gevonden heeft in Möttlingen en verschillende broeders werken nu in Möttlingen, die daar als patient zijn geko men, o.a. broeder Geiger en ook een dominé, Wirth geheeten, is daar hersteld. Er vinden dus inderdaad genezingen in Möttlingen plaats. Maar men vindt die genezingen niet het belangrijkst. Men is daar als Blumhardt zeer blij met die ge nezingen, maar zij vormen de hoofdzaak, althans in theorie, niet. Men erkent ook grif, dat niet iedereen daar genezen wordt. Vader Stanger leed trouwens zelf aan een ongeneeslijke ziekte, waar aan hij tenslotte is gestorven. Maar al geeft men dat dan toe, en al geeft men niet aan genezingen de eerste plaats, ze nemen in Möttlingen toch een groote plaats in. „Wil een zieke", zoo schrijft Ds. Plug, „ingaan op wat de broeders als ziels- zorgers hem voorhouden, dan wordt hem op de plaats, waar de ziekte zich openbaart, de hand opgelegd en er wordt voor hem gebeden. Alleen degene, die in onvoorwaardelijk geloof, dat de Heiland ook nu zieken geneest of liever, dat de Heiland ook zijn ziekte gedragen heeft, zich over geeft, zal behouden worden. Vertrouwengevend is de kinderlijk-eenvoudige verzekerde manier, waarop de broeders bidden of beter gezegd tot den Heiland spreken. Ongeschokt is dan ook steeds het geloof van de broeders, wanneer de genezing niet dadelijk volgt. Dan moet eerst nog wat opgeruimd worden, eerst nog meer het hart aan den Heiland worden overgegeven. En vast blijft staan wat de Heiland doet, is goed. Der halve is er van twijfel, b.v. of de Heiland wel hooren zou, of het wel gebeuren kan, geen sprake evenmin van een dwingen, maar slechts van volharden". Meliskerke. M. VREUGDENHIL. ZENDING VAN ZEELAND, NOORD-BRABANT EN LIMBURG. (Residentie Kedoe, af deelingen Magelang en Temanggoeng) door C. van Nes. X. HULPHOSPITAAL TE PARAKAN. Was aanvankelijk besloten het eerste hulp hospitaal in Salaman te bouwen, bij nader inzien niet onder stoelen of banken stak. „Wat een vreemd P.S.", meende Lena. „Wat zou Dolf met Lucie hebben „Och, Dolf en Lucie kibbelden zoo vaak en dan kon Dolf wel eens grof wezen. Ze schijnen elkaar door de telefoon gesproken te hebben", peinsde Annie, om dan uit te roepen „O, ik weet het al. Op dien Zaterdagmorgen toen Dolf opbelde, om te zeggen, dat wij nog niet op reis konden. Ik vermoed zoo, dat Dolf onhebbelijk geweest is en op zijn bekende manier aan het critiseeren is geslagen. Lucie kan dat slecht heb ben. Ik weet, dat zij er meer last van had, als Dolf zoo cynisch sprak." Met die verklaring werd genoegen genomen. Trouwens, Annie kon ook niets meer zeggen, want zij wist niet, wat die beiden hadden be kokstoofd. Het was haar steeds opgevallen, dat Lucie zoo min mogelijk over Dolf sprak en het gesprek op iets anders bracht, wanneer Annie hem noemde. Met geen enkel woord trachtte deze laatste uit te visschen, hoe Lucie over Dolf dacht, nu zij Dolfs geheim had vernomen uit diens eigen mond. Vast stond alleen, dat Dolf woord hield en sinds dien zooveel mogelijk Lucie had gemeden, in elk geval sinds de schaatspartij nooit meer met haar alleen was geweest. Als zij niets geweten had, zou haar ook nooit iets bijzonders opgevallen zijn, want Dolf deed „ijselijk gewoon" tegen Lucie en bracht onbeschroomd zijn denkbeelden te berde, wat weer tegenspraak van Lucie uit lokte, zoodat zij soms als kemphanen tegenover elkander zaten. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1937 | | pagina 2