No. 8 Vrijdag 19 Februari 1937 51e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS- n. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A, C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D» W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F, STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 EN HET WAS NACHT. Hij dan, de bete genomen hebbende, ging terstond uit en het was nacht. Joh. 13 vs 30. Twee nachten in het leven van onzen Heiland zijn bijzonder gedenkwaardig. De nacht, waarin hij geboren is, en de nacht, waarin Hij verraden werd. De nacht van het licht en de nacht van de duisternis. In den eersten nacht is uit 's werelds duistere wolken een licht der lichten opgegaan en haar liefelijk morgenrood verspreidde een rijkdom van genade. Maar in den anderen nacht was het juist an dersom en behaalde het rijk der duisternis een huiveringwekkende zegepraal. Met blijdschap en vreugde denken wij daarom aan dien eersten nacht, stil en heilig, waarin Jezus' geboorte plaats vond. Maar met droefenis en smart, ja met huivering, denken wij aan dien tweeden nacht, somber en duister, waarin Hij verraden werd, waarvan Hij tot Zijn vijanden zeide „Dit is uw uur en de macht der duisternis". Nacht was het in de eerste plaats in de ziel van Judas. In den nacht verlaten de wilde dieren hun hol om buit te gaan zoeken, zoo ging ook Judas in den nacht uit om zijn bloedgeld te verdienen en Jezus als buit aan de vijanden over te leveren. Zelden is een zondaar zóó aanhoudend ge waarschuwd als Judas. Reeds bij Petrus' belijde nis, dat Jezus de woorden des eeuwigen levens had en de Christus was, de Zoon des levenden Gods, heeft Hij waarschuwend gezegd „Heb ik niet u twaalf uitverkoren en één uit u is een duivel". Bij de voetenwassching zeide Hij„Gij zijt rein, doch niet allen". En toen Hij bij den Paaschmaaltijd hem als verrader aanwees, sprak Hij tot hem „Wat gij doet, doe het haastelijk". Maar al deze waarschuwingen waren tever- geefsch. Steeds dichter sloot Judas zijn hart voor Jezus toe. In plaats van bekeering en berouw kwam verharding en verbittering. De bate der bete had de boete moeten zijn, maar in plaats daarvan werd hij steeds meer een willoos werk tuig in de hand van Satan. „En na de bete, toen voer de Satan in hem" (vs 27). Toen werd hij een machtelooze prooi van den vorst der duisternis, die met hem kon doen wat hij wilde. Het bloed-geld had hij ont vangen, nu zoo spoedig mogelijk naar den bloed raad om zijn bloed-daad te verrichten! „Hij dan, de bete genomen hebbende, ging terstond uit", lezen wij. „En het was nacht", luidt de beteeke- nisvolle toevoeging. Nacht was het in de natuur rondom hem, maar nacht was het vooral in zijn ziel. De laatste lichtglans der genade is daaruit verdwenen om plaats te maken voor de zwarte duisternis der hel. Het Licht der wereld heeft Judas verworpen en overgeleverd aan de macht der duisternis, nu zal in eeuwigheid de duis ternis zijn deel zijn. Ondanks al Jezus' waar schuwingen bleef Judas verhard en onbekeerlijk. Nu stroomt het water der zonde met niet meer te stuiten kracht zijn ziel binnen om hem mee te sleuren naar een eeuwig verderf, en in al zijn verschrikking wordt nu aan hem vervuld Jezus' dreigwoord„Wee dien mensch, door welken de Zoon des menschen verraden wordt I Het ware hem goed, zoo die mensch niet geboren ware geweest!" (Marcus 14 vs 21). Nacht was het in de ziel van Judas. Nacht was het ook in de ziel van Jezus. De nacht van onuitsprekelijke droefenis. Niets is zoo hard en pijnlijk als ondankbaarheid. „Een ondankbaar kind is scherper dan de tand van een slang." Judas' ondankbaarheid was voor Jezus een zware beproeving. Vooral omdat deze ondankbaarheid, dit verraad, Hem werd aange daan door een van Zijn intiemste vrienden. „Zelfs de man Miji.^ vredes, die Mijn brood at, heeft de verzenen tegen Mij grootelijks verheven" (Ps. 41 vs 10). Ook hierom was dit zulk een bittere druppel in Zijn lijdensbeker, omdat het Hem een voorsmaak gaf van het nog veel zwaar dere lijden, dat straks over Hem zou komen. Straks zal Hem treffen de volle vloek Gods en zullen al de golven en baren van Zijn toorn over Hem gaan, en zooals Hij nu door Judas trouwe loos wordt verlaten, zal Hij straks door allen verlaten worden, zelfs ook door Zijn hemelschen Vader Dierbare Heiland, welk een onzegbare zon daarsliefde hebt Gij geopenbaard in het willen gaan in zulk een nacht van smart en lijden Doe ons gelooven, dat Gij in dien nacht zijt gegaan ons tot heil, opdat wij zouden zijn in het eeuwige licht Dat Gij zóózeer in 't stof werdt neergebogen, opdat Gij ons daaruit zoudt oprichten Dat Gij U hebt laten verraden, opdat geen verraad noch andere zonde ons uit den hemel zou houden Leer ons U danken, óók voor dezen bangen nacht van verraad, als een onmisbaar deel van Uw borgtochtelijk lijden O Man van smart, dat ieder voor U kniel' Gij droegt aldus de krankheid onzer ziel, 't Was onze smart, die U ten deele viel, Ons overtreden Heeft U verwond. Om d' ongerechtigheden, Door ons begaan, Zijt G' in dit leed gekomen, De straf, die ons den vrede toe doet stroomen, Die naamt Gij aan O.-V. C. A. VREUGDENHIL. HET LAATSTE OORDEEL, Openb. 20:11—15, De dooden, klein en groot, werden gebracht voor den rechterstoel van Christus om geoor deeld te worden. Dat wil zeggen opdat hun recht zou geschie den. En dat recht zou geoefend worden niet bij wijze van massa-gericht maar zóó dat het gaan zou over een iegelijk naar zijn werken (vs 13). Een massa-gericht kan niet anders dan on rechtvaardig zijn. Daarbij lijdt de rechtvaardige met den onrechtvaardige. Voor den rechterstoel van Christus wordt vol daan aan den eisch van het strenge recht, dat vraagt naar elks schuld of onschuld. Daarom gaat dat oordeel over een iegelijk naar zijn werken. De boeken zoo schrijft Jo hannes -werden geopend en een ander boek werd geopend, dat des levens is en de dooden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken ge schreven was, naar hunne werken (vs 12). Van dat openen der boeken spreekt reeds Da niels profetie (7 10) „Het gericht zette zich en de boeken werden geopend". Het oordeel wordt niet gegrond op een gissing aangaande hetgeen misschien wel eens zou kun nen gedaan zijn. Wat er gedaan is zoo is de voorstelling is in de boeken beschreven. Zullen wij menschen van iets, dat gebeurde, ook later nog het preciese afweten, dan moeten we dat opschrijven. Maar als het dan ook op geschreven is in een boek, dan hebben we ook zekerheid aangaande dat gebeurde. Dan is ver gissing door vergeten uitgesloten. Het oordeel van Christus zal nu gaan naar hetgeen in de boeken geschreven is. Natuurlijk is hierbij niet te denken aan wer kelijk volgeschreven boeken. Voor den Alweten- den God is zulk een boek niet noodig. Maar van boeken wordt hier gesproken om op mensche- lijke wijze uit te drukken dat het oordeel Gods niet zal rusten op gissingen, maar op wat vast staat. Dat openen van de boeken is dan volgens Art. 37 van onze Ned. Gel. Belijdenis een openen van de consciënties, van de gewetens. Tegenwoordig spreekt men veel over het on derbewuste. Men bedoelt daarmee, dat de din gen, die eens in ons bewustzijn waren, maar die we daarna vergaten, zoodat we ze ons niet meer herinneren kunnen, toch niet geheel uit ons be wustzijn verdwenen zijn. Ze zijn dan zoo zegt men afgedaald naar het onderbewuste. Daar blijven ze bewaard en vandaar kunnen ze ook weer terugkeeren. Dit kan ons helpen om te verstaan wat be doeld is met de uitdrukking, dat de boeken der consciënties geopend werden. Dat wil dan zeg gen, dat al wat in het onderbewuste bewaard bleef, den mensch weer bewust wordt, zoodat hij zich z'n geheele leven zal kunnen herinneren tot in kleinigheden toe. Dan zal de mensch zich weer herinneren al het kwade en zondige, dat hij deed. Als hij dan daar over zal aangeklaagd worden, zal hij moeten toe stemmen, dat hij daaraan metterdaad schuldig staat. Hij zal dus niet geoordeeld worden over din gen, waarvan hij zich niets meer herinneren kan, maar die hij zich goed bewust is, als door hem te zijn gedaan. Hij zal moeten erkennen, dat hij geoordeeld wordt uit hetgeen in de boeken ge schreven was, naar zijn werken. Zoo zal voor den rechterstoel van Christus alles gaan naar het strenge recht, in volkomen objectiviteit. Ware er nu alleen dat boek, waarin sprake was van de werken, dan zou er niet één mensch, zijn, voor wien 't oordeel niet tevens een veroor deeling was. Immers, zelfs de beste werken der heiligen zijn met zonden bevlekt. Maar er is ook nog een ander boek, dat ge opend wordt het boek des levens het boek van Gods genadige verkiezing tot het eeuwige leven. Daarin staan de namen van hen, die ten leven bestemd zijn. De namen van hen, die, al is het dat zij tegen al de geboden Gods zwaarlijk ge zondigd hebben en geen daarvan gehouden heb ben, nochtans door God, zonder eenige verdien ste hunnerzijds, uit louter genade voor rechtvaar digen worden gerekend om de volkomen genoeg doening, gerechtigheid en heiligheid van Christus, die hun is toegerekend en geschonken. En zij, wier namen geschreven zijn in dat boek des levens, worden dan niet veroordeeld om hun booze werken, maar worden vrijgesproken, ge rechtvaardigd, om ten eeuwigen leven in te gaan. Maar ook dezen worden dan geoordeeld óók naar hun werken. Wij allen zoo schrijft Pau- lus 2 Cor. 5 10 wij allen (Paulus sluit zich zelf daarbij in) moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. Ook bij hen, die uit het geloof gerechtvaardigd worden, komen ook de werken in het gericht. Ontvangen zij de zaligheid uit genade zonder verdienste van eenig werk, er zal toch een ge nadeloon zijn voor de goede werken des geloofs. En die rijk zullen geweest zijn in werken des ge loofs, zullen meerder heerlijkheid ontvangen. Dan zal het einde zijn. De dood en de hel (of het doodenrijk) zullen geworpen worden in den poel des vuurs, dat is de tweede dood. De dood zelf, gelijk die hier op aarde ge- heerscht had en het graf zullen teniet gedaan worden. Na den oordeelsdag zal er niet meer zijn de scheiding van ziel en lichaam door den dood dan zullen er geen graven meer zijn. En in den poel des vuurs, in den tweeden dood zullen ook geworpen worden alle onrechtvaar- digen. Als ze stierven gingen ze reeds den dood in. Dat was de eerste dood. Na het oordeel zullen ze den tweeden dood ingaan. Dan zullen ze niet alleen naar de ziel, maar ook naar het lichaam dragen moeten de gramschap van den toorn Gods. Dat zal het lot zijn van hen, die niet geschreven zijn in het boek des levens. Maar zalig dan zij, wier namen geschreven zijn in het boek des levens en die, gerechtvaar digd door het geloof, zullen ingaan ten leven. Voor hen zal er zijn een tweede opstanding. Was de eerste opstanding, dat zij, stervende, in de hemelsche zaligheid mochten ingaan, dan zul len zij ook hun lichaam ontvangen, een verheer lijkt lichaam en zoo zullen ze, naar ziel en li chaam, God mogen dienen en daarin de zaligheid genieten. Van de waarheid, die ons in dit Schriftdeel geleerd wordt, doet de kerk belijdenis, als zij in de Twaalf Artikelen van den Heere Jezus Chris tus belijdt, dat Hij zal komen om te oordeelen de levenden en de dooden. Van die waarheid doen we, als Gereformeer den, belijdenis in Art. 37 onzer Nederl. Geloofs belijdenis, dat we hier in z'n geheel opnemen. Ten laatste gelooven wij, volgens het Woord Gods, dat, als de tijd, van den Heere verordend (die allen creaturen onbekend is), gekomen, en het getal der uitverkorenen vervuld zal zijn, onze Heere Jezus Christus uit den hemel zal komen, lichamelijk en zienlijk, gelijk Hij opgevaren is, met groote heerlijkheid en majesteit, om zich te verklaren een Rechter te zijn over levenden en dooden deze oude wereld in vuur en vlam stel lende om haar te zuiveren. En alsdan zullen per soonlijk voor dezen grooten Rechter verschijnen alle menschen, zoowel mannen als vrouwen en kinderen, die van den aanbeginne der wereld af tot den einde toe geweest zullen zijn, verdag vaard zijnde door de stemme des archangels en door het geklank der Goddelijke bazuin. Want alle degenen die gestorven zullen wezen, zullen uit de aarde verrijzen, de zielen te zamen gevoegd en vereenigd zijnde met haar eigen lichaam, in hetwelk zij zullen geleefd hebben. En aangaande degenen die alsdan nog leven zullen, die zullen niet sterven gelijk de anderen, maar zullen in een oogenblik veranderd en uit verderfelijk onver derfelijk worden. Alsdan zullen de boeken (dat is, de conscientiën) geopend en de dooden ge oordeeld worden, naar hetgene zij in deze wereld gedaan zullen hebben, hetzij goed of kwaad. Ja de menschen zullen rekenschap geven van alle ijdele woorden, die zij gesproken zullen hebben, die de wereld niet dan voor kinderspel en voor tijdverdrijf acht; en dan zullen de verborgenheden en geveinsdheden der menschen openbaarlijk voor allen ontdekt worden. En daarom is de gedach tenis van dit oordeel met recht schrikkelijk en vervaarlijk voor de boozen en goddeloozen, en zeer wenschelijk en troostelijk voor de vromen en uitverkorenen dewijl alsdan hunne volle ver lossing volbracht zal worden, en zij aldaar zullen ontvangen de vruchten des arbeids en der moei te, die zij zullen gedragen hebben hunne on- noozelheid zal door allen bekend worden en zij zullen de schrikkelijke wrake zien, die God tegen de goddeloozen doen zal, die hen getiranniseerd, verdrukt en gekweld zullen hebben in deze we reld. Dewelke overwonnen zullen worden door het getuigenis hunner eigene conscientiën, en zullen onsterfelijk worden, doch in zulker voege, dat het zal zijn om gepijnigd te worden in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijnen en gelen bereid is. En daarentegen, de geloovigen en uitverkorenen zullen gekroond worden met heerlijkheid en eere. De Zone Gods zal hunnen naam belijden en zijne uitverkorene engelen alle tranen zullen van hunne oogen afgewischt wor den hunne zake, die nu tegenwoordiglijk door vele Rechteren en Overheden als kettersch en goddeloos verdoemd wordt, zal bekend worden de zake des Zoons Gods te zijn. En tot eene ge nadige vergelding zal hen de Heere zulk eene heerlijkheid doen bezitten, als het hart eens men schen, nimmermeer zoude kunnen bedenken. Daarom verwachten wij dien grooten dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods, in Jezus Christus onzen Heere. Moge die belijdenis in der waarheid de uit drukking zijn van wat we met het hart gelooven. Ze is dat niet geworden, wanneer we tot nog toe in zorgeloosheid zouden geleefd hebben, zonder te vragen of wij mogen verwachten, dat we in het oordeel des grooten dags zullen vrij gesproken worden. Hoe wordt die zorgeloosheid hier veroordeeld, als dit Woord Gods ons zegt, dat een iegelijk eenmaal uit de boeken zal geoordeeld worden naar dat hij gedaan heeft. Laat het dan bij niemand zóó zijn, dat hij maar zorgeloos zou voortleven. Eenmaal zal dan zijn consciëntie hem beschuldigen en hem dringen tot de erkentenis, dat zijn verdoemenis rechtvaar dig is. Dat hij dan nu al luistere naar de spraak zijner consciëntie, die hem beschuldigt, opdat hij zoeke gerechtvaardigd te worden door het geloof in Christus. Want waar het eigenlijk op aankomt, wordt hier wel duidelijk in 't licht gesteld. Het komt aan op de vraag, welke de verhou ding is tot Hem, die als Rechter op den troon zal zitten op de verhouding tot den Heere Jezus Christus. Behouden zullen worden die geschreven staan in het boek des levens, in het boek der ver kiezende liefde Gods. Maar die werden uitver koren, werden dan uitverkoren tot het geloof in den Heere Jezus Christus. Zij komen, als zij opwassen, in dit leven tot het geloof in den Heere Jezus Christus. Zij leeren hun zaligheid buiten zichzelf zoeken in den Mid delaar. Zij leeren in den gekruisigden Jezus zien den Heere der heerlijkheid. Wel dan den mensch, die zoo zijn zaligheid buiten zich zelf leerde zoeken in Hem, die de gerechtigheid is van de Zijnen. Wel den mensch, die in zijn Rechter mag zien zijn Middelaar, die voor hem den vloek droeg. En moge het dan zóó zijn, dat er bij hem wor den gevonden vele werken des geloofs, opdat hij een rijk genadeloon moge verwachten van Hem, die een iegelijk oordeelt naar zijn werken. ACTA DER GENERALE SYNODE. In déze week werden de Acta der Generale Synode naar welker verschijning reeds eenigen tijd werd uitgezien, aan de kerken verzonden en kan de bestudeering daarvan beginnen. Wat de eigenlijke acta betreft, waarin de be sluiten worden meegedeeld, ontvangen we hier dan niet veel, dat nog niet bekend was, omdat daarvan reeds meedeeling geschiedde in de pers, namens de Synode zelve. Maar dat nog niet bekende of nog niet vol-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1937 | | pagina 1