No. 4
Vrijdag 22 Januari 1937
51e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND*
UIT HET WOORD*
DADERS DES WOORDS*
VAN VERRE EN NABIJ.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE i Ds. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN.
MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE» F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn„ A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
DE ZONDE VAN DEN EIGENWILLIGEN
GODSDIENST.
Die daar zweren bij de schuld van
Samaria, en zeggenZoo waarachtig
als uw god van Dan leeft, en de weg
van Berseba leeft en ze zullen vallen
en niet weder opstaan.
Amos 8:14.
Amos heeft in den naam des HEEREN Israël
bedreigd met een zeer zware strafhet zal hon
ger hebben, niet naar brood, en dorst, niet naar
water, maar om te hooren de woorden des HEE
REN, en het zal overal heenzwerven, totdat het
doodmoe is, om het woord des HEEREN te
zoeken, maar zal het niet vinden.
Waarom bedreigt nu Amos Israël met die
zware straf Daarvoor waren zeer veel redenen,
want de zonde van Israël was toen op een hoog
tepunt gekomen. Het gaf, om enkele dingen te
noemen, den Nazireërs wijn te drinken, en zei
tot de profeten, dat zij niet profeteeren mochten
het recht veranderden zij in alsem, de vrucht der
gerechtigheid in bitteren galde mannen werden
door hun vrouwen opgestookt steeds meer de
arme menschen te exploiteeren, opdat zij op hun
schoone divans te meer konden genietenzij
waren uiterst stipt op den Sabbath, maar terwijl
ze bezig waren met den dienst van Jahwe, hun
kerden zij naar het oogenblik, dat ze verder kon
den gaan met hun bedriegelijken handelvoor
geld deden ze alles, verkochten ze zelfs een ar
men man, omdat hij in gebreke bleef een paar
schoenen te betalen ze leverden afval in plaats
van koren.
Om dit alles en om nog veel meer komt over
Israël de dag des HEEREN als een dag van
donkerheid en duisternisde HEERE kan al
zulke zonden niet zien in het volk, dat Hij in
souvereine genade Zich tot Zijn dienst heeft
uitverkoren.
Maar, als we al de zonden opgesomd hebben,
die we hierboven aanhaalden, dan hebben wij de
voornaamste oorzaak tot die schrikkelijke straf
nog niet genoemd, dan hebben we nog niet ge
sproken van de zonde, die den Heere het meest
tergde, de zonde van hun eigenwilligen gods
dienst. Dat is toch de voornaamste oorzaak, en
daarom eindigt hoofdstuk 8, dat den schrik van
den dag des HEEREN voor Israël teekent, met
een aanwijzen van die zonde als hoofdoorzaak
van hun verderf.
Die daar zweren bij de schuld van Samaria.
Hiermede is bedoeld het kalf, dat in Bethel stond.
Daar in Bethel was immers het centrale heilig
dom van Efraïm en van Samaria, daar was het
hart van Israëls godsdienst. Maar daar in Bethel
mag het hart van Israëls godsdienst niet zijn, dat
moet zijn in Jeruzalem. En daar in Bethel mag
geen kalf staan het tweede gebod had zoo iets
nadrukkelijk aan Israël verboden. En daarom,
Amos spreekt van de schuld van Samaria. Wat
ze daar in Bethel doen, getuigt van hun zonde,
van hun schuld.
En ze zeggenZoo waarachtig als de god
van Dan leeft. Ze zweren ook bij het kalf, dat
in Dan staat, hun zonde gaat door het gansche
land, tot Dan toe.
En ze zeggen zoo waarachtig als de weg van
Berseba is. Een eigenaardige, teekenende uitdruk
king. Israël was toen alleszins godsdienstig, en
in die godsdienstigheid trokken zij zelfs ter bede
vaart naar Bethel. Wat een vroomheid Voor
dien tocht moeten ze voorbij Bethel, waar het
centrale heiligdom staat. Voor dien tocht moeten
ze dwars door Juda, langs Jeruzalem, langs He-
bron, moesten zij gaan naar de Zuidelijkste grens
van het land.
Was dat geen prestatie Was dat geen vroom
heid Was dat geen echte godsdienst, het zoover
te zoeken, er zooveel voor over te hebben
r bij die groote prestatie, dat uitnemende
'^Wtajn vroomheid zwoeren ze nu zoo waar
achtig als de weg naar Berseba is.
Kan iets beter blootleggen het diep-zondige in
Israël Ze leefden bij goden, die zij zichzelf ver
koren hadden, bij vroomheid, die zij zelf bedacht
hadden, bij prestaties van godsdienstigheid, die
zij zichzelf hadden opgelegd. Het herinnerde alles
in naam aan den God, Dien ze dienen moesten,
maar metterdaad verloochenden zij Hemze
dienden Hem niet, wandelden in Zijn inzettingen
niet, ze waren wel godsdienstig, maar leefden
niet naar het Woord des HEEREN.
Maar daarover moet dan ook het gericht ko
men. Het moet ook komen over al die andere
zonden, maar het komt toch inzonderheid over
die schrikkelijke zonde ze zullen vallen en niet
weer opstaan. De wraak des Vèrbonds komt,
en die wraak des Verbonds maakt voor goed
een einde aan het zelfstandig bestaan der tien
stammen en na dertig jaren is dit woord ont
zettend vervuld
De zwaarste zonde is de zonde van een gods
dienst, die wij zelf bedacht hebben. Dat gelooven
wij haast nietwij wijzen hoeren na, en hebben
een groot woord over menschen, die bedriegelijk
zijn in den handel, en als iemand steelt, dan ver-
oordeelen we hem scherp, en als er maar aan
ontheiliging van den Sabbath gedacht kan wor
den, staan wij al weer klaar voor ons oordeel.
Inderdaad, al die zonden zijn erg, en als wij ons
aan die zonden schuldig maken, moeten wij ons
voor God verootmoedigen, en moeten wij ons
onderwerpen aan de tucht van Zijn Woord en
van Zijn kerk.
Maar we moeten nooit vergeten, dat geen
zonde God bitterder vertoornt dan het dienen
van andere goden of het dienen van Hem in
eigenwilligen godsdienst, en we zijn juist zoozeer
geneigd die zonden goed te praten. Dat mag niet:
we moeten Hem dienen naar Zijn Woord, naar
Zijn inzettingen.
Geen eigenwillige godsdienst worde onder ons
gevonden hij mag er niet zijn en wat baat het
ons, als wij dien beoefenen. Wat baatte Israël
die uitnemende vroomheidsprestatie van dien
tocht naar Bersebawat baatte Israël al die
andere vroomheidsuitingen, waar de boeken van
Hosea en Amos van verhalen, zoolang het den
HEERE verwierp over dat alles kwam juist
het gericht.
Geve de HEERE, dat wij acht geven op het
geen Zijn woord ons zegt van eigenwilligen gods
dienst, opdat wij ons dien niet verkiezen boven
den dienst van Hem naar Zijn getuigenis.
Ach, ons hart is daartoe zoo geneigd. We wil
len wel godsdienstig zijn, maar willen dan zoo
gaarne dien godsdienst zelf uitdenken. We wor
den zelfs boos, als iemand tot ons zeggen zou,
dat we niet Christelijk zijn, en toch, van nature
zijn we godsdienstig, maar niet Christelijk, onze
godsdienstigheid gaat vaak zelfs in tegen de
eischen van den Heere Jezus.
Dat we dan niet godsdienstig zijn, zooals onze
natuur ons dat ingeeft, maar dat we dan gods
dienstig zijn naar het woord van Christus, Die
ons zegt hoe de Vader gediend wil worden. En
dat woord wijst ons niet naar vroomheidspresta
ties, naar uitnemende blijken, hoe ernstig wij het
meenen, dat woord wijst ons naar het bloed der
verzoening, en naar den dienst van God, steu
nend op dat bloed der verzoening.
Wat eischt de HEERE van u, o Israël Oot
moedig te wandelen met God, geloovend, dat
onze schuld is voldaan door het bloed van den
Heere Jezus Christus. Daar wil de mensch van
nature niet aan, hij wil veel liever den tocht naar
Berseba maken, maar de geloovige heeft in dien
dienst een vermaak en het is zijn gebed, dat hij
zijn Vader niet bedroeve door eenige zdnde, maar
bovenal is het zijn gebed, dat Hij Zijn Vader
niet bedroeve door eigenwilligen godsdienst.
Meliskerke. M. VREUGDENHIL.
ONS ZENDINGSBLAD,
De Deputaten der Generale Synode voor de
Zending onder Heidenen en Mohammedanen
zonden aan alle kerkeraden een circulaire, over
Het Zendingsblad, waarin zij er op wezen, hoe
noodzakelijk het is, dat de oplaag van dit Blad
niet vermindere maar zoo mogelijk nog hooger
worde opgevoerd.
Het is gewenscht, dat niet alleen de kerkera
den van die circulaire kennis nemen, maar dat
het belang dezer zaak tot alle leden onzer kerken
doordringe. Dan zal de poging van kerkeraden
of Zendingscommies om het blad in alle gezinnen
te brengen des te beter kunnen slagen.
Daarom nemen we die circulaire hieronder
volledig op.
Aan de Eerwaarde Raden van de
Gereformeerde Kerken in Nederland,
Zeer geachte Broeders
De Generale Synode heeft ons de bezorging
der uitgave van het Zendingsblad opgedragen.
Dat geeft ons vrijmoedigheid ons tot U te richten
met een dringend verzoek.
Het Zendingsblad, dat op last van de Kerken
wordt uitgegeven en geheel het eigendom der
Kerken is, heeft in hoofdzaak ten doel het be
langrijkste betreffend den arbeid onzer Zending
op Midden-Java en Soemba mede te deelen om
daardoor de kennis van en de liefde voor dit
zoo bijzonder gezegend werk te bevorderen.
Na aftrek van de noodzakelijke kosten, die
aan de uitgave zijn verbonden, komt de opbrengst
van het blad geheel ten goede van de gezamen
lijke Zendingskas. Den laatsten tijd bracht dit,
niettegenstaande het blad zeer goedkoop is, elk
jaar toch aan deze kas eene zeer aanzienlijke
bate. De zeer groote uitgaven, die deze kas heeft
te doen, konden voor een aanmerkelijk deel uit
de opbrengst van het Zendingsblad worden ge
dekt. Indien de Generale Kas deze inkomst dierf,
zouden alle Kerken boven wat zij nu bijdragen,
elk jaar twee extra collecten moeten houden voor
de instandhouding van Uw gemeenschappelijk
Zendingswerk.
Ondanks het belang, dat de Zending onzer
Kerken bij haar Zendingsblad heeft, zijn er ech
ter steeds nog onderscheidene Kerken, waar het
blad bijna niet komt.
Het Zendincjsblad, dat het blad van de Kerken
zelf is, heeft er recht op dat het komt in alle
huizen, waar leden onzer Kerken wonen. Stellig
wordt daardoor ook de belangstelling en de liefde
versterkt voor het heerlijk werk der Zending,
waartoe de Heere onze Kerken roept en ver
waardigt.
Mitsdien verzoeken wij U dringend om, voor
zooveel dit in Uwe Kerk nog noodig is, met
kracht te willen bevorderen, dat het Zendings
blad moge komen in alle gezinnen, die tot Uw
Kerk behooren.
Met broedergroete en heilbede,
De deputaten der Generale Synode voor de
Zending onder Heidenen en Mohammedanen,
D. POL, Voorz.
A.' H. VAN MINNEN, Ass.
P. C. DE BRUYN.
N. DUURSEMA.
R. HAMMING.
H. HANGELBROEK.
A. C. HEIJ.
M. MEIJERING.
G. M. VAN RENNES.
J. DE VRIES.
G..VAN DER ZANDEN.
W. BREUKELAAR, Scriba.
December 1936.
HET OORDEEL OVER SATAN
Openb. 20 1—10 (III)
(Het definitieve oordeel na korten tijd van
loslating).
Spreekt dit Schriftdeel over het oordeel over
Satan, in de binding, waarmee hij gedurende
duizend jaren gebonden wordt en door de triumf,
waarmee dan de martelaren en de geloovigen
over hem triumfeeren, het vermeldt ook het de
finitieve oordeel, dat hij met het beest en den
valschen profeet geworpen wordt in den poel
van vuur en sulfer.
Maar vóór het daartoe komt wordt hij eerst
eenigen tijd losgelaten. En wanneer de duizend
jaren zullen geëindigd zijn, zal de Satan uit zijn
gevangenis ontbonden worden (vs 7).
Er is op te letten, dat hier niet staat, dat de
Satan dan zal losbreken uit de gevangenis, maar
losgelaten zal worden. Stond het in zijn macht
los te breken, dan zou hij dat zeker doen, maar
die gelegenheid heeft hij niet.
Als hij uit de banden loskomt is dat niet om
dat hij zelf die verbreekt, maar omdat hij voor
een korten tijd wordt ontbonden. Alleen naar
Gods Raad is er voor hem loslating maar dan
voor een korten tijd.
Dan wordt hij niet meer verhinderd om de
volkeren te verleiden. En als hij daarin niet meer
verhinderd wordt, doet hij dat aanstonds. Inner
lijk was hij gedurende die duizend jaren niet ver
anderd hij bleef dezelfde trotsche woeste vijand
Gods.
En dan gaat hij uit om de volken te verleiden,
die in de vier hoeken der aarde zijn en die hier
genoemd worden met de namen Gog en Magog.
Deze namen komen in Ez. 38 2 voor als die
van de vijanden van Gods volk. Deze volkeren
gaat Satan dan vergaderen tot den krijg.
En deze, de heidenen en Mohammedanen,
welker getal is als het zand aan de zee, laten
zich vergaderen. Op de breedte der aarde komen
ze op en ze omringen de legerplaats der heiligen
en de geliefde stad. In geweldige menigte komen
ze van alle kanten aanzetten en hun doel is dan,
de gemeente Gods finaal uit te roeien.
Benauwdheid is de tijd, die dan voor de ware
geloovigen aanbreekt. Maar hun benauwing zal
maar kort duren. De tijd, die den Satan gegund
wordt, is maar kort.
Als die volkeren zich zoo vergaderd hebben
tegen de legerplaats van Gods heiligen daalt er
vuur neder van God uit den hemel en verslindt
deze vijanden.
En dan komt ook het definitieve, het vreese-
lijke oordeel over den Satan. Vers 10 zegt„En
de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in
den poel van vuur en sulfer, alwaar het beest
en de valsche profeet is en zij zullen gepijnigd
worden dag en nacht in alle eeuwigheid". Dan
wordt de overste dezer wereld uitgeworpen.
Bij de vermelding van dit oordeel heeft Dr.
de Moor, het behartigenswaardige woord ge
schreven „Wij trachten niet ons een denkbeeld
te vormen van wat die eeuwige pijniging moet
zijn voor hem, die geschapen was als een heer
lijke lichtdrager, maar die om zijn ongehoorzaam
heid waarin hij bovendien de menschheid mede-
sleepte, aan dit verderf ten prooi valt. Hier zwij-
ge de mensch, ootmoedig en aanbiddend, en late
het oordeel- aan den alleen machtigen en wijzen
God vertrouwend over".
Zoo is dan het einde van den grooten vijand
Gods, die met z'n groote macht zich stelde tot
een vijand Gods en van Christus en van Gods
volk.
Hoe groot zijn macht ook is en hoe fel ook
zijn woeden, hij wordt overwonnen door den
ruiter op het witte paard en zal de straf zijner
ongerechtigheid in eeuwigheid dragen.
Als we dit bedenken, verstaan we wat er staat
in vs 6 „Zalig en heilig is hij, die deel heeft
in de eerste opstanding over deze heeft de
tweede dood geen macht, maar zij zullen Pries
ters van God en Christus zijn en zij zullen met
Hem als Koningen heerschen duizend jaren".
Wanneer ze zalig en heilig worden genoemd,
die deel hebben aan de eerste opstanding, ge
schiedt dat op een drieërlei grond.
Eén daarvan is, dat ze met Christus de dui
zend jaren zullen heerschen. Wat dat beteekent
hebben we gezien. Een andere grond is, dat zij
Priesters mogen zijn van God en Christus. En
een derde hier als eerste genoemd is, dat
de tweede dood, dat is het met Satan geworpen
worden in den poel des vuurs, over hen geen
macht zal hebben.
De zaligheid van deze verlossing zal er niet
zijn voor allen.
In vs 5 wordt gesproken van de overigen der
dooden, die niet weder levend werden, totdat de
duizend jaren zouden geëindigd zijn.
Voor die overigen was het sterven niet, als
voor de ware geloovigen, een ingaan ten leven,
als een opstanding ten leven. Voor hen was het
sterven een ingaan in den dood, een wegzinken
in de eeuwige ellende. En over dezulken zal ook
de tweede dood macht hebben.
Zoo wordt hier indrukwekkend gepredikt, dat
het den goddelooze kwalijk zal gaan, den mensch,
die zonder God leeft en die zich in vijandschap
tegen God verzet de mensch, die den Middelaar
Gods en der menschen verwerpt.
Wat een oproep tot bekeering gaat er dan
door dit woord uit tot eiken onbekeerde, die het
hoort. De goddelooze verlate zijn weg en bekeere
zich tot dien God, die hem in Christus Zijn ge
nade biedt.
Aan de eerste opstanding heeft alleen deel de
mensch, die gelooft in den Heere Jezus Christus
die, zoo noodig, om Jezus' wil het leven prijs
geeft en die, in dit leven, zich verre houdt van
de zonde der aanbidding van het beest.
Dit Schriftdeel heeft dan ook rijke bemoediging
voor allen, die gelooven, die niet goddeloos zich
tegen God verzetten, maar .God zoeken door den
Middelaar in de verzoening van hun zonden.
Die Christus toebehooren hebben, wanneer zij
sterven, deel aan de eerste opstanding. Stervend
gaan ze het eeuwige leven in. Zij zullen dan met
Christus als koningen heerschen de duizend ja
ren en over hen heeft de tweede dood geen
macht.
En in dit leven mag hun tot troost zijn, dat
de Heere regeert. De teekenen der tijden schijnen
er op te wijzen, dat de heidenen beginnen te ont
waken. De „Christen'-volkeren hebben niet meer
de machtspositie van voorheen. Zoo zou de tijd
van Satans ontbinding wel eens kunnen gaan
aanbreken.
Maar hoe benauwd die tijd ook zal zijn voor
de ware geloovigen, zij mogen weten, dat hij
niet meer kan dan God toelaat. Losbreken kan
hij niet. Alleen dan kan hij kwaad doen als hij
losgelaten wordt om Gods Raad te dienen.
En als hij dan zal staan op het toppunt van
zijn macht, dan zal ook voor goed zijn macht
en heerschappij eindigen.
En dan komt het Koninkrijk Gods in al zijn
heerlijkheid.
HEIJ.
De Psalmberijming»
De waardeering voor de nieuwe Psalmberij
ming van Ds. Haspers is algemeen, in de kerke
lijke pers.
Zelden is een boek uitgekomen, dat er zoo
inging als dit werk en dat zoo gunstig is beoor
deeld.
Opmerkelijk is, dat niet alleen Gereformeer
den, maar ook de Hervormde Kerkbodes blijde
zijn. Zij allen getuigen, dat hier iets gegeven is,
dat zich stipt houdt aan den grondtext. Dat niet
afwijkt van wat-er-geschreven-staat. Geen rij
melarij, maar in dicht zetten van het Woord
Gods.
En wat nog meer opmerkelijk is de geheele
Roomsche Kerk heeft deze bundel geaccepteerd.
Zouden we dan werkelijk nog eens de tijd
beleven, dat we met alle christenen een lied ter
verheerlijking Gods opzingen. Het voorwoord
toont, dat die hoop bij Ds. Haspers aanwezig
is. Hij zegt
„De hier aangeboden berijming van de Psal
men van Israël op de oorspronkelijke melodiën
uit den zestienden eeuw, wil een algemeen chris
telijk werk zijn in den diepsten zin van het
woord. Het is reeds meermalen gebleken, dat
gemeenschappelijke arbeid tot het verstaan der
Heilige Schrift vele christenen, die kerkelijk ge
scheiden waren, weer onder Goddelijke leiding
tot elkander brachthoeveel te meer kan het in
alle eenvoudigheid samenzingen van het gees
telijke lied de harten voor elkaar ontsluiten en
de door onzen Heer en Verlosser zoo begeerde
eenheid der zijnen tot openbaring brengenmaar
wélke liederen kunnen op zoo verheven wijze
alle christenen samenbinden als de zangen van
het oude volk Israël, waarin Gods Geest de
menschen deed juichen en klagen, smeeken en
lofzingen van het volk, dat Gods belofte ontving
en waaruit de Zaligmaker der wereld geboren
werd
Ook schrijft hij „Weliswaar is krachtens een
besluit van de Staten-Generaal der Vereenigde
Nederlanden op 6 Mei 1772 in de Nederland-
sche taal een berijming van het boek der Psal
men vastgesteld en opgelegd aan de Nederland-
sche Gereformeerde Kerken en met geweld in
sommige provincies ingevoerd, maar noch deze
bemoeiing van overheidswege in zuiver kerke
lijke aangelegenheden, noch het resultaat van de
dooreenmenging van wel vijftig oude rijmwerken,
kon algemeene voldoening schenken. Het verzet
tegen de Staatsberijming bestaat voort tot op den
huidigen dag."
We hopen, dat deze berijming de verlangde
oplossing eens zal brengen en gezien de pers
recensies, is er hoop op een hartelijk accepteeren.
Boekenstroom.
In het maandblad Current Literature with a
classified list of publications staat o.m. het vol
gende
„Het jaar 1936 is weer een goed jaar geweest
voor het uitgeven van boeken. De protesten
zelfs van de zijde van de uitgevers waren niet
in staat de stroom van 16.944 boeken tegen te
houden. (Zestienduizend negenhonderd vier en
veertig Brieven in de pers, artikelen over de
moeilijkheid ze alle te recenseeren, baten niet.
De uitgevers, terecht of ten onrechte, kwamen
overeen dat er geen tekort aan boeken zou zijn."
Uit het bovenstaande kan zelfs een leek in
de boekenwereld wel opmaken, dat tegenwoor
dig er veel-te-veel geschreven wordt en dat
iedereen wil schrijven.
En we kunnen zeker de algemeenheid wel
poneeren, dat de qualiteit omgekeerd evenredig
is aan de quantiteit.
Bijna 17000 boeken in één jaar in Engeland
alleen.
En dan de overige landen nog.
Het doet ons denken aan het ontzaggelijke
aantal boeken, die ook in de theologische wereld
in ons landje verschijnen, waar geen bijhouden
meer aan is.
Om te zwijgen van het steeds meer wassende
aantal Kerkbodes. Wie de lijst van het pas uit
gekomen jaarboekje inziet kan constateeren, dat
er nog maar steeds meer nieuwe bladen bijko
men. Wordt het geen tijd, dat we eens iets van
Amerika gaan leeren, waar onze Christelijk Ge
reformeerde broeders één hoofdblad hebben.
Concentratie van krachten zou niet kwaad zijn.
Een machtig wapen.
Van bevriende zijde werd mij het Seinlicht
bezorgd. Een Protestantsch Christelijk Vakblad.
Daarin stond een artikel, dat voor ieder van be
lang is, die ook maar eenigszins meeleeft. Het
blad heeft een artikel geschreven over het feit,
dat de S.D.A.P. thans in haar dagbladpers de
200.000ste abonné heeft kunnen inschrijven.
Natuurlijk juicht de S.D.A.P. Kupers de voor
zitter van het socialistisch Vakverbond schrijft
„Ik heb reden, aan deze gelukwensch voor
de arbeiderspers, enkele woorden toe te
voegen. 200.000 abonné's is een mooi getal.
Maarwanneer wij nu bedenken, dat het
Neutrale Vakverbond 300.000 leden telt,
dan ligt de conclusie voor de hand, dat nog
altijd heel wat verbondsleden de bladen van
de arbeiderspers niet lezen en er de voorkeur
aan geven een burgerlijke krant voor hun
geestelijk voedsel te laten zorgen. Ik
schroom niet hier uit te spreken, dat zulke
vakbondsleden wel een vreemde opvatting
hebben van hun plichten."
Bij het bereiken van de 200.000 abonné s
geven we de verzekering niet te zullen rus
ten voordat ook het laatste lid van onze
- moderne vakbeweging zich op een van de
bladen van de arbeiderspers heeft geabon
neerd."
We zijn de Heer Kupers dankbaar voor dit
woord. Inderdaad, wie een blad leest ontvangt
door dat blad gewild of ongewild geestelijk voed
sel. En wie christen is en niet alleen maar heet,
die wil natuurlijk Christelijk voedsel.
Ik onderschrijf ten volle zijn woordendat
leden van de kerk van den Heere Jezus Christus
die er de voorkeur aan geven door niet-christenen
hun geestelijk voedsel te laten verzorgen, we
een vreemde opvatting van hun plichten nebben.
De pers is inderdaad een machtig wapen.
Vetgezette door mij.
A. H. OUSSOREN.