UIT DE HISTORIE. FEUILLETON BRANDING ZENDING. KERKNIEUWS* OFFICIEELE BERICHTEN. Calvijn. In The Evangelical Quarterly staat een artikel, dat ik in hoofdzaak den lezers van het Kerkblad wil doorgeven. Het is getiteld „De opvoeding van Calvijn". Het is geschreven door Rev. Charles E. Ed wards, Pittsburgh, U.S.A. Calvijn heeft zijn jeugd doorgebracht tegelijk met den zoon van een edelman, in wiens huis hij gedurende zijn schooljaren vertoefde. Door die ervaring verkreeg hij een zekere fijnheid van manieren, in sterke tegenstelling met Luther en was daardoor later in staat met prinsen eji edelen om te gaan. Calvijn had niet wat men noemt een Alma Mater, daar hij aan verschillende universiteiten studeerde. Het eerst ging hij in Parijs op de schoolbanken zitten, toen hij op een leeftijd van veertien jaar zich als student liet inschrijven in het College de la Marche. Op dit College heeft Calvijn veel te danken aan zijn leermeester Mathurin Cordier, professor in de Rhetoriek. Cordier was n.l. een van de pioniers van de beweging, die een reformatie wenschten in het onderwijs. In plaats van de droogheid en saaiheid van de oude leermeesters met hun eentonig en mechanisch onderwijs, kleedde hij de lessen zoo in, dat het op het in zicht aankwam. Gaf lessen vol leven en bevor derde speciaal de klassieke studie. Cordier was de onverzoenlijke vijand van het inpompen van regels, daar hij inzag, dat de op voeding meer beteekende dan het geheugen vul len met allerlei feiten, woorden en frasen. Dat inzicht, dat in onzen tijd heel gewoon is, was toen iets nieuws. Cordier legde dus een ge zond fundament voor zijn geheele volgende op voeding. Calvijn zag in, dat er verschillende ge breken waren in het onderwijs, dat hij tot nu toe ontvangen had en dit onderwijs deed hem opnieuw a. h. w. beginnen. Cordier leerde hem te denken in het Latijn, terwijl hij met gelijke zorg hem trainde in het correcte gebruik van het Fransch. Calvijn heeft zijn geheele leven de levendigste dankbaarheid jegens dezen man gevoeld. Cordier voegde zich later aan de zijde van de Reformatoren en vond tenslotte een toevluchtsoord in Genève aan de zijde van zijn leerling, waar hij op een leeftijd van 85 jaar stierf, nadat hij 60 jaar professor was geweest. (Wordt vervolgd) A. H. OUSSOREN. ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN. Zaamslag, Januari 1937. In den laatsten tijd verschenen onderscheiden levensbeschrijvingen van groote mannen. Vooral in de serie „Fakkeldragers" werden bekende per soonlijkheden met liefde in hun leven en werken geteekend. Ik denk in de eerste plaats aan het sympathieke levensbericht van den edelen A. W. F. Idenburg. Eenige maanden geleden gaf de bejaarde Dr. J. H. Gunning J.Hzn een boek uit over het Leger des Heils en over z'n Stichter William Booth (William Booth, een Strijder Gods, H. J. Spruyts Uitgevers Mij, N.V., Amsterdam). Er zijn wei aanmerkingen op dit werk te maken. Het is geen logisch-opgebouwd boek. Het is een beetje „rom melig", herhalingen zonder tal komen er in voor. De schrijver blijft niet voldoende op den achter grond. Hij meent zich telkens te moeten verdedi gen. Ds. Hagen zegt terecht in een bespreking „het is een boek geheel a la Gunning, een beetje „ikkerig", zooals hij zelf zegt". Het boek telt ruim 350 bladzijden. Wat minder breedsprakigheid had de waarde niet verminderd. Maar Dr. Gunning is, zooals een criticus reeds opmerkte, verbosus d.w.z. zeer woordenrijk (hij zelf vertaalt dit woord door „praatvaar", doch dat gaat te ver). Het proza der nieuwe zakelijk heid moet men bij hem niet zoeken Evenwel nu heb ik ook verder niets dan goeds te zeggen. De schrijver heeft dezen groote in Israël op zulk een warme wijze geteekend, dat men beschaamd over eigen kleinheid en lauw heid en verwonderd over zoo groote zelfverloo chenende liefde het boek uit handen legt. Ik ben het volkomen met Gunning eens, als hij schrijft„Het overdenken van het leven van waarlijk groote mannen jen vrouwen is een heil zaam werk, want zulke menschen zijn een belang rijke stuwkracht voor vele anderen. Niets is zoo heilzaam voor de praktijk van het eigen leven als dergelijke baanbrekers en profeten een weinig van nabij te leeren kennen. In dezen tijd van grenzenlooze lezerij en schrijverij, waar. wij drei gen te verdrinken in couranten, romans, novellen en feuilletons, is niets zoo noodig als een stalend bad in de historie. Lees toch elk jaar ten minste één grondige, betrouwbare studie over iets uit DOOR K. H. MARINUSSEN 35) Dolf had het ontkend en gezegd, dat de uit komst wel eens heel anders zijn kon. Het zou toch pure misdaad zijn, een oorlog te gaan ont ketenen Maar tenslotte was hij in het nauw gebracht door zijn nuchteren gastheer, die hem een perti nente vraag stelde „Hoor nu eens. Je hebt met den dienst niets te maken op het oogenblik, maar jij moet bij mobilisatie onder de wapenen. Stel nu eens, we willen hopen van niet, maar stel nu eens, dat de jongens onder de wapenen wor den geroepen. Dan moet jij ook voor de eerste oefening. Je denkt van niet, maar dat zal wel blijken. Wat doe je dan Dolf had er geen antwoord op gegeven, daar zijn eerlijkheid hem voelen deed, dat zijn mooie theorie, hem voorgepraat in „Het Volk" en op vergaderingen, als een kaartenhuis ineen schrom pelde. „Je antwoordt niet. Maar daarop komt het aan. Dan moet Dolf Woldinga zeggen ik ga niet, want ik ben socialist. Zal je dat durven zeggen?" „Het individu kan niets bereiken", had hij zwakjes tegengestreefd. „Alleen de georganiseer de massa." „Accoord. Maar die georganiseerde massa be de algemeene of vaderlandsche geschiedenis en. zoo mogelijk, iedere maand de een of andere bio grafie van een belangrijk persoon, die, op wélk gebied dan ook, van beteekenis is geweest." Éénmaal heb ik als jongen „den Vader der armen", William Booth gezien en gehoord in de stampvolle Doelezaal te Rotterdam de handen meestal op den rug, de klare, rustige oogen op de menigte gericht, hoofd 'en bovenlichaam eenigszins naar voren gebogen een nobele, indrukwekkende figuur, vol zachtheid en teeder- heid, maar ook vol kracht en bezieling. Het is waarlijk geen wonder dat Gunning her haaldelijk zijn betoog onderbreekt door bewon derende uitroepen over dezen begenadigden man. Nu eens is 'tWelk een mooie kop Welk een patriarchale, profetische figuur Hij was een paladijn, een troubadour van Jezus Christus, en als al wat in je is zuigt, dan word je zelf muziek, dan word je een muziekinstrument van God. Dan weer heet hetEen en al energie en ac tiviteit. Imponeerend, maar tevens aantrekkelijk en vertrouwen wekkend. Een heerscher, maar zonder hooghartigheid. Beleefd en vriendelijk voor een koning en voor een bedelaar, met een klein tikje voorkeur voor den laatste. Enz. Nu ik nog eens na lees de bladzijden, waarbij 'k een streepje zette, schaam ik me bijna over de in het begin gemaakte aanmerkingen. In weer wil van de gebreken is 't toch een prachtig boek. En dan te denken dat iemand die reeds naar de tachtig loopt, 't schreef Hoe geestig kan hij wezen 'k Doe slechts een enkele greep „Ik schrijf beslist een deel van de blijdschap en de bewegelijkheid den heilssoldaten toe aan hun vele getuigen en arbeiden in de vrije lucht. Wij, kerkelijke menschen, zitten veel te veel in deftige kerkeraadskamers, vergaderzalen en dergelijke. Frissche lucht verfrischt ook den geest waar weinig zuurstof is, is veel zeurstof". Hij is permanent jaloersch op hun blijdschap „Stel u nu eens een gezelschap uit Benschop of uit Putten, uit Elspeet of uit Oud-Beijerland voor, kerkeraadsleden en „beproefde vromen' uit die streken, dan weet elk, die ons vader- landsch Sion kent, dat de zuchten, de och's en ach's er niet van de lucht zouden zijn en dat een jubelend Hallelujah er even zeldzaam zou wezen als een blijmoedig, christelijk lied, uit dankbare, volle borst gezongen. En plaats nu daarnaast een groepje heilssoldaten, wier aange zichten stralen van vreugde en wier monden over vloeien van lof en dank voor de verkregen ver lossing waar is nu de meeste overeenkomst met het Nieuw-Testamentisch, met het christelijk ideaal In 1928 heb ik zelf in „Op den Uitkijk" over het Leger des Heils geschreven en aan mijn cor respondentie met den zoon van William Booth, Generaal Bramwell Booth, behoud ik de meest aangename herinneringen. William Booth (geboren 1829, gestorven 1912) heeft zijn levenswerk gevonden in Oost-Londen onder de diepst gezonkenen der Engelsche be volking. Hij werd innerlijk met ontferming be wogen, toen hij de verdorven zedelijke toestan den, de ruwheid, de misdaden, de onkunde der arme bevolking leerde kennen. Het grootste deel kwam nooit in 'n kerk, maar bracht den Zondag door in luiheid en ledigheid, in dronkenschap en ontucht en luidruchtig ver maak. Geen tegenstand en geen teleurstelling kon zijn bezieling breken. Een zeldzame steun vond hij in zijn zeer be gaafde en beminnelijke vrouw Catharine Mum- ford. Tot het schoonste, door Booth geschreven, behoort hetgeen hij over de verhouding tusschen man en vrouw in het huwelijk zegt. Zijn eigen gezegend huwelijksleven straalt in de woorden door. Eerst werd de generaal met spot en hoon overladen. Met steenen en straatvuil werd hij geworpen. Later maakte de spot en smaad plaats voor waardeering en belangstelling. Toen de aartsbisschop van Canterbury in 1882 met z'n zoon een bijeenkomst van het Leger had bijgewoond, omhelsde hij na afloop den Generaal met de woorden„Mijn broeder, gij hebt den Geest Gods. Nooit heb ik Hem zoo dichtbij ge voeld als bij u". Welk een zegen kan één christen rond zich spreiden A. B. W. M. KOK. JAARBOEK 1937. Ieder medelevend lid van de Geref. Kerken is steeds benieuwd naar de verschijning van het Jaarboek ten dienste van de Gereformeerde Ker ken in Nederland, uitgave Oosterbaan le Coin- tre te Goes, prijs 1.Het is verschenen har telijk aanbevolen ter lezing en bestudeering. Het is weer ingericht als naar gewoonte maandkalender alphabetische naamlijst der ker ken idem der predikanten neurologie van pre dikanten in de Geref. Kerken sedert 1834, waar na de Statistiek over de verschillende Provincies in Nederland, Classis Batavia, de Oud Geref. staat uit individuen. Menschen van vleesch en bloed. Hij bemerkt, dat het vaderland, waar hij anders smalend over sprak, in gevaar is. Het bloed kruipt hem, waar het niet gaan kan. Hij krijgt een voor hem ongekend gevoel en gaat het vaderland verdedigen. We willen hopen, dat een oorlog voorkomen wordt, maar zoo niet, dan zal je zien, wat ik zeg. In vollen vredestijd pochen op een Internationale, die een oorlog voorkomen zal, is tamelijk onschuldig. Maar als het er op aankomt, te toonen, wat men is, dan is het mis. Ik betreur dat niet. Integendeel, vader landsliefde is een kostelijk goed en als ons land in den oorlog betrokken wordt kan Jan mij niet meer verheugen dan wanneer hij vrijwillig onder de wapenen gaat, om zijn land te verdedigen. En voor jou komt het er nu op aan. Als je conse quent wil zijn moet je niet onder de wapens gaan." Neen, de week, waarvan Dolf zich zooveel had voorgesteld, was niet prettig geweest. In de tram, op weg naar Zwolle, voelde hij zich onbehagelijk gestemd. Een diepe overtuiging was aan het wankelen gebracht. En dat deed hem pijn Onwillekeurig ging hij luisteren naar het ge roezemoes der vele stemmen in den tramwagen. Vlak bij hem werd een gesprek gevoerd, waar van hij enkele brokstukken opving. „Als het erger wordt, moeten er twee jongens van me onder de wapens. Één is er al natuurlijk. Je kunt je toch niet onder den voet laten loopen? Nederland wil geen oorlog, maar als de Duit- schers over de grens komen, zitten we er midden Kerken in Pruisen. Op bladz. 353 volgt de lange rij van deputaten door de Generale Synode be noemd. Wat direct treft is het Statistisch over zicht, waaruit blijkt, dat het aantal kerken ver meerderde met 7 door institueering het aantal kerken is nu 753 dienstdoende predikanten 772 (inbegrepen de missionaire predikant); aantal vacatures is nog 82 zielental 617843 en belij dende leden 308601, alzoo een vooruitgang over ons land respectievelijk van 7080 en 7420 sinds uitgave Jaarboek 1936. Met bijzondere belangstelling gaat de aandacht naar Zeeland. Gaf het vorige Jaarboek als cijfers 27891 als zielental en 14558 als belijdende leden, nu staat er 28072 en 14654, alzoo een groei van 181 in zielental en 96 belijdende leden getallen, die er wel op wijzen, dat de toename werkelijk niet groot is en de toestand bijna is stationair, wat wel te denken geeft. De Classis Axel klom in zielental met 68 en in ledental met 5 Classis Goes met 40 en 18 Classis Middelburg met 97 en 51 Classis Tholen met 5 en 9 Classis Zie- rikzee daalde met 29 zielen maar ging vooruit met 13 belijdende leden. Na dit alles is het zeker niet noodig de ver schillende kerken na te gaan, want de verschil len zijn niet groot, wat uit den aard der zaak niet kan. Stof tot roem geeft deze berekening niet, wel noopt zij tot dank en roept op tot trouw. In het Jaarboek wordt verder gegeven een duidelijk overzicht van den Zendingsarbeid. Beroepbare candidaten van de Theol. School 28 en van de Vrije Universiteit 77, te samen 105, waarvan 52 als hulpprediker werkzaam zijn. Ook hieruit spreekt haast iets angstwekkends. Het kerkelijk overzicht is geschreven door Prof. Dr. K. Schilder en het lezen overwaard. Dan volgt „In Memoriam" over Ds. W. Bron- ger Prof. Dr. T. Hoekstra Ds. A. Brouwer Jr.; Ds. S. Bosma Ds. J. P. Tazelaar Dr. J. C. Rullmann Ds. H. Reiners Ds. H. Dekker Ds. M. M. Horjus Ds. J. KwakDs. J. Bakker Ds. G. J. Breukelaar Ds. W. van 't SantDs. J. J. MiedemaDs. G. H. A. van der Vegte en Ds. J. Dijk. Doch lees zelf. Kapelle-Biezelinge. A. SCHEELE. Magelang, 30 November '36. Van de eerste vier maanden mijner werkzaam heid in dienst der Zending ontving U bereids een verslag, t.w. van de maanden April, Mei, Juni en Juli dezes jaars. Hierbij doe ik U enkele mededeelingen over het tweede vier-tal maanden, waarin het mij ge geven werd te arbeiden. Zooals U bekend is, zijn mij twee Javaansche medewerksters toegevoegd in den dienst der Evangelie-verkondiging onder vrouwen en meis jes. Zij beiden hebben een korten cursus gevolgd aan de Theologische school in Djokja, en wonen nu met mij samen. Ik heb het van groot belang geacht voor den arbeid, dat mijn medewerksters en ik dagelijks van gedachten konden wisselen ten opzichte van het werk, dat ons allen nog zoo nieuw is. Van daar dat ik een huis van behoor lijke afmetingen heb gehuurd, waarin wij allen tezamen onderdak vinden. Wij kunnen nu samen plannen maken voor den arbeid, samen de kan sen bespreken die ons gegeven zijn, elkander ver slag doen van genoten zegeningen, elkander ster ken bij ondervonden tegenstand, gezamenlijk de nooden van onze in duisternis levende zusters in het gebed opdragen. Wij danken God, dat Hij het zoo geleid heeft, dat wij ook daadwerkelijk dien steun aan elkaar mogen hebben. Mijn eene Javaansche medewerkster, Mej. Soe- tirah, werkt in de vrouwenzalen van het Zen dingsziekenhuis. Zij zit bij de bedden, onderhoudt zich met de zieken, leest uit den Bijbel en bidt met hen. Ze heeft ook af en toe een korte Andacht op de zaal. Vooral de patiënten, die in het ziekenhuis reeds belangstelling toonden, worden nadat ze uit het ziekenhuis ontslagen zijn, door Mej. Soetirah in het oog gehouden, en later in hun eigen huizen bezocht. Wanneer tenminste de afstand het eenigszins toelaat, want de patiënten van het Zendingsziekenhuis komen soms van heel ver. Laat de gelegenheid van ver voer het niet toe, dan worden hun namen op gegeven aan den goeroe Indjil, in wiens ressort zij woonachtig zijn. Het is voor ons een gedachte die voldoening wekt, dat het uitgestrooide zaad nu wel bevochtigd kan worden en zoo den was dom mag ontvangen, dien God er voor voorzien heeft. Mijn andere medewerkster zoekt contact met de vrouwen door aanbieding van lectuur, en door huisbezoek. Zij heeft na enkele maanden van werken in een der stadswijken reeds een kleine bijbelkring kunnen vormen van belangstellende vrouwen. Wij zijn daar den Heere heel dankbaar voor. Mijn beide medewerksters zijn vrouwen, die zich overgegeven hebben tot den dienst des Hee- ren. Zij zijn, hoewel zeer verschillend in aanleg in. Want dat is niet te dulden. We moeten on zijdig blijven. En als we de Duitschers toelaten, krijgen we met een ander land te doen." „Misschien loopt het zoo'n vaart niet", suste een ander, ,,'t Zijn allemaal maar voorzorgs maatregelen van de Regeering. Het heele leger zal niet onder de wapenen geroepen worden." „Man", dus weer een ander, „je kunt Duitsch- land niet vertrouwen, hoor. In Zutphen zijn er al Duitsche spionnen gepakt. Ze voeren in een bootje op den IJsel." „Wat zeg je Een boerenvrouw keek angstig op. „Duitsche spionnen, moedertje. Al in Zutphen. Als het groote Duitsche leger over de grens komt, dan hebben we de poppen aan 't dansen." „Maar mijn man zegt, dat het leger tegenge houden moet worden aan de grens." „Natuurlijk, vrouwtje. Maar zoo'n groot le ger Dat zal wel niet gaan." „Ik begrijp er niets van", verzuchtte het vrouw tje. „Wat moet nu een Duitsch leger in ons land doen „Door ons land en België naar Frankrijk na tuurlijk. Ze zeggen, dat Frankrijk wel in oorlog met Duitschland komen zal. Het „zeer" van '70 zit er nog in, moet je weten. Frankrijk wil re vanche nemen." ,,'t Is verschrikkelijkHet ging zoo goed. Waarom nu oorlog „Ja, vrouwtje, dat begrijpen wij toch niet. De groote heeren maken dat uit. Ik zie liever ook geen oorlog. Maar Nederland moet natuurlijk de grenzen beschermen. Misschien loopt het nog los en blijven wij er buiten", troostte de man en ontwikkeling, beiden vol toewijding voor den arbeid. Ook de meer begaafde is tevreden met het kleine salaris, dat de Zending haar geeft. 10.in de maand, waarvan zij mij 4. aan kostgeld betaalt.) Op allerlei manieren zoeken wij aanraking met de bevolking. Al werkt de Zending hier in Kedoe reeds bijna vijf en twintig jaar, toch zijn het nog slechts de enkelingen, die het Evangelie hebben aangeno men. In vergelijking met de honderdduizenden die hun eigen godsdienst vasthouden en daar zelfs nog in toenemen, mee als reactie op de activiteit der Zendingsarbeiders. Van „neutralen" kant is er een vereeniging opgericht, die zich ten doel stelt, arme dessa- vrouwen en -meisjes kosteloos naai- en knip- onderwijs t? verschaffen en alzoo bij te dragen tot betere economische verhoudingen in de dessa. De meeste vrouwen laten tot nog toe hun boven- kleeding naaien, omdat ze nooit school gegaan hebben en de naaikunst niet machtig zijn. Vele dessavrouwen kunnen geen naald vasthouden. Het geld, dat ze uitgeven voor het doen naaien van haar baadjes, en voor de kleedingstukken voor haar mannen en kinderen, konden ze op meer economische wijze aanwenden in haar een voudige huishouding, b.v. voor betere voeding. Het plan van die „neutrale" vereeniging kan aan vankelijk geslaagd heeten, al zijn er nog maar een twintigtal van die cursussen op geheel Java. God heeft ons de gedachte gegeven, een der gelijk plan uit te werken in Zendingsgeest. We konden dan bij het materiëele doel, dat we ons stelden, ook het Evangelie een kans geven in de kampongs en dessa's, waar we zoo'n cursus op richtten. Drie dingen zouden ons daartoe noodig zijn, zoo stelden we ons voor 1°. een geschikte Javaansche leidster voor die cursussen 2°. een behoorlijk aantal leerlingen 3°. en de noodige gelden. Als we nu terug zien op wat God in betrek king tot dit plan in de maanden Augustus tot November heeft gegeven, dan vervult dankbaar heid ons hart. We kregen een leidster, die den Heere wil dienen in dezen tak van Zendings arbeid. We mochten in het geheel acht cursussen oprichten, vier binnen de stadsgemeente Mage lang en vier in de omliggende dessa's. Het leer lingen aantal overtrof onze verwachtingen in het geheel bedraagt het nu reeds 200. Soms ver wachtten we een 5-tal meisjes en kwamen er tot onze verbazing meer dan 30 opzetten, zoodat de leidster met de handen in het haar zat, want ze had maar werk voor 20 bij zich. Wat de fi- nanciëering van het plan betreftik zelve kan mij uit mijn eigen middelen nog veroorloven het salaris van de leidster te bekostigen. Waar deze leidster ook in allerlei vertaal-arbeid voor mij bezig is en het aantal cursussen zich zoo onge dacht uitbreidde, achtten Ds. Merkelijn en ik het zeer gewenscht een tweede leidster aan te stellen op een salaris van 12.in de maand. Dat is ook geschied. Zooveel mogelijk laten we de leer lingen iets bijdragen in de kosten van het mate riaal, al is het maar 1 cent, 2x/2 cent of 5 cent in de maand. In Grabag hebben wij Chineesche meisjes. Die kunnen wel 5 cent bijdragen. Het geld voor het materiaal wordt echter grootendeels gevonden 'uit de inteekeningen op de zoogenaamde „kwartjeslijst". We laten n.l. iedere maand een lijst circuleeren onder de Holland- sche Christen-vrouwen in Magelang ook enkele Chineesche en Javaansche doen er aan mee. We hebben een 45-tal namen op die lijst mogen zet ten van zusters, die ons werk iedere maand met een kwartje willen steunen. Het is een uitgave, die zij zeiven haast niet voelen maar door de velen die helpen, wordt alles tezamen toch nog een bedrag, waaruit ik voorloopig de onkosten van den naaicursus bestrijden kan. Van die 200 vrouwen en meisjes heeft zeker de helft nog nooit van het Evangelie gehoord. We hebben cursussen inPatèn, Bogeman, Menowo, Tidar binnen de stadsgemeente Blondo, Tempoeran, Grabak, Nambangan in de omgeving van de stad. Met de meeste hoogachting, Uw dw., C. BAARBÉ. TWEETAL TE Laren (N.-H.): W. J. Meister, Cand. en hulppred. aldaar. J. L. Wielenga te Arum (Fr.). AANGENOMEN NAAR Holten J. W. Dragt te Ottoland. Wissekerke. Zondag 24 Jan. hoopt P. M. Ketelaar, ouderling bij de Geref. Kerk van Wis sekerke een zeldzaam jubileum te vieren. Het is dan juist 40 jaar geleden, dat hij in 't ambt van ouderling bevestigd werd. Onafgebroken diende hij die 40 jaren de kerk, waarbij hij 37 jaar voor zitter van den kerkeraad was. Mede door zijn het beangste moedertje. ,,'t Is te hopen. Mijn Piet moet anders onder de wapenen. Hij heeft vrouw en drie kinderen. Moet dat mensch dan maar blijven zitten zonder een cent verdienste „Daar zorgt de Regeering voor, moeder. Zij zal niets te kort komen. En de oorlog duurt niet zoo lang, hoor." „Zou je denken van niet?" „Weineen, mensch. Ik denk, dat de Duitschers even naar Parijs trekken, net als in '70. Oosten rijk krijgt Servië wel klein. En klaar is Kees. Eer het jaar ten einde is, is de oorlog uit." Aan den eenen kant vermaakte Dolf zich over het gesprek, dat hij aanhoorde, maar aan de andere zijde ergerde hij zich aan het lichtvaardig gepraat. Tot opeens zijn opmerkzaamheid werd getrok ken, daar een als heer gekleed persoon, die iets verder zat, zijn stem verhief. „Je moet die vrouw niet wat wijs maken, ka meraad", zeide hij. „Niemand weet, wie er oor log zal gaan voeren en hoe lang een oorlog duren kan. Wie zegt, dat Frankrijk in den oorlog gaat? Hoe weet je, dat het Duitsche leger door ons land zal trekken We moeten voorzichtig zijn met praatjes rond te strooien. Wat je zooeven vertelde van Duitsche spionnen in een bootje, is niet waar. 't Is een kletspraatje." Het was stil geworden in den wagen. Allen luisterden naar den heer die indruk maakte door zijn nuchtere woorden. (Wordt vervolgd) arbeid is de gemeente bewaard gebleven bij de j zuiverheid van Gods Woord, en is de band der j liefde nooit door tweedracht verbroken gewor- j den. „De verborgenheid van de buidel." De uitdrukking, die wij hierboven hebben ge plaatst aldus de Commissie van Beheer der Geref. Kerk te Scheveningen in de plaatselijke Kerkbode wordt toegeschreven aan den be kenden Ds. B. van Schelven, die van 1883 tot 1922 predikant was te Amsterdam, een der lei dende figuren is geweest bij de reformatie in 1886 en een vooraanstaande plaats in het leven onzer Gereformeerde Kerken heeft ingenomen. Kansel redenaar van den ouden stempel, maar niettemin klaar en bondig in de bediening van het Woord, kenmerkte hij zich in zijn prediking door uiter mate verzorgden stijl en deftigheid van woord keus. Onder de zegswijzen, die van hem nog voort leven, behoort ook die van „de verborgenheid van den buidel", die wij in meer gemeenzamen stijl zouden kunnen weergeven door „het geheim van het kerkezakje". De Commissie van Beheer wijst er op, dat de opbrengst der collecte wijst op veler ontrouw. En vervolgt dan „Wie er aan schuldig staan Dit wordt bedekt door „de verborgenheid van den buidel", althans voor het oog der menschen. Niet echter voor Hem, Wiens oogen zijn aan alle plaatsen, aanschouwende de kwaden en de goeden. Voor Hem kent de buidel geen verborgen heid. Laten wij dit steeds bedenken, wanneer de collecte in de samenkomst der gemeente wordt gehouden." (Heraut) De Kerk en de Barometer. De redenen, waarom N. N. ook bij slecht weer ter kerk gaat, worden door H. B. aldus om schreven le. In den Bijbel staat nergens, dat ik alleen maar bij goed weer Gods Woord moet gaan hooren 2e. Ik reken er vast op, den prediker op den kansel en den organist aan het orgel en de ouder lingen in hun banken te zullen vinden, en het zou me al zeer verwonderen, indien zij om het weer waren thuis gebleven 3e. Blijf ik thuis, dan moedig ik anderen- aan ook thuis te blijven, en zoo ben ik misschien de schuld, dat er voor die anderen een zegen ver loren gaat 4e. Door de week gaat zelfs bij noodweer de handelaar naar de beurs en de koopman naar zijn kantoor. 5e. God mocht mij eens iets te zeggen hebben; 6e. Maar mijn voornaamste reden is deze, dat ook de Heere tot een vaste gewoonte had op den dag van den Sabbath op te gaan naar de synagoge, en Hij liet zich zeker daarvan niet door het weer terughouden. (Rotterdammer) K. B. S. Middelburg. Vergadering van de Commissie van Beheer Maandag 25 Januari, 's avonds 7.30 uur. DE SECRETARIS. Coetus Geref. Pred. Cl. Tholen Maandag 25 Januari 1937, bekende plaats; 11.30 uur. Classis Goes. Mag ik langs dezen weg de Kerken in de Classis Goes er opmerkzaam op maken, dat de collecte voor idioten enz. voor het Synodejaar 19361937, reeds het vorig jaar moest worden afgedragen. G. VAN HEININGEN, Scriba. VERGADERING der Classe Tholen D.V. Woensdag 3 Februari 1937 des v.m. om 9 ure, in het vergaderlokaal te Bergen op Zoom. AGENDA 1. Opening der vergadering. 2. Nazien der credentiebrieven. 3. Lezen der notulen. 4. Zaken uit de notulen. 5. Mededeeling van ingekomen stukken. 6. Behandeling van instructiën. 7. Rapporten. 8. Rondvraag naar Art. 41 en (zoo noodig Art. 43 K.O.). 9. Aanvragen en vaststellen van vacature beurten. 10. Algemeene rondvraag. 11. Lezen van het persverslag. 12. Vaststellen van den aanvang der volgende vergadering en sluiting. Mede te brengen collecten a. Zending onder de Joden b. Gen. Kas voor Hulpbeh. Kerken. Op last der Classe, E. TANGE, 2e Scriba. Rilland-Bath, 20 Januari 1937. KORT VERSLAG van de vergadering der Classis Axel, gehouden te Terneuzen op 19 Januari 1937. 1. De Praeses der roepende kerk, Ds. J. S. Post, opent de vergadering. 2. Alle kerken zijn wettig vertegenwoordigd. 3. De vergadering wordt geconstitueerd met als Moderamen Ds. D. de Vries, Praeses Ds. Th. P. Potma, Scriba Ds. J. A. Vink, Assessor. 4. Notulen worden gelezen en goedgekeurd. 5. Ingekomen Stukken a. van de Classis U. betreffende het zich ont trekken aan de kerk van U. door Ds. V. b. van de brs van H. en V. te Z. betreffende de grensregeling tusschen de kerken van A. en Z. 6. Rondvraag naar art. 41. Aan de kerk van H. wordt het aangevraagde steunbedrag toegezegd. De kerken van A. gg krijgen de medewerking der Classis bij hun steuJ*® aanvrage aan de Part. Synode. 7. Ds. de Vries rapporteert omtrent Zen dingszaken en doet verslag van de bevestiging in intrede van Ds. C. van Nes. 8. Rapporten omtrent geldelijke zaken wor den uitgebracht. 9. Volgende vergadering zal D.V. gehouden worden Dinsdag 27 April te Terneuzen. Roepen de kerk is dan de kerk van Hoek. Moderamen Ds. A. B. W. M. Kok, Praeses Ds. D. de Vries, Scriba Ds. Th. P. Potma, Assessor. 10. Kort verslag wordt vastgesteld. 11. Sluiting door den Praeses. Op last der Classis, J. A, VINK, Assessor.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1937 | | pagina 2