No, 10
Vrijdag 5 Maart 1937
51e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND,
DADERS DES WOORDS,
UIT DE HISTORIE.
VAN VERRE EN NABIJ.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIEDs. A. C HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN.
MEDEWERKERSt D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A, B. W, M, KOK, F. STAAL Pzn., A, SCHEELE, R. J, VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT,
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
DE TABERNAKEL GODS BIJ DE
MENSCHEN
Openb. 21 1—8 (II).
(Wie in deze zaligheid zullen deelen.)
Duidelijk worden omschreven, die in de zalig
heid zullen deelen, als in vs 6 wordt gezegd: ,,Ik
zal den dorstige geven uit de fontein van het
water des levens om niet".
Lessching van den dorst door levend water is
het beeld der vervulling van een heel sterke be
geerte.
Hoe sterk is bij een dorstige de begeerte om
te drinken, opdat z'n dorst weggenomen worde.
Evenals de vervulling van zoo'n heel sterke be
geerte zal de zaligheid zijn. Daarin zal een diep
gevoelde begeerte bevredigd worden.
De vraag welke die begeerte is, vindt haar ant
woord door te letten op wat in die zaligheid ge
geven wordt.
Dan zal zoo is gezegd de tabernakel
Gods bij de menschen zijn en God zal bij hen
wonen en hun God zijn.
De begeerte, die daarmee vervuld wordt, de
dorst, die daarmee gelescht wordt, is dus een
begeerte, een dorst naar God. Degenen, die in
deze zaligheid zullen deelen, zijn die naar God
dorsten die geteekend worden als in Ps. 42
mijn ziel verlangt naar God, ja, mijn ziel dorst
naar den Heer God des levens, ach wanneer
zal ik naad'ren voor Uw oogen, in Uw Huis Uw
Naam verhoogen En, als in Ps. 84 Hoe bran
den mijn genegenheen om 's Heeren voorhof in
te treen. Mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen,
mijn hart roept uit tot God, die leeft en aan mijn
ziel het leven geeft.
Denzulken wordt geschonken het genieten van
Gods gemeenschap en van Zijn liefde.
Een mensch, die zichzelf respecteert, dringt
zich aan een ander niet op. Heeft hij te kennen
gegeven zijn bereidheid om met een ander ge
meenschap te oefenen, dan wacht hij af of zijn
aanbod ook wordt aanvaard.
Zoo dringt ook God zich niet op. Heeft de
Heere geopenbaard, dat Hij met ons gemeen
schap wil oefenen in den Heere Jezus Christus
en op grond van diens offer, dan wacht de Heere
of dat aanbod van Zijn liefde wordt aanvaard
of er een verlangen zich openbaart om met Hem
gemeenschap te mogen oefenen.
Maar, waar die dorst komt, daar wordt dien
dorstige gegeven uit de fontein van het water des
levens. Daar wordt dat verlangen naar God ver
vuld doordat God bij hen wonen komt.
Zoo komt dus die zaligheid voor den mensch,
die zichzelf leerde kennen als een schepsel Gods,
dat alleen weer in Zijn Schepper en in de ge
meenschap met Hem vrede en blijdschap kan
leeren kennen.
Zoo komt die zaligheid voor den mensch, die
zichzelf als een schuldig schepsel leerde kennen
die de oorzaak van zijn ellende leerde zien in zijn
zonde, in zijn breken met God en die daarom
leerde dorsten naar de gerechtigheid van den
Middelaar.
Zalig zijn, die hongeren en dorsten naar de
gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden
(Matth. 5:6).
Nog op een andere wijze wordt hier gespro
ken van hen, voor wie deze zaligheid zal zijn in
vs. 7 die overwint zal alles beërven.
Zij, die in die groote zaligheid zullen deelen,
zijn die leerden hongeren en dorsten naar God,
en die ook overwonnen, in den strijd, dien zij
te voeren hadden.
Hoe vaak geldt het al van de dingen van dit
leven, dat wat men begeert, alleen kan verwor
ven worden in een weg van moeite en inspanning
en strijd. De begeerlijke dingen van dit leven
vallen waarlijk den mensch maar niet zöö in den
schoot.
Jacob moest om z'n vurige begeerte, Rachel
tot vrouw te hebben, vervuld te zien zeven jaren
dienen. En de echtheid van zijn begeeren kwam
dan wel daarin uit, dat die zeven jaren hem wa
ren als zeven dagen.
De begeerte naar God, de dorst naar Zijn ge
meenschap wordt niet anders dan in een weg
van strijd vervuld. Die begeerte doet wandelen
in het geloof aan Gods Woord en dat geloof
brengt strijd, strijd met Satan, met de wereld,
met de zondige begeerten van het eigen hart.
Zonder heiligmaking zal niemand God zien en
die heiligmaking vraagt een strijd, die gestreden
moet worden ten einde toe, tot de overwinning.
Want, die overwint, die volhardt ten einde toe,
die zal zalig worden, die zal mogen deelen in de
zaligheid, dat God bij hem eeuwig woont. God
zal hem een God zijn en hij zal God een zoon
zijn (vs 7).
Het antwoord op de vraag, voor wie die za
ligheid is, wordt nog duidelijker, wanneer we
zien wat hier gezegd wordt over hen, voor wie
die zaligheid niet is.
Die zaligheid is niet zoo zegt vs 8 voor
de vreesachtigen, en ongeloovigen, en gruwelij-
ken, en doodslagers, en hoereerders, en toove-
naars, en afgodendienaars, en al de leugenaars.
Hun deel is in den poel, die brandt van vuur
en sulfur, hetwelk is de tweede dood.
Die zaligheid is niet voor de vreesachtigen,
voor hen, die uit vrees voor de wereld den Heere
verloochenden, die er niet voor dorsten uitko
men, dat zij God zochten en de gerechtigheid
van Christus, die daarom ongeloovig werden en
ontrouw.
Hen, die Christus zullen verloochend hebben,
zal Hij ook verloochenen. Indien zij in het be
lijden van Zijn Naam ontrouw zullen zijn, Hij
blijft getrouw. Hij kan zichzelven niet verlooche
nen Hij zal hun naam niet belijden voor Zijnen
Vader, die in de hemelen is (2 Tim. 2).
Alleen zij zullen deelen in die zaligheid, die
zonder vrees den Naam des Heeren zullen be
leden hebben en die, als het moest, om die be
lijdenis zelfs den dood niet vreesden. Zij deelen
in die zaligheid, die hoorden naar het Woord
des Heeren Vreest niet degenen, die het lichaam
dooden maar de ziel niet kunnen dooden, maar
vreest veel meer Hem, die beide ziel en lichaam
kan verderven in de hel (Matth. 10:28).
Die zaligheid is ook niet voor de gruwelijken
voor hen, die zich schuldig maakten aan groote
gruwelen. Ook niet voor de doodslagers en de
hoereerders, ook niet voor de toovenaars, die
door eigen wonderen zich zochten te verlossen.
Ook niet voor de afgodendienaars, die een an
deren God eeren dan den eenigen waren God.
Ook niet voor de leugenaars, die in de waarheid
niet wilden wandelen.
Kunnen dan die niet zalig worden zoo
vraagt de Catechismus in vraag 87 die in
hun goddeloos, ondankbaar leven voortvarende
zich tot God niet bekeeren En het antwoord
is In geenerlei wijze want de Schrift
zegt, dat geen onkuische, afgodendienaar, echt
breken, dief, geldgierige, dronkaard, lasteraar,
noch roover, noch dergelijke, het Koninkrijk
Gods beërven zal.
Voor dezulken is er niet het leven, maar de
poel, die brandt van vuur en sulfur, hetwelk is
de tweede dood.
HEIJ.
Gouden jubileum van de Gereformeerde Kerk
van Middelburg en gouden jubileum van de
Zeeuwsche Kerkbode,
Opgetogen kwam dezer dagen een broeder naar
me toe.
Want vol was zijn hart. Vol over het feit,
dat de doleantie vóór vijftig jaar hier heeft plaats
gehad.
In een kort oogenblik mocht ik van dien broe
der veel hooren. Hoe de Doleantie hier begon
nen was. Hoe Ds. Klaarhamer hier gewerkt had.
Hoe hij gestreden en geleden had.
Ik mocht hooren, hoe ze een jeugdvereeniging
hadden gevormd en hoe die jeugdvereeniging
een Bijbel had gegeven aan den Kerkeraad, welke
Bijbel nu nog zou gebruikt worden op de kansel
in de Noorderkerk.
Hoe ze de Noorderkerk gebouwd hadden
zie leven zag ik voor 's Heeren Kerk.
Waarlijk er is reden voor de Gereformeerde
Kerk en voor het Bestuur en Redactie van de
Zeeuwsche Kerkbode om den Heere te prijzen.
Wat heeft Hij, met zwakke menschen veel tot
stand gebracht. Wat heeft Hij ondanks zonden,
gebreken, tekortkomingen in genade zijn volk,
zijn kerk aangezien.
Het,,'k Zal gedenken hoe voor deze ons de
Heer heeft gunst bewezen", zal in menig hart op
komen.
En de seniores in ons midden, de ouden van
dagen, zullen zich best herinneren, hoe fel de
haat was en hoe hevig de vijandschap, maar ook,
hoe heerlijk de liefde.
Natuurlijk zijn er van onze zijde ook fouten
gemaakt. Maar de reden waarom men tenslotte
niet langer in het diensthuis wilde vertoeven,
was deze men wilde Gode meer gehoorzaam
zijn dan menschenreglementen.
Men wilde niet alleen met het Woord, maar
ook met de daad Christus Koning laten zijn.
Men was zich in die dagen bewustwe schei
den ons af en we doleeren om een genootschap,
dat de oude lijn der Vaderen verlaten heeft, dat
zich heeft afgescheiden van de beginselen naar
Gods Woord.
Gode zij dank, zijn de twee groepen van Af
scheiding en Doleantie in 1892 vereenigd en we
mogen wel zeggen, dat wat ook onze kerken in
deze dagen verontrust, niet meer de kwestie
A. B. (C.).
We zijn allen Gode dankbaar voor het bestaan
van de Vrije Universiteit, we zijn allen overtuigd
van de noodzakelijkheid van het bestaan der
School der Kerken, we willen nóch de één, nóch
de ander missen, maar danken den Heere voor
het groote voorrecht, dat Hij ons in Zijn genade
in die beide instellingen gegeven heeft, die zoo
veel geestelijke rijkdom afwerpen voor onze ker
ken.
Rijkdom, die o.m. hierin uitkomt, dat in de
kerkelijke wereld onze Gereformeerde Kerken
zulk een leidende positie bekleeden.
Maar als we roemen, dan roemen we in den
Heere.
Om zijn werk in 1887(6) en om zijn werk aan
de Kerkbode moet zijn Naam geprezen worden.
We doen belijdenis van onze zonden en ge
breken.
En prijzen Zijn Naam.
A. H. OUSSOREN.
(D.V. hoop ik volgende week iets meer te
publiceeren over 't geen hier is voorgevallen.)
Of.
of.
Van alle zijden krijg ik hartelijke instemmende
brieven, die mij aantoonen, hoe hardgrondig beu
de broeders en zusters zijn van het geschrijf van
den laatsten tijd. Allen beantwoorden kan ik niet,
waarom ik er mee volstaan wil om hen te dan
ken voor hun goede woorden en voorts te zeg
gen, dat ik niets liever zou willen, dan dat de
Professoren hun strijd staakten.
Zoo wordt niet gebouwd aan Sions muren.
Zoo lacht de duivel.
Zoo verteren we onszelf op den duur.
Zoo geven leiders wel een heel slecht voor
beeld.
Zoo is het onaangenaam om broeders en zus
ters op de hoogte te houden van wat er gaande
is in onze kerken.
Zoo wordt er onrust gemaakt.
Sommigen stellen voor de zaak doodzwijgen.
Maar... om nü eenvoudig te zeggen: we trekken
ons niets meer van de gangbare verschillen aan,
we willen niets meer hooren of lezen van wat er
gaande is in onze kerken, is op zijn zachtst ge
zegd struisvogelpolitiek.
Wanneer er straks een bom zou barsten (wat
de Heere genadiglijk verhoede) en men zou
niet gewaarschuwd zijn dan zou dit zwijgen
op zijn zwakst gezegd, weinig getuigen van ver
antwoordelijkheidsgevoel.
Zwijgen kan in bepaalde gevallen zonde zijn.
Thans te zwijgen zou zeker verkeerd zijn, nu
er een toestand geschapen is, die om oplossing
roept.
Zwijgen acht ook de Heraut verkeerd. Deze
ziet de toestand zóó ernstig in, dat ze zelfs on
middellijk een Synode wil bijeenroepen.
Men zou vragen, zoo men niets wist van
wat gaande is waartoe nu weer een Synode
We moeten dus weten, wat er gaande is. We
worden allen aangesproken om onze houding te
bepalen.
Een sterk bewijs van het verkeerde van het
zwijgen in deze omstandigheden bewijst wel bro
chure III van Prof. Hepp. Het spijt ons werke
lijk, dat Prof. Hepp weer een aanval op zijn
medebroeders aan de Vrije Universiteit heeft ge
daan en op zulk een wijze. We hadden er zoo
gaarne een punt achter gezet.
Helaasdeze brochure stelt ons voor het
dilemma Ofof.
Nu zal één van beiden moeten gebeuren öf
de Professoren Vollenhove en Dooyeweerd wor
den gehandhaafd en blijven hun valsche leer ver
kondigen (volgens Prof. Hepp), öf Prof. Hepp
moet zijn aanklacht tegen broeders in Christus'
Kerk intrekken en als iemand die onwaarheid
sprak gequalificeerd worden.
Één van beiden zal moeten gebeuren.
Waarom
Wel om de pertinente beweringen van Prof.
Hepp in brochure III, waarin onder meer het
volgende staat
,,De afwijking van de belijdenis niet twijfel
achtig" (inzake de twee naturen van Christus).
,,Het afwijkend gevoelen contra Calvijn."
„Het hoogst ernstige van deze afwijking."
„De eenheid des Persoons verbroken."
„De Middelaar gedeeld."
„Christus als „mensch" vernederd."
„Geen verzoening voor onze zonden."
Nu zal ieder toegeven, dat nu niet langer kan
geaarzeld worden.
De Professoren Vollenhove en Dooyeweerd
hebben een zeer groote invloed in de kerken.
De vereeniging voor Calvinistische Wijsbe
geerte vergadert geregeld. Tal van predikanten
zijn lid van die vereeniging. De ideeën van de
Hoogleeraren Vollenhove en Dooyeweerd wor
den daar ingedronken en niet alleen onder theo
logen, maar ook op de Arjaclubs worden men
schen met hun gedachten „gevoed".
Indien de consequenties van deze gedachten nu
werkelijk van dien aard zijn, dat er geen verzoe
ning meer is voor onze zonden, dat de middelaar
gedeeld wordt, dus dat oude kettersche leeringen
weer worden gepropageerd, dan dienen we wel
zeer haastig die professoren een halt te doen toe
roepen.
Dan moeten de curatoren er niet voor terug
deinzen om hen af te zetten. Dan moeten ze öf
hun dwaalleer herroepen, öf gecensureerd wor
den als leden van de Gereformeerde Kerken.
Dan is het wel zéér, zéér droef, dat het on
gemerkt zoover kon komen. Dan is het meer
dan erg, dat ons volk zóó door leiders vergiftigd
kon worden zonder dat ze het zelf eigenlijk
merkten.
Dan is de deformatie niet meer dreigend, maar
dan is het deformatie in optima forma.
Dan schreit het ten hemel, dat er menschen
zijn, die Christus deelen en die geen verzoening
meer prediken.
Dan moeten we Prof. Hepp zeer dankbaar zijn
voor zijn optreden tegen dwalingen.
Zeg niet, dat Prof. Hepp het niet ernstig meent,
want in zijn voorrede staat„Aan geruchten leen
„ik het oor niet. Van wat niet werd gepublici-
„ceerd, maakte ik alleen geen gebruik, maar ik
„weigerde zelfs er kennis van te nemen. Het is
„ook het doel van dit geschrift om door hand
having van de waarheid Gods, vrede te maken."
U zietProf. Hepp wil niet, dat men van hem
denktdie man slaat wat door. Neen, het is hem
volle ernst. Het is hem er om te doen dat ieder,
wie dan ook, hier kennis van zal nemen en be
grijpen zal hoe ernstig de toestand wel is.
Inderdaad, die is ernstig geworden door deze
laatste brochure.
Zoo kan en zoo mag het niet langer.
Nogmaals, öf Prof. Hepp spreekt waarheid en
dan moeten de Professoren Vollenhove en
Dooyeweerd en de Heer Janse van Biggekerke
hun grove dwalingen herroepen, öf Prof. Hepp
spreekt geen waarheid en dan moet voor het fo
rum van al onze Gereformeerde Kerken gezegd
wordenProf. Hepp heeft broeders verschrik
kelijk beschuldigd zonder wettige redenen.
Één van beiden. Ofof anders kan het
nu niet meer.
En nu gevoelt zelfs een kind nü zwijgen is
verkeerd.
Toch blijft ons bezwaar tegen het formeele
optreden van Prof. Hepp ook na deze derde
brochure.
In de eerste plaats heeft hij mede als Synode
lid geadviseerd om toch zoo broederlijk mogelijk
te schrijven en niet dus iemand te beschuldigen
zonder zijn naam te noemen, wat wel zeer on
broederlijk is, vooral nu het zoo ernstig is.
En in de tweede plaats iemand, die een on
derzoek naar meeningsverschillen moet instellen,
moet niet al zijn medeleden vooruitloopen en
zeggen Mijn meening is de juiste. We zouden
zoo willen vragen Prof. Hepp acht de andere
mede-broeders in die commissie toch wel in staat
om te oordeelen en waarom dan niet gewacht
op hun oordeel.
Heel wat geharrewar zou voorkomen zijn.
Giften zesde Professor.
De vorige week mocht ik berichten, dat ik
meer dan 15 (vijftien) gulden ontvangen had.
Deze week kan ik melden, dat ik meer dan
25 (vijf-en-twintig) gulden heb mogen ontvangen.
Nauwelijks was de Zondag voorbij of in mijn
brievenbus werd een schrijven gedaan plus 1.50
van K. Hartelijk dank.
Den dag daarop kwam over de post een brief,
waarin niet minder dan 25.(vijf-en-twintig).
Ik mag niet zeggen van waar en van wie. Maar
het komt van Walcheren. Hartelijk dank voor
zooveel liefde.
En mag ik eens vragen of er ook eens iets
komt van de andere Zeeuwsche eilanden Zuid-
Beveland, Noord Beveland, Tholen, Schouwen
Het eindresultaat van deze week is dus 26.50.
Wie helpt mede aan eenzelfde mooie resultaat
eind volgende week
A. H. OUSSOREN.