ZENDING.
Heere, die worden hier aangeduid als onschrif
tuurlijke dwalingen.
Hegel en Barth spelen hier hun rol.
En het is tegen de beginselen van deze beide
filosofen, dat de kerken moeten optreden.
Evenals tegen de beginselen van een Marx.
We kunnen niet den Heere dienen en tevens
ons hoofd buigen voor ongeloofsbeginselen.
En nogmaals die beginselen worden o zoo
mooi aangekondigd. Het 'groote gevaar van die
beginselen schuilt juist hierin, dat ze verguld
worden. En dat tal van menschen de achtergrond
niet zien.
Die achtergrond heeft de Synode begrepen.
En in één woord genoemd onschriftuurlijke
dwalingen.
Niemand late zich dus verleiden door de mooie
vorm, waarvan de inhoud verderfelijk is.
Binnen niet al te langen tijd zal uw brievenbus
wel weer gevuld worden met allerlei vergif.
Verguld vergif.
Dat men in zijn haat tegen de tegenstanders
zich wel eens vergeet, bewijst het pamflet dat
de N.S.B. dorst rond te strooien na de deflatie
van den gulden.
We kunnen dankbaar zijn voor die zelfopen
baring.
Wie nog maar een greintje sympathie voor de
N.S.B. mocht hebben gehad, heeft het toen zeker
wel verloren. Maar in zulke pamfletten zit het
kwaad juist niet. Die zijn zóó duidelijk, dat men
direct weet, met wien men te doen heeft. Neen,
het gevaar schuilt juist in mooie woorden met
vergiftige inhoud. Die inhoud heeft de Synode
onschriftuurlijke dwalingen genoemd. Tegen die
inhoud moeten we ieder waarschuwen, die zich
door de schijn laat verleiden.
Tegen den inhoud waarschuwt Prof. Schilder
in zijn mooie brochure Geen duibreed.
„Geen duibreed is er op heel het erf van ons
menschelijk leven, waarvan de Christus, die aller
Souverein is, niet roept: „Mijn"!''
We willen deze belangrijke brochure aan een
ieder dringend aanbevelen. Vooral moeten de
jeugdorganisaties deze aanschaffen voor hun bi
bliotheek.
Prof. Schilder kan wel eens zóó schrijven, dat
het moeilijk te begrijpen is. Deze brochure is
helder als glas.
Dat is al een eerste verdienste.
Voorts zijn we dankbaar voor de scherpe,
maar juiste critiek.
Heel mooi is het hoofdstuk opium voor al
lerlei wel-en-niet godsdienstig volk. Dit hoofd
stuk eindigt als volgt
„De Gereformeerde Kerken hebben gespro
ken. Wat de N.S.B. niet aan Rusland en de
Marxisten zeggen kon, dat hebben de Gerefor
meerde Kerken gezegd: Godsdienst is geen opium
voor het volk. Juist de godsdienst leert de opium
kitten onderkennen, zoowel van Marxistische als
die van anti-Marxistische origine."
Van de opvallende hoofdstukken zal ieder
deze treffen „De C.D.U. een organisatie zonder
christelijken grondslag".
Dit hoofdstuk eindigt als volgt„Het feit ligt
er, dat wel niet „de geest" maar dan toch wel
degelijk de practische politiek der S.D.A.P. hier
in het openbaar wordt geprezen als veelszins
juist en navolgenswaardig".
Ieder, die maar eenigszins meeleeft, leze en
herleze deze brochure.
We zijn geroepen ons te wapenen tegen der
gelijke beginselen uit den afgrond.
De Alarmklok.
In verband met het schrijven van de Synode,
dat aan alle kerken is gezonden en dat aan alle
leden moet worden bekend gemaakt, is het zeker
niet ondienstig enkele cijfers te geven, die ons
kunnen overtuigen van de noodzakelijkheid aan
de alarmklok te trekken. Van de noodzakelijk
heid dat ieder wete hoe het er bij staat met de
financiën van de Theol. School.
Blijkens curatorenverslag zijn de uitgaven in
1913 28.568,45^,
1918 34.033,09,
1936 61.320,72^.
Dus zijn de uitgaven van 1933 in 1936 ver
dubbeld.
Ds. B. A. Bos van Assen schrijft hierover
„Zou de financieele positie onze Theologische
Hoogeschool dus even gunstig zijn als in 1913
en 1918, dan moesten ook de inkomsten van
1913 en 1918 dezelfde stijging vertoonen en die
van 1913 met 100 of die van 1918 met 80%
vermeerderd zijn.
V/at zien we nu echter. In plaats van een groei
van 80 slechts een groei van 9 ondanks
het feit, dat het zielenaantal met ruim 34 is
gegroeid.
De schaal is precies de verkeerde kant over
geslagen en inkomsten tegenover uitgaven ge
steld is er een achteruitgang per hoofd van
50
Cijfers die spreken.
De giften voor den zesden hoogleeraar zijn
van 14.375,72 geklommen tot 14.432,72 op
30 October 1.1.
A. H. OUSSOREN.
DE GESCHILPUNTEN TUSSCHEN DE
CHR. GEREF. KERK EN ONZE KERKEN.
V.
Het kerkrechterlijk bezwaar (3).
Laten wij eerst een korte samenvatting mogen
geven van ons betoog tot hiertoe. Wij hebben
getracht in het licht te stellen, dat er oorspron
kelijk in de Chr. Geref. Kerk tweeërlei bezwaar
tegen de vereeniging van '92 is geweest tus-
schen welke twee bezwaren een principieel ver
schil is. Die bezwaren gingen
a. tegen de vereeniging als zoodanig, omdat
het beginsel van de Doleantie dat der Scheiding
zou uitsluiten, en omgekeerd
b. tegen de manier waarop de vereeniging
destijds heeft plaats gehad.
Het eerste bezwaar, wordt in het Synodale
schrijven niet genoemd, slechts het tweede dus
houden wij ons alleen daarmee bezig.
Blijkbaar neemt de Synode het onder de ge
noemde niet voor haar rekening, waarmee zij
intusschen een belangrijke stap dichter bij ons
is gekomen.
Nu wordt echter het onder b. genoemde be
zwaar ook weer op twee manieren voorgedragen
binnen den kring van de Christelijke Gerefor
meerden.
a. Op de manier van het klassieke bezwaar
schrift van Ds. G. Wisse c.s.
b. Op de manier van Ds. H. Janssen.
Het kwam ons als zeer waarschijnlijk voor,
dat de Chr. Geref. Synode het bezwaar onder
a. genoemd, ook hier niet voor haar rekening
neemt. Opzettelijk drukken wij dit zoo voorzich
tig uit. Volstrekte zekerheid omtrent de bedoe
ling van de Synode hebben wij n.l. niet. Doch
zij schijnt haar kerkrechterlijk bezwaar te bedoe
len in den zin, waarin Ds. Janssen het heeft ge
formuleerd in „Voor Waarheid en Recht", blz.
44.
Daarom willen wij ons hier uitsluitend bezig
houden met dit laatstgenoemde.
Dit bezwaar van de Chr. Geref. Synode gaat
tegen de wijze van vereeniging. Deze zou van
„bovenaf" zijn opgelegd, terwijl het van „bene
den af" had behooren te geschieden. Wij laten
de eigen woorden van Ds. Janssen nog eens vol
gen. Hij schrijft„Er is nooit een gecombineerde
„Kerkeraadsvergadering van den Christ. Geref.
„kerkeraad en den Doleerenden kerkeraad ge-
.houden om de vereeniging ter plaatse met el
kander te bespreken.
„Dat is de principieele kerkrechterlijke fout,
„die er m.i. in de vereeniging van 1892 ge-
„maakt is. Uit die gecombineerde kerkeraads-
„vergaderingen had de vereeniging moeten op
komen."
Is dit bezwaar gegrond
De pogingen om tot kerkelijke eenheid te ge
raken zijn inderdaad uitgevoerd door deputaten
van Synodes, die hun opdrachten niet ontvingen
van een kerkeraad, maar van de „meeste" ver
gadering, die hen benoemde. Nu moeten wij ech
ter het karakter van een Synode goed onder
scheiden, en niet vergeten, wat een Synode voor
een vergadering is. Zij is geen bestuur, ook zelfs
geen soort hooger bestuur. Maar een vergadering
van de kerken zelf. De kerken komen zelve in
en door hare afgevaardigden samen en regelen
zelf haar eigen zaken in haar grootere of, zooals
de term luidt „meerdere" vergaderingen.
In de Synodes waar de zaak van de vereeni
ging destijds behandeld is, waren alle kerken
saamvergaderd het waren Generale Synodes.
Bovendien is de zaak niet maar even door
één Synode afgedaan, doch verschillende Syno
dale vergaderingen hebben met verloop van ver
scheidene tusschenliggende jaren, er over gehan
deld. in den tusschenliggenden tijd was er
overvloedig gelegenheid de zaak op de kerke-
raadsvergaderingen te bespreken. Dat is ook
gebeurd. En niet minder op de classicale ver
gaderingen en in de Particuliere Synodes. Op
twee Generale Synodes der Chr. Geref. Kerk,
werd deze zaak, in den kerkrechterlijke vorm,
gebracht door alle Particuliere Synodes, namelijk
op die van Assen 1881 en van Leeuwarden 1891.
Ter tafel van de verschillende Particuliere Sy
nodes was de zaak natuurlijk, via de vergaderin
gen der Classes, gekomen uit de kerken zelf.
Dus, indien men dat zoo wil uitdrukken, wel ter
dege van „beneden af". De voorstelling alsof het
bij de vereeniging geheel van „bovenaf" zou zijn
gegaan alsof deze eigenlijk tegen den wil der
plaatselijke kerken aan hen zou zijn opgelegd
door een Synode, die haar bevoegdheid te buiten
ging, is beslist niet in overeenstemming met de
werkelijkheid.
Zeker, er is nog iets anders.
Als een voornaam bezwaar, is van Chr. Geref.
zijde, steeds naar voren gebracht, dat de eerste
stoot om tot eenheid te geraken, niet van de
kerkeraden, maar van particulieren is uitgegaan.
Wij willen bij deze voorstelling van zaken niet
elk woord op een goudschaaltje wegen, anders
zouden wij onmiddellijk de vraag kunnen stellen,
of er wel eenige kerkelijke actie mogelijk is,
waartoe de eerste stoot niet pleegt uit te gaan
van particuliere personen. Het gaat maar over
de vraag, of die personen de actie, die zij op
stuwen in den rechten weg leiden in de goede
kerkrechterlijke baan. Maar de eerste stoot gaat
altijd van een persoon uit, ook als een kerkeraad
tot een voorstel komt, is het begin bij één of
meer personen geboren. Maar wij willen niet te
curieuslijk de woorden van deze voorstelling van
zaken toetsen.
De bedoeling is deze de eerste ontmoetingen
tusschen de Doleerende en de Chr. Gereformeer
den werden belegd door vooraanstaande perso
nen als particulieren, niet als deputaten der kerk
tot deze zaak afgevaardigd. Het Synodaal Con
vent van Rotterdam had enkele broeders aange
wezen om samenwerking met de Chr. Geref. te
zoeken. Drie van deze broeders n.l. Dr. Kuyper,
Dr. Rutgers en Dr. W. v. d. Bergh hebben toen
op 6 October 1887 de eerste samenspreking ge
had met drie Docenten van de Theol. School,
de Cock, Van Velzen en Wielenga, welke laat
ste uiteraard daartoe geen opdracht hadden ont
vangen van de kerk. Er zijn na die eerste nog
andere samensprekingen gevolgd.1)
Doch na die „eerste ontmoetingen" is de zaak
kerkelijk behandeld en heeft kerkelijk haar beslag
gekregen. Is het inderdaad een bezwaar, dat
vooraf besprekingen door vooraanstaande broe
ders gevoerd zijn, zonder dat zij een opdracht
daartoe hadden ontvangen Ons dunkt heele-
maal niet. Het zou dat wel zijn, als in die samen
sprekingen min of meer bindende besluiten waren
genomen. Daartoe hadden de Docenten geen be
voegdheid. Daarvan is echter geen sprake ge
weest.
Voortgaande op de lijn van hen, die dit „be
zwaar" opperen, zou men evenzeer bezwaren
kunnen inbrengen tegen velerlei particulier ge
schrijf, dat destijds pro en contra de vereeniging
gevoerd is in kranten e.d. Daarin kwam ook tot-
uiting een zeker zoeken van contact. Contact
werd eveneens gezocht door de kerkeraden te
Amsterdam, Haarlem en Harderwijk, waar de
Doleerende kerkeraad en de Chr. Geref. wel
niet dadelijk gecombineerd vergaderden, maar
toch een correspondentie openden. Een huwelijk
kan zoo maar niet tot stand komen. De pogingen
om tot contact te geraken kunnen op allerlei
manier plaats hebben, als het contact zelf ten
laatste maar op de juiste wijze tot stand komt.
Doch deze opmerkingen raakten nog niet het
hoofdbezwaar, door Ds. Janssen genoemd. Dat
ligt hier, dat de heele zaak beslist is, op de ver
gaderingen van de Synode, terwijl z.i. de be
slissing in de kerkeraadsvergaderingen had moe
ten vallen.
Dit schijnt misschien niet zonder kracht.
Immers, Gereformeerden leggen sterken nadruk
op de zelfstandigheid der plaatselijke kerken.
Onze kerken vormen een groep zelfstandige ker
ken, die met elkaar in één verband leven en
allerminst een genootschap, dat door een hoogste
bestuur werd gedirigeerd. Zou dan niet elke kerk
zelfstandig moeten beslissen
Wat aangaat de plaatselijke ineensmelting van
twee kerken, berustte de beslissing geheel bij den
kerkeraad. De geschiedenis na '92 heeft ons clan
ook laten zien, hoe op sommige plaatsen nog
jaren, twee zelfstandige kerken A en B bleven
bestaan, hoewel zij in het kerkverband beide
volledig samenwerkten met elkaar en met alle
Gereformeerde Kerken.
Dat kon. Want in '92 hadden de Synodes de
plaatselijke kerken in één verband gebracht. Al
eer niet. Dat moet men goed zien. Meer deden
zij niet Zij hebben niet gedaan wat „des ker-
keraads" taak was, zooals Ds. Janssen meent.
En dit, het-in-één-verband-brengen van twee
kerkengroepen kon nimmer aan kerkeraden wor
den overgelaten. Hoe zou dat toch ooit mogelijk
zijn geweest '-)
Trouwens Art. 30 van de Kerkenordening om
schrijft de bevoegdheid der „meerdere vergade
ringen" aldus „In meerdere vergaderingen zal
men niet handelen, dan 't gene, dat in mindere
niet heeft afgehandeld kunnen worden, óf dat
tot de kerken der meerdere vergaderingen in 't
gemeen behoort".
Hier worden twee normen genoemd die de
zaken, welke op de meerdere vergaderingen be
hooren, afgrenzen van die, welke op de mindere,
in dit geval, op de kerkeraadsvergadering thuis
hooren.
Als wij ons hier door laten leiden, is het dui
delijk, dat de zaak van de vereeniging op de
Synodes behoorde te worden afgehandeld en
beslist.
Ten eerste omdat zij op de kerkeraadsverga
deringen eenvoudig niet kon worden opgelost.
Was er één kerkeraad in staat, de ingrijpende
kwesties die aan de orde waren, grondig te be
handelen, als bijv. het verschil in beschouwing
van de Herv. Kerk, het Reglement van 1869 met
al den aankleve, de kwestie van de twee oplei
dingsscholen
Maar in de tweede plaats, al hadden alle ker
keraden beschikt over genoegzaam bekwame
broeders, dan nog mocht het niet, want het wa
ren kwesties, die al de kerken in 't gemeen raak
ten. Heel de zaak van het samenleven in een
kerkverband, behoorde tot de kerken in 't gemeen
en kon en mocht, naar Gereformeerd kerkrecht
slechts door de „meeste" vergadering worden
beslist. Artikel 30 is voor geen tweeërlei uitleg
vatbaar
Hiermee is de bespreking van het kerkrechter
lijk bezwaar beëindigd, om de volgende keer
voort te gaan met de confessioneele geschil
punten.
Brouwershaven. J. MEESTER.
u) Vergelijk het heldere overzicht van Dr.
Kraan in het Gedenkboek der Doleantie, blad
zijde 229 v.v.
2) Het blijft bevreemdend, dat men juist de
Chr. Geref. Kerk, die langen tijd eenigszins col-
legialistisch is geweest, blijkens het reglement van
1869, dit bezwaar inbrengt, waarin men de zelf
standigheid der plaatselijke kerk overschat.
Magelang, 26 September 1936.
Amice,
Voor enkele weken stond er een groote auto
bus voor de deur, waar al de helpers en ik, Me
juffrouw Baarbé en enkele Javaansche meisjes,
instapten, met alle bagage om naar de desa te
vertrekken, waar we gedurende 5 dagen zouden
wonen in een paar eenvoudige Javaansche huis
jes. Juffrouw Baarbé met haar meisjes in het
eene en wij met z'n allen, 15 man, in het andere
huis.
Wat we daar wilden doen
We wilden het Evangelie verkondigen in deze
desa en de desa's in de omgeving. We wilden
een bepaald gedeelte van het Zendingsterrein
eens intensief bewerken gedurende deze dagen.
We hadden gehoord hoe men dit gedaan had
in Banjoemas en we wilden het op dezelfde wijze
eens probeeren in Magelang.
's Morgens, zoo hadden we afgesproken, zou
den de helpers in clubjes van 2 en 3 uitgaan
naar de hun aangewezen desa's en zouden trach
ten een plaats te krijgen, waar zij 's avonds het
Evangelie zouden verkondigen. We hadden er
echt zin in. De eerste avond hebben we door
gebracht in gebed en God gevraagd om Zijn
zegen, Zijn leiding, vrijmoedigheid, voorzichtig
heid, kracht.
Het was een mooie avond, een avond waarin
we 't allen voelden, dat God de opening moest
geven, maar dat Hij toch ons gebruiken wou om
Zijn Evangelie bekend te maken. Daarna gingen
we naar onze slaapstede. Ge moet U daar na
tuurlijk geen groote voorstelling van maken. Ik
kreeg een apart kamertje, een ander kamertje
was bestemd voor den Javaanschen dominee, en
een paar helpers de overigen sliepen bij elkaar
op een ambén.
Den volgenden morgen waren we al vroeg op
en hadden we een paar gezellige oogenblikken,
toen we onder genot van een kopje thee wat
met elkaar zaten te praten over het werk van
den komenden dag. Na het ontbijt, dat evenals
het middagmaal en het avondeten uit rijst be
stond, gingen we allen op stap om de plaats te
zoeken voor een bijeenkomst. Een tweetal goe
roe's indjil waren met mij aangewezen om in de
desa, waar we een woning gehuurd hadden, den
loerah op te zoeken en hem te vragen zijn wo
ning af te staan voor het houden van een bijeen
komst. De loerah was niet thuis, maar we wisten,
dat hij naar een desa gegaan was op 10 K.M.
afstand een autobusje, dat daar een geregelde
dienst onderhoudt, bracht er de helpers heen en
wij vonden den loerah bereid zijn woning af te
staan.
12 uur waren allen terug van hun tocht naar
de desa en hoorden we den uitslag van de po
gingen. Nu dat was mooialle loerah's hadden
hun woning afgestaan en we waren blij, dat er
geen weigeringen waren, zooals we 's morgens
een beetje hadden gevreesd. Ge moet het U goed
indenken. Daar komen een paar Christenen vra
gen of ze in het huis van een dorpshoofd
's avonds het Evangelie mogen verkondigen en
of de loerah daartoe ook zijn hulp wil verleenen,
door de menschen bijeen te verzamelen. Die
Christenen zijn geheel onbekend aan den loerah
het konden net zoo goed communisten zijn, waar
voor de loerah's zoo gewaarschuwd zijn. Er was
terecht eenige verwondering, dat alles zoo vlot
verloopen was en we dankten God, dat Hij het
alles wel gemaakt had. Dien morgen waren er
twee broeders thuis gebleven speciaal om de
uitgetrokken broeders in het gebed te gedenken.
's Middags gingen we allemaal uit 6 groepjes
van 3, die in 6 desa's samenkomsten zouden hou
den, op de toegezegde plaatsen.
Wij gingen naar den loerah van de plaats
ge begrijpt, dat we vol spanning waren hoe zou
het gaan zouden er velen zijn gekomen zou...?
Toen we de woning van den loerah naderden,
keken we vreemd op. De woning lag in het don
ker geen mensch was gekomen. Dat zag er
werkelijk triestig uit We klopten aan en toen
de vrouw van de loerah verscheen, vroegen we,
hoe 't stond en of de loerah de menschen had
laten uitnoodigen.
De vrouw wist van niets de loerah was uit
gegaan en nog niet teruggekomen, maar of wij
maar plaats wilden nemen in den pendopo. We
gingen zitten en kregen overvloedig thee en koek;
een broer van den loerah werd gehaald om ons
teleurgestelde menschen gezelschap te houden.
Maar we zijn tenslotte onverrichterzake huis
waarts gegaan. Waren we beet genomen Had
de loerah ons bedrogen Waarom had hij dan
maar niet terstond gezegd, dat hij er bezwaar
tegen had Och, dat zijn allemaal vragen, die
een Nederlander doet, wanneer hij de Javanen
en de Javaansche begrippen nog niet kent.
Voor ons was het duidelijk, dat de loerah
tenslotte geen zin had zijn huis af te staan
maar zoo iets bot te weigeren vindt een Javaan
onbeleefd. Hij laat het op een andere manier
blijken, en de eenige uitweg, die hij gezien heeft,
was deze zelf niet thuis te komen of althans
te laten zeggen, dat hij niet thuis was. We hoop
ten nu maar, dat de ervaringen van de Javaan
sche broeders een beetje beter zouden zijn. Om
10 uur kwamen de eersten terug dat was wel
wat vroeg voor een geslaagde samenkomst. Nu
dat was ook zoo de loerah lag op zijn bed,
toen de goeroes er aan kwamen. Blijkbaar was
deze loerah, die 's morgens nog zoo welwillend
was geweest, om zijn huis toe te zeggen, van
meening veranderd. En die verandering was nog
al duidelijk, want toen deze helpers een gesprek
kregen met enkele menschen van het desabestuur
en er nogal wat andere menschen bijkwamen om
te luisteren, kwam de loerah al spoedig zelf om
te zeggen, dat die samenkomst niet gehouden
mocht worden. Weldra waren de menschen ver
dwenen uit vrees voor de loerah.
Tot hiertoe waren de mededeelingen dus niet
erg bemoedigend. Maar tegen 12 uur kwamen
de anderen met andere berichten, over goed ge
slaagde samenkomsten. In nog een desa was de
samenkomst niet doorgegaan door gebrek aan
hoorders. Maar uit de andere desa's kwamen
goede berichten. Aan den avond van den dag
konden we constateeren, dat ongeveer 50 ge
slaagd was.
Nu zou in een gewoon geval zoo'n teleurstel
ling deprimeerend gewerkt hebben, maar als ge
met zoo'n club bij elkaar zit, dan kunt ge meer
verdragen en er werden tal van woorden ge
sproken, die bemoedigden.
Behalve deze samenkomsten in de desa, wer
den er ook eiken dag een viertal samenkomsten
gehouden, in een tabaksonderneming, waar een
kleine 1000 mannen en vrouwen werkzaam wa
ren. Ze kwamen daar uit den geheelen omtrek
alle desa's van het onderdistrict waren onder
hen vertegenwoordigd en het was een mooie ge
legenheid om het Evangelie te verkondigen. Juf
frouw Baarbé met haar meisjes onder de vrou
wen, wij onder de mannen. Vandaar zou het
Evangelie worden meegedragen naar hun eigen
desa.
We hebben op die manier 5 dagen saamge-
woond en toen we terugkeerden was er opge
wektheid onder de broeders. We hebben den
heelen langen weg in de autobus zitten zingen
we vertrokken zingend en we kwamen zingend
in Magelang aan.
Er was nieuwe hoop gewekt, nieuwe plannen
waren ontstaan de helpers keerden terug naar
hun eigen desa, met het voornemen om in eigen
omgeving te werken zooals we het een paar da
gen saam gedaan hadden.
Als steeds
1.1.
A. MERKELIJN.
„V. U. PLAN 1937."
De herdenking van den geboortedag van Dr.
Kuyper, den Stichter onzer Vrije Universiteit,
bepaalt ons vrouwen telkens bij onze actie voor-
het „V. U. Plan 1937".
Bij zulk een mijlpaal in de actie staat men even
stil ziet men uiteraard terug op hetgeen reeds
afgelegd is, en vooruit naar den weg, die no{j
voor ons ligt.
Wij hebben thans vier jaar gespaard en
met veel zegen en wij hebben het allen met
blijdschap en dankbaarheid gedaan.
Thans vangt het vijfde jaar aan en straks
D.V. 29 October 1937 hopen wij het gespaarde
aan te bieden aan H.H. Directeuren.
Het eind komt thans in 't zicht. Maar dan
komen er vragen bij ons op.