KERKNIEUWS.
OFFICIEELE BERICHTEN,
delijke Overlevering, die ge gelijkwaardig noemt
met den Bijbel.
Wij met den Bijbel alléén.
Pater Vermaat tracht nu aan te toonen, dat
die Overlevering goddelijk en gelijkwaardig is
aan den Bijbel. Daarom is het ons nu niet te
doen in dit artikel. Wel willen we nagaan of de
uitspraken over het Prótestantsche standpunt
juist zijn ja dan neen.
En we willen bij voorbaat zeggen één van
beiden, öf Pater Vermaat geeft blijk van niet
op de hoogte te zijn, öf hij en dat willen we
nog niet aanvaarden hij spreekt niet juist.
Als we toch spreken over het Prótestantsche
standpunt, waarover spreken we dan Spreken
we dan over de meening van Professor die en
die, en de meening van allerlei secten, mysticis-
ten enz. enz.
Als we spreken over het zoogenaamde „Katho
lieke" standpunt, spreek ik dan over de meening
van Georg Hermes, van Franz von Baader,
Ronge, Czerski, over de voorstelling van Saint
Simon, Auguste Comte, de Pöschlianen, de An-
tonianen, de Adamnieten, allerlei secten, die zich
in de Roomsch Katholieke openbaarden
En over de honderden secten in de Grieksch
Katholieke kerk rep ik maar met geen woord.
Neen, dan ga ik naar de belijdenisschriften.
In casu ik ga na, wat Trente gezegd heeft. Dan
weet ik, wat Rome belijdt. Ik ga na de officieele
uitspraken van de Kerk zelve en niet wat Jan
en Piet en Klaas belieft te beweren.
Als ik dus het Katholicisme beoordeel, dan
heb ik niet het recht de uitspraken van groepen,
secten aan te dienen als de uitspraken van het
Katholicisme.
Nu één vraag U kent toch de uitspraak van
Jezus zooals gij wilt, dat de menschen U doen,
doet Gij het alzóó.
Als U als „Katholieke" geestelijke gaarne wilt,
dat de Protestanten U zullen beoordeelen naar
Uw officieele uitspraken, doet gij het dan ook
Want dat is nu juist het punt wat ik tegen
Pater Vermaat heb. Bewust of onbewust wordt
ons hier iets in de schoenen geschoven. Wat
Pater Vermaat beweert is niet waar. U kunt
geen officieele belijdenis van de Reformatoren
aanwijzen, U kunt nergens een officieele kerk-
uitspraak citeeren van de Prótestantsche kerken,
die zegt wat U zegt„De vraag hoe vele boeken
onder de ingeving van den Heiligen Geest ge
schreven zijn, wordt uitgemaakt door de per
soonlijke inwendige verlichting van den Heiligen
Geest".
U kunt geen belijdenis noemen, waarin staat
wat U beweert„Ieder persoon heeft het recht
den zin van den Bijbel uit te leggen door zijn
eigen privaatoordeel, dat beweerd wordt door
den Heiligen Geest verlicht te zijn".
U kunt geen belijdenis noemen, waarin staat
De Bijbel bevat de geheele Openbaring.
U begrijpt me goed ik spreek hier niet over
de-meening-van-een-groep, die zich protestant
belieft te noemen, over valsch-mystieken, over
Anabaptisten en dergelijken, maar ik spreek hier
over de officieele uitspraken van de Protestan
ten, zooals die vervat zijn in de Oude Belijdenis
schriften, die met name door de Gereformeerde
Kerken gehandhaafd worden.
Ik wil me verduidelijkenNóch de Neder-
landsche Geloofsbelijdenis, noch de Dordtsche
leerregels, nóch de vijf artikelen tegen de Re
monstranten, bevatten ook maar een schijn van
deze bewering. Dit zijn dan de belijdenisschrif
ten van de Gereformeerde- en Hervormde kerk.
Wat ze dan wel beweren op dit punt Daar
over een volgend artikel.
A. H. OUSSOREN.
DE GESCHILPUNTEN TUSSCHEN DE
CHR. GEREF. KERK EN ONZE KERKEN.
VIII.
De confessioneele bezwaren (3).
De veronderstelde wedergeboorte.
Dat is nu het schiboleth der Chr. Gerefor
meerden. Wij beschouwen alle gedoopten als uit
verkorenen, waarschuwen niet meer ernstig tegen
de zonden, wekken niet op tot geloof en bekee
ring het zal immers wel in orde komen. Aldus
wordt in algemeene populaire trekken een carri-
catuur gegeven van de onder ons gehuldigde,
„onschriftuurlijke" verbondsleer.
Het is niet onze eenige dwaling. O, neen.
Uit het „supra-lapsarisme" zoo heet het, zijn
voortgesproten de leer van de rechtvaardigma-
king van eeuwigheid de onmiddellijke wederge
boorte, de veronderstelde wedergeboorte als
grond voor den doop, alles saam te vatten in de
eene stelling, dat wij de geheele gemeente met
haar zaad als wedergeborenen beschouwen.
Heel naïef zouden wij tegenover deze beschou
wing nu wel kunnen stellen het „supra-lapsa-
risme" heeft onder ons afgedaan broeders en
als de wortel weg is zullen ook de stengels en
vruchten wel verdorren. Ook zouden wij kunnen
zeggenwij prediken de rechtvaardigmaking
door het geloof alleen, precies zooals zij wordt
omschreven in Zondag 23 van den Catechismus.
Wij laten er niets van weg en doen er niets bij.
En wat de „onmiddellijke wedergeboorte" be
treft, bedoelt gij dat wij de samenhang tusschen
„inwendige" en „uitwendige" roeping doorsnij
den Ons dunkt in onze kerken wordt juist de
eenheid van beide zéér sterk geaccentueerd of
wilt gij misschien zeggen, dat wij roeping en
wedergeboorte scheiden. Daarover zijn inder
daad door Gereformeerden wel eens ondoordach
te dingen geschreven en gevaarlijke beelden ge
bruikt. Eens is de verhouding van roeping en
wedergeboorte een strijdvraag geweest binnen
onze kerken, zooals er vandaag weer andere
„strijdpunten" of meeningsgeschillen zijn som
migen zijn er dadelijk bij om te spreken van
„leergeschillen". Maar zijn dat nu geschilpunten
geweest die recht gaven elkaar te verketteren,
de kerkelijke eenheid te verbreken, öf in gedeeld-
heid te volharden
Men kan in „Voor Waarheid en Recht" en
„Na vijf en twintig jaren" en „Dr. A. Kuyper
en de sluimerende wedergeboorte" van docent J.
J. van der Schuit een uitnemende bloemlezing
vinden van aanvechtbare zinsneden van den
ouden Kuyper en zijn beide zonen professor H. H.
en Dr. A. Kuyper van Rotterdam en van de
scherpe, dikwijls juiste kritiek daarop door Ge
reformeerden als professor Lindeboom, Wielenga
en enkele anderen. Het is merkwaardig, dat juist
die felle strijders het kerkverband niet hebben
verbroken. De Christelijke Gereformeerden wek
ken den indruk, dat zij pronkend met geleende
wapens uit ons eigen kerkelijk arsenaal, zeggen
hoe kunnen wij nu met u samen leven, zie eens,
wat uw eigen mannen hebben gezegd, terwijl zij
vergeten er bij te zeggen, dat die eigen mannen
hun wapens nooit zóó hebben gehanteerd, als de
Christelijke Gereformeerde wapendragers dat
zij het juist zóó niet wilden.
Doch het maken van dergelijke opmerkingen
richt erg weinig uit.
Er staat nu eenmaal iets in den weg.
Dat zou eerst moeten worden weggeruimd,
naar het steeds weer heet.
En dat is 1905.
Dat is de uitspraak van deze Synode inzake
de leergeschillen, die destijds aan de orde waren,
speciaal de beroemde zinsnede over de veronder
stelde wedergeboorte. Nadrukkelijk heeft de
Synode van de Chr. Geref. Kerk, in haar, reeds
in een van onze vroegere artikelen gememoreerd
antwoord, verklaard „Wij mogen U niet ver-
heelen, dat, zoolang de besluiten Uwer Synode
van 1905 te Utrecht, door U worden gehand
haafd, er, naar onze overtuiging, voor vruchtbare
samenspreking geen grond is".
Het is duidelijk. 1905 is de sta-in-den-weg.
De Synode van 1905 heeft zich moeten uit
spreken over de vraag hoe wij de kinderen der
gemeente, het zaad des Verbonds te beschouwen
hebben. Door Dr. A. Kuyper Sr. waren op dit
punt dingen geschreven, welke sommigen niet in
overeenstemming met Schrift en belijdenis acht
ten. Zoo had hij o.a. geschreven, dat het zaad
des Verbonds, hetwelk naar het doopsformulier
duidelijk zegt „in Christus geheiligd" is, voor
wedergeboren moest worden gehouden. Dit ging
naar sommiger meening te ver, en miste schrif
tuurlijke grond huns insziens.
Inderdaad ging Kuyper hier o.i. verder dan hij
mocht gaan. Hij deed dit niet uit zucht tot dwa
ling. Zijn bedoeling was geen andere dan de
vastigheden van het Verbond, waarvan het
doopsformulier zoo heerlijk getuigt, duidelijk in
het licht te stellen, en ze den menschen op het
hart te binden. Om die vastigheden te verdedigen
tegen velen die ze door individualisme en sub
jectivisme ondermijnden voor het besef der ge-
loovigen, liet Dr. Kuyper zich wel eens te ver
voeren in de omgekeerde richting. Niet alsof hij
te veel bouwde op de vastigheden, die God ge
geven heeft. Dat kan niet. Nooit
Maar wel aldus, dat hij om de menschen
overtuigen, te veel ging afleiden uit de beloften
Gods, langs den weg van abstract logische rede
neering. Uitgaande van hetgeen Gods Woord
buiten allen twijfel stelt, n.l. dat de HEERE ook
de God van ons zaad is en blijft, en onze kin
deren „in Christus geheiligd" zijn, en daarnaast
overtuigd, dat de onderscheiding „uitwendige
heiliging" zeker te kort deed aan de heerlijkheid
van Gods werkelijke beloften voor ons en ons
zaad, ging Kuyper logisch redeneeren, het een
en het ander afleiden, om zoo te betoogen, dat
de verbondsbelofte reëele beteekenis heeft voor
elk kind des Verbonds. Geen vormelijke, uit
wendige, eigenlijk niets zeggende, maar werke
lijke inwendige beteekenis. Wellicht speelde het
schema inwendig-uitwendig hier ook een gevaar
lijke rol. Tegen de veruitwendigers van de ver-
bondsbeloften en -rechten blijft, indien men in dit
schema denkt, immers geen ander verweer over
dan te vervallen in het accentueeren van het „in
wendige". In het andere uiterste. Dit deed Kuy
per.
Op deze wijze als onze kinderen in Christus
geheiligd zijn, in genade aangenomen, erfgenamen
van het rijk Gods, dan moeten wij daaruit con-
cludeeren, dat er ook inwendig wat met hen is
geschied. Al zien wij daar niets van. En wat is
het eerste inwendige werk des Geestes De
wedergeboorte. Dus moeten wij van hen, die in
„genade aangenomen zijn" wel veronderstellen,
dat zij wedergeboren zijn, totdat het tegendeel
blijkt bij het opgroeien. Indien wij aldus niet ver
onderstellen, dan blijft niets anders over dan te
zeggen, dat de beloften slechts „uitwendige" be
teekenis hebben, slechts „vorm" zijn, buiten de
genade des Geestes heelemaal om gaan. En hou
den wij feitelijk van de heerlijke kracht van
't Verbond niets over dan een leege schijn. En
daar wilde Kuyper nu juist zoo ver mogelijk
vandaan. Men gevoelt het, aldus klopte het lo
gisch betoog volkomen. Maar abstract logisch
deduceeren, het een afleiden uit het ander, zon
der voor elke volgende stap schriftuurlijke fun
deering te hebben, kan tot gewaagde en beslist
onjuiste stellingen brengen. Dat geldt voor Kuy-
per's betoog op dit punt, maar het geldt even
zeer voor de „veruitwendigers" van het Verbond.
Zij komen langs denzelfden weg van het abstract
logisch redeneeren tot de conclusie, dat de be
loften van het zaad des Verbonds slechts „uit
wendige" beteekenis kunnen hebben. Zoowel het
een als het ander van deze twee tegenoverge
stelde conclusies draagt het stempel van een ze
ker intellectualisme.
Wij hebben eenvoudig geloovig bij de Schrift
te blijven. Bij de vastigheden, die het Woord ons
geeft. In ons afleiden zeer voorzichtig te zijn.
De Synode van 1905 heeft, toen haar de vraag
werd voorgelegd, hoe wij het zaad des Verbonds
te beschouwen hebben, nadrukkelijk uitgespro
ken, dat de veronderstelde wedergeboorte niet
de grond van den doop is.
Niemand in onze Kerken zal daaraan tornen.
Niemand denkt daaraan. Als er een ding is,
waarover volledige eenstemmigheid onder ons
bestaat, dan is het de belofte Gods als grond
voor den doop.
Het is daarom onbegrijpelijk, dat in het eerder
genoemde boekje van Ds. A. M. Berkhoff, dat
als leiddraad voor de Chr. Geref. J. V. dienst
doet, heel gewoon, als gold het de natuurlijkste
zaak der wereld, te lezen staat, dat bij ons de
wedergeboorte als grond voor den doop wordt
beschouwd.1)
Wij laten het betreffende gedeelte uit de uit
spraak van 1905 hier volgen De Synode ver
klaart „dat volgens de Belijdenis onzer kerken,
hei zaad des Verbonds, krachtens de belofte
Gods te houden is voor wedergeboren en in
Christus geheiligd, totdat bij het opwassen uit
hun wandel of leer het tegendeel blijkt dat het
echter minder juist is te zeggen, dat de doop aan
de kinderen der geloovigen bediend wordt op
grond van hun onderstelde wedergeboorte, om
dat de grond voor den doop is het bevel en de
belofte Gods'-) dat voorts het oordeel der lief
de, waarmede de Kerk het zaad des Verbonds
voor wedergeboren houdt, geenszins zeggen wil,
dat daarom elk kind wedergeboren zou zijn, om
dat Gods Woord ons leert, dat niet allen Israël
zijn, die uit Israël zijn
Dit is duidelijk.
Helaas valt men van Chr. Geref. zijde nogal
eens over het „minder juist" hetgeen dan „on
juist" zou moeten zijn. Maar als men de geheele
zinsnede leest kan niemand ontkennen, dat de
Synode nadrukkelijk als grond voor den doop
heeft aangewezen, dien grond, dien wij ook allen
als zoodanig geloovig erkennen. En mag men
niet over één woord vallen.
Een andere vraag is tenslotte deze, of het niet
beter ware geweest, dat „veronderstelde weder
geboorte" geheel had afgewezen, haar althans
niet had gesteld als min of meer synoniem met
„in Christus geheiligd".
Zooals uit het bovenstaande gebleken is nei
gen wij er toe om deze vraag bevestigend te
beantwoorden. Indien eens zou blijken, dat in
het handhaven van deze uitdrukking de steen des
aanstoots lag voor de Christelijke Gereformeerde
broeders, dan zouden wij niet aarzelen in over
weging te geven, deze uitdrukking te corrigeeren,
althans nauwkeurig te toetsen en haar schriftuur
lijke grond te onderzoeken.
Zou er bezwaar zijn om een vroegere Syno
dale uitspraak eens te herzien. Het spreekt van
zelf, dat dan het heele vraagstuk van de beschou
wing der gemeente opnieuw aan Schrift en be
lijdenis moest worden getoetst. Ook de Christe
lijk Gereformeerde opvattingen op dit punt.
O.i. is er niets tegen zulk een onderzoek, maar
alles er voor. Op één voorwaarde, dat het ge
schiede zonder neven bedoelingen, met de op
rechte begeerte elkaar te verstaan en toenadering
te zoeken. Zoo zou het strekken tot ware refor
matie van het Gereformeerde leven in den ruim-
sten zin, en tot eere Gods.
Brouwershaven. J. MEESTER.
A. M. BerkhoffKorte handl. bij de Gesch.
der Chr. Geref. Kerk. 2e dr. 1926.
Ruim 20 jaren na 1905 werd het boekje voor
de tweede maal gedrukt en de enorme onwaar
heid bleef staan. Hoe is 't mogelijk Is dit strij
den voor de waarheid of om handhaving van
zichzelf De verantwoordelijkheid schuive men
niet alleen op Ds. B. Ook het bestuur van den
Bond van Chr. Geref. J. V. is schuldig.
2) Wij lieten deze regel met vette letters
drukken.
Corrigendum. In het vorige artikel kwa
men enkele zet- of schrijffouten voor het ergste
was de miszetting van een paar namen. Siscator
moet natuurlijk zijn Piscator en voor Bera ge
lieve O te lezen Beza.
ONDER DE SCHIPPERS.
In langen tijd hebt U niets gehoord van ons
werk. Dit beteekent niet, dat we op de plaats
hebben gerust. Al zijn dan geen nieuwe perspec
tieven geopend, en al hebben dan geen wereld
schokkende gebeurtenissen plaats gehad, het
werk is begrepen geweest in een stage voort
gang, wat overigens ook overeenkomt met het
karakter van het Koninkrijk Gods, dat Christus
vergelijkt met het zuurdeesem. Veel wat niet aan
de groote klok kan worden gehangen, veel van
wat maar weinigen weten, ja misschien niemand
dan God alleen weet, is niettemin het belang
rijkste de stage groei en de stage rijping van
het zaad des Heeren in de zielen. Belangrijke
ontmoetingen hebben we niet gehad of ze zijn
uit het geheugen verdwenen, vergleden in den
stroom der gebeurtenissen, verdwenen ook mis
schien voor goed in de werkelijkheid. Hoe dit
ook zij, het zaad is gestrooid. Onverschilligheid
ontmoeten we, hardnekkigheid. Ook wel een ge
opend oor, en een luisterend gemoed.
Maar op ons onderwerp te komen. Straks is
het weer Kerstfeest. Wie wil medewerken ook
dit jaar aan onze Kerstuitdeeling De nood is
wel wat minder dan b.v. twee jaar geleden. Maar
toen was het ook wel heel erg. Zoo gaarne zou
den wij behoeftige schippers willen ondersteunen.
Brood hebben ze nog wel, maar kleeren kunnen
ze niet koopen of althans niet in voldoende mate.
Daarom is onze opinie, dat er nog zeer wel plaats
is voor een Kerstuitdeeling.
Adres voor kleeren, levensmiddelen J. Hoo-
gerheide, Bierweg.
Adres voor boeken, geld Ds. van Dijk,
Bouwplan.
Wemeldinge. M. P. VAN DIJK.
DRIETAL TE
Nijeveen Cand. H. van Minnen te Noordwolde.
Ds. H. Mulder te Hornhuizen-Kloosterburen.
Cand. C. Spek te Breda.
BEROEPEN TE
Opperdoes Cand. D. Roest te Maassluis.
Westerenden Cand. J. van Hoegee te Utrecht.
AANGENOMEN NAAR
Wassenaar M. P. Feringa te Moerdijk.
De Classis 's-Gravenhage der Geref. Ker
ken heeft eervol emeritaat verleend na een dienst
tijd van ruim 24 jaar aan Dr. K. Dijk te 's-Gra-
venhage-West, in verband met zijn benoeming
tot hoogleeraar aan de Theol. School te Kampen.
Kenteekenen der genade. Van het spreken
van kenteekenen der genade willen sommigen
niet weten. Ds. W. A. Wiersinga heeft 't daar
over in 't „Geref. Mannenblad". Hij citeert eerst
wat hij las in een onzer bladen
„Men wijze de twijfelenden niet op „kenmer
ken". Men vrage dus nietgij hebt toch wel lust
in den dienst des Heeren gij hebt toch wel
last van uw zonden om op deze wijze den
twijfelenden rust te geven. Men leert op deze
wijze den mensch op zichzelf zien, te wroeten in
eigen zieleleven, te steunen op iets dat in hém
is, inplaats van 't oog te richten op onzen Hei
land en de beloften Gods. En men verloochent
hiermee, hoewel men 't allerminst bedoelt, eigen
lijk de volkomen waardij van 't offer van Christus.
Ook is het niet goed een twijfelenden broedex
te wijzen op „vroeger" (toen wel geloofd dus
geloof geen afval). Hier wijst men den broe
der op iets, dat hij gedaan heeft, op iets dat in
zijn hart geweest is, en 't steunpunt wordt weer
verlegd van Jezus Christus en van Gods beloften
in den mensch."
Tot zoover het citaat.
Waarop Ds. Wiersinga aldus voortgaat
„Hier spreekt een groot gemis aan inzicht in
het werk van den Heiligen Geest, 't Geloof en
't bewustzijn van zonden en de lust tot 's Heeren
dienst is niet ons werk, maar alleen 't Zijne.
Daarover te spreken met elkander is geen „ver
loochening" van de volkomen waardij van 't offer
van Christus maar een spreken er over, hoe
de Heilige Geest bij het Woord Gods ons dat
offer doet verstaan en ons uit dit volbrachte
werk doet leven.
En dit geheel afwijzend spreken over de ken
merken der genade is ook niet in overeenstem
ming met onze belijdenis, die zegt, dat wij van
onze verkiezing verzekerd kunnen worden, als
wij „de onfeilbare vruchten der verkiezing in
het Woord van God aangewezen (als daar zijn
het ware geloof in Christus, kinderlijke vreeze
Gods, droefheid die naar God is over de zonde,
honger en dorst naar de gerechtigheid, enz.) in
onszelven met een geestelijke blijdschap en hei
lige vermaking waarnemen (2 Cor. 13:5)." (V
Artikelen, I, 12).
Het spreken over „kenmerken" zou alleen fout
loopen, als wij die geestelijke werkingen in ons
niet erkenden als het werk van den Geest van
Jezus Christus en dus de toepassing van het heil
van de verwerving zouden losmaken." (Heraut)
K. B. S.
L. S.
De vergadering van de kerken in de Classis
Zierikzee zal D.V. worden gehouden op Woens
dag 13 Januari 1937 te Zierikzee, vergaderlokaal
Geref. Kerk.
Stukken voor het agendum te zenden aan den
eerstondergeteekende vóór 24 December.
Namens de roepende kerk van Geersdijk,
P. L. DEES, Praeses.
S. BREURE, Scriba.
Geersdijk, 14 December 1936.
Onder vriendelijke dankzegging berichten wij,
dat de Vereenigingen „Diaconaal Hulpbetoon",
„Bid en Werk" en de Jongedochtersvereeniging
„Doet wel aan allen", aan onze Diaconie ter
beschikking hebben gesteld 800 kleedingstukken,
waardoor wij in staat gesteld werden, vele ge
zinnen van warme onderkleeding te voorzien.
Bij hen, die van nabij, dit, in stille toewijding
verrichte liefdewerk van deze zusters onzer ge
meente, in den loop van het jaar konden gade
slaan en dit mooie eindresultaat mochten aan
schouwen, dwingt dit onwillekeurig bewondering
af, en velen zullen begrijpen, welk een belang
rijke plaats deze arbeid in onze gemeente, voor
hare Diaconie, inneemt.
Wij hopen en vertrouwen dan ook, dat vele
gemeenteleden dit liefdewerk met hunne gaven
of krachten zullen blijven steunen, opdat dit,
onder 's Heeren zegen, geregelde voortgang moge
hebben.
De Diaconie der Geref. Kerk van Middelburg,
J. W. KöGELER, Voorzitter.
P. IZEBOUD, Secretaris.
Serooskerke. KORT VERSLAG van de
vergadering van den kerkeraad met de
stemgerechtigde manslidmaten, gehou
den op Maandag 14 December 1936.
Aanwezig alle leden van den kerkeraad in
totaal zijn 117 personen tegenwoordig.
De Praeses opent de vergadering op de ge
bruikelijke wijze en heet alle aanwezigen harte
lijk welkom.
In het stembureau nemen zitting met den Prae
ses oud. de Wolf en de brs J. Versluys en P.
Willeboordse.
Van de gestelde candidaten verkrijgen de vol
strekte meerderheid én het hoogst aantal stemmen
de brs L. Melis en J. C. Verton.
Na rondvraag wordt de vergadering door oud.
Meyers met dankzegging gesloten.
De vergadering van den kerkeraad wordt
voortgezet. De notulen worden gelezen en goed
gekeurd.
Ingekomen Stukken: 1.2. Verzoek om een
collecte voor Evangelisatie in N. Brabant en
Limburg en Generale kas Hulpbehoevende ker
ken wordt reeds aan voldaan. 3. Idem Rudolf-
stichting kan niet aan voldaan. 4. Verzoek om
opgave der predikdiensten aan de Middelb. Crt.;
zal voortaan weer aan „De Zeeuw" geschieden.
Kerkelijke stand. Attestatie aangevraagd naar
Vrouwenpolder door Johannes Adriaanse en
Cornelia Adriaansede Voogd met 3 kinderen
en door Abraham Cevaal en Jacomina Cevaal
Kasse en 2 kinderen. Doopattest naar Opende
(Gr.) door Maarten Geerse.