FEUILLETON BRANDING ZENDING. De eerste reden is, dat ik eerbied heb voor den leeftijd van Prof, Kuyper en voor zijn kennis, en ik hem daarom niet gaarne tegenspreek. De tweede reden is, dat het telkens weer ge bleken is, welk een wonderlijke wijze van hande len Prof. Kuyper er op na houdt. Hij zegt iets, en wanneer dan tegenspraak komt, gaat hij daar aan stilzwijgend voorbij. Zoo heeft hij, om maar iets van recenten datum te noemen, nog niet geantwoord op hetgeen de hoogleeraren Greijda- nus en Schilder geschreven en gevraagd hebben. Maar hoezeer het mij ook spijt met Prof. Kuy per van gedachten te moeten wisselen, toch mag ik het in dit geval niet nalaten. Prof. Kuyper is bezig in „De Heraut" een ar tikelenreeks te geven over „De Synode en de Professoren". Hierbij brengt hij ook ter sprake het doctoren ambt, waarover onze kerkorde handelt. In dit verband spreekt hij dan over de Theo logische Hoogeschool, hoewel hij dit gerust had kunnen achterwege laten, zonder dat dit aan zijn betoog eenige schade gedaan zou hebben. Om alle gevaar te voorkomen, dat ik Prof. Kuyper iets zou laten zeggen wat hij niet gezegd heeft, citeer ik hem volledig, al is dit citaat ook wat lang. Onze lezers kunnen dan tevens goed zien, dat „De Heraut" nog niets veranderd is, maar in het jaar 1937 nog precies eender denkt als vóór 1892. Prof. Kuyper heeft dit geschreven „Niets is dan ook onjuister dan wanneer men zich op dit doctorenambt, zooals het door Calvijn gesteld werd en door onze Kerken in haar Ker kenorde is overgenomen, beroepen heeft om daaruit als beginsel af te leiden, dat de Kerk alleen door middel van dit doctorenambt of wil men van een School door haar gesticht, door haar bestuurd en door haar onderhouden, de Theologie mag doen onderwijzen en de a.s. pre dikanten voor de Kerk opleiden. Het „voor de Kerk door de Kerk" is nooit het beginsel van Calvijn noch van onze Gereformeerde Kerken geweest en kon dit ook niet zijn, omdat het juist in strijd is met de grondbeginselen door Calvijn ons geleerd en door hemzelf in practijk gebracht. Calvijn heeft te Genève niet een kerkelijke school gesticht, maar een Hoogeschool, die bestemd was alle faculteiten te omvatten en die school is op gericht juist niet door de Kerk, maar door de Overheid. Ook bij de verdere ontwikkeling van het Calvinisme in Frankrijk, Nederland, Schot land, Duitschland, Zwitserland is nergens sprake geweest van kerkelijke Theologische Scholen, maar traden de Professoren of Doctoren op aan Universiteiten of Illustre Scholen door de Over heid gesticht of door haar gereformeerd. De seminaristische idee of wil men de idee, dat de Kerk zelf door haar School voor de opleiding te zorgen had, is niet uit de Reformatie opge komen, maar ontstaan bij de Roomsche kerk vooraf door den invloed der Jezuïeten. Eerst veel later toen de Universiteiten, omdat het onderwijs daar gegeven steeds verder afweek van de belijdenis der Kerk en daardoor het ergste gevaar voor de kerken dreigde, hebben ook de Protestantsche kerken noodgedrongen tot deze kerkelijke opleidingsscholen de toevlucht geno men. Maar naar den eisch van het Calvinistisch beginsel was dit niet, want dat beginsel eischt een Universiteit, waar heel de wetenschap naar de Christelijke beginselen beoefend wordt. Dat men wanneer zulk een Christelijke, zulk een Ge reformeerde Universiteit door Gods genade aan een volk weer gegeven wordt, daarnaast om his torische banden een reeds bestaande kerkelijke Theologische School nog in stand wil houden, moge te dragen zijn en kan zelfs practisch zeker voordeel afwerpen, maar om dat doel te bereiken had men nooit als beginsel mogen stellen, dat de theologische opleiding van de Kerk moet uitgaan. Zulk een beginsel toch is niet in de Schrift ge grond, het is in strijd met heel de historie van het Calvinisme en het doet te kort aan de hooge roeping om Christus' Koningschap op heel het gebied der wetenschap te handhaven. Het recht der Kerk om wanneer de nood dit eischt, zulk een kerkelijke school te stichten, wordt daarmede niet door ons ontkend en nog veel minder bedoelen we daarmede iets ten na- deele te zeggen van onze Theologische School, die veelszins tot een rijken zegen voor onze ker ken is geweest, maar wel moest klaar, duidelijk en onomwonden worden uitgesproken, zoodat van geen misverstand sprake kan zijn, dat naar den eisch van het Gereformeerde beginsel men met zulk een Theologische School nooit volstaan kan, aangezien dit beginsel een Gereformeerde Universiteit eischt, en om elke gedachte af te DOOR K. H. MARINUSSEN 37) „Dwars door ons land en België. Of alleen door België", antwoordde de luitenant, om er haastig bij te voegen „Het is maar een vermoe den natuurlijk. Een vermoeden, waarmede trou wens door onze en ook door de Belgische leger leiding gerekend wordt." „Maar dat zou toch wel het grootste onrecht zijn barstte Dolf los. De heer Van der Pol glimlachte. „In oorlogstijd wordt het recht helaas met voeten getreden, mijn vriend. Plechtig gesloten verdragen worden als vodjes papier verscheurd. Alleen het recht van den sterkste geldt." ,,'t Is een schandaalKeurt U dat goed ,,'t Wordt mij niet gevraagd of ik dat goed keur." „Al duidelijker wordt het mij, dat tegen den oorlog gevochten worden moet", zeide Dolf. Er woedde een tweestrijd in hem. Hij voelde, dat hij, niet met genoegen, maar toch met een zekeren wellust, onder de wapenen zou gaan, nu het land in gevaar scheen te komen. Zijn eerlijkheid gebood hem te erkennen, dat het zijn plicht was, het land te verdedigen. Maar daar mede kwam hij in botsing met zijn socialisme, dat geen vaderland kent. Nóg hoorde hij het Mr. Troelstra zeggen, dat een oorlog in de toekomst tot de onmogelijkheden zou behooren, omdat de snijden alsof Calvijn met dit doctorenambt een kerkelijke theologische school had bedoeld. Ubi facta adsunt, non opus est argumentis. Waar de feiten spreken, zijn geen argumenten meer noo- dig. Calvijn heeft te Genève geen kerkelijke theo logische school maar een Universiteit gesticht." Men vraagt zich af waarvoor was het noodig dit te zeggen, en het zóó te zeggen Waarvoor was het noodig, de groote meer derheid onzer kerken, die de School liefheeft pijn te doen Waarvoor was het noodig aanleiding te geven tot een debat over dit onderwerp In dezelfde Heraut geeft Prof. Kuyper een bijzonder waardeerend rtikel over Dr. K. Dijk, die niet langer medewerker aan dat blad kon blijven. Prof, Kuyper heeft geen woorden genoeg om terecht den lof van Dr. Dijk te zingen. Maar, och arme, waar is Dr. Dijk toch terecht gekomen, als het waar is, wat Prof, Kuyper schrijft Om te laten zien hoe weinig steekhoudend de schijnbaar zoo kloeke redeneering van Prof, Kuyper is, pas ik haar even toe op de Vrije Universiteit, die men zoo gaarne de bij uitstek Calvinistische noemt. Dan is het mijn goed recht om aldus te rede neeren, precies naar Prof. Kuypers betoogtrant het standpunt van de Vrije Universiteit „is nooit het standpunt geweest van Calvijn of van onze Gereformeerde Kerken omdat het juist in strijd is met de grondbeginselen door Calvijn ons ge leerd en door hemzelf in praktijk gebracht. Cal vijn heeft in Genève niet een Vrije Universiteit opgericht, maar een Hoogeschool, die bestemd was alle faculteiten te omvatten en die school is opgericht juist niet door een Vereeniging, maar door de Overheid. Ook bij de verdere ontwikke ling van het Calvinisme in Frankrijk, Nederland, Schotland, Duitschland, Zwitserland, is nergens sprake geweest van Vrije Universiteiten, maar- traden de Professoren of Doctoren op aan Uni versiteiten of Illustre Scholen door de Overheid gesticht of door haar gereformeerd." Als ik zóó redeneer, gebruik ik de woorden van Prof. Kuyper en redeneer ik historisch pre cies even zuiver als hij. Waarmee ik maar zeggen wil, hoe weinig waarde zulk een betoog heeft. Het lijkt gewichtig, maar het zijn woorden, woorden en meer niet Zeer ernstig bezwaar heb ik tegen hetgeen Prof. Kuyper verder zegt„De seminaristische idee of wil men de idee, dat de Kerk zelf door haar School voor de opleiding te zorgen had, is niet uit de Reformatie opgekomen, maar ontstaan bij de Roomsche kerk vooral door den invloed der Jezuïeten." Een eenvoudig mensch, die het niet beter weet en nooit iets anders leest dan „De Heraut", zou hierbij gaan rillen en beven, en denken het is me toch wateigenlijk is het zaakje roomsch en nog wel Jezuïetisch En dat wordt maar zóó gezegd zonder eenig zweem van bewijs Onze kerken denken er anders over Zij heb ben in 1892 gezamenlijk voor Gods aangezicht uitgesproken „Wat de opleiding tot het leer aarsambt betreft, oordeelt de Synode te moeten handhaven het beginsel, dat de Kerk geroepen is eene eigene inrichting tot opleiding harer leeraren te hebben, ten minste wat de Godge leerde vorming betreft," (Laten we dit nu eens onthouden O.) Onze Kerken spreken dus van een beginsel, waardoor de kerk geroepen is. Volgens Prof. Kuyper hoort dit eigenlijk thuis bij de Roomsche kerk en vooral bij de Jezuïeten. Maar toen er na de ineensmelting strijd over ontstaan was, hebben onze kerken het nogeens uitdrukkelijk uitgesproken, dat zij niets loslieten van hetgeen in 1892 als een beginsel beleden was. Met algemeene stemmen sprak de Synode van Dordrecht 1893 dit uit. En nu gaat Prof. Kuyper ons zeggen, dat „men nooit als beginsel had mogen stellen, dat de theo logische opleiding van de Kerk moet uitgaan. Zulk een beginsel is toch niet in de Schrift ge grond, het is in strijd met heel de historie van het Calvinisme en het doet tekort aan de hooge roeping om Christus' Koningschap op heel het gebied der wetenschap te handhaven" Wat staat het dan toch treurig met onze Ge reformeerde kerken, die sinds 1892 zulk een onschriftuurlijk, onhistorisch, Christus' Koning schap tekort-doend beginsel handhaven Op de argumenten van Prof. Kuyper hoop ik volgende week in te gaan. M. R. (Vetgedrukte van mij. O.) internationale arbeidersbeweging dien gruwelij- ken demon eenvoudig een „haltzou toeroepen. Wat bleef van dit praten nu over De heele wereld was vol oorlogsgeruchten Hij wilde den heer Van der Pol, die schijnbaar zoo rustig zat te betoogen, langs een omweg eens polsen. „Tegen den oorlog moet altijd worden ge vochten", antwoordde de reserve-luitenant. „Maar de omstandigheden, die menschen niet in de hand hebben, kunnen te sterk worden. Nederland wil geen oorlog. Onze taak is alleen, het land te verdedigen, als het in gevaar komen mocht, wat de Almachtige verhoede „Ik kan mij niet voorstellen, dat buitenland- sche mogendheden met elkaar in oorlog zullen komen", peinsde Dolf hardop. „De menschheid is er immers veel te beschaafd voor „Ik meende, dat er reeds oorlog was tusschen Oostenrijk en Servië", merkte de ander laconiek op. „Natuurlijk. Maar ik bedoeld dan, dat ande ren er zich mede gaan bemoeien. Waarom is men niet verstandiger Dacht U niet, dat er een macht bestaat, die een oorlog kan verhinderen?" Met belangstelling luisterde de officier naar Dolf, die hij ongetwijfeld een charmant iemand vond. Bij de laatste vraag keek hij zeer ernstig, om resoluut te antwoorden „Zeker is die macht er. Ik weet niet, hoe U daarover denkt, maar als mijn innigste overtui ging mag ik U niet verhelen te zeggen, dat God in den hemel de eenige Macht is, die een oorlog kan voorkomen. Niet menschen, maar God al leen. Een tweede vraag is, of in Zijn raad niet besloten ligt, dat er oorlog komen zal." „Ik sta niet op dat standpunt", zei Dolf eer lijk, „al weet ik zeer goed, dat het tal van aan- Giften voor den zesden Professor. Dat gaat geweldig Nauwelijks is de vijftienduizend gepasseerd of we zijn al weer bijna aan de zestienduizend toe gekomen 15.824,13. Het is wel prachtig, dat de liefde zoo opbloeit voor de School der kerken. Het was een groote dag, toen Prof. Dr. K. Schilder zijn rectorale rede hield en Prof. Dr. K. Dijk zijn eerste rede als Professor uitsprak en Dr. Dam als lector officieel werd aangesteld. Wie ook maar eenigszins meeleeft met de fata van de Theol. School, zal den Heere dankbaar zijn voor de vele zegeningen, die Hij genadig wil schenken. Van harte hopen we, dat de liefde voor de Vrije Universiteit ook zoo oplaait, dat er niet langer met tekorten geworsteld moet worden en dat hieraan meewerken zoowel professoren als studenten als een ieder, die de V.U. om haar beginselen liefheeft. Laten we onzen rijkdom in die beide instellin gen waardeeren En er aan meewerken, dat ze beiden bloeien A. H. OUSSOREN. DE EERSTE KERK UIT DE DOLEANTIE. 9. Sympathie en bestrijding. Zoo was dus Kootwijks kerk losgemaakt uit de banden der Synodale organisatie. Er brak, nu ze ook geregelde bediening des Woords en der Sacramenten kreeg, en een eigen dienaar des Woords had, een geheel nieuw tijdperk aan. 't Geestelijk leven bloeide op en de ijver voor Gods Huis groeide. De geheele gemeente had haar instemming met de reformatie betuigt. Den Zondag na de bevestiging was er een vergadering der manslidmaten geweest en was hun de vraag gesteld of er iemand was, die er niet mee in stemde. Maar er was er niet één. En die niet tegenwoordig waren ontvingen een uitnoodiging bezwaren schriftelijk in te dienen zoo ze die mochten hebben. Maar ook van die bezwaarden werd er niet één gevonden. Van verschillende zijden kwamen te Kootwijk sympathiebetuigingen in. Allereerst van den ker- keraad van Voorthuijzen. Daarna ook van den kerkeraad der Chr. Geref. Kerk van Houwerzijl en Zoutkamp. Even later van de Classis Amers foort der Chr. Geref. Kerk. Kootwijk bleef ook niet lang alleen. Een week later volgde Voorthuijzen, onder leiding van Dr. Mr. van den Bergh. Daarna Reitsum onder Ds. Ploos van Amstel. En deze werden na korten tijd door anderen gevolgd. Dr. L. H. Wagenaar noemde de kerken van Kootwijk, Voorthuijzen en Reitsum „de moedergemeenten der Dolean tie", en vergeleek ze met Ulrum, Doeveren en Almkerk in de reformatie der Afscheiding. Intusschen was het te voorzien, dat de Synode der Ned. Herv. Kerk deze dingen niet rustig zou aanzien. Had men van uit Kootwijk bericht ge zonden, dat ze zich aan het Synodaal kerkver band onttrokken hadden, de Synode van hare zijde zond bericht, dat de leden van Kootwijks kerkeraad en Ds. Houtzagers waren afgesneden. In een breede missive werd dat doen op hare wijze gerechtvaardigd. Kootwijks kerk werd dus als vacant beschouwd en zonder kerkeraad te zijn. Deze afzettingsbul, zoo zei Dr. van den Bergh, „miste de onderteekening van Jezus Chris tus". En professor Hoedemaker schreef in dien tijd, wat zeker later niet meer uit zijn pen zou gevloeid zijn „Met hetzelfde recht, waarmede Luther de pauselijke bul op de marktplaats ver brandde, verklaren wij plechtig, dat dit nietig is en in de kracht Gods door ons, het koste wat het wil, te niet zal gedaan worden, al wat door 't Woord van den Koning der Kerk niet wordt bevestigd." Kootwijks kerkeraad liet zich dan ook door „dien afzettingsbul" niet verschrikken en werkte rustig door aan den opbouw van 's Heeren Kerk. Nu, naar het oordeel der Synode geen kerke raad in de Hervormde Kerk te Kootwijk bestond, moest het Classicaal Bestuur doen, wat des ker- keraads was. De Synode had zich in deze zaak twee raadslieden gekozenMr. A. M. Stipriaan Luisciens en Mr. W. Thorbecke, die samen als derde er bijvoegden Mr. G. H. van Bolhuis van Utrecht. Deze laatste woonde op 26 April 1885 de vergadering bij van het Classicaal Bestuur van Harderwijk, dat gerechtigd en verplicht was ver klaard om de leiding te Kootwijk ter hand te nemen. Niettegenstaande het advies van dezen geleerde, besloot de meerderheid dat niet te doen. hangers heeft. Mijn geheele familie behoort er toe. Maar laat ons dat buiten beschouwing la ten De luitenant glimlachte vroolijk. „U moet niet denken, dat ik U zit uit te la chen", zeide hij vriendelijk. „Ik lach alleen om Uw naïeviteit. Want die beschouwing is niet weg te cijferen. Daarmee staat of valt alles." „Ik kan dat niet met U eens zijn. Ik bedoelde met mijn vraag iets anders. Intusschen heb ik het antwoord al. U is blijkbaar van meening, dat de internationale arbeidersbeweging niet in staat is, een oorlog te voorkomen." „Neen, dat kan zij niet." „Maar als zij dan weigert de wapenen op te vatten „Dat doet ze niet. Zij denkt geen oogenblik aan weigering", antwoordde de ander op vasten toon. „Dat is voor mij juist de groote vraag." „Dat is voor U heelemaal geen vraag. U is er van overtuigd, dat ik gelijk heb. U vraagt wel, maar dat is alleen, om Uw tweestrijd te ver bergen." „Dat is sterk", meende Dolf. „U kent mij niet eens." „Neen, maar ik ken het menschelijk hart, ook mijn eigen hart. Ik begrijp nu reeds lang, welke richting U is toegedaan. U is blijkbaar socialist. Maar houd U maar op met dat piekeren en plooien. Want U verliest het. Als het tot een oorlog komt, spat die zoogenaamde internatio nale als een zeepbel uiteen. Want een Duitscher is en blijft Duitscher en een Franschman is en blijft Franschman. En U is Nederlander, Begrijp U mij „Dat is nu juist de vraag. Men moet zich niet Het pleit van den vertegenwoordiger der Synode baatte niet. Eenigen tijd later droeg de Synode, over die houding vertoornd, dat werk op aan het Provin ciaal Bestuur van Gelderland. Dat Bestuur richtte een schrijven aan het Classicaal Bestuur van Harderwijk waarin er op aangedrongen werd binnen drie weken de zaken van Kootwijk aan te vatten en aldaar te gaan prediken. Slechts één lid stemde er niet mee in en nam ontslag als lid van het Prov. Kerkbestuur. Het Classicaal Be stuur weigerde opnieuw om die kerk te gaan bemoeilijken. Vruchteloos was een gevolgde cor respondentie met deze weigeraars, waarom ze voor onbepaalden tijd vervallen verklaard wer den van de bevoegdheid tot het aanvaarden van het lidmaatschap van eenig bestuur boven den kerkeraad. Voorts bleef bepaald, dat deze „va cante" kerk door de ringpredikanten^zou worden bediend. In „Uilenspiegel" verscheen weer een spot prent, waarop de predikant van Kootwijk en de ringpredikant in toga aan 't vechten waren, waar bij de corpulente ringpredikant het tegen den meer sterken Ds. Houtzagers moest afleggen, die de steek van zijn tegenstander in elkander from melde. Maar van dergelijke tooneeltjes is nooit iets waargenomen. Daar werd noch van de eene noch van de andere zijde aanleiding toe gegeven. Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman had ge adviseerd aan Ds. Houtzagers om aan den Com missaris des Konings mee te deelen, dat de ker keraad bereid was te wijken voor eventueele rechterlijke uitspraak betreffende den eigendom en bestemming van het kerkgebouw, maar dat men, zoolang die er niet was, assistentie van den Commissaris begeerde ter handhaving van den bestaanden toestand terwijl de wensch werd uit gesproken, dat ter voorkoming van ongeregeld heden en van de zijde der kerkbesturen zou zijn een gematigd optreden. In Mei trok Ds. K. F. Creutzberg van Arn hem, Voorzitter van het Prov. Kerkbestuur met den burgemeester, de heer A. W. J. J. Baron van Nagell naar Kootwijk om te doen „wat des ker- keraads is". Ze droegen echter zorg, dat zij geen aanleiding tot ongeregeldheden gaven. Ze trok ken naar de kerk toen de godsdienstoefening reeds aangevangen was, en Ds. Houtzagers al preekte. Aan den ingang vroegen ze den kerk voogd of ze in de kerk mochten en den gekomen predikant op den preekstoel werd toegelaten. Dit laatste werd geweigerd. En na hiervan proces verbaal te hebben opgemaakt, verlieten beiden liever het dorpje. In een schrijven van het Prov. Kerkbestuur werd eenige maanden later meegedeeld, dat de kerkvoogden uit hun ambt ontzet waren en het lidmaatschap van de Ned. Herv. Kerk was ver vallen. F. STAAL Pz. ZENDING VAN ZEELAND, NOORD-BRABANT EN LIMBURG. III. (Residentie Kedoe, af deelingen Magelang en Temanggoeng) door C. van Nes. BLONDO. Ook in het werk der barmhartigheid betrad Ds. Merkelijn nieuwe wegen. De gelegenheid om door Zendingshospitalen te stichten in het Magelangsche ook het Evan gelie te verbreiden en barmhartigheidswerk te verrichten was aanvankelijk niet gunstig. Ds. Merkelijn kwam echter zeer vaak in aanraking met arme menschen, bedelaars, ongelukkigen en verstootenen. Dit gaf hem de gelegenheid om te midden van de Mohammedaansche wereld het licht van Chris telijke barmhartigheidsbetoon te laten schitteren. Ten tijde der enorme prijsstijging, die het aan tal bedelaars schrikbarend opjoeg, opende hij in 1919 in Blondo (8 K.M. ten Zuiden van Mage lang) aan de groote weg naar Djocja gelegen, een armenkolonie. Weldra komen ze toestroomen, de arme stum- perds, de blinden, de ondervoeden, de vervuil den, de menschen die geen helper hebben, zoo- velen, dat de opname moet stop gezet worden tot de inkomsten wat meer geworden zijn. Er zitten er ongeveer 50 ook kleine kinderen die door hun bedelende moeders (weduwen) worden meegedragen. Duitscher en niet Franschman voelen „Mijn waarde makker, houd gerust op met dat betoogen en theoretiseeren, want dat baat niets. Het bloed kruipt toch, waar het niet gaan kan. Voelt gij U geen Nederlander Zegt U ik ga niet onder de wapenen, want ik wil geen oorlog? U denkt er niet aan Waarom niet Omdat het vaderland in gevaar is En nu grijpt ge straks naar de wapenen, om, zoo noodig, dat vaderland te verdedigen. Zoo denken alle socialisten in Nederland er over. En ook die in Frankrijk. En ook die in Duitschland. Enzoovoort. Zal ik het nog eens sterker zeggen Zij denken niet eens aan hun principe. Als vanzelf doen zij hun plicht. Redeneer er niet langer over, kwel Uw ziel er niet langer mee. Doe eenvoudig, wat allen doen. En dan willen we vurig hopen, dat Nederland zijn neutraliteit zal kunnen behouden, indien het in het buitenland tot een oorlog komen mocht." De stoomtram rolde het stationnetje te Zwolle binnen en Dolf drukte de hem op hartelijke wijze toegestoken hand. „Allicht ontmoeten we elkaar niet meer. Het ga U wel, ook als ge in militairen dienst moet. Ge zult spoedig bemerken, dat ik gelijk krijgen zal. Van al die schoone woorden, die den oorlog uitbannen, blijft niets over. En hoe komt dat nu? Meent men het niet Zeker, ik geloof dat er een eerlijke overtuiging achter zit. Maar men bouwt op menschen. En wie op menschen bouwt, komt altijd bedrogen uit. Men rekent niet met de zonde. Dat is de kardinale fout, die zich al tijd wreken zal." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1937 | | pagina 2