UIT DE HISTORIE.
FEUILLETON
BRANDING
ZENDING.
KERKNIEUWS*
OFFICIEELE BERICHTEN.
Calvijn.
In The Evangelical Quarterly staat een artikel,
dat ik in hoofdzaak den lezers van het Kerkblad
wil doorgeven.
Het is getiteld „De opvoeding van Calvijn".
Het is geschreven door Rev. Charles E. Ed
wards, Pittsburgh, U.S.A.
Calvijn heeft zijn jeugd doorgebracht tegelijk
met den zoon van een edelman, in wiens huis
hij gedurende zijn schooljaren vertoefde. Door
die ervaring verkreeg hij een zekere fijnheid van
manieren, in sterke tegenstelling met Luther en
was daardoor later in staat met prinsen eji edelen
om te gaan.
Calvijn had niet wat men noemt een Alma
Mater, daar hij aan verschillende universiteiten
studeerde. Het eerst ging hij in Parijs op de
schoolbanken zitten, toen hij op een leeftijd van
veertien jaar zich als student liet inschrijven in
het College de la Marche.
Op dit College heeft Calvijn veel te danken
aan zijn leermeester Mathurin Cordier, professor
in de Rhetoriek. Cordier was n.l. een van de
pioniers van de beweging, die een reformatie
wenschten in het onderwijs. In plaats van de
droogheid en saaiheid van de oude leermeesters
met hun eentonig en mechanisch onderwijs,
kleedde hij de lessen zoo in, dat het op het in
zicht aankwam. Gaf lessen vol leven en bevor
derde speciaal de klassieke studie.
Cordier was de onverzoenlijke vijand van het
inpompen van regels, daar hij inzag, dat de op
voeding meer beteekende dan het geheugen vul
len met allerlei feiten, woorden en frasen.
Dat inzicht, dat in onzen tijd heel gewoon is,
was toen iets nieuws. Cordier legde dus een ge
zond fundament voor zijn geheele volgende op
voeding. Calvijn zag in, dat er verschillende ge
breken waren in het onderwijs, dat hij tot nu
toe ontvangen had en dit onderwijs deed hem
opnieuw a. h. w. beginnen.
Cordier leerde hem te denken in het Latijn,
terwijl hij met gelijke zorg hem trainde in het
correcte gebruik van het Fransch. Calvijn heeft
zijn geheele leven de levendigste dankbaarheid
jegens dezen man gevoeld. Cordier voegde zich
later aan de zijde van de Reformatoren en vond
tenslotte een toevluchtsoord in Genève aan de
zijde van zijn leerling, waar hij op een leeftijd
van 85 jaar stierf, nadat hij 60 jaar professor
was geweest.
(Wordt vervolgd)
A. H. OUSSOREN.
ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN.
Zaamslag, Januari 1937.
In den laatsten tijd verschenen onderscheiden
levensbeschrijvingen van groote mannen. Vooral
in de serie „Fakkeldragers" werden bekende per
soonlijkheden met liefde in hun leven en werken
geteekend. Ik denk in de eerste plaats aan het
sympathieke levensbericht van den edelen A. W.
F. Idenburg.
Eenige maanden geleden gaf de bejaarde Dr.
J. H. Gunning J.Hzn een boek uit over het Leger
des Heils en over z'n Stichter William Booth
(William Booth, een Strijder Gods, H. J. Spruyts
Uitgevers Mij, N.V., Amsterdam). Er zijn wei
aanmerkingen op dit werk te maken. Het is geen
logisch-opgebouwd boek. Het is een beetje „rom
melig", herhalingen zonder tal komen er in voor.
De schrijver blijft niet voldoende op den achter
grond. Hij meent zich telkens te moeten verdedi
gen. Ds. Hagen zegt terecht in een bespreking
„het is een boek geheel a la Gunning, een beetje
„ikkerig", zooals hij zelf zegt".
Het boek telt ruim 350 bladzijden. Wat minder
breedsprakigheid had de waarde niet verminderd.
Maar Dr. Gunning is, zooals een criticus reeds
opmerkte, verbosus d.w.z. zeer woordenrijk (hij
zelf vertaalt dit woord door „praatvaar", doch
dat gaat te ver). Het proza der nieuwe zakelijk
heid moet men bij hem niet zoeken
Evenwel nu heb ik ook verder niets dan
goeds te zeggen. De schrijver heeft dezen groote
in Israël op zulk een warme wijze geteekend, dat
men beschaamd over eigen kleinheid en lauw
heid en verwonderd over zoo groote zelfverloo
chenende liefde het boek uit handen legt.
Ik ben het volkomen met Gunning eens, als
hij schrijft„Het overdenken van het leven van
waarlijk groote mannen jen vrouwen is een heil
zaam werk, want zulke menschen zijn een belang
rijke stuwkracht voor vele anderen. Niets is zoo
heilzaam voor de praktijk van het eigen leven als
dergelijke baanbrekers en profeten een weinig
van nabij te leeren kennen. In dezen tijd van
grenzenlooze lezerij en schrijverij, waar. wij drei
gen te verdrinken in couranten, romans, novellen
en feuilletons, is niets zoo noodig als een stalend
bad in de historie. Lees toch elk jaar ten minste
één grondige, betrouwbare studie over iets uit
DOOR
K. H. MARINUSSEN
35)
Dolf had het ontkend en gezegd, dat de uit
komst wel eens heel anders zijn kon. Het zou
toch pure misdaad zijn, een oorlog te gaan ont
ketenen
Maar tenslotte was hij in het nauw gebracht
door zijn nuchteren gastheer, die hem een perti
nente vraag stelde „Hoor nu eens. Je hebt met
den dienst niets te maken op het oogenblik, maar
jij moet bij mobilisatie onder de wapenen. Stel
nu eens, we willen hopen van niet, maar stel
nu eens, dat de jongens onder de wapenen wor
den geroepen. Dan moet jij ook voor de eerste
oefening. Je denkt van niet, maar dat zal wel
blijken. Wat doe je dan
Dolf had er geen antwoord op gegeven, daar
zijn eerlijkheid hem voelen deed, dat zijn mooie
theorie, hem voorgepraat in „Het Volk" en op
vergaderingen, als een kaartenhuis ineen schrom
pelde.
„Je antwoordt niet. Maar daarop komt het aan.
Dan moet Dolf Woldinga zeggen ik ga niet,
want ik ben socialist. Zal je dat durven zeggen?"
„Het individu kan niets bereiken", had hij
zwakjes tegengestreefd. „Alleen de georganiseer
de massa."
„Accoord. Maar die georganiseerde massa be
de algemeene of vaderlandsche geschiedenis en.
zoo mogelijk, iedere maand de een of andere bio
grafie van een belangrijk persoon, die, op wélk
gebied dan ook, van beteekenis is geweest."
Éénmaal heb ik als jongen „den Vader der
armen", William Booth gezien en gehoord in de
stampvolle Doelezaal te Rotterdam de handen
meestal op den rug, de klare, rustige oogen op
de menigte gericht, hoofd 'en bovenlichaam
eenigszins naar voren gebogen een nobele,
indrukwekkende figuur, vol zachtheid en teeder-
heid, maar ook vol kracht en bezieling.
Het is waarlijk geen wonder dat Gunning her
haaldelijk zijn betoog onderbreekt door bewon
derende uitroepen over dezen begenadigden man.
Nu eens is 'tWelk een mooie kop Welk
een patriarchale, profetische figuur
Hij was een paladijn, een troubadour van Jezus
Christus, en als al wat in je is zuigt, dan word
je zelf muziek, dan word je een muziekinstrument
van God.
Dan weer heet hetEen en al energie en ac
tiviteit. Imponeerend, maar tevens aantrekkelijk
en vertrouwen wekkend. Een heerscher, maar
zonder hooghartigheid. Beleefd en vriendelijk
voor een koning en voor een bedelaar, met een
klein tikje voorkeur voor den laatste. Enz.
Nu ik nog eens na lees de bladzijden, waarbij
'k een streepje zette, schaam ik me bijna over
de in het begin gemaakte aanmerkingen. In weer
wil van de gebreken is 't toch een prachtig boek.
En dan te denken dat iemand die reeds naar
de tachtig loopt, 't schreef
Hoe geestig kan hij wezen 'k Doe slechts een
enkele greep „Ik schrijf beslist een deel van de
blijdschap en de bewegelijkheid den heilssoldaten
toe aan hun vele getuigen en arbeiden in de vrije
lucht. Wij, kerkelijke menschen, zitten veel te
veel in deftige kerkeraadskamers, vergaderzalen
en dergelijke. Frissche lucht verfrischt ook den
geest waar weinig zuurstof is, is veel zeurstof".
Hij is permanent jaloersch op hun blijdschap
„Stel u nu eens een gezelschap uit Benschop of
uit Putten, uit Elspeet of uit Oud-Beijerland
voor, kerkeraadsleden en „beproefde vromen'
uit die streken, dan weet elk, die ons vader-
landsch Sion kent, dat de zuchten, de och's en
ach's er niet van de lucht zouden zijn en dat
een jubelend Hallelujah er even zeldzaam zou
wezen als een blijmoedig, christelijk lied, uit
dankbare, volle borst gezongen. En plaats nu
daarnaast een groepje heilssoldaten, wier aange
zichten stralen van vreugde en wier monden over
vloeien van lof en dank voor de verkregen ver
lossing waar is nu de meeste overeenkomst
met het Nieuw-Testamentisch, met het christelijk
ideaal
In 1928 heb ik zelf in „Op den Uitkijk" over
het Leger des Heils geschreven en aan mijn cor
respondentie met den zoon van William Booth,
Generaal Bramwell Booth, behoud ik de meest
aangename herinneringen.
William Booth (geboren 1829, gestorven 1912)
heeft zijn levenswerk gevonden in Oost-Londen
onder de diepst gezonkenen der Engelsche be
volking. Hij werd innerlijk met ontferming be
wogen, toen hij de verdorven zedelijke toestan
den, de ruwheid, de misdaden, de onkunde der
arme bevolking leerde kennen.
Het grootste deel kwam nooit in 'n kerk, maar
bracht den Zondag door in luiheid en ledigheid,
in dronkenschap en ontucht en luidruchtig ver
maak. Geen tegenstand en geen teleurstelling
kon zijn bezieling breken.
Een zeldzame steun vond hij in zijn zeer be
gaafde en beminnelijke vrouw Catharine Mum-
ford. Tot het schoonste, door Booth geschreven,
behoort hetgeen hij over de verhouding tusschen
man en vrouw in het huwelijk zegt. Zijn eigen
gezegend huwelijksleven straalt in de woorden
door.
Eerst werd de generaal met spot en hoon
overladen. Met steenen en straatvuil werd hij
geworpen. Later maakte de spot en smaad plaats
voor waardeering en belangstelling.
Toen de aartsbisschop van Canterbury in 1882
met z'n zoon een bijeenkomst van het Leger had
bijgewoond, omhelsde hij na afloop den Generaal
met de woorden„Mijn broeder, gij hebt den
Geest Gods. Nooit heb ik Hem zoo dichtbij ge
voeld als bij u".
Welk een zegen kan één christen rond zich
spreiden
A. B. W. M. KOK.
JAARBOEK 1937.
Ieder medelevend lid van de Geref. Kerken is
steeds benieuwd naar de verschijning van het
Jaarboek ten dienste van de Gereformeerde Ker
ken in Nederland, uitgave Oosterbaan le Coin-
tre te Goes, prijs 1.Het is verschenen har
telijk aanbevolen ter lezing en bestudeering.
Het is weer ingericht als naar gewoonte
maandkalender alphabetische naamlijst der ker
ken idem der predikanten neurologie van pre
dikanten in de Geref. Kerken sedert 1834, waar
na de Statistiek over de verschillende Provincies
in Nederland, Classis Batavia, de Oud Geref.
staat uit individuen. Menschen van vleesch en
bloed. Hij bemerkt, dat het vaderland, waar hij
anders smalend over sprak, in gevaar is. Het
bloed kruipt hem, waar het niet gaan kan. Hij
krijgt een voor hem ongekend gevoel en gaat
het vaderland verdedigen. We willen hopen, dat
een oorlog voorkomen wordt, maar zoo niet,
dan zal je zien, wat ik zeg. In vollen vredestijd
pochen op een Internationale, die een oorlog
voorkomen zal, is tamelijk onschuldig. Maar als
het er op aankomt, te toonen, wat men is, dan
is het mis. Ik betreur dat niet. Integendeel, vader
landsliefde is een kostelijk goed en als ons land
in den oorlog betrokken wordt kan Jan mij niet
meer verheugen dan wanneer hij vrijwillig onder
de wapenen gaat, om zijn land te verdedigen. En
voor jou komt het er nu op aan. Als je conse
quent wil zijn moet je niet onder de wapens
gaan."
Neen, de week, waarvan Dolf zich zooveel
had voorgesteld, was niet prettig geweest.
In de tram, op weg naar Zwolle, voelde hij
zich onbehagelijk gestemd.
Een diepe overtuiging was aan het wankelen
gebracht.
En dat deed hem pijn
Onwillekeurig ging hij luisteren naar het ge
roezemoes der vele stemmen in den tramwagen.
Vlak bij hem werd een gesprek gevoerd, waar
van hij enkele brokstukken opving.
„Als het erger wordt, moeten er twee jongens
van me onder de wapens. Één is er al natuurlijk.
Je kunt je toch niet onder den voet laten loopen?
Nederland wil geen oorlog, maar als de Duit-
schers over de grens komen, zitten we er midden
Kerken in Pruisen. Op bladz. 353 volgt de lange
rij van deputaten door de Generale Synode be
noemd. Wat direct treft is het Statistisch over
zicht, waaruit blijkt, dat het aantal kerken ver
meerderde met 7 door institueering het aantal
kerken is nu 753 dienstdoende predikanten 772
(inbegrepen de missionaire predikant); aantal
vacatures is nog 82 zielental 617843 en belij
dende leden 308601, alzoo een vooruitgang over
ons land respectievelijk van 7080 en 7420 sinds
uitgave Jaarboek 1936.
Met bijzondere belangstelling gaat de aandacht
naar Zeeland. Gaf het vorige Jaarboek als cijfers
27891 als zielental en 14558 als belijdende leden,
nu staat er 28072 en 14654, alzoo een groei van
181 in zielental en 96 belijdende leden getallen,
die er wel op wijzen, dat de toename werkelijk
niet groot is en de toestand bijna is stationair,
wat wel te denken geeft. De Classis Axel klom
in zielental met 68 en in ledental met 5 Classis
Goes met 40 en 18 Classis Middelburg met 97
en 51 Classis Tholen met 5 en 9 Classis Zie-
rikzee daalde met 29 zielen maar ging vooruit
met 13 belijdende leden.
Na dit alles is het zeker niet noodig de ver
schillende kerken na te gaan, want de verschil
len zijn niet groot, wat uit den aard der zaak
niet kan.
Stof tot roem geeft deze berekening niet, wel
noopt zij tot dank en roept op tot trouw.
In het Jaarboek wordt verder gegeven een
duidelijk overzicht van den Zendingsarbeid.
Beroepbare candidaten van de Theol. School
28 en van de Vrije Universiteit 77, te samen 105,
waarvan 52 als hulpprediker werkzaam zijn. Ook
hieruit spreekt haast iets angstwekkends.
Het kerkelijk overzicht is geschreven door
Prof. Dr. K. Schilder en het lezen overwaard.
Dan volgt „In Memoriam" over Ds. W. Bron-
ger Prof. Dr. T. Hoekstra Ds. A. Brouwer Jr.;
Ds. S. Bosma Ds. J. P. Tazelaar Dr. J. C.
Rullmann Ds. H. Reiners Ds. H. Dekker Ds.
M. M. Horjus Ds. J. KwakDs. J. Bakker
Ds. G. J. Breukelaar Ds. W. van 't SantDs.
J. J. MiedemaDs. G. H. A. van der Vegte
en Ds. J. Dijk. Doch lees zelf.
Kapelle-Biezelinge. A. SCHEELE.
Magelang, 30 November '36.
Van de eerste vier maanden mijner werkzaam
heid in dienst der Zending ontving U bereids een
verslag, t.w. van de maanden April, Mei, Juni
en Juli dezes jaars.
Hierbij doe ik U enkele mededeelingen over
het tweede vier-tal maanden, waarin het mij ge
geven werd te arbeiden.
Zooals U bekend is, zijn mij twee Javaansche
medewerksters toegevoegd in den dienst der
Evangelie-verkondiging onder vrouwen en meis
jes. Zij beiden hebben een korten cursus gevolgd
aan de Theologische school in Djokja, en wonen
nu met mij samen. Ik heb het van groot belang
geacht voor den arbeid, dat mijn medewerksters
en ik dagelijks van gedachten konden wisselen
ten opzichte van het werk, dat ons allen nog zoo
nieuw is. Van daar dat ik een huis van behoor
lijke afmetingen heb gehuurd, waarin wij allen
tezamen onderdak vinden. Wij kunnen nu samen
plannen maken voor den arbeid, samen de kan
sen bespreken die ons gegeven zijn, elkander ver
slag doen van genoten zegeningen, elkander ster
ken bij ondervonden tegenstand, gezamenlijk de
nooden van onze in duisternis levende zusters in
het gebed opdragen. Wij danken God, dat Hij
het zoo geleid heeft, dat wij ook daadwerkelijk
dien steun aan elkaar mogen hebben.
Mijn eene Javaansche medewerkster, Mej. Soe-
tirah, werkt in de vrouwenzalen van het Zen
dingsziekenhuis. Zij zit bij de bedden, onderhoudt
zich met de zieken, leest uit den Bijbel en bidt
met hen. Ze heeft ook af en toe een korte
Andacht op de zaal. Vooral de patiënten, die
in het ziekenhuis reeds belangstelling toonden,
worden nadat ze uit het ziekenhuis ontslagen
zijn, door Mej. Soetirah in het oog gehouden,
en later in hun eigen huizen bezocht. Wanneer
tenminste de afstand het eenigszins toelaat, want
de patiënten van het Zendingsziekenhuis komen
soms van heel ver. Laat de gelegenheid van ver
voer het niet toe, dan worden hun namen op
gegeven aan den goeroe Indjil, in wiens ressort
zij woonachtig zijn. Het is voor ons een gedachte
die voldoening wekt, dat het uitgestrooide zaad
nu wel bevochtigd kan worden en zoo den was
dom mag ontvangen, dien God er voor voorzien
heeft.
Mijn andere medewerkster zoekt contact met
de vrouwen door aanbieding van lectuur, en door
huisbezoek. Zij heeft na enkele maanden van
werken in een der stadswijken reeds een kleine
bijbelkring kunnen vormen van belangstellende
vrouwen. Wij zijn daar den Heere heel dankbaar
voor.
Mijn beide medewerksters zijn vrouwen, die
zich overgegeven hebben tot den dienst des Hee-
ren. Zij zijn, hoewel zeer verschillend in aanleg
in. Want dat is niet te dulden. We moeten on
zijdig blijven. En als we de Duitschers toelaten,
krijgen we met een ander land te doen."
„Misschien loopt het zoo'n vaart niet", suste
een ander, ,,'t Zijn allemaal maar voorzorgs
maatregelen van de Regeering. Het heele leger
zal niet onder de wapenen geroepen worden."
„Man", dus weer een ander, „je kunt Duitsch-
land niet vertrouwen, hoor. In Zutphen zijn er
al Duitsche spionnen gepakt. Ze voeren in een
bootje op den IJsel."
„Wat zeg je
Een boerenvrouw keek angstig op.
„Duitsche spionnen, moedertje. Al in Zutphen.
Als het groote Duitsche leger over de grens
komt, dan hebben we de poppen aan 't dansen."
„Maar mijn man zegt, dat het leger tegenge
houden moet worden aan de grens."
„Natuurlijk, vrouwtje. Maar zoo'n groot le
ger Dat zal wel niet gaan."
„Ik begrijp er niets van", verzuchtte het vrouw
tje. „Wat moet nu een Duitsch leger in ons land
doen
„Door ons land en België naar Frankrijk na
tuurlijk. Ze zeggen, dat Frankrijk wel in oorlog
met Duitschland komen zal. Het „zeer" van '70
zit er nog in, moet je weten. Frankrijk wil re
vanche nemen."
,,'t Is verschrikkelijkHet ging zoo goed.
Waarom nu oorlog
„Ja, vrouwtje, dat begrijpen wij toch niet. De
groote heeren maken dat uit. Ik zie liever ook
geen oorlog. Maar Nederland moet natuurlijk
de grenzen beschermen. Misschien loopt het nog
los en blijven wij er buiten", troostte de man
en ontwikkeling, beiden vol toewijding voor den
arbeid. Ook de meer begaafde is tevreden met
het kleine salaris, dat de Zending haar geeft.
10.in de maand, waarvan zij mij 4.
aan kostgeld betaalt.)
Op allerlei manieren zoeken wij aanraking met
de bevolking.
Al werkt de Zending hier in Kedoe reeds bijna
vijf en twintig jaar, toch zijn het nog slechts de
enkelingen, die het Evangelie hebben aangeno
men. In vergelijking met de honderdduizenden die
hun eigen godsdienst vasthouden en daar zelfs
nog in toenemen, mee als reactie op de activiteit
der Zendingsarbeiders.
Van „neutralen" kant is er een vereeniging
opgericht, die zich ten doel stelt, arme dessa-
vrouwen en -meisjes kosteloos naai- en knip-
onderwijs t? verschaffen en alzoo bij te dragen
tot betere economische verhoudingen in de dessa.
De meeste vrouwen laten tot nog toe hun boven-
kleeding naaien, omdat ze nooit school gegaan
hebben en de naaikunst niet machtig zijn. Vele
dessavrouwen kunnen geen naald vasthouden.
Het geld, dat ze uitgeven voor het doen naaien
van haar baadjes, en voor de kleedingstukken
voor haar mannen en kinderen, konden ze op
meer economische wijze aanwenden in haar een
voudige huishouding, b.v. voor betere voeding.
Het plan van die „neutrale" vereeniging kan aan
vankelijk geslaagd heeten, al zijn er nog maar
een twintigtal van die cursussen op geheel Java.
God heeft ons de gedachte gegeven, een der
gelijk plan uit te werken in Zendingsgeest. We
konden dan bij het materiëele doel, dat we ons
stelden, ook het Evangelie een kans geven in de
kampongs en dessa's, waar we zoo'n cursus op
richtten. Drie dingen zouden ons daartoe noodig
zijn, zoo stelden we ons voor
1°. een geschikte Javaansche leidster voor
die cursussen
2°. een behoorlijk aantal leerlingen
3°. en de noodige gelden.
Als we nu terug zien op wat God in betrek
king tot dit plan in de maanden Augustus tot
November heeft gegeven, dan vervult dankbaar
heid ons hart. We kregen een leidster, die den
Heere wil dienen in dezen tak van Zendings
arbeid. We mochten in het geheel acht cursussen
oprichten, vier binnen de stadsgemeente Mage
lang en vier in de omliggende dessa's. Het leer
lingen aantal overtrof onze verwachtingen in
het geheel bedraagt het nu reeds 200. Soms ver
wachtten we een 5-tal meisjes en kwamen er
tot onze verbazing meer dan 30 opzetten, zoodat
de leidster met de handen in het haar zat, want
ze had maar werk voor 20 bij zich. Wat de fi-
nanciëering van het plan betreftik zelve kan
mij uit mijn eigen middelen nog veroorloven het
salaris van de leidster te bekostigen. Waar deze
leidster ook in allerlei vertaal-arbeid voor mij
bezig is en het aantal cursussen zich zoo onge
dacht uitbreidde, achtten Ds. Merkelijn en ik het
zeer gewenscht een tweede leidster aan te stellen
op een salaris van 12.in de maand. Dat is
ook geschied. Zooveel mogelijk laten we de leer
lingen iets bijdragen in de kosten van het mate
riaal, al is het maar 1 cent, 2x/2 cent of 5 cent
in de maand. In Grabag hebben wij Chineesche
meisjes. Die kunnen wel 5 cent bijdragen.
Het geld voor het materiaal wordt echter
grootendeels gevonden 'uit de inteekeningen op de
zoogenaamde „kwartjeslijst". We laten n.l. iedere
maand een lijst circuleeren onder de Holland-
sche Christen-vrouwen in Magelang ook enkele
Chineesche en Javaansche doen er aan mee. We
hebben een 45-tal namen op die lijst mogen zet
ten van zusters, die ons werk iedere maand met
een kwartje willen steunen. Het is een uitgave,
die zij zeiven haast niet voelen maar door de
velen die helpen, wordt alles tezamen toch nog
een bedrag, waaruit ik voorloopig de onkosten
van den naaicursus bestrijden kan.
Van die 200 vrouwen en meisjes heeft zeker
de helft nog nooit van het Evangelie gehoord.
We hebben cursussen inPatèn, Bogeman,
Menowo, Tidar binnen de stadsgemeente
Blondo, Tempoeran, Grabak, Nambangan in
de omgeving van de stad.
Met de meeste hoogachting,
Uw dw.,
C. BAARBÉ.
TWEETAL TE
Laren (N.-H.): W. J. Meister, Cand. en
hulppred. aldaar.
J. L. Wielenga te Arum (Fr.).
AANGENOMEN NAAR
Holten J. W. Dragt te Ottoland.
Wissekerke. Zondag 24 Jan. hoopt P. M.
Ketelaar, ouderling bij de Geref. Kerk van Wis
sekerke een zeldzaam jubileum te vieren. Het is
dan juist 40 jaar geleden, dat hij in 't ambt van
ouderling bevestigd werd. Onafgebroken diende
hij die 40 jaren de kerk, waarbij hij 37 jaar voor
zitter van den kerkeraad was. Mede door zijn
het beangste moedertje.
,,'t Is te hopen. Mijn Piet moet anders onder
de wapenen. Hij heeft vrouw en drie kinderen.
Moet dat mensch dan maar blijven zitten zonder
een cent verdienste
„Daar zorgt de Regeering voor, moeder. Zij
zal niets te kort komen. En de oorlog duurt niet
zoo lang, hoor."
„Zou je denken van niet?"
„Weineen, mensch. Ik denk, dat de Duitschers
even naar Parijs trekken, net als in '70. Oosten
rijk krijgt Servië wel klein. En klaar is Kees.
Eer het jaar ten einde is, is de oorlog uit."
Aan den eenen kant vermaakte Dolf zich over
het gesprek, dat hij aanhoorde, maar aan de
andere zijde ergerde hij zich aan het lichtvaardig
gepraat.
Tot opeens zijn opmerkzaamheid werd getrok
ken, daar een als heer gekleed persoon, die iets
verder zat, zijn stem verhief.
„Je moet die vrouw niet wat wijs maken, ka
meraad", zeide hij. „Niemand weet, wie er oor
log zal gaan voeren en hoe lang een oorlog duren
kan. Wie zegt, dat Frankrijk in den oorlog gaat?
Hoe weet je, dat het Duitsche leger door ons
land zal trekken We moeten voorzichtig zijn
met praatjes rond te strooien. Wat je zooeven
vertelde van Duitsche spionnen in een bootje,
is niet waar. 't Is een kletspraatje."
Het was stil geworden in den wagen. Allen
luisterden naar den heer die indruk maakte door
zijn nuchtere woorden.
(Wordt vervolgd)
arbeid is de gemeente bewaard gebleven bij de
j zuiverheid van Gods Woord, en is de band der
j liefde nooit door tweedracht verbroken gewor-
j den.
„De verborgenheid van de buidel."
De uitdrukking, die wij hierboven hebben ge
plaatst aldus de Commissie van Beheer der
Geref. Kerk te Scheveningen in de plaatselijke
Kerkbode wordt toegeschreven aan den be
kenden Ds. B. van Schelven, die van 1883 tot
1922 predikant was te Amsterdam, een der lei
dende figuren is geweest bij de reformatie in 1886
en een vooraanstaande plaats in het leven onzer
Gereformeerde Kerken heeft ingenomen. Kansel
redenaar van den ouden stempel, maar niettemin
klaar en bondig in de bediening van het Woord,
kenmerkte hij zich in zijn prediking door uiter
mate verzorgden stijl en deftigheid van woord
keus.
Onder de zegswijzen, die van hem nog voort
leven, behoort ook die van „de verborgenheid
van den buidel", die wij in meer gemeenzamen
stijl zouden kunnen weergeven door „het geheim
van het kerkezakje".
De Commissie van Beheer wijst er op, dat de
opbrengst der collecte wijst op veler ontrouw.
En vervolgt dan
„Wie er aan schuldig staan
Dit wordt bedekt door „de verborgenheid van
den buidel", althans voor het oog der menschen.
Niet echter voor Hem, Wiens oogen zijn aan
alle plaatsen, aanschouwende de kwaden en de
goeden.
Voor Hem kent de buidel geen verborgen
heid.
Laten wij dit steeds bedenken, wanneer de
collecte in de samenkomst der gemeente wordt
gehouden." (Heraut)
De Kerk en de Barometer.
De redenen, waarom N. N. ook bij slecht weer
ter kerk gaat, worden door H. B. aldus om
schreven
le. In den Bijbel staat nergens, dat ik alleen
maar bij goed weer Gods Woord moet gaan
hooren
2e. Ik reken er vast op, den prediker op den
kansel en den organist aan het orgel en de ouder
lingen in hun banken te zullen vinden, en het
zou me al zeer verwonderen, indien zij om het
weer waren thuis gebleven
3e. Blijf ik thuis, dan moedig ik anderen- aan
ook thuis te blijven, en zoo ben ik misschien de
schuld, dat er voor die anderen een zegen ver
loren gaat
4e. Door de week gaat zelfs bij noodweer
de handelaar naar de beurs en de koopman naar
zijn kantoor.
5e. God mocht mij eens iets te zeggen hebben;
6e. Maar mijn voornaamste reden is deze,
dat ook de Heere tot een vaste gewoonte had
op den dag van den Sabbath op te gaan naar
de synagoge, en Hij liet zich zeker daarvan niet
door het weer terughouden. (Rotterdammer)
K. B. S.
Middelburg. Vergadering van de Commissie
van Beheer Maandag 25 Januari, 's avonds 7.30
uur.
DE SECRETARIS.
Coetus Geref. Pred. Cl. Tholen Maandag 25
Januari 1937, bekende plaats; 11.30 uur.
Classis Goes.
Mag ik langs dezen weg de Kerken in de
Classis Goes er opmerkzaam op maken, dat de
collecte voor idioten enz. voor het Synodejaar
19361937, reeds het vorig jaar moest worden
afgedragen.
G. VAN HEININGEN, Scriba.
VERGADERING der Classe Tholen D.V.
Woensdag 3 Februari 1937 des v.m. om
9 ure, in het vergaderlokaal te Bergen
op Zoom.
AGENDA
1. Opening der vergadering.
2. Nazien der credentiebrieven.
3. Lezen der notulen.
4. Zaken uit de notulen.
5. Mededeeling van ingekomen stukken.
6. Behandeling van instructiën.
7. Rapporten.
8. Rondvraag naar Art. 41 en (zoo noodig
Art. 43 K.O.).
9. Aanvragen en vaststellen van vacature
beurten.
10. Algemeene rondvraag.
11. Lezen van het persverslag.
12. Vaststellen van den aanvang der volgende
vergadering en sluiting.
Mede te brengen collecten
a. Zending onder de Joden
b. Gen. Kas voor Hulpbeh. Kerken.
Op last der Classe,
E. TANGE, 2e Scriba.
Rilland-Bath, 20 Januari 1937.
KORT VERSLAG van de vergadering der
Classis Axel, gehouden te Terneuzen op
19 Januari 1937.
1. De Praeses der roepende kerk, Ds. J. S.
Post, opent de vergadering.
2. Alle kerken zijn wettig vertegenwoordigd.
3. De vergadering wordt geconstitueerd met
als Moderamen Ds. D. de Vries, Praeses Ds.
Th. P. Potma, Scriba Ds. J. A. Vink, Assessor.
4. Notulen worden gelezen en goedgekeurd.
5. Ingekomen Stukken
a. van de Classis U. betreffende het zich ont
trekken aan de kerk van U. door Ds. V.
b. van de brs van H. en V. te Z. betreffende
de grensregeling tusschen de kerken van A. en Z.
6. Rondvraag naar art. 41.
Aan de kerk van H. wordt het aangevraagde
steunbedrag toegezegd. De kerken van A. gg
krijgen de medewerking der Classis bij hun steuJ*®
aanvrage aan de Part. Synode.
7. Ds. de Vries rapporteert omtrent Zen
dingszaken en doet verslag van de bevestiging
in intrede van Ds. C. van Nes.
8. Rapporten omtrent geldelijke zaken wor
den uitgebracht.
9. Volgende vergadering zal D.V. gehouden
worden Dinsdag 27 April te Terneuzen. Roepen
de kerk is dan de kerk van Hoek. Moderamen
Ds. A. B. W. M. Kok, Praeses Ds. D. de Vries,
Scriba Ds. Th. P. Potma, Assessor.
10. Kort verslag wordt vastgesteld.
11. Sluiting door den Praeses.
Op last der Classis,
J. A, VINK, Assessor.