No. 4 Vrijdag 22 Januari 1937 51e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND* UIT HET WOORD* DADERS DES WOORDS* VAN VERRE EN NABIJ. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE i Ds. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE» F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn„ A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 DE ZONDE VAN DEN EIGENWILLIGEN GODSDIENST. Die daar zweren bij de schuld van Samaria, en zeggenZoo waarachtig als uw god van Dan leeft, en de weg van Berseba leeft en ze zullen vallen en niet weder opstaan. Amos 8:14. Amos heeft in den naam des HEEREN Israël bedreigd met een zeer zware strafhet zal hon ger hebben, niet naar brood, en dorst, niet naar water, maar om te hooren de woorden des HEE REN, en het zal overal heenzwerven, totdat het doodmoe is, om het woord des HEEREN te zoeken, maar zal het niet vinden. Waarom bedreigt nu Amos Israël met die zware straf Daarvoor waren zeer veel redenen, want de zonde van Israël was toen op een hoog tepunt gekomen. Het gaf, om enkele dingen te noemen, den Nazireërs wijn te drinken, en zei tot de profeten, dat zij niet profeteeren mochten het recht veranderden zij in alsem, de vrucht der gerechtigheid in bitteren galde mannen werden door hun vrouwen opgestookt steeds meer de arme menschen te exploiteeren, opdat zij op hun schoone divans te meer konden genietenzij waren uiterst stipt op den Sabbath, maar terwijl ze bezig waren met den dienst van Jahwe, hun kerden zij naar het oogenblik, dat ze verder kon den gaan met hun bedriegelijken handelvoor geld deden ze alles, verkochten ze zelfs een ar men man, omdat hij in gebreke bleef een paar schoenen te betalen ze leverden afval in plaats van koren. Om dit alles en om nog veel meer komt over Israël de dag des HEEREN als een dag van donkerheid en duisternisde HEERE kan al zulke zonden niet zien in het volk, dat Hij in souvereine genade Zich tot Zijn dienst heeft uitverkoren. Maar, als we al de zonden opgesomd hebben, die we hierboven aanhaalden, dan hebben wij de voornaamste oorzaak tot die schrikkelijke straf nog niet genoemd, dan hebben we nog niet ge sproken van de zonde, die den Heere het meest tergde, de zonde van hun eigenwilligen gods dienst. Dat is toch de voornaamste oorzaak, en daarom eindigt hoofdstuk 8, dat den schrik van den dag des HEEREN voor Israël teekent, met een aanwijzen van die zonde als hoofdoorzaak van hun verderf. Die daar zweren bij de schuld van Samaria. Hiermede is bedoeld het kalf, dat in Bethel stond. Daar in Bethel was immers het centrale heilig dom van Efraïm en van Samaria, daar was het hart van Israëls godsdienst. Maar daar in Bethel mag het hart van Israëls godsdienst niet zijn, dat moet zijn in Jeruzalem. En daar in Bethel mag geen kalf staan het tweede gebod had zoo iets nadrukkelijk aan Israël verboden. En daarom, Amos spreekt van de schuld van Samaria. Wat ze daar in Bethel doen, getuigt van hun zonde, van hun schuld. En ze zeggenZoo waarachtig als de god van Dan leeft. Ze zweren ook bij het kalf, dat in Dan staat, hun zonde gaat door het gansche land, tot Dan toe. En ze zeggen zoo waarachtig als de weg van Berseba is. Een eigenaardige, teekenende uitdruk king. Israël was toen alleszins godsdienstig, en in die godsdienstigheid trokken zij zelfs ter bede vaart naar Bethel. Wat een vroomheid Voor dien tocht moeten ze voorbij Bethel, waar het centrale heiligdom staat. Voor dien tocht moeten ze dwars door Juda, langs Jeruzalem, langs He- bron, moesten zij gaan naar de Zuidelijkste grens van het land. Was dat geen prestatie Was dat geen vroom heid Was dat geen echte godsdienst, het zoover te zoeken, er zooveel voor over te hebben r bij die groote prestatie, dat uitnemende '^Wtajn vroomheid zwoeren ze nu zoo waar achtig als de weg naar Berseba is. Kan iets beter blootleggen het diep-zondige in Israël Ze leefden bij goden, die zij zichzelf ver koren hadden, bij vroomheid, die zij zelf bedacht hadden, bij prestaties van godsdienstigheid, die zij zichzelf hadden opgelegd. Het herinnerde alles in naam aan den God, Dien ze dienen moesten, maar metterdaad verloochenden zij Hemze dienden Hem niet, wandelden in Zijn inzettingen niet, ze waren wel godsdienstig, maar leefden niet naar het Woord des HEEREN. Maar daarover moet dan ook het gericht ko men. Het moet ook komen over al die andere zonden, maar het komt toch inzonderheid over die schrikkelijke zonde ze zullen vallen en niet weer opstaan. De wraak des Vèrbonds komt, en die wraak des Verbonds maakt voor goed een einde aan het zelfstandig bestaan der tien stammen en na dertig jaren is dit woord ont zettend vervuld De zwaarste zonde is de zonde van een gods dienst, die wij zelf bedacht hebben. Dat gelooven wij haast nietwij wijzen hoeren na, en hebben een groot woord over menschen, die bedriegelijk zijn in den handel, en als iemand steelt, dan ver- oordeelen we hem scherp, en als er maar aan ontheiliging van den Sabbath gedacht kan wor den, staan wij al weer klaar voor ons oordeel. Inderdaad, al die zonden zijn erg, en als wij ons aan die zonden schuldig maken, moeten wij ons voor God verootmoedigen, en moeten wij ons onderwerpen aan de tucht van Zijn Woord en van Zijn kerk. Maar we moeten nooit vergeten, dat geen zonde God bitterder vertoornt dan het dienen van andere goden of het dienen van Hem in eigenwilligen godsdienst, en we zijn juist zoozeer geneigd die zonden goed te praten. Dat mag niet: we moeten Hem dienen naar Zijn Woord, naar Zijn inzettingen. Geen eigenwillige godsdienst worde onder ons gevonden hij mag er niet zijn en wat baat het ons, als wij dien beoefenen. Wat baatte Israël die uitnemende vroomheidsprestatie van dien tocht naar Bersebawat baatte Israël al die andere vroomheidsuitingen, waar de boeken van Hosea en Amos van verhalen, zoolang het den HEERE verwierp over dat alles kwam juist het gericht. Geve de HEERE, dat wij acht geven op het geen Zijn woord ons zegt van eigenwilligen gods dienst, opdat wij ons dien niet verkiezen boven den dienst van Hem naar Zijn getuigenis. Ach, ons hart is daartoe zoo geneigd. We wil len wel godsdienstig zijn, maar willen dan zoo gaarne dien godsdienst zelf uitdenken. We wor den zelfs boos, als iemand tot ons zeggen zou, dat we niet Christelijk zijn, en toch, van nature zijn we godsdienstig, maar niet Christelijk, onze godsdienstigheid gaat vaak zelfs in tegen de eischen van den Heere Jezus. Dat we dan niet godsdienstig zijn, zooals onze natuur ons dat ingeeft, maar dat we dan gods dienstig zijn naar het woord van Christus, Die ons zegt hoe de Vader gediend wil worden. En dat woord wijst ons niet naar vroomheidspresta ties, naar uitnemende blijken, hoe ernstig wij het meenen, dat woord wijst ons naar het bloed der verzoening, en naar den dienst van God, steu nend op dat bloed der verzoening. Wat eischt de HEERE van u, o Israël Oot moedig te wandelen met God, geloovend, dat onze schuld is voldaan door het bloed van den Heere Jezus Christus. Daar wil de mensch van nature niet aan, hij wil veel liever den tocht naar Berseba maken, maar de geloovige heeft in dien dienst een vermaak en het is zijn gebed, dat hij zijn Vader niet bedroeve door eenige zdnde, maar bovenal is het zijn gebed, dat Hij Zijn Vader niet bedroeve door eigenwilligen godsdienst. Meliskerke. M. VREUGDENHIL. ONS ZENDINGSBLAD, De Deputaten der Generale Synode voor de Zending onder Heidenen en Mohammedanen zonden aan alle kerkeraden een circulaire, over Het Zendingsblad, waarin zij er op wezen, hoe noodzakelijk het is, dat de oplaag van dit Blad niet vermindere maar zoo mogelijk nog hooger worde opgevoerd. Het is gewenscht, dat niet alleen de kerkera den van die circulaire kennis nemen, maar dat het belang dezer zaak tot alle leden onzer kerken doordringe. Dan zal de poging van kerkeraden of Zendingscommies om het blad in alle gezinnen te brengen des te beter kunnen slagen. Daarom nemen we die circulaire hieronder volledig op. Aan de Eerwaarde Raden van de Gereformeerde Kerken in Nederland, Zeer geachte Broeders De Generale Synode heeft ons de bezorging der uitgave van het Zendingsblad opgedragen. Dat geeft ons vrijmoedigheid ons tot U te richten met een dringend verzoek. Het Zendingsblad, dat op last van de Kerken wordt uitgegeven en geheel het eigendom der Kerken is, heeft in hoofdzaak ten doel het be langrijkste betreffend den arbeid onzer Zending op Midden-Java en Soemba mede te deelen om daardoor de kennis van en de liefde voor dit zoo bijzonder gezegend werk te bevorderen. Na aftrek van de noodzakelijke kosten, die aan de uitgave zijn verbonden, komt de opbrengst van het blad geheel ten goede van de gezamen lijke Zendingskas. Den laatsten tijd bracht dit, niettegenstaande het blad zeer goedkoop is, elk jaar toch aan deze kas eene zeer aanzienlijke bate. De zeer groote uitgaven, die deze kas heeft te doen, konden voor een aanmerkelijk deel uit de opbrengst van het Zendingsblad worden ge dekt. Indien de Generale Kas deze inkomst dierf, zouden alle Kerken boven wat zij nu bijdragen, elk jaar twee extra collecten moeten houden voor de instandhouding van Uw gemeenschappelijk Zendingswerk. Ondanks het belang, dat de Zending onzer Kerken bij haar Zendingsblad heeft, zijn er ech ter steeds nog onderscheidene Kerken, waar het blad bijna niet komt. Het Zendincjsblad, dat het blad van de Kerken zelf is, heeft er recht op dat het komt in alle huizen, waar leden onzer Kerken wonen. Stellig wordt daardoor ook de belangstelling en de liefde versterkt voor het heerlijk werk der Zending, waartoe de Heere onze Kerken roept en ver waardigt. Mitsdien verzoeken wij U dringend om, voor zooveel dit in Uwe Kerk nog noodig is, met kracht te willen bevorderen, dat het Zendings blad moge komen in alle gezinnen, die tot Uw Kerk behooren. Met broedergroete en heilbede, De deputaten der Generale Synode voor de Zending onder Heidenen en Mohammedanen, D. POL, Voorz. A.' H. VAN MINNEN, Ass. P. C. DE BRUYN. N. DUURSEMA. R. HAMMING. H. HANGELBROEK. A. C. HEIJ. M. MEIJERING. G. M. VAN RENNES. J. DE VRIES. G..VAN DER ZANDEN. W. BREUKELAAR, Scriba. December 1936. HET OORDEEL OVER SATAN Openb. 20 1—10 (III) (Het definitieve oordeel na korten tijd van loslating). Spreekt dit Schriftdeel over het oordeel over Satan, in de binding, waarmee hij gedurende duizend jaren gebonden wordt en door de triumf, waarmee dan de martelaren en de geloovigen over hem triumfeeren, het vermeldt ook het de finitieve oordeel, dat hij met het beest en den valschen profeet geworpen wordt in den poel van vuur en sulfer. Maar vóór het daartoe komt wordt hij eerst eenigen tijd losgelaten. En wanneer de duizend jaren zullen geëindigd zijn, zal de Satan uit zijn gevangenis ontbonden worden (vs 7). Er is op te letten, dat hier niet staat, dat de Satan dan zal losbreken uit de gevangenis, maar losgelaten zal worden. Stond het in zijn macht los te breken, dan zou hij dat zeker doen, maar die gelegenheid heeft hij niet. Als hij uit de banden loskomt is dat niet om dat hij zelf die verbreekt, maar omdat hij voor een korten tijd wordt ontbonden. Alleen naar Gods Raad is er voor hem loslating maar dan voor een korten tijd. Dan wordt hij niet meer verhinderd om de volkeren te verleiden. En als hij daarin niet meer verhinderd wordt, doet hij dat aanstonds. Inner lijk was hij gedurende die duizend jaren niet ver anderd hij bleef dezelfde trotsche woeste vijand Gods. En dan gaat hij uit om de volken te verleiden, die in de vier hoeken der aarde zijn en die hier genoemd worden met de namen Gog en Magog. Deze namen komen in Ez. 38 2 voor als die van de vijanden van Gods volk. Deze volkeren gaat Satan dan vergaderen tot den krijg. En deze, de heidenen en Mohammedanen, welker getal is als het zand aan de zee, laten zich vergaderen. Op de breedte der aarde komen ze op en ze omringen de legerplaats der heiligen en de geliefde stad. In geweldige menigte komen ze van alle kanten aanzetten en hun doel is dan, de gemeente Gods finaal uit te roeien. Benauwdheid is de tijd, die dan voor de ware geloovigen aanbreekt. Maar hun benauwing zal maar kort duren. De tijd, die den Satan gegund wordt, is maar kort. Als die volkeren zich zoo vergaderd hebben tegen de legerplaats van Gods heiligen daalt er vuur neder van God uit den hemel en verslindt deze vijanden. En dan komt ook het definitieve, het vreese- lijke oordeel over den Satan. Vers 10 zegt„En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel van vuur en sulfer, alwaar het beest en de valsche profeet is en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid". Dan wordt de overste dezer wereld uitgeworpen. Bij de vermelding van dit oordeel heeft Dr. de Moor, het behartigenswaardige woord ge schreven „Wij trachten niet ons een denkbeeld te vormen van wat die eeuwige pijniging moet zijn voor hem, die geschapen was als een heer lijke lichtdrager, maar die om zijn ongehoorzaam heid waarin hij bovendien de menschheid mede- sleepte, aan dit verderf ten prooi valt. Hier zwij- ge de mensch, ootmoedig en aanbiddend, en late het oordeel- aan den alleen machtigen en wijzen God vertrouwend over". Zoo is dan het einde van den grooten vijand Gods, die met z'n groote macht zich stelde tot een vijand Gods en van Christus en van Gods volk. Hoe groot zijn macht ook is en hoe fel ook zijn woeden, hij wordt overwonnen door den ruiter op het witte paard en zal de straf zijner ongerechtigheid in eeuwigheid dragen. Als we dit bedenken, verstaan we wat er staat in vs 6 „Zalig en heilig is hij, die deel heeft in de eerste opstanding over deze heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen Pries ters van God en Christus zijn en zij zullen met Hem als Koningen heerschen duizend jaren". Wanneer ze zalig en heilig worden genoemd, die deel hebben aan de eerste opstanding, ge schiedt dat op een drieërlei grond. Eén daarvan is, dat ze met Christus de dui zend jaren zullen heerschen. Wat dat beteekent hebben we gezien. Een andere grond is, dat zij Priesters mogen zijn van God en Christus. En een derde hier als eerste genoemd is, dat de tweede dood, dat is het met Satan geworpen worden in den poel des vuurs, over hen geen macht zal hebben. De zaligheid van deze verlossing zal er niet zijn voor allen. In vs 5 wordt gesproken van de overigen der dooden, die niet weder levend werden, totdat de duizend jaren zouden geëindigd zijn. Voor die overigen was het sterven niet, als voor de ware geloovigen, een ingaan ten leven, als een opstanding ten leven. Voor hen was het sterven een ingaan in den dood, een wegzinken in de eeuwige ellende. En over dezulken zal ook de tweede dood macht hebben. Zoo wordt hier indrukwekkend gepredikt, dat het den goddelooze kwalijk zal gaan, den mensch, die zonder God leeft en die zich in vijandschap tegen God verzet de mensch, die den Middelaar Gods en der menschen verwerpt. Wat een oproep tot bekeering gaat er dan door dit woord uit tot eiken onbekeerde, die het hoort. De goddelooze verlate zijn weg en bekeere zich tot dien God, die hem in Christus Zijn ge nade biedt. Aan de eerste opstanding heeft alleen deel de mensch, die gelooft in den Heere Jezus Christus die, zoo noodig, om Jezus' wil het leven prijs geeft en die, in dit leven, zich verre houdt van de zonde der aanbidding van het beest. Dit Schriftdeel heeft dan ook rijke bemoediging voor allen, die gelooven, die niet goddeloos zich tegen God verzetten, maar .God zoeken door den Middelaar in de verzoening van hun zonden. Die Christus toebehooren hebben, wanneer zij sterven, deel aan de eerste opstanding. Stervend gaan ze het eeuwige leven in. Zij zullen dan met Christus als koningen heerschen de duizend ja ren en over hen heeft de tweede dood geen macht. En in dit leven mag hun tot troost zijn, dat de Heere regeert. De teekenen der tijden schijnen er op te wijzen, dat de heidenen beginnen te ont waken. De „Christen'-volkeren hebben niet meer de machtspositie van voorheen. Zoo zou de tijd van Satans ontbinding wel eens kunnen gaan aanbreken. Maar hoe benauwd die tijd ook zal zijn voor de ware geloovigen, zij mogen weten, dat hij niet meer kan dan God toelaat. Losbreken kan hij niet. Alleen dan kan hij kwaad doen als hij losgelaten wordt om Gods Raad te dienen. En als hij dan zal staan op het toppunt van zijn macht, dan zal ook voor goed zijn macht en heerschappij eindigen. En dan komt het Koninkrijk Gods in al zijn heerlijkheid. HEIJ. De Psalmberijming» De waardeering voor de nieuwe Psalmberij ming van Ds. Haspers is algemeen, in de kerke lijke pers. Zelden is een boek uitgekomen, dat er zoo inging als dit werk en dat zoo gunstig is beoor deeld. Opmerkelijk is, dat niet alleen Gereformeer den, maar ook de Hervormde Kerkbodes blijde zijn. Zij allen getuigen, dat hier iets gegeven is, dat zich stipt houdt aan den grondtext. Dat niet afwijkt van wat-er-geschreven-staat. Geen rij melarij, maar in dicht zetten van het Woord Gods. En wat nog meer opmerkelijk is de geheele Roomsche Kerk heeft deze bundel geaccepteerd. Zouden we dan werkelijk nog eens de tijd beleven, dat we met alle christenen een lied ter verheerlijking Gods opzingen. Het voorwoord toont, dat die hoop bij Ds. Haspers aanwezig is. Hij zegt „De hier aangeboden berijming van de Psal men van Israël op de oorspronkelijke melodiën uit den zestienden eeuw, wil een algemeen chris telijk werk zijn in den diepsten zin van het woord. Het is reeds meermalen gebleken, dat gemeenschappelijke arbeid tot het verstaan der Heilige Schrift vele christenen, die kerkelijk ge scheiden waren, weer onder Goddelijke leiding tot elkander brachthoeveel te meer kan het in alle eenvoudigheid samenzingen van het gees telijke lied de harten voor elkaar ontsluiten en de door onzen Heer en Verlosser zoo begeerde eenheid der zijnen tot openbaring brengenmaar wélke liederen kunnen op zoo verheven wijze alle christenen samenbinden als de zangen van het oude volk Israël, waarin Gods Geest de menschen deed juichen en klagen, smeeken en lofzingen van het volk, dat Gods belofte ontving en waaruit de Zaligmaker der wereld geboren werd Ook schrijft hij „Weliswaar is krachtens een besluit van de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden op 6 Mei 1772 in de Nederland- sche taal een berijming van het boek der Psal men vastgesteld en opgelegd aan de Nederland- sche Gereformeerde Kerken en met geweld in sommige provincies ingevoerd, maar noch deze bemoeiing van overheidswege in zuiver kerke lijke aangelegenheden, noch het resultaat van de dooreenmenging van wel vijftig oude rijmwerken, kon algemeene voldoening schenken. Het verzet tegen de Staatsberijming bestaat voort tot op den huidigen dag." We hopen, dat deze berijming de verlangde oplossing eens zal brengen en gezien de pers recensies, is er hoop op een hartelijk accepteeren. Boekenstroom. In het maandblad Current Literature with a classified list of publications staat o.m. het vol gende „Het jaar 1936 is weer een goed jaar geweest voor het uitgeven van boeken. De protesten zelfs van de zijde van de uitgevers waren niet in staat de stroom van 16.944 boeken tegen te houden. (Zestienduizend negenhonderd vier en veertig Brieven in de pers, artikelen over de moeilijkheid ze alle te recenseeren, baten niet. De uitgevers, terecht of ten onrechte, kwamen overeen dat er geen tekort aan boeken zou zijn." Uit het bovenstaande kan zelfs een leek in de boekenwereld wel opmaken, dat tegenwoor dig er veel-te-veel geschreven wordt en dat iedereen wil schrijven. En we kunnen zeker de algemeenheid wel poneeren, dat de qualiteit omgekeerd evenredig is aan de quantiteit. Bijna 17000 boeken in één jaar in Engeland alleen. En dan de overige landen nog. Het doet ons denken aan het ontzaggelijke aantal boeken, die ook in de theologische wereld in ons landje verschijnen, waar geen bijhouden meer aan is. Om te zwijgen van het steeds meer wassende aantal Kerkbodes. Wie de lijst van het pas uit gekomen jaarboekje inziet kan constateeren, dat er nog maar steeds meer nieuwe bladen bijko men. Wordt het geen tijd, dat we eens iets van Amerika gaan leeren, waar onze Christelijk Ge reformeerde broeders één hoofdblad hebben. Concentratie van krachten zou niet kwaad zijn. Een machtig wapen. Van bevriende zijde werd mij het Seinlicht bezorgd. Een Protestantsch Christelijk Vakblad. Daarin stond een artikel, dat voor ieder van be lang is, die ook maar eenigszins meeleeft. Het blad heeft een artikel geschreven over het feit, dat de S.D.A.P. thans in haar dagbladpers de 200.000ste abonné heeft kunnen inschrijven. Natuurlijk juicht de S.D.A.P. Kupers de voor zitter van het socialistisch Vakverbond schrijft „Ik heb reden, aan deze gelukwensch voor de arbeiderspers, enkele woorden toe te voegen. 200.000 abonné's is een mooi getal. Maarwanneer wij nu bedenken, dat het Neutrale Vakverbond 300.000 leden telt, dan ligt de conclusie voor de hand, dat nog altijd heel wat verbondsleden de bladen van de arbeiderspers niet lezen en er de voorkeur aan geven een burgerlijke krant voor hun geestelijk voedsel te laten zorgen. Ik schroom niet hier uit te spreken, dat zulke vakbondsleden wel een vreemde opvatting hebben van hun plichten." Bij het bereiken van de 200.000 abonné s geven we de verzekering niet te zullen rus ten voordat ook het laatste lid van onze - moderne vakbeweging zich op een van de bladen van de arbeiderspers heeft geabon neerd." We zijn de Heer Kupers dankbaar voor dit woord. Inderdaad, wie een blad leest ontvangt door dat blad gewild of ongewild geestelijk voed sel. En wie christen is en niet alleen maar heet, die wil natuurlijk Christelijk voedsel. Ik onderschrijf ten volle zijn woordendat leden van de kerk van den Heere Jezus Christus die er de voorkeur aan geven door niet-christenen hun geestelijk voedsel te laten verzorgen, we een vreemde opvatting van hun plichten nebben. De pers is inderdaad een machtig wapen. Vetgezette door mij. A. H. OUSSOREN.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1937 | | pagina 1