No. 11
Vrijdag 12 Maart 1937
51e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
UIT DE HISTORIE.
VAN VERRE EN NABIJ.
REDACTIEDs. A. C HEIJ cn Ds. A. H. OUSSOREN.
MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
JEZUS LIJDENDE VOOR DE WAARHEID.
Hiertoe ben ik geboren en hiertoe
ben ik in de wereld gekomen, opdat ik
der waarheid getuigenis geven zoude.
Joh. 18:37b.
Als onze Heere Jezus Christus ter dood wordt
veroordeeld, moet het duidelijk uitkomen, dat Hij
de waarheid is, die om het getuigenis voor de
waarheid veroordeeld wordt. Hij is daarin de
waarachtige mensch, die getuigt voor de waar
heid Gods, voor het recht Gods. Jezus was Ko
ning in het Rijk der Waarheid.
En dat was zijn Messiasroeping op aarde, zegt
Hij nu tot Pilatus, om voor de waarheid Gods
op te komen. En dan komt onze Heiland in bot
sing met de verleugende wereld. Met de mensch-
heid, die de leugen liever heeft dan de waarheid.
Zij kent de waarheid niet en weet van de waar
heid Gods niet meer.
Daarom verwerpt zij ook den Messias, die
van de waarheid getuigt. De wereld weet de
waarheid niet en nochtans verwerpt zij Hem, die
de waarheid is en de waarheid predikt.
Pilatus en heel de hooge Romeinsche wereld
weet de waarheid niet en nochtans veroordeelt
hij de waarheid tot den kruisdood. De wereld
versmaadt en veracht de waarheid in Christus
nog. Zij staat daar laatdunkend en hooghartig
tegenover en meent het zelf te weten. Zij oor
deelt en kruisigt den Christus nog. Zij wil niet
van de waarheid in Christus geopenbaard weten.
Zij beschikt maar over het leven. Zij richt en
regelt het leven in eigen hoogheidsgevoel. Zij
gaat haar gang maar. De waarheid in Christus
geopenbaard is nog niet geliefd bij haar, maar als
in de dagen van Pilatus geeft zij haar over aan
smaad en hoon. Zij vertrapt en verguist haar.
En daarin was nu ook het bange zielelijden
van onzen Borg, dat Hij als de onkreukbare Ge
tuige der waarheid niet begrepen werd dat heel
de wereld tegen Hem was, dat de waarheid Gods
in Hem werd tegengestaan, en verworpen. Daar
om, omdat Jezus zoo getrouw voor de waarheid
Gods was opgekomen, daarom haatte Hem de
wereld. Daarom overlaadde ze zijn heilig hoofd
met smaad en hoon, met spot en verachting, ja,
daarom werd de doodstraf over Hem uitgespro
ken.
Heel de wereld was daarom tegen Hem, den
Koning der Waarheid. Het Sanhedrin onder Ka-
jafas. Zij, die liever de leugen en de onwaarheid
dienden, voelden zich geërgerd aan Jezus vrij
moedig opkomen voor de waarheid Gods. Hero-
dus en Pilatus en heel de Romeinsche wereld,
al stond zij om haar recht en rechtsgevoel nog
zoo hoog aangeschreven. Zij hadden geen oor
voor het getuigenis der waarheid ook zij tegen
Jezus, Hem aan de spot en hoon der menigte
overgevend. En ook de schare Joden voor het
rechthuis haat Jezus om Zijn getrouw getuigen
voor het recht Gods en zij vordert Zijn dood.
Jezus, Uw Borg, is de waarheid, de waarheid
in Zijn nederige geboorte, waar Hij als waar
achtig mensch geboren, zich vernedert. De waar
heid in Zijn spreken en prediking. De waarheid
in Zijn ontferming over ongelukkigen en ellendi-
gen. De waarheid in het zoeken van het ver
lorene. De waarheid in Zijn verzoeking, als Hij
niet toegeeft aan de leugen. De waarheid bovenal
in Zijn bang en bitter lijden aan het kruis, waar
Hij aan de waarheid en het recht Gods voldoet.
En, als Hij zich zoo geheel aan den dienst der
waarheid geeft, dan mag Zijn gemeente daarin
zien Zijn borgtochtelijk werk voor haar. Want
gij, o mensch, die in de leugen verstrikt waart,
kondet alleen door de waarheid worden vrijge
maakt. In het getuigen voor de waarheid, in het
onkreukbaar handhaven van de waarheid, lijdt
de Heere Jezus als Borg voor U. Wilt het dan
verstaan wat bittere smart het Jezus heeft ge
kost, als Hij moest getuigen tegen de leugen
macht in ons hart. En als Hij in Zijn lijden die
leugen moest verzoenen en overwinnen. Ook in
dit lijden toont de Heere Jezus Zijn groote liefde
voor U. Door dat lijden wordt de dienst der
leugen van U, Zijn volk, verzoend, maar bovenal
wordt de macht der leugen aanvankelijk in U
gebroken. En zoo opent deze Borg weer harten
en ooren van de waarheid Gods. Zoo gaat de
leugen in de natuurlijke mensch ten onder en
wordt hij weer genegen gemaakt om naar de
waarheid van het Woord te luisteren. Eerst dan,
als deze Borg zich over U ontfermt, gaat de
macht der leugen in U ten onder en gaat de
waarheid Gods weer triumpheeren in Uw leven.
Zoo alleen is dit mogelijk. Maar zoo wil deze
Borg zich ook over U ontfermen.
Een iegelijk, die uit de waarheid is, hoort Zijn
stem. Die waarlijk vrij gemaakt wil worden, moet
luisteren naar Zijn stem, de stem der waarheid.
Hier moet schuld gekend en beleden over het
dienen van de macht der leugen in ons hart en
in de wereld. Hier moet in ootmoed beleden, dat
we vaak die stem der waarheid van Jezus wel
hebben gehoord, maar toch afgewezen. Maar
hier moogt ge ook in 't geloof het getuigenis van
Jezus aangrijpen, dat Hij als Borg voor U de
waarheid getrouw heeft gediend en daarin voor
U alle schuld heeft gedragen en verzoend. Hij
stond daar niet aangenomen, maar verworpen
door de menschen als getuige der waarheid. Maar
ook verworpen van God, dragende onze zonde.
Opdat de waarheid Gods door Hem gestand ge
daan tegenover alle Satans macht, eens over ons
zou triumpheeren en ons zou vrijmaken. Brenge
de verkondiging van het lijdensevangelie ons ook
deze winst, dat we de heerlijkheid van dezen
Koning der waarheid leeren zien en dagelijks
meer Zijn vrijmakende macht ervaren
Schoondijke. DE VRIES.
DE TABERNAKEL GODS BIJ DE
MENSCHEN
Openb. 21 1—8 (III)
(In welken weg die zaligheid komt).
Nog een derde zaak wordt hier door Gods
Woord in 't licht gesteld, n.l. in welken weg nu
die zaligheid komt voor degenen, die leerden
verlangen naar God en de gerechtigheid.
Wanneer die zaligheid komt voor hen, die leer
den dorsten naar God, komt die zaligheid er toch
niet door dat dorsten. Dorsten brengt geen ver
zadiging.
Wanneer die zaligheid er komt voor hen, die
leerden strijden den strijd des geloofs, dan komt
die zaligheid er niet door dat strijden alleen. Wie
strijdt kan ook de nederlaag lijden.
Hoe de zaligheid komt van dat genieten van
Gods gemeenschap, leert ons hier de Schrift, als
ze zegt, dat het nieuwe Jeruzalem, de heilige stad,
nederdaalt van God uit den hemel.
Neen, zij genieten die niet omdat zij in den
hemel opklimmen, maar omdat God, in Zijn ge
nade, tot hen afdaalt.
Niet, omdat zij dien Tabernakel bouwden,
maar omdat de Tabernakel, dien God bouwde, bij
de menschen kwam en het alzoo werkelijkheid
wordt, dat God bij hen woont en zij bij Hem
wonen.
Als het is, dat zij overwinnen, dan is het weer
niet zöö, dat zij de zaligheid in bezit nemen, zoo
als een overwinnaar een door hem overwonnen
stad. Dan is het zoo, dat zij die zaligheid be-
erven, d.w.z. ontvangen, verkrijgen.
Met hen, die in den weg van strijd en over
winning de zaligheid verkrijgen, is het als met
het volk Israël bij het inbezitnemen van Kanaan.
Strijden moest Israël om Kanaan te kunnen in
gaan. Toch nam Israël dat land niet in bezit door
eigen kracht. Het ontving dat land als een erfe
nis, want God was het, die voor hen streed en
hun dat land gaf.
Als het zal zijn, dat alle dingen nieuw worden
en de eerste dingen voorbijgaan, als dood en
rouw en gekrijt en moeite weggaan om plaats te
maken voor vreugde en zaligheid een vreugde,
die zóó groot zal zijn, dat de laatste traan wordt
weggewischt dan zal dat zijn omdat God die
tranen van de oogen afwischt en omdat Hij alle
dingen nieuw maakt.
Hij is de Alpha en de Omega, de eerste en de
laatste. Van Hem is het begin, van Hem is ook
het einde.
Die groote zaligheid is er alleen door God.
En zij, wier dorst gelescht wordt uit de fontein
van het water des levens, ontvangen dat heil
om niet, uit genade.
Johannes kreeg bijzonder bevel om deze dingen
op te schrijven. „En die op den troon zat, zeide:
Zie Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide tot
mijSchrijf want deze woorden zijn waarachtig
en getrouw (vs 5).
De Heere wilde, dat deze dingen zouden be
schreven worden, opdat ook wij zouden weten
van die heerlijke dingen en ook wij zouden weten
voor wie die zijn en zouden letten op de ver
maningen, die hier worden gegeven.
Dat ook hier nog vermaningen voorkomen is
opmerkelijk. Menschen, die meenen, dat ze op
de Schrift critiek mogen, ja moeten uitoefenen,
hebben dan ook gezegd, dat die vermaningen
hier niet hooren, maar door een vreemde hand
zijn ingevoegd.
Immers zoo zeggen ze hier wordt be
schreven wat er zal zijn na den oordeelsdag, na
dat de nieuwe hemel en de nieuwe aarde er kwa
men, maar dan zullen er toch geen vermaningen
meer noodig zijn.
En ongetwijfeld, dan zullen vermaningen niet
meer noodig zijn. Maar deze dingen zijn beschre
ven opdat wij, die nog in den tijd leven en nog
vóór die dingen staan, daarvan zouden weten en
door die kennis ons zouden laten leiden.
Opdat wij kennis zouden hebben van de zalig
heid, die komt en opdat wij zouden weten in
welken weg en voor wie ze komt.
Alle deze dingen hebben niet alleen betrekking
op de eeuwigheid, zoodat er nu nog geen kennis
van zou mogelijk zijn.
Dat nieuwe Jeruzalem, zal eens in volle heer
lijkheid van God uit den hemel nederdalen en
de Tabernakel Gods zal dan bij de menschen zijn,
maar reeds in dezen tijd is er een zeker neder
dalen van het nieuwe Jeruzalem van God uit den
hemel en reeds nu is al is het niet in vol
komenheid de Tabernakel Gods bij de men
schen.
Reeds nu is er het wonen Gods bij Zijn volk.
Nu reeds is Hij hun God en zijn zij Zijn volk.
Nu reeds is er zoo menigmaal het afwisschen
van de tranen. En reeds nu is er dat dorsten naar
God, dat eenmaal de volle verzadiging zal vinden,
maar reeds hier in beginsel door God gelescht
wordt. En ook nu al is er de strijd èn de over
winning die, hoewel nog niet volkomen, profetie
is van de volkomen overwinning.
En zoo komt dit woord met z'n vermaan en
leering en vertroosting.
De eeuwige zaligheid brengt de vervulling van
een begeerte, die reeds hier gekend wordt, de
begeerte naar Gods gemeenschap. Ze brengt de
lessching van den dorst naar God.
Daarom is de vraag, of we kennen dat verlan
gen naar God of we Ps. 42 en 84 kunnen mee
zingen zoo, dat die psalmen vertolken wat er
ook in het eigen hart is.
Als er dat verlangen is, dan wordt ook gekend
de strijd des geloofs. De mensch, die God zal
vinden, moet Hem zoeken door den Middelaar,
in den weg der bekeering, in den weg van strijd
tegen de zonde, wereld en Satan. Die moet Hem
zoeken in een strijd, waarin volhard moet wor
den ten einde toe.
Kent ge dien strijd Of zoudt ge behooren tot
de vreesachtigen, die uit vrees voor de menschen
Christus verloochenen Of tot de ongeloovigen,
de ontrouwen, die den Naam van Christus ver
loochenen
Zoo het laatste, bedenk dan dat het deel der-
zulken niet zal zijn in het leven maar in den twee
den dood en bekeer U van die zonde. Laat U
waarschuwen door dit Woord, dat geen godde-
looze het Koninkrijk Gods zal beërven.
En wanneer ge dan God leert zoeken en den
strijd leert aanvaarden, laat U dan leiden door
deze onderwijzing van het Woord Gods.
Versta dan, dat ge om God te vinden niet in
den hemel behoeft op te klimmen -wat on
mogelijk zou zijn maar Hem vinden kunt
door te zien, dat Hij tot u afdaalt in Christus
en door Zijn gemeenschap te aanvaarden, niet
op grond van uw gerechtigheid, maar op grond
van het offer van Christus.
Is het, dat gij vernieuwing des levens behoeft
en heiligmaking God is het, die alle dingen
nieuw maakt.
En is het, dat gij moet strijden, gij moogt be
denken, dat de uitslag niet afhangt van uw strijd,
maar van den strijd, dien God voor u strijdt.
Hij is de Alpha en de Omega, het begin en het
einde.
Bedenk dat dan en verwacht uw zaligheid niet
van uw werk, maar van de genade van Hem,
die het geeft om niet.
Maar wees dan ook verzekerd, dat gij die
zaligheid zult ontvangen. Moogt ge tot uw
vreugde nu reeds iets smaken van de gemeen
schap met God, die vreugde zal volkomen
worden.
En is het, dat nu reeds menige traan uit uw
oog wordt weggewischt door de hand Gods, een
maal zullen alle tranen worden weggewischt, op
dat uw zaligheid volkomen zou zijn.
Geloof dit, want deze woorden zijn waarach
tig en getrouw.
HEIJ.
Jubileum Zeeuwsche Kerkbode.
We beloofden iets te schrijven over de eerste
dagen van de Doleantie naar aanleiding van het
50-jarig bestaan van de Zeeuwsche Kerkbode.
Het eerste nummer „Weekblad gewijd aan de
belangen der Gereformeerde Kerken", redacteur
Ds. P. J. W. Klaarhamer, begint als volgt (18
Februari 1887):
„Aan den Lezer.
Met bescheidenheid, geachte lezer, komt de
Zeeuwsche Kerkbode een plaatsje vragen onder
de bladen en boeken, welke gij naast en na uw
Bijbel leest.
Waartoe hij dit vraagt zegt zijn naam. Hij
wenscht een bode te zijn, die wekelijks door onze
provincie gaat, om hoofdzakelijk aan geestver
wanten mede te deelen, wat er in de Gerefor
meerde Kerken hier en elders belangrijks ge
schiedt en die geschiedenis van den dag met u
te bespreken en voor u toe te lichten. Het is ook
zijn voornemen, met u aan de hand der H. Schrift
na te gaan, wat er alzoo te weten en te geloo-
ven, te belijden en te betrachten is aangaande de
Kerk, den Kerkvorm, de Kerkleer, de Kerkregee-
ring, de Kerkenambten enz.
Vanzelf zal hij dan ook wel moeten spreken
over hetgeen tot de roeping en taak der kerk be
hoort ten opzichte van het huisgezin en de school
en van de maatschappij en de volkeren der aarde.
Aan stoffe zal het hem dus wel niet ontbreken.
De Zeeuwsche Kerkbode begeert van den
Heere te worden gebruikt als een middel ten
dienste van de reformatie der Kerken, waarmede
Hij kennelijk is aangevangen. Deze Bode wenscht
te vergaderen en te helpen vereenigen, wat bij
elkander behoort, doch nu helaas uit allerlei oor
zaak gedeeld licht.
Hij stelt daarom zijn ruimte beschikbaar voor
allen, die en voor alles, dat waarlijk Gere
formeerd is, en voor genoemde doeleinden kan
bevorderlijk zijn.
Gereformeerd noemt deze Bode wat met de
Drie Formulieren van Eenigheid overeenstemt.
Hoe gij u ook noemt Broeders van Gerefor
meerde huize, de Bode reikt u den broederhand,
en vraagt u om betoon van broederlijke welwil
lendheid en hulpe."
Wie het formaat ziet van de Kerkbode van
die dagen, kan wel verandering bespeuren.
Wat de inhoud betreft dient de Kerkbode in
de eerste jaren geheel en al als strijdblad. Men
verdedigt zich tegenover de aanvallen van het
Synodaal genootschap en men valt dit lichaam
aan en wijst het op zijn zonden.
De eerste nummers staan vol brieven, die be
wijzen hoe fel Ds. Klaarhamer werd aangevallen.
In het nummer van 26 Maart 1887 staat de
volgende mededeeling ,,In het midden der stad
is een uitnemend gelegen en geschikt huis met
tuin aangekocht, waar nu naar wij hopen, bin
nenkort onze hulpkerk zal verrijzen „Rehoboth".
De godsdienstoefeningen werden gehouden in
de Schuttershofzaal.
Bittere haat blijken de „doleerenden" te moe
ten verduren.
Hatelijke, ongeteekende, brieven komen bin
nen, zoodat men het besluit neemt van zulk
schrijven geen nota meer te nemen en dit te pu-
bliceeren (2 April '87).
Maar uit alles blijktmen leeft uit het geloof
en in vertrouwen op den Verbondsgod. Laat na
50 jaar het besef van Gods groote genade jegens
onze kerken niet verflauwen
A. H. OUSSOREN.
(Op verzoek van enkelen in de provincie en
tevens als antwoord op enkele broeders, deel ik
mede, dat mijn voornemen is om binnenkort iets
te schrijven over onze roeping om ons christelijk
te organiseeren.)
Zwaar-licht.
Enkele weken geleden hebben we getracht aan
te toonen uit de Heilige Schrift, dat de termen
„zwaar-licht" niet naar Gods Woord zijn, om
daarmee iemands staat voor God aan te duiden.
Tevens beloofden we te zullen aantoonen, welke
maatstaf wel bij de bondskinderen moet worden
aangelegd.
Om maar direct met de deur in huis te vallen,
willen we het zoo zeggen: ieder, die Psalm 119
kent, d.w.z. beleeft, weet wat de norm is voor
ons geestelijk leven.
Het is Gods wet. En aan die wet zijn we ge
hoorzaam of ongehoorzaam.
Die wet is onze betrachting den ganschen dag