FEUILLETON
BRANDING
ZENDING.
De eerste reden is, dat ik eerbied heb voor
den leeftijd van Prof, Kuyper en voor zijn kennis,
en ik hem daarom niet gaarne tegenspreek.
De tweede reden is, dat het telkens weer ge
bleken is, welk een wonderlijke wijze van hande
len Prof. Kuyper er op na houdt. Hij zegt iets,
en wanneer dan tegenspraak komt, gaat hij daar
aan stilzwijgend voorbij. Zoo heeft hij, om maar
iets van recenten datum te noemen, nog niet
geantwoord op hetgeen de hoogleeraren Greijda-
nus en Schilder geschreven en gevraagd hebben.
Maar hoezeer het mij ook spijt met Prof. Kuy
per van gedachten te moeten wisselen, toch mag
ik het in dit geval niet nalaten.
Prof. Kuyper is bezig in „De Heraut" een ar
tikelenreeks te geven over „De Synode en de
Professoren".
Hierbij brengt hij ook ter sprake het doctoren
ambt, waarover onze kerkorde handelt.
In dit verband spreekt hij dan over de Theo
logische Hoogeschool, hoewel hij dit gerust had
kunnen achterwege laten, zonder dat dit aan zijn
betoog eenige schade gedaan zou hebben.
Om alle gevaar te voorkomen, dat ik Prof.
Kuyper iets zou laten zeggen wat hij niet gezegd
heeft, citeer ik hem volledig, al is dit citaat ook
wat lang. Onze lezers kunnen dan tevens goed
zien, dat „De Heraut" nog niets veranderd is,
maar in het jaar 1937 nog precies eender denkt
als vóór 1892.
Prof. Kuyper heeft dit geschreven
„Niets is dan ook onjuister dan wanneer men
zich op dit doctorenambt, zooals het door Calvijn
gesteld werd en door onze Kerken in haar Ker
kenorde is overgenomen, beroepen heeft om
daaruit als beginsel af te leiden, dat de Kerk
alleen door middel van dit doctorenambt of wil
men van een School door haar gesticht, door
haar bestuurd en door haar onderhouden, de
Theologie mag doen onderwijzen en de a.s. pre
dikanten voor de Kerk opleiden. Het „voor de
Kerk door de Kerk" is nooit het beginsel van
Calvijn noch van onze Gereformeerde Kerken
geweest en kon dit ook niet zijn, omdat het juist
in strijd is met de grondbeginselen door Calvijn
ons geleerd en door hemzelf in practijk gebracht.
Calvijn heeft te Genève niet een kerkelijke school
gesticht, maar een Hoogeschool, die bestemd was
alle faculteiten te omvatten en die school is op
gericht juist niet door de Kerk, maar door de
Overheid. Ook bij de verdere ontwikkeling van
het Calvinisme in Frankrijk, Nederland, Schot
land, Duitschland, Zwitserland is nergens sprake
geweest van kerkelijke Theologische Scholen,
maar traden de Professoren of Doctoren op aan
Universiteiten of Illustre Scholen door de Over
heid gesticht of door haar gereformeerd. De
seminaristische idee of wil men de idee, dat de
Kerk zelf door haar School voor de opleiding
te zorgen had, is niet uit de Reformatie opge
komen, maar ontstaan bij de Roomsche kerk
vooraf door den invloed der Jezuïeten.
Eerst veel later toen de Universiteiten, omdat
het onderwijs daar gegeven steeds verder afweek
van de belijdenis der Kerk en daardoor het ergste
gevaar voor de kerken dreigde, hebben ook de
Protestantsche kerken noodgedrongen tot deze
kerkelijke opleidingsscholen de toevlucht geno
men. Maar naar den eisch van het Calvinistisch
beginsel was dit niet, want dat beginsel eischt
een Universiteit, waar heel de wetenschap naar
de Christelijke beginselen beoefend wordt. Dat
men wanneer zulk een Christelijke, zulk een Ge
reformeerde Universiteit door Gods genade aan
een volk weer gegeven wordt, daarnaast om his
torische banden een reeds bestaande kerkelijke
Theologische School nog in stand wil houden,
moge te dragen zijn en kan zelfs practisch zeker
voordeel afwerpen, maar om dat doel te bereiken
had men nooit als beginsel mogen stellen, dat de
theologische opleiding van de Kerk moet uitgaan.
Zulk een beginsel toch is niet in de Schrift ge
grond, het is in strijd met heel de historie van
het Calvinisme en het doet te kort aan de hooge
roeping om Christus' Koningschap op heel het
gebied der wetenschap te handhaven.
Het recht der Kerk om wanneer de nood dit
eischt, zulk een kerkelijke school te stichten,
wordt daarmede niet door ons ontkend en nog
veel minder bedoelen we daarmede iets ten na-
deele te zeggen van onze Theologische School,
die veelszins tot een rijken zegen voor onze ker
ken is geweest, maar wel moest klaar, duidelijk
en onomwonden worden uitgesproken, zoodat
van geen misverstand sprake kan zijn, dat naar
den eisch van het Gereformeerde beginsel men
met zulk een Theologische School nooit volstaan
kan, aangezien dit beginsel een Gereformeerde
Universiteit eischt, en om elke gedachte af te
DOOR
K. H. MARINUSSEN
37)
„Dwars door ons land en België. Of alleen
door België", antwoordde de luitenant, om er
haastig bij te voegen „Het is maar een vermoe
den natuurlijk. Een vermoeden, waarmede trou
wens door onze en ook door de Belgische leger
leiding gerekend wordt."
„Maar dat zou toch wel het grootste onrecht
zijn barstte Dolf los.
De heer Van der Pol glimlachte.
„In oorlogstijd wordt het recht helaas met
voeten getreden, mijn vriend. Plechtig gesloten
verdragen worden als vodjes papier verscheurd.
Alleen het recht van den sterkste geldt."
,,'t Is een schandaalKeurt U dat goed
,,'t Wordt mij niet gevraagd of ik dat goed
keur."
„Al duidelijker wordt het mij, dat tegen den
oorlog gevochten worden moet", zeide Dolf.
Er woedde een tweestrijd in hem. Hij voelde,
dat hij, niet met genoegen, maar toch met een
zekeren wellust, onder de wapenen zou gaan,
nu het land in gevaar scheen te komen. Zijn
eerlijkheid gebood hem te erkennen, dat het zijn
plicht was, het land te verdedigen. Maar daar
mede kwam hij in botsing met zijn socialisme,
dat geen vaderland kent. Nóg hoorde hij het Mr.
Troelstra zeggen, dat een oorlog in de toekomst
tot de onmogelijkheden zou behooren, omdat de
snijden alsof Calvijn met dit doctorenambt een
kerkelijke theologische school had bedoeld. Ubi
facta adsunt, non opus est argumentis. Waar de
feiten spreken, zijn geen argumenten meer noo-
dig. Calvijn heeft te Genève geen kerkelijke theo
logische school maar een Universiteit gesticht."
Men vraagt zich af waarvoor was het noodig
dit te zeggen, en het zóó te zeggen
Waarvoor was het noodig, de groote meer
derheid onzer kerken, die de School liefheeft pijn
te doen Waarvoor was het noodig aanleiding
te geven tot een debat over dit onderwerp
In dezelfde Heraut geeft Prof. Kuyper een
bijzonder waardeerend rtikel over Dr. K. Dijk,
die niet langer medewerker aan dat blad kon
blijven. Prof, Kuyper heeft geen woorden genoeg
om terecht den lof van Dr. Dijk te zingen.
Maar, och arme, waar is Dr. Dijk toch terecht
gekomen, als het waar is, wat Prof, Kuyper
schrijft
Om te laten zien hoe weinig steekhoudend de
schijnbaar zoo kloeke redeneering van Prof,
Kuyper is, pas ik haar even toe op de Vrije
Universiteit, die men zoo gaarne de bij uitstek
Calvinistische noemt.
Dan is het mijn goed recht om aldus te rede
neeren, precies naar Prof. Kuypers betoogtrant
het standpunt van de Vrije Universiteit „is nooit
het standpunt geweest van Calvijn of van onze
Gereformeerde Kerken omdat het juist in strijd
is met de grondbeginselen door Calvijn ons ge
leerd en door hemzelf in praktijk gebracht. Cal
vijn heeft in Genève niet een Vrije Universiteit
opgericht, maar een Hoogeschool, die bestemd
was alle faculteiten te omvatten en die school is
opgericht juist niet door een Vereeniging, maar
door de Overheid. Ook bij de verdere ontwikke
ling van het Calvinisme in Frankrijk, Nederland,
Schotland, Duitschland, Zwitserland, is nergens
sprake geweest van Vrije Universiteiten, maar-
traden de Professoren of Doctoren op aan Uni
versiteiten of Illustre Scholen door de Overheid
gesticht of door haar gereformeerd."
Als ik zóó redeneer, gebruik ik de woorden
van Prof. Kuyper en redeneer ik historisch pre
cies even zuiver als hij. Waarmee ik maar zeggen
wil, hoe weinig waarde zulk een betoog heeft.
Het lijkt gewichtig, maar het zijn woorden,
woorden en meer niet
Zeer ernstig bezwaar heb ik tegen hetgeen
Prof. Kuyper verder zegt„De seminaristische
idee of wil men de idee, dat de Kerk zelf door
haar School voor de opleiding te zorgen had, is
niet uit de Reformatie opgekomen, maar ontstaan
bij de Roomsche kerk vooral door den invloed
der Jezuïeten."
Een eenvoudig mensch, die het niet beter weet
en nooit iets anders leest dan „De Heraut", zou
hierbij gaan rillen en beven, en denken het is
me toch wateigenlijk is het zaakje roomsch en
nog wel Jezuïetisch
En dat wordt maar zóó gezegd zonder eenig
zweem van bewijs
Onze kerken denken er anders over Zij heb
ben in 1892 gezamenlijk voor Gods aangezicht
uitgesproken „Wat de opleiding tot het leer
aarsambt betreft, oordeelt de Synode te moeten
handhaven het beginsel, dat de Kerk geroepen
is eene eigene inrichting tot opleiding harer
leeraren te hebben, ten minste wat de Godge
leerde vorming betreft," (Laten we dit nu eens
onthouden O.)
Onze Kerken spreken dus van een beginsel,
waardoor de kerk geroepen is. Volgens Prof.
Kuyper hoort dit eigenlijk thuis bij de Roomsche
kerk en vooral bij de Jezuïeten.
Maar toen er na de ineensmelting strijd over
ontstaan was, hebben onze kerken het nogeens
uitdrukkelijk uitgesproken, dat zij niets loslieten
van hetgeen in 1892 als een beginsel beleden
was. Met algemeene stemmen sprak de Synode
van Dordrecht 1893 dit uit.
En nu gaat Prof. Kuyper ons zeggen, dat „men
nooit als beginsel had mogen stellen, dat de theo
logische opleiding van de Kerk moet uitgaan.
Zulk een beginsel is toch niet in de Schrift ge
grond, het is in strijd met heel de historie van
het Calvinisme en het doet tekort aan de hooge
roeping om Christus' Koningschap op heel het
gebied der wetenschap te handhaven"
Wat staat het dan toch treurig met onze Ge
reformeerde kerken, die sinds 1892 zulk een
onschriftuurlijk, onhistorisch, Christus' Koning
schap tekort-doend beginsel handhaven
Op de argumenten van Prof. Kuyper hoop ik
volgende week in te gaan.
M. R.
(Vetgedrukte van mij. O.)
internationale arbeidersbeweging dien gruwelij-
ken demon eenvoudig een „haltzou toeroepen.
Wat bleef van dit praten nu over De heele
wereld was vol oorlogsgeruchten Hij wilde den
heer Van der Pol, die schijnbaar zoo rustig zat
te betoogen, langs een omweg eens polsen.
„Tegen den oorlog moet altijd worden ge
vochten", antwoordde de reserve-luitenant.
„Maar de omstandigheden, die menschen niet
in de hand hebben, kunnen te sterk worden.
Nederland wil geen oorlog. Onze taak is alleen,
het land te verdedigen, als het in gevaar komen
mocht, wat de Almachtige verhoede
„Ik kan mij niet voorstellen, dat buitenland-
sche mogendheden met elkaar in oorlog zullen
komen", peinsde Dolf hardop. „De menschheid
is er immers veel te beschaafd voor
„Ik meende, dat er reeds oorlog was tusschen
Oostenrijk en Servië", merkte de ander laconiek
op.
„Natuurlijk. Maar ik bedoeld dan, dat ande
ren er zich mede gaan bemoeien. Waarom is
men niet verstandiger Dacht U niet, dat er een
macht bestaat, die een oorlog kan verhinderen?"
Met belangstelling luisterde de officier naar
Dolf, die hij ongetwijfeld een charmant iemand
vond. Bij de laatste vraag keek hij zeer ernstig,
om resoluut te antwoorden
„Zeker is die macht er. Ik weet niet, hoe U
daarover denkt, maar als mijn innigste overtui
ging mag ik U niet verhelen te zeggen, dat God
in den hemel de eenige Macht is, die een oorlog
kan voorkomen. Niet menschen, maar God al
leen. Een tweede vraag is, of in Zijn raad niet
besloten ligt, dat er oorlog komen zal."
„Ik sta niet op dat standpunt", zei Dolf eer
lijk, „al weet ik zeer goed, dat het tal van aan-
Giften voor den zesden Professor.
Dat gaat geweldig
Nauwelijks is de vijftienduizend gepasseerd of
we zijn al weer bijna aan de zestienduizend toe
gekomen 15.824,13.
Het is wel prachtig, dat de liefde zoo opbloeit
voor de School der kerken.
Het was een groote dag, toen Prof. Dr. K.
Schilder zijn rectorale rede hield en Prof. Dr.
K. Dijk zijn eerste rede als Professor uitsprak
en Dr. Dam als lector officieel werd aangesteld.
Wie ook maar eenigszins meeleeft met de fata
van de Theol. School, zal den Heere dankbaar
zijn voor de vele zegeningen, die Hij genadig
wil schenken.
Van harte hopen we, dat de liefde voor de
Vrije Universiteit ook zoo oplaait, dat er niet
langer met tekorten geworsteld moet worden en
dat hieraan meewerken zoowel professoren als
studenten als een ieder, die de V.U. om haar
beginselen liefheeft.
Laten we onzen rijkdom in die beide instellin
gen waardeeren
En er aan meewerken, dat ze beiden bloeien
A. H. OUSSOREN.
DE EERSTE KERK UIT DE DOLEANTIE.
9. Sympathie en bestrijding.
Zoo was dus Kootwijks kerk losgemaakt uit
de banden der Synodale organisatie. Er brak,
nu ze ook geregelde bediening des Woords en
der Sacramenten kreeg, en een eigen dienaar des
Woords had, een geheel nieuw tijdperk aan.
't Geestelijk leven bloeide op en de ijver voor
Gods Huis groeide. De geheele gemeente had
haar instemming met de reformatie betuigt. Den
Zondag na de bevestiging was er een vergadering
der manslidmaten geweest en was hun de vraag
gesteld of er iemand was, die er niet mee in
stemde. Maar er was er niet één. En die niet
tegenwoordig waren ontvingen een uitnoodiging
bezwaren schriftelijk in te dienen zoo ze die
mochten hebben. Maar ook van die bezwaarden
werd er niet één gevonden.
Van verschillende zijden kwamen te Kootwijk
sympathiebetuigingen in. Allereerst van den ker-
keraad van Voorthuijzen. Daarna ook van den
kerkeraad der Chr. Geref. Kerk van Houwerzijl
en Zoutkamp. Even later van de Classis Amers
foort der Chr. Geref. Kerk.
Kootwijk bleef ook niet lang alleen. Een week
later volgde Voorthuijzen, onder leiding van Dr.
Mr. van den Bergh. Daarna Reitsum onder Ds.
Ploos van Amstel. En deze werden na korten
tijd door anderen gevolgd. Dr. L. H. Wagenaar
noemde de kerken van Kootwijk, Voorthuijzen
en Reitsum „de moedergemeenten der Dolean
tie", en vergeleek ze met Ulrum, Doeveren en
Almkerk in de reformatie der Afscheiding.
Intusschen was het te voorzien, dat de Synode
der Ned. Herv. Kerk deze dingen niet rustig zou
aanzien. Had men van uit Kootwijk bericht ge
zonden, dat ze zich aan het Synodaal kerkver
band onttrokken hadden, de Synode van hare
zijde zond bericht, dat de leden van Kootwijks
kerkeraad en Ds. Houtzagers waren afgesneden.
In een breede missive werd dat doen op hare
wijze gerechtvaardigd. Kootwijks kerk werd dus
als vacant beschouwd en zonder kerkeraad te
zijn. Deze afzettingsbul, zoo zei Dr. van den
Bergh, „miste de onderteekening van Jezus Chris
tus". En professor Hoedemaker schreef in dien
tijd, wat zeker later niet meer uit zijn pen zou
gevloeid zijn „Met hetzelfde recht, waarmede
Luther de pauselijke bul op de marktplaats ver
brandde, verklaren wij plechtig, dat dit nietig is
en in de kracht Gods door ons, het koste wat
het wil, te niet zal gedaan worden, al wat door
't Woord van den Koning der Kerk niet wordt
bevestigd." Kootwijks kerkeraad liet zich dan
ook door „dien afzettingsbul" niet verschrikken
en werkte rustig door aan den opbouw van
's Heeren Kerk.
Nu, naar het oordeel der Synode geen kerke
raad in de Hervormde Kerk te Kootwijk bestond,
moest het Classicaal Bestuur doen, wat des ker-
keraads was. De Synode had zich in deze zaak
twee raadslieden gekozenMr. A. M. Stipriaan
Luisciens en Mr. W. Thorbecke, die samen als
derde er bijvoegden Mr. G. H. van Bolhuis van
Utrecht. Deze laatste woonde op 26 April 1885
de vergadering bij van het Classicaal Bestuur van
Harderwijk, dat gerechtigd en verplicht was ver
klaard om de leiding te Kootwijk ter hand te
nemen. Niettegenstaande het advies van dezen
geleerde, besloot de meerderheid dat niet te doen.
hangers heeft. Mijn geheele familie behoort er
toe. Maar laat ons dat buiten beschouwing la
ten
De luitenant glimlachte vroolijk.
„U moet niet denken, dat ik U zit uit te la
chen", zeide hij vriendelijk. „Ik lach alleen om
Uw naïeviteit. Want die beschouwing is niet
weg te cijferen. Daarmee staat of valt alles."
„Ik kan dat niet met U eens zijn. Ik bedoelde
met mijn vraag iets anders. Intusschen heb ik het
antwoord al. U is blijkbaar van meening, dat
de internationale arbeidersbeweging niet in staat
is, een oorlog te voorkomen."
„Neen, dat kan zij niet."
„Maar als zij dan weigert de wapenen op te
vatten
„Dat doet ze niet. Zij denkt geen oogenblik
aan weigering", antwoordde de ander op vasten
toon.
„Dat is voor mij juist de groote vraag."
„Dat is voor U heelemaal geen vraag. U is er
van overtuigd, dat ik gelijk heb. U vraagt wel,
maar dat is alleen, om Uw tweestrijd te ver
bergen."
„Dat is sterk", meende Dolf. „U kent mij niet
eens."
„Neen, maar ik ken het menschelijk hart, ook
mijn eigen hart. Ik begrijp nu reeds lang, welke
richting U is toegedaan. U is blijkbaar socialist.
Maar houd U maar op met dat piekeren en
plooien. Want U verliest het. Als het tot een
oorlog komt, spat die zoogenaamde internatio
nale als een zeepbel uiteen. Want een Duitscher
is en blijft Duitscher en een Franschman is en
blijft Franschman. En U is Nederlander, Begrijp
U mij
„Dat is nu juist de vraag. Men moet zich niet
Het pleit van den vertegenwoordiger der Synode
baatte niet.
Eenigen tijd later droeg de Synode, over die
houding vertoornd, dat werk op aan het Provin
ciaal Bestuur van Gelderland. Dat Bestuur richtte
een schrijven aan het Classicaal Bestuur van
Harderwijk waarin er op aangedrongen werd
binnen drie weken de zaken van Kootwijk aan
te vatten en aldaar te gaan prediken. Slechts één
lid stemde er niet mee in en nam ontslag als lid
van het Prov. Kerkbestuur. Het Classicaal Be
stuur weigerde opnieuw om die kerk te gaan
bemoeilijken. Vruchteloos was een gevolgde cor
respondentie met deze weigeraars, waarom ze
voor onbepaalden tijd vervallen verklaard wer
den van de bevoegdheid tot het aanvaarden van
het lidmaatschap van eenig bestuur boven den
kerkeraad. Voorts bleef bepaald, dat deze „va
cante" kerk door de ringpredikanten^zou worden
bediend.
In „Uilenspiegel" verscheen weer een spot
prent, waarop de predikant van Kootwijk en de
ringpredikant in toga aan 't vechten waren, waar
bij de corpulente ringpredikant het tegen den
meer sterken Ds. Houtzagers moest afleggen, die
de steek van zijn tegenstander in elkander from
melde. Maar van dergelijke tooneeltjes is nooit
iets waargenomen. Daar werd noch van de eene
noch van de andere zijde aanleiding toe gegeven.
Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman had ge
adviseerd aan Ds. Houtzagers om aan den Com
missaris des Konings mee te deelen, dat de ker
keraad bereid was te wijken voor eventueele
rechterlijke uitspraak betreffende den eigendom
en bestemming van het kerkgebouw, maar dat
men, zoolang die er niet was, assistentie van den
Commissaris begeerde ter handhaving van den
bestaanden toestand terwijl de wensch werd uit
gesproken, dat ter voorkoming van ongeregeld
heden en van de zijde der kerkbesturen zou zijn
een gematigd optreden.
In Mei trok Ds. K. F. Creutzberg van Arn
hem, Voorzitter van het Prov. Kerkbestuur met
den burgemeester, de heer A. W. J. J. Baron van
Nagell naar Kootwijk om te doen „wat des ker-
keraads is". Ze droegen echter zorg, dat zij geen
aanleiding tot ongeregeldheden gaven. Ze trok
ken naar de kerk toen de godsdienstoefening
reeds aangevangen was, en Ds. Houtzagers al
preekte. Aan den ingang vroegen ze den kerk
voogd of ze in de kerk mochten en den gekomen
predikant op den preekstoel werd toegelaten. Dit
laatste werd geweigerd. En na hiervan proces
verbaal te hebben opgemaakt, verlieten beiden
liever het dorpje.
In een schrijven van het Prov. Kerkbestuur
werd eenige maanden later meegedeeld, dat de
kerkvoogden uit hun ambt ontzet waren en het
lidmaatschap van de Ned. Herv. Kerk was ver
vallen.
F. STAAL Pz.
ZENDING VAN ZEELAND,
NOORD-BRABANT EN LIMBURG.
III.
(Residentie Kedoe, af deelingen Magelang
en Temanggoeng) door C. van Nes.
BLONDO.
Ook in het werk der barmhartigheid betrad
Ds. Merkelijn nieuwe wegen.
De gelegenheid om door Zendingshospitalen
te stichten in het Magelangsche ook het Evan
gelie te verbreiden en barmhartigheidswerk te
verrichten was aanvankelijk niet gunstig. Ds.
Merkelijn kwam echter zeer vaak in aanraking
met arme menschen, bedelaars, ongelukkigen en
verstootenen.
Dit gaf hem de gelegenheid om te midden van
de Mohammedaansche wereld het licht van Chris
telijke barmhartigheidsbetoon te laten schitteren.
Ten tijde der enorme prijsstijging, die het aan
tal bedelaars schrikbarend opjoeg, opende hij in
1919 in Blondo (8 K.M. ten Zuiden van Mage
lang) aan de groote weg naar Djocja gelegen,
een armenkolonie.
Weldra komen ze toestroomen, de arme stum-
perds, de blinden, de ondervoeden, de vervuil
den, de menschen die geen helper hebben, zoo-
velen, dat de opname moet stop gezet worden
tot de inkomsten wat meer geworden zijn. Er
zitten er ongeveer 50 ook kleine kinderen die
door hun bedelende moeders (weduwen) worden
meegedragen.
Duitscher en niet Franschman voelen
„Mijn waarde makker, houd gerust op met dat
betoogen en theoretiseeren, want dat baat niets.
Het bloed kruipt toch, waar het niet gaan kan.
Voelt gij U geen Nederlander Zegt U ik ga
niet onder de wapenen, want ik wil geen oorlog?
U denkt er niet aan Waarom niet Omdat het
vaderland in gevaar is En nu grijpt ge straks
naar de wapenen, om, zoo noodig, dat vaderland
te verdedigen. Zoo denken alle socialisten in
Nederland er over. En ook die in Frankrijk. En
ook die in Duitschland. Enzoovoort. Zal ik het
nog eens sterker zeggen Zij denken niet eens
aan hun principe. Als vanzelf doen zij hun plicht.
Redeneer er niet langer over, kwel Uw ziel er
niet langer mee. Doe eenvoudig, wat allen doen.
En dan willen we vurig hopen, dat Nederland
zijn neutraliteit zal kunnen behouden, indien het
in het buitenland tot een oorlog komen mocht."
De stoomtram rolde het stationnetje te Zwolle
binnen en Dolf drukte de hem op hartelijke wijze
toegestoken hand.
„Allicht ontmoeten we elkaar niet meer. Het
ga U wel, ook als ge in militairen dienst moet.
Ge zult spoedig bemerken, dat ik gelijk krijgen
zal. Van al die schoone woorden, die den oorlog
uitbannen, blijft niets over. En hoe komt dat nu?
Meent men het niet Zeker, ik geloof dat er
een eerlijke overtuiging achter zit. Maar men
bouwt op menschen. En wie op menschen bouwt,
komt altijd bedrogen uit. Men rekent niet met
de zonde. Dat is de kardinale fout, die zich al
tijd wreken zal."
(Wordt vervolgd)