KERKNIEUWS. OFFICIEELE BERICHTEN, delijke Overlevering, die ge gelijkwaardig noemt met den Bijbel. Wij met den Bijbel alléén. Pater Vermaat tracht nu aan te toonen, dat die Overlevering goddelijk en gelijkwaardig is aan den Bijbel. Daarom is het ons nu niet te doen in dit artikel. Wel willen we nagaan of de uitspraken over het Prótestantsche standpunt juist zijn ja dan neen. En we willen bij voorbaat zeggen één van beiden, öf Pater Vermaat geeft blijk van niet op de hoogte te zijn, öf hij en dat willen we nog niet aanvaarden hij spreekt niet juist. Als we toch spreken over het Prótestantsche standpunt, waarover spreken we dan Spreken we dan over de meening van Professor die en die, en de meening van allerlei secten, mysticis- ten enz. enz. Als we spreken over het zoogenaamde „Katho lieke" standpunt, spreek ik dan over de meening van Georg Hermes, van Franz von Baader, Ronge, Czerski, over de voorstelling van Saint Simon, Auguste Comte, de Pöschlianen, de An- tonianen, de Adamnieten, allerlei secten, die zich in de Roomsch Katholieke openbaarden En over de honderden secten in de Grieksch Katholieke kerk rep ik maar met geen woord. Neen, dan ga ik naar de belijdenisschriften. In casu ik ga na, wat Trente gezegd heeft. Dan weet ik, wat Rome belijdt. Ik ga na de officieele uitspraken van de Kerk zelve en niet wat Jan en Piet en Klaas belieft te beweren. Als ik dus het Katholicisme beoordeel, dan heb ik niet het recht de uitspraken van groepen, secten aan te dienen als de uitspraken van het Katholicisme. Nu één vraag U kent toch de uitspraak van Jezus zooals gij wilt, dat de menschen U doen, doet Gij het alzóó. Als U als „Katholieke" geestelijke gaarne wilt, dat de Protestanten U zullen beoordeelen naar Uw officieele uitspraken, doet gij het dan ook Want dat is nu juist het punt wat ik tegen Pater Vermaat heb. Bewust of onbewust wordt ons hier iets in de schoenen geschoven. Wat Pater Vermaat beweert is niet waar. U kunt geen officieele belijdenis van de Reformatoren aanwijzen, U kunt nergens een officieele kerk- uitspraak citeeren van de Prótestantsche kerken, die zegt wat U zegt„De vraag hoe vele boeken onder de ingeving van den Heiligen Geest ge schreven zijn, wordt uitgemaakt door de per soonlijke inwendige verlichting van den Heiligen Geest". U kunt geen belijdenis noemen, waarin staat wat U beweert„Ieder persoon heeft het recht den zin van den Bijbel uit te leggen door zijn eigen privaatoordeel, dat beweerd wordt door den Heiligen Geest verlicht te zijn". U kunt geen belijdenis noemen, waarin staat De Bijbel bevat de geheele Openbaring. U begrijpt me goed ik spreek hier niet over de-meening-van-een-groep, die zich protestant belieft te noemen, over valsch-mystieken, over Anabaptisten en dergelijken, maar ik spreek hier over de officieele uitspraken van de Protestan ten, zooals die vervat zijn in de Oude Belijdenis schriften, die met name door de Gereformeerde Kerken gehandhaafd worden. Ik wil me verduidelijkenNóch de Neder- landsche Geloofsbelijdenis, noch de Dordtsche leerregels, nóch de vijf artikelen tegen de Re monstranten, bevatten ook maar een schijn van deze bewering. Dit zijn dan de belijdenisschrif ten van de Gereformeerde- en Hervormde kerk. Wat ze dan wel beweren op dit punt Daar over een volgend artikel. A. H. OUSSOREN. DE GESCHILPUNTEN TUSSCHEN DE CHR. GEREF. KERK EN ONZE KERKEN. VIII. De confessioneele bezwaren (3). De veronderstelde wedergeboorte. Dat is nu het schiboleth der Chr. Gerefor meerden. Wij beschouwen alle gedoopten als uit verkorenen, waarschuwen niet meer ernstig tegen de zonden, wekken niet op tot geloof en bekee ring het zal immers wel in orde komen. Aldus wordt in algemeene populaire trekken een carri- catuur gegeven van de onder ons gehuldigde, „onschriftuurlijke" verbondsleer. Het is niet onze eenige dwaling. O, neen. Uit het „supra-lapsarisme" zoo heet het, zijn voortgesproten de leer van de rechtvaardigma- king van eeuwigheid de onmiddellijke wederge boorte, de veronderstelde wedergeboorte als grond voor den doop, alles saam te vatten in de eene stelling, dat wij de geheele gemeente met haar zaad als wedergeborenen beschouwen. Heel naïef zouden wij tegenover deze beschou wing nu wel kunnen stellen het „supra-lapsa- risme" heeft onder ons afgedaan broeders en als de wortel weg is zullen ook de stengels en vruchten wel verdorren. Ook zouden wij kunnen zeggenwij prediken de rechtvaardigmaking door het geloof alleen, precies zooals zij wordt omschreven in Zondag 23 van den Catechismus. Wij laten er niets van weg en doen er niets bij. En wat de „onmiddellijke wedergeboorte" be treft, bedoelt gij dat wij de samenhang tusschen „inwendige" en „uitwendige" roeping doorsnij den Ons dunkt in onze kerken wordt juist de eenheid van beide zéér sterk geaccentueerd of wilt gij misschien zeggen, dat wij roeping en wedergeboorte scheiden. Daarover zijn inder daad door Gereformeerden wel eens ondoordach te dingen geschreven en gevaarlijke beelden ge bruikt. Eens is de verhouding van roeping en wedergeboorte een strijdvraag geweest binnen onze kerken, zooals er vandaag weer andere „strijdpunten" of meeningsgeschillen zijn som migen zijn er dadelijk bij om te spreken van „leergeschillen". Maar zijn dat nu geschilpunten geweest die recht gaven elkaar te verketteren, de kerkelijke eenheid te verbreken, öf in gedeeld- heid te volharden Men kan in „Voor Waarheid en Recht" en „Na vijf en twintig jaren" en „Dr. A. Kuyper en de sluimerende wedergeboorte" van docent J. J. van der Schuit een uitnemende bloemlezing vinden van aanvechtbare zinsneden van den ouden Kuyper en zijn beide zonen professor H. H. en Dr. A. Kuyper van Rotterdam en van de scherpe, dikwijls juiste kritiek daarop door Ge reformeerden als professor Lindeboom, Wielenga en enkele anderen. Het is merkwaardig, dat juist die felle strijders het kerkverband niet hebben verbroken. De Christelijke Gereformeerden wek ken den indruk, dat zij pronkend met geleende wapens uit ons eigen kerkelijk arsenaal, zeggen hoe kunnen wij nu met u samen leven, zie eens, wat uw eigen mannen hebben gezegd, terwijl zij vergeten er bij te zeggen, dat die eigen mannen hun wapens nooit zóó hebben gehanteerd, als de Christelijke Gereformeerde wapendragers dat zij het juist zóó niet wilden. Doch het maken van dergelijke opmerkingen richt erg weinig uit. Er staat nu eenmaal iets in den weg. Dat zou eerst moeten worden weggeruimd, naar het steeds weer heet. En dat is 1905. Dat is de uitspraak van deze Synode inzake de leergeschillen, die destijds aan de orde waren, speciaal de beroemde zinsnede over de veronder stelde wedergeboorte. Nadrukkelijk heeft de Synode van de Chr. Geref. Kerk, in haar, reeds in een van onze vroegere artikelen gememoreerd antwoord, verklaard „Wij mogen U niet ver- heelen, dat, zoolang de besluiten Uwer Synode van 1905 te Utrecht, door U worden gehand haafd, er, naar onze overtuiging, voor vruchtbare samenspreking geen grond is". Het is duidelijk. 1905 is de sta-in-den-weg. De Synode van 1905 heeft zich moeten uit spreken over de vraag hoe wij de kinderen der gemeente, het zaad des Verbonds te beschouwen hebben. Door Dr. A. Kuyper Sr. waren op dit punt dingen geschreven, welke sommigen niet in overeenstemming met Schrift en belijdenis acht ten. Zoo had hij o.a. geschreven, dat het zaad des Verbonds, hetwelk naar het doopsformulier duidelijk zegt „in Christus geheiligd" is, voor wedergeboren moest worden gehouden. Dit ging naar sommiger meening te ver, en miste schrif tuurlijke grond huns insziens. Inderdaad ging Kuyper hier o.i. verder dan hij mocht gaan. Hij deed dit niet uit zucht tot dwa ling. Zijn bedoeling was geen andere dan de vastigheden van het Verbond, waarvan het doopsformulier zoo heerlijk getuigt, duidelijk in het licht te stellen, en ze den menschen op het hart te binden. Om die vastigheden te verdedigen tegen velen die ze door individualisme en sub jectivisme ondermijnden voor het besef der ge- loovigen, liet Dr. Kuyper zich wel eens te ver voeren in de omgekeerde richting. Niet alsof hij te veel bouwde op de vastigheden, die God ge geven heeft. Dat kan niet. Nooit Maar wel aldus, dat hij om de menschen overtuigen, te veel ging afleiden uit de beloften Gods, langs den weg van abstract logische rede neering. Uitgaande van hetgeen Gods Woord buiten allen twijfel stelt, n.l. dat de HEERE ook de God van ons zaad is en blijft, en onze kin deren „in Christus geheiligd" zijn, en daarnaast overtuigd, dat de onderscheiding „uitwendige heiliging" zeker te kort deed aan de heerlijkheid van Gods werkelijke beloften voor ons en ons zaad, ging Kuyper logisch redeneeren, het een en het ander afleiden, om zoo te betoogen, dat de verbondsbelofte reëele beteekenis heeft voor elk kind des Verbonds. Geen vormelijke, uit wendige, eigenlijk niets zeggende, maar werke lijke inwendige beteekenis. Wellicht speelde het schema inwendig-uitwendig hier ook een gevaar lijke rol. Tegen de veruitwendigers van de ver- bondsbeloften en -rechten blijft, indien men in dit schema denkt, immers geen ander verweer over dan te vervallen in het accentueeren van het „in wendige". In het andere uiterste. Dit deed Kuy per. Op deze wijze als onze kinderen in Christus geheiligd zijn, in genade aangenomen, erfgenamen van het rijk Gods, dan moeten wij daaruit con- cludeeren, dat er ook inwendig wat met hen is geschied. Al zien wij daar niets van. En wat is het eerste inwendige werk des Geestes De wedergeboorte. Dus moeten wij van hen, die in „genade aangenomen zijn" wel veronderstellen, dat zij wedergeboren zijn, totdat het tegendeel blijkt bij het opgroeien. Indien wij aldus niet ver onderstellen, dan blijft niets anders over dan te zeggen, dat de beloften slechts „uitwendige" be teekenis hebben, slechts „vorm" zijn, buiten de genade des Geestes heelemaal om gaan. En hou den wij feitelijk van de heerlijke kracht van 't Verbond niets over dan een leege schijn. En daar wilde Kuyper nu juist zoo ver mogelijk vandaan. Men gevoelt het, aldus klopte het lo gisch betoog volkomen. Maar abstract logisch deduceeren, het een afleiden uit het ander, zon der voor elke volgende stap schriftuurlijke fun deering te hebben, kan tot gewaagde en beslist onjuiste stellingen brengen. Dat geldt voor Kuy- per's betoog op dit punt, maar het geldt even zeer voor de „veruitwendigers" van het Verbond. Zij komen langs denzelfden weg van het abstract logisch redeneeren tot de conclusie, dat de be loften van het zaad des Verbonds slechts „uit wendige" beteekenis kunnen hebben. Zoowel het een als het ander van deze twee tegenoverge stelde conclusies draagt het stempel van een ze ker intellectualisme. Wij hebben eenvoudig geloovig bij de Schrift te blijven. Bij de vastigheden, die het Woord ons geeft. In ons afleiden zeer voorzichtig te zijn. De Synode van 1905 heeft, toen haar de vraag werd voorgelegd, hoe wij het zaad des Verbonds te beschouwen hebben, nadrukkelijk uitgespro ken, dat de veronderstelde wedergeboorte niet de grond van den doop is. Niemand in onze Kerken zal daaraan tornen. Niemand denkt daaraan. Als er een ding is, waarover volledige eenstemmigheid onder ons bestaat, dan is het de belofte Gods als grond voor den doop. Het is daarom onbegrijpelijk, dat in het eerder genoemde boekje van Ds. A. M. Berkhoff, dat als leiddraad voor de Chr. Geref. J. V. dienst doet, heel gewoon, als gold het de natuurlijkste zaak der wereld, te lezen staat, dat bij ons de wedergeboorte als grond voor den doop wordt beschouwd.1) Wij laten het betreffende gedeelte uit de uit spraak van 1905 hier volgen De Synode ver klaart „dat volgens de Belijdenis onzer kerken, hei zaad des Verbonds, krachtens de belofte Gods te houden is voor wedergeboren en in Christus geheiligd, totdat bij het opwassen uit hun wandel of leer het tegendeel blijkt dat het echter minder juist is te zeggen, dat de doop aan de kinderen der geloovigen bediend wordt op grond van hun onderstelde wedergeboorte, om dat de grond voor den doop is het bevel en de belofte Gods'-) dat voorts het oordeel der lief de, waarmede de Kerk het zaad des Verbonds voor wedergeboren houdt, geenszins zeggen wil, dat daarom elk kind wedergeboren zou zijn, om dat Gods Woord ons leert, dat niet allen Israël zijn, die uit Israël zijn Dit is duidelijk. Helaas valt men van Chr. Geref. zijde nogal eens over het „minder juist" hetgeen dan „on juist" zou moeten zijn. Maar als men de geheele zinsnede leest kan niemand ontkennen, dat de Synode nadrukkelijk als grond voor den doop heeft aangewezen, dien grond, dien wij ook allen als zoodanig geloovig erkennen. En mag men niet over één woord vallen. Een andere vraag is tenslotte deze, of het niet beter ware geweest, dat „veronderstelde weder geboorte" geheel had afgewezen, haar althans niet had gesteld als min of meer synoniem met „in Christus geheiligd". Zooals uit het bovenstaande gebleken is nei gen wij er toe om deze vraag bevestigend te beantwoorden. Indien eens zou blijken, dat in het handhaven van deze uitdrukking de steen des aanstoots lag voor de Christelijke Gereformeerde broeders, dan zouden wij niet aarzelen in over weging te geven, deze uitdrukking te corrigeeren, althans nauwkeurig te toetsen en haar schriftuur lijke grond te onderzoeken. Zou er bezwaar zijn om een vroegere Syno dale uitspraak eens te herzien. Het spreekt van zelf, dat dan het heele vraagstuk van de beschou wing der gemeente opnieuw aan Schrift en be lijdenis moest worden getoetst. Ook de Christe lijk Gereformeerde opvattingen op dit punt. O.i. is er niets tegen zulk een onderzoek, maar alles er voor. Op één voorwaarde, dat het ge schiede zonder neven bedoelingen, met de op rechte begeerte elkaar te verstaan en toenadering te zoeken. Zoo zou het strekken tot ware refor matie van het Gereformeerde leven in den ruim- sten zin, en tot eere Gods. Brouwershaven. J. MEESTER. A. M. BerkhoffKorte handl. bij de Gesch. der Chr. Geref. Kerk. 2e dr. 1926. Ruim 20 jaren na 1905 werd het boekje voor de tweede maal gedrukt en de enorme onwaar heid bleef staan. Hoe is 't mogelijk Is dit strij den voor de waarheid of om handhaving van zichzelf De verantwoordelijkheid schuive men niet alleen op Ds. B. Ook het bestuur van den Bond van Chr. Geref. J. V. is schuldig. 2) Wij lieten deze regel met vette letters drukken. Corrigendum. In het vorige artikel kwa men enkele zet- of schrijffouten voor het ergste was de miszetting van een paar namen. Siscator moet natuurlijk zijn Piscator en voor Bera ge lieve O te lezen Beza. ONDER DE SCHIPPERS. In langen tijd hebt U niets gehoord van ons werk. Dit beteekent niet, dat we op de plaats hebben gerust. Al zijn dan geen nieuwe perspec tieven geopend, en al hebben dan geen wereld schokkende gebeurtenissen plaats gehad, het werk is begrepen geweest in een stage voort gang, wat overigens ook overeenkomt met het karakter van het Koninkrijk Gods, dat Christus vergelijkt met het zuurdeesem. Veel wat niet aan de groote klok kan worden gehangen, veel van wat maar weinigen weten, ja misschien niemand dan God alleen weet, is niettemin het belang rijkste de stage groei en de stage rijping van het zaad des Heeren in de zielen. Belangrijke ontmoetingen hebben we niet gehad of ze zijn uit het geheugen verdwenen, vergleden in den stroom der gebeurtenissen, verdwenen ook mis schien voor goed in de werkelijkheid. Hoe dit ook zij, het zaad is gestrooid. Onverschilligheid ontmoeten we, hardnekkigheid. Ook wel een ge opend oor, en een luisterend gemoed. Maar op ons onderwerp te komen. Straks is het weer Kerstfeest. Wie wil medewerken ook dit jaar aan onze Kerstuitdeeling De nood is wel wat minder dan b.v. twee jaar geleden. Maar toen was het ook wel heel erg. Zoo gaarne zou den wij behoeftige schippers willen ondersteunen. Brood hebben ze nog wel, maar kleeren kunnen ze niet koopen of althans niet in voldoende mate. Daarom is onze opinie, dat er nog zeer wel plaats is voor een Kerstuitdeeling. Adres voor kleeren, levensmiddelen J. Hoo- gerheide, Bierweg. Adres voor boeken, geld Ds. van Dijk, Bouwplan. Wemeldinge. M. P. VAN DIJK. DRIETAL TE Nijeveen Cand. H. van Minnen te Noordwolde. Ds. H. Mulder te Hornhuizen-Kloosterburen. Cand. C. Spek te Breda. BEROEPEN TE Opperdoes Cand. D. Roest te Maassluis. Westerenden Cand. J. van Hoegee te Utrecht. AANGENOMEN NAAR Wassenaar M. P. Feringa te Moerdijk. De Classis 's-Gravenhage der Geref. Ker ken heeft eervol emeritaat verleend na een dienst tijd van ruim 24 jaar aan Dr. K. Dijk te 's-Gra- venhage-West, in verband met zijn benoeming tot hoogleeraar aan de Theol. School te Kampen. Kenteekenen der genade. Van het spreken van kenteekenen der genade willen sommigen niet weten. Ds. W. A. Wiersinga heeft 't daar over in 't „Geref. Mannenblad". Hij citeert eerst wat hij las in een onzer bladen „Men wijze de twijfelenden niet op „kenmer ken". Men vrage dus nietgij hebt toch wel lust in den dienst des Heeren gij hebt toch wel last van uw zonden om op deze wijze den twijfelenden rust te geven. Men leert op deze wijze den mensch op zichzelf zien, te wroeten in eigen zieleleven, te steunen op iets dat in hém is, inplaats van 't oog te richten op onzen Hei land en de beloften Gods. En men verloochent hiermee, hoewel men 't allerminst bedoelt, eigen lijk de volkomen waardij van 't offer van Christus. Ook is het niet goed een twijfelenden broedex te wijzen op „vroeger" (toen wel geloofd dus geloof geen afval). Hier wijst men den broe der op iets, dat hij gedaan heeft, op iets dat in zijn hart geweest is, en 't steunpunt wordt weer verlegd van Jezus Christus en van Gods beloften in den mensch." Tot zoover het citaat. Waarop Ds. Wiersinga aldus voortgaat „Hier spreekt een groot gemis aan inzicht in het werk van den Heiligen Geest, 't Geloof en 't bewustzijn van zonden en de lust tot 's Heeren dienst is niet ons werk, maar alleen 't Zijne. Daarover te spreken met elkander is geen „ver loochening" van de volkomen waardij van 't offer van Christus maar een spreken er over, hoe de Heilige Geest bij het Woord Gods ons dat offer doet verstaan en ons uit dit volbrachte werk doet leven. En dit geheel afwijzend spreken over de ken merken der genade is ook niet in overeenstem ming met onze belijdenis, die zegt, dat wij van onze verkiezing verzekerd kunnen worden, als wij „de onfeilbare vruchten der verkiezing in het Woord van God aangewezen (als daar zijn het ware geloof in Christus, kinderlijke vreeze Gods, droefheid die naar God is over de zonde, honger en dorst naar de gerechtigheid, enz.) in onszelven met een geestelijke blijdschap en hei lige vermaking waarnemen (2 Cor. 13:5)." (V Artikelen, I, 12). Het spreken over „kenmerken" zou alleen fout loopen, als wij die geestelijke werkingen in ons niet erkenden als het werk van den Geest van Jezus Christus en dus de toepassing van het heil van de verwerving zouden losmaken." (Heraut) K. B. S. L. S. De vergadering van de kerken in de Classis Zierikzee zal D.V. worden gehouden op Woens dag 13 Januari 1937 te Zierikzee, vergaderlokaal Geref. Kerk. Stukken voor het agendum te zenden aan den eerstondergeteekende vóór 24 December. Namens de roepende kerk van Geersdijk, P. L. DEES, Praeses. S. BREURE, Scriba. Geersdijk, 14 December 1936. Onder vriendelijke dankzegging berichten wij, dat de Vereenigingen „Diaconaal Hulpbetoon", „Bid en Werk" en de Jongedochtersvereeniging „Doet wel aan allen", aan onze Diaconie ter beschikking hebben gesteld 800 kleedingstukken, waardoor wij in staat gesteld werden, vele ge zinnen van warme onderkleeding te voorzien. Bij hen, die van nabij, dit, in stille toewijding verrichte liefdewerk van deze zusters onzer ge meente, in den loop van het jaar konden gade slaan en dit mooie eindresultaat mochten aan schouwen, dwingt dit onwillekeurig bewondering af, en velen zullen begrijpen, welk een belang rijke plaats deze arbeid in onze gemeente, voor hare Diaconie, inneemt. Wij hopen en vertrouwen dan ook, dat vele gemeenteleden dit liefdewerk met hunne gaven of krachten zullen blijven steunen, opdat dit, onder 's Heeren zegen, geregelde voortgang moge hebben. De Diaconie der Geref. Kerk van Middelburg, J. W. KöGELER, Voorzitter. P. IZEBOUD, Secretaris. Serooskerke. KORT VERSLAG van de vergadering van den kerkeraad met de stemgerechtigde manslidmaten, gehou den op Maandag 14 December 1936. Aanwezig alle leden van den kerkeraad in totaal zijn 117 personen tegenwoordig. De Praeses opent de vergadering op de ge bruikelijke wijze en heet alle aanwezigen harte lijk welkom. In het stembureau nemen zitting met den Prae ses oud. de Wolf en de brs J. Versluys en P. Willeboordse. Van de gestelde candidaten verkrijgen de vol strekte meerderheid én het hoogst aantal stemmen de brs L. Melis en J. C. Verton. Na rondvraag wordt de vergadering door oud. Meyers met dankzegging gesloten. De vergadering van den kerkeraad wordt voortgezet. De notulen worden gelezen en goed gekeurd. Ingekomen Stukken: 1.2. Verzoek om een collecte voor Evangelisatie in N. Brabant en Limburg en Generale kas Hulpbehoevende ker ken wordt reeds aan voldaan. 3. Idem Rudolf- stichting kan niet aan voldaan. 4. Verzoek om opgave der predikdiensten aan de Middelb. Crt.; zal voortaan weer aan „De Zeeuw" geschieden. Kerkelijke stand. Attestatie aangevraagd naar Vrouwenpolder door Johannes Adriaanse en Cornelia Adriaansede Voogd met 3 kinderen en door Abraham Cevaal en Jacomina Cevaal Kasse en 2 kinderen. Doopattest naar Opende (Gr.) door Maarten Geerse.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1936 | | pagina 2