ZENDING. Heere, die worden hier aangeduid als onschrif tuurlijke dwalingen. Hegel en Barth spelen hier hun rol. En het is tegen de beginselen van deze beide filosofen, dat de kerken moeten optreden. Evenals tegen de beginselen van een Marx. We kunnen niet den Heere dienen en tevens ons hoofd buigen voor ongeloofsbeginselen. En nogmaals die beginselen worden o zoo mooi aangekondigd. Het 'groote gevaar van die beginselen schuilt juist hierin, dat ze verguld worden. En dat tal van menschen de achtergrond niet zien. Die achtergrond heeft de Synode begrepen. En in één woord genoemd onschriftuurlijke dwalingen. Niemand late zich dus verleiden door de mooie vorm, waarvan de inhoud verderfelijk is. Binnen niet al te langen tijd zal uw brievenbus wel weer gevuld worden met allerlei vergif. Verguld vergif. Dat men in zijn haat tegen de tegenstanders zich wel eens vergeet, bewijst het pamflet dat de N.S.B. dorst rond te strooien na de deflatie van den gulden. We kunnen dankbaar zijn voor die zelfopen baring. Wie nog maar een greintje sympathie voor de N.S.B. mocht hebben gehad, heeft het toen zeker wel verloren. Maar in zulke pamfletten zit het kwaad juist niet. Die zijn zóó duidelijk, dat men direct weet, met wien men te doen heeft. Neen, het gevaar schuilt juist in mooie woorden met vergiftige inhoud. Die inhoud heeft de Synode onschriftuurlijke dwalingen genoemd. Tegen die inhoud moeten we ieder waarschuwen, die zich door de schijn laat verleiden. Tegen den inhoud waarschuwt Prof. Schilder in zijn mooie brochure Geen duibreed. „Geen duibreed is er op heel het erf van ons menschelijk leven, waarvan de Christus, die aller Souverein is, niet roept: „Mijn"!'' We willen deze belangrijke brochure aan een ieder dringend aanbevelen. Vooral moeten de jeugdorganisaties deze aanschaffen voor hun bi bliotheek. Prof. Schilder kan wel eens zóó schrijven, dat het moeilijk te begrijpen is. Deze brochure is helder als glas. Dat is al een eerste verdienste. Voorts zijn we dankbaar voor de scherpe, maar juiste critiek. Heel mooi is het hoofdstuk opium voor al lerlei wel-en-niet godsdienstig volk. Dit hoofd stuk eindigt als volgt „De Gereformeerde Kerken hebben gespro ken. Wat de N.S.B. niet aan Rusland en de Marxisten zeggen kon, dat hebben de Gerefor meerde Kerken gezegd: Godsdienst is geen opium voor het volk. Juist de godsdienst leert de opium kitten onderkennen, zoowel van Marxistische als die van anti-Marxistische origine." Van de opvallende hoofdstukken zal ieder deze treffen „De C.D.U. een organisatie zonder christelijken grondslag". Dit hoofdstuk eindigt als volgt„Het feit ligt er, dat wel niet „de geest" maar dan toch wel degelijk de practische politiek der S.D.A.P. hier in het openbaar wordt geprezen als veelszins juist en navolgenswaardig". Ieder, die maar eenigszins meeleeft, leze en herleze deze brochure. We zijn geroepen ons te wapenen tegen der gelijke beginselen uit den afgrond. De Alarmklok. In verband met het schrijven van de Synode, dat aan alle kerken is gezonden en dat aan alle leden moet worden bekend gemaakt, is het zeker niet ondienstig enkele cijfers te geven, die ons kunnen overtuigen van de noodzakelijkheid aan de alarmklok te trekken. Van de noodzakelijk heid dat ieder wete hoe het er bij staat met de financiën van de Theol. School. Blijkens curatorenverslag zijn de uitgaven in 1913 28.568,45^, 1918 34.033,09, 1936 61.320,72^. Dus zijn de uitgaven van 1933 in 1936 ver dubbeld. Ds. B. A. Bos van Assen schrijft hierover „Zou de financieele positie onze Theologische Hoogeschool dus even gunstig zijn als in 1913 en 1918, dan moesten ook de inkomsten van 1913 en 1918 dezelfde stijging vertoonen en die van 1913 met 100 of die van 1918 met 80% vermeerderd zijn. V/at zien we nu echter. In plaats van een groei van 80 slechts een groei van 9 ondanks het feit, dat het zielenaantal met ruim 34 is gegroeid. De schaal is precies de verkeerde kant over geslagen en inkomsten tegenover uitgaven ge steld is er een achteruitgang per hoofd van 50 Cijfers die spreken. De giften voor den zesden hoogleeraar zijn van 14.375,72 geklommen tot 14.432,72 op 30 October 1.1. A. H. OUSSOREN. DE GESCHILPUNTEN TUSSCHEN DE CHR. GEREF. KERK EN ONZE KERKEN. V. Het kerkrechterlijk bezwaar (3). Laten wij eerst een korte samenvatting mogen geven van ons betoog tot hiertoe. Wij hebben getracht in het licht te stellen, dat er oorspron kelijk in de Chr. Geref. Kerk tweeërlei bezwaar tegen de vereeniging van '92 is geweest tus- schen welke twee bezwaren een principieel ver schil is. Die bezwaren gingen a. tegen de vereeniging als zoodanig, omdat het beginsel van de Doleantie dat der Scheiding zou uitsluiten, en omgekeerd b. tegen de manier waarop de vereeniging destijds heeft plaats gehad. Het eerste bezwaar, wordt in het Synodale schrijven niet genoemd, slechts het tweede dus houden wij ons alleen daarmee bezig. Blijkbaar neemt de Synode het onder de ge noemde niet voor haar rekening, waarmee zij intusschen een belangrijke stap dichter bij ons is gekomen. Nu wordt echter het onder b. genoemde be zwaar ook weer op twee manieren voorgedragen binnen den kring van de Christelijke Gerefor meerden. a. Op de manier van het klassieke bezwaar schrift van Ds. G. Wisse c.s. b. Op de manier van Ds. H. Janssen. Het kwam ons als zeer waarschijnlijk voor, dat de Chr. Geref. Synode het bezwaar onder a. genoemd, ook hier niet voor haar rekening neemt. Opzettelijk drukken wij dit zoo voorzich tig uit. Volstrekte zekerheid omtrent de bedoe ling van de Synode hebben wij n.l. niet. Doch zij schijnt haar kerkrechterlijk bezwaar te bedoe len in den zin, waarin Ds. Janssen het heeft ge formuleerd in „Voor Waarheid en Recht", blz. 44. Daarom willen wij ons hier uitsluitend bezig houden met dit laatstgenoemde. Dit bezwaar van de Chr. Geref. Synode gaat tegen de wijze van vereeniging. Deze zou van „bovenaf" zijn opgelegd, terwijl het van „bene den af" had behooren te geschieden. Wij laten de eigen woorden van Ds. Janssen nog eens vol gen. Hij schrijft„Er is nooit een gecombineerde „Kerkeraadsvergadering van den Christ. Geref. „kerkeraad en den Doleerenden kerkeraad ge- .houden om de vereeniging ter plaatse met el kander te bespreken. „Dat is de principieele kerkrechterlijke fout, „die er m.i. in de vereeniging van 1892 ge- „maakt is. Uit die gecombineerde kerkeraads- „vergaderingen had de vereeniging moeten op komen." Is dit bezwaar gegrond De pogingen om tot kerkelijke eenheid te ge raken zijn inderdaad uitgevoerd door deputaten van Synodes, die hun opdrachten niet ontvingen van een kerkeraad, maar van de „meeste" ver gadering, die hen benoemde. Nu moeten wij ech ter het karakter van een Synode goed onder scheiden, en niet vergeten, wat een Synode voor een vergadering is. Zij is geen bestuur, ook zelfs geen soort hooger bestuur. Maar een vergadering van de kerken zelf. De kerken komen zelve in en door hare afgevaardigden samen en regelen zelf haar eigen zaken in haar grootere of, zooals de term luidt „meerdere" vergaderingen. In de Synodes waar de zaak van de vereeni ging destijds behandeld is, waren alle kerken saamvergaderd het waren Generale Synodes. Bovendien is de zaak niet maar even door één Synode afgedaan, doch verschillende Syno dale vergaderingen hebben met verloop van ver scheidene tusschenliggende jaren, er over gehan deld. in den tusschenliggenden tijd was er overvloedig gelegenheid de zaak op de kerke- raadsvergaderingen te bespreken. Dat is ook gebeurd. En niet minder op de classicale ver gaderingen en in de Particuliere Synodes. Op twee Generale Synodes der Chr. Geref. Kerk, werd deze zaak, in den kerkrechterlijke vorm, gebracht door alle Particuliere Synodes, namelijk op die van Assen 1881 en van Leeuwarden 1891. Ter tafel van de verschillende Particuliere Sy nodes was de zaak natuurlijk, via de vergaderin gen der Classes, gekomen uit de kerken zelf. Dus, indien men dat zoo wil uitdrukken, wel ter dege van „beneden af". De voorstelling alsof het bij de vereeniging geheel van „bovenaf" zou zijn gegaan alsof deze eigenlijk tegen den wil der plaatselijke kerken aan hen zou zijn opgelegd door een Synode, die haar bevoegdheid te buiten ging, is beslist niet in overeenstemming met de werkelijkheid. Zeker, er is nog iets anders. Als een voornaam bezwaar, is van Chr. Geref. zijde, steeds naar voren gebracht, dat de eerste stoot om tot eenheid te geraken, niet van de kerkeraden, maar van particulieren is uitgegaan. Wij willen bij deze voorstelling van zaken niet elk woord op een goudschaaltje wegen, anders zouden wij onmiddellijk de vraag kunnen stellen, of er wel eenige kerkelijke actie mogelijk is, waartoe de eerste stoot niet pleegt uit te gaan van particuliere personen. Het gaat maar over de vraag, of die personen de actie, die zij op stuwen in den rechten weg leiden in de goede kerkrechterlijke baan. Maar de eerste stoot gaat altijd van een persoon uit, ook als een kerkeraad tot een voorstel komt, is het begin bij één of meer personen geboren. Maar wij willen niet te curieuslijk de woorden van deze voorstelling van zaken toetsen. De bedoeling is deze de eerste ontmoetingen tusschen de Doleerende en de Chr. Gereformeer den werden belegd door vooraanstaande perso nen als particulieren, niet als deputaten der kerk tot deze zaak afgevaardigd. Het Synodaal Con vent van Rotterdam had enkele broeders aange wezen om samenwerking met de Chr. Geref. te zoeken. Drie van deze broeders n.l. Dr. Kuyper, Dr. Rutgers en Dr. W. v. d. Bergh hebben toen op 6 October 1887 de eerste samenspreking ge had met drie Docenten van de Theol. School, de Cock, Van Velzen en Wielenga, welke laat ste uiteraard daartoe geen opdracht hadden ont vangen van de kerk. Er zijn na die eerste nog andere samensprekingen gevolgd.1) Doch na die „eerste ontmoetingen" is de zaak kerkelijk behandeld en heeft kerkelijk haar beslag gekregen. Is het inderdaad een bezwaar, dat vooraf besprekingen door vooraanstaande broe ders gevoerd zijn, zonder dat zij een opdracht daartoe hadden ontvangen Ons dunkt heele- maal niet. Het zou dat wel zijn, als in die samen sprekingen min of meer bindende besluiten waren genomen. Daartoe hadden de Docenten geen be voegdheid. Daarvan is echter geen sprake ge weest. Voortgaande op de lijn van hen, die dit „be zwaar" opperen, zou men evenzeer bezwaren kunnen inbrengen tegen velerlei particulier ge schrijf, dat destijds pro en contra de vereeniging gevoerd is in kranten e.d. Daarin kwam ook tot- uiting een zeker zoeken van contact. Contact werd eveneens gezocht door de kerkeraden te Amsterdam, Haarlem en Harderwijk, waar de Doleerende kerkeraad en de Chr. Geref. wel niet dadelijk gecombineerd vergaderden, maar toch een correspondentie openden. Een huwelijk kan zoo maar niet tot stand komen. De pogingen om tot contact te geraken kunnen op allerlei manier plaats hebben, als het contact zelf ten laatste maar op de juiste wijze tot stand komt. Doch deze opmerkingen raakten nog niet het hoofdbezwaar, door Ds. Janssen genoemd. Dat ligt hier, dat de heele zaak beslist is, op de ver gaderingen van de Synode, terwijl z.i. de be slissing in de kerkeraadsvergaderingen had moe ten vallen. Dit schijnt misschien niet zonder kracht. Immers, Gereformeerden leggen sterken nadruk op de zelfstandigheid der plaatselijke kerken. Onze kerken vormen een groep zelfstandige ker ken, die met elkaar in één verband leven en allerminst een genootschap, dat door een hoogste bestuur werd gedirigeerd. Zou dan niet elke kerk zelfstandig moeten beslissen Wat aangaat de plaatselijke ineensmelting van twee kerken, berustte de beslissing geheel bij den kerkeraad. De geschiedenis na '92 heeft ons clan ook laten zien, hoe op sommige plaatsen nog jaren, twee zelfstandige kerken A en B bleven bestaan, hoewel zij in het kerkverband beide volledig samenwerkten met elkaar en met alle Gereformeerde Kerken. Dat kon. Want in '92 hadden de Synodes de plaatselijke kerken in één verband gebracht. Al eer niet. Dat moet men goed zien. Meer deden zij niet Zij hebben niet gedaan wat „des ker- keraads" taak was, zooals Ds. Janssen meent. En dit, het-in-één-verband-brengen van twee kerkengroepen kon nimmer aan kerkeraden wor den overgelaten. Hoe zou dat toch ooit mogelijk zijn geweest '-) Trouwens Art. 30 van de Kerkenordening om schrijft de bevoegdheid der „meerdere vergade ringen" aldus „In meerdere vergaderingen zal men niet handelen, dan 't gene, dat in mindere niet heeft afgehandeld kunnen worden, óf dat tot de kerken der meerdere vergaderingen in 't gemeen behoort". Hier worden twee normen genoemd die de zaken, welke op de meerdere vergaderingen be hooren, afgrenzen van die, welke op de mindere, in dit geval, op de kerkeraadsvergadering thuis hooren. Als wij ons hier door laten leiden, is het dui delijk, dat de zaak van de vereeniging op de Synodes behoorde te worden afgehandeld en beslist. Ten eerste omdat zij op de kerkeraadsverga deringen eenvoudig niet kon worden opgelost. Was er één kerkeraad in staat, de ingrijpende kwesties die aan de orde waren, grondig te be handelen, als bijv. het verschil in beschouwing van de Herv. Kerk, het Reglement van 1869 met al den aankleve, de kwestie van de twee oplei dingsscholen Maar in de tweede plaats, al hadden alle ker keraden beschikt over genoegzaam bekwame broeders, dan nog mocht het niet, want het wa ren kwesties, die al de kerken in 't gemeen raak ten. Heel de zaak van het samenleven in een kerkverband, behoorde tot de kerken in 't gemeen en kon en mocht, naar Gereformeerd kerkrecht slechts door de „meeste" vergadering worden beslist. Artikel 30 is voor geen tweeërlei uitleg vatbaar Hiermee is de bespreking van het kerkrechter lijk bezwaar beëindigd, om de volgende keer voort te gaan met de confessioneele geschil punten. Brouwershaven. J. MEESTER. u) Vergelijk het heldere overzicht van Dr. Kraan in het Gedenkboek der Doleantie, blad zijde 229 v.v. 2) Het blijft bevreemdend, dat men juist de Chr. Geref. Kerk, die langen tijd eenigszins col- legialistisch is geweest, blijkens het reglement van 1869, dit bezwaar inbrengt, waarin men de zelf standigheid der plaatselijke kerk overschat. Magelang, 26 September 1936. Amice, Voor enkele weken stond er een groote auto bus voor de deur, waar al de helpers en ik, Me juffrouw Baarbé en enkele Javaansche meisjes, instapten, met alle bagage om naar de desa te vertrekken, waar we gedurende 5 dagen zouden wonen in een paar eenvoudige Javaansche huis jes. Juffrouw Baarbé met haar meisjes in het eene en wij met z'n allen, 15 man, in het andere huis. Wat we daar wilden doen We wilden het Evangelie verkondigen in deze desa en de desa's in de omgeving. We wilden een bepaald gedeelte van het Zendingsterrein eens intensief bewerken gedurende deze dagen. We hadden gehoord hoe men dit gedaan had in Banjoemas en we wilden het op dezelfde wijze eens probeeren in Magelang. 's Morgens, zoo hadden we afgesproken, zou den de helpers in clubjes van 2 en 3 uitgaan naar de hun aangewezen desa's en zouden trach ten een plaats te krijgen, waar zij 's avonds het Evangelie zouden verkondigen. We hadden er echt zin in. De eerste avond hebben we door gebracht in gebed en God gevraagd om Zijn zegen, Zijn leiding, vrijmoedigheid, voorzichtig heid, kracht. Het was een mooie avond, een avond waarin we 't allen voelden, dat God de opening moest geven, maar dat Hij toch ons gebruiken wou om Zijn Evangelie bekend te maken. Daarna gingen we naar onze slaapstede. Ge moet U daar na tuurlijk geen groote voorstelling van maken. Ik kreeg een apart kamertje, een ander kamertje was bestemd voor den Javaanschen dominee, en een paar helpers de overigen sliepen bij elkaar op een ambén. Den volgenden morgen waren we al vroeg op en hadden we een paar gezellige oogenblikken, toen we onder genot van een kopje thee wat met elkaar zaten te praten over het werk van den komenden dag. Na het ontbijt, dat evenals het middagmaal en het avondeten uit rijst be stond, gingen we allen op stap om de plaats te zoeken voor een bijeenkomst. Een tweetal goe roe's indjil waren met mij aangewezen om in de desa, waar we een woning gehuurd hadden, den loerah op te zoeken en hem te vragen zijn wo ning af te staan voor het houden van een bijeen komst. De loerah was niet thuis, maar we wisten, dat hij naar een desa gegaan was op 10 K.M. afstand een autobusje, dat daar een geregelde dienst onderhoudt, bracht er de helpers heen en wij vonden den loerah bereid zijn woning af te staan. 12 uur waren allen terug van hun tocht naar de desa en hoorden we den uitslag van de po gingen. Nu dat was mooialle loerah's hadden hun woning afgestaan en we waren blij, dat er geen weigeringen waren, zooals we 's morgens een beetje hadden gevreesd. Ge moet het U goed indenken. Daar komen een paar Christenen vra gen of ze in het huis van een dorpshoofd 's avonds het Evangelie mogen verkondigen en of de loerah daartoe ook zijn hulp wil verleenen, door de menschen bijeen te verzamelen. Die Christenen zijn geheel onbekend aan den loerah het konden net zoo goed communisten zijn, waar voor de loerah's zoo gewaarschuwd zijn. Er was terecht eenige verwondering, dat alles zoo vlot verloopen was en we dankten God, dat Hij het alles wel gemaakt had. Dien morgen waren er twee broeders thuis gebleven speciaal om de uitgetrokken broeders in het gebed te gedenken. 's Middags gingen we allemaal uit 6 groepjes van 3, die in 6 desa's samenkomsten zouden hou den, op de toegezegde plaatsen. Wij gingen naar den loerah van de plaats ge begrijpt, dat we vol spanning waren hoe zou het gaan zouden er velen zijn gekomen zou...? Toen we de woning van den loerah naderden, keken we vreemd op. De woning lag in het don ker geen mensch was gekomen. Dat zag er werkelijk triestig uit We klopten aan en toen de vrouw van de loerah verscheen, vroegen we, hoe 't stond en of de loerah de menschen had laten uitnoodigen. De vrouw wist van niets de loerah was uit gegaan en nog niet teruggekomen, maar of wij maar plaats wilden nemen in den pendopo. We gingen zitten en kregen overvloedig thee en koek; een broer van den loerah werd gehaald om ons teleurgestelde menschen gezelschap te houden. Maar we zijn tenslotte onverrichterzake huis waarts gegaan. Waren we beet genomen Had de loerah ons bedrogen Waarom had hij dan maar niet terstond gezegd, dat hij er bezwaar tegen had Och, dat zijn allemaal vragen, die een Nederlander doet, wanneer hij de Javanen en de Javaansche begrippen nog niet kent. Voor ons was het duidelijk, dat de loerah tenslotte geen zin had zijn huis af te staan maar zoo iets bot te weigeren vindt een Javaan onbeleefd. Hij laat het op een andere manier blijken, en de eenige uitweg, die hij gezien heeft, was deze zelf niet thuis te komen of althans te laten zeggen, dat hij niet thuis was. We hoop ten nu maar, dat de ervaringen van de Javaan sche broeders een beetje beter zouden zijn. Om 10 uur kwamen de eersten terug dat was wel wat vroeg voor een geslaagde samenkomst. Nu dat was ook zoo de loerah lag op zijn bed, toen de goeroes er aan kwamen. Blijkbaar was deze loerah, die 's morgens nog zoo welwillend was geweest, om zijn huis toe te zeggen, van meening veranderd. En die verandering was nog al duidelijk, want toen deze helpers een gesprek kregen met enkele menschen van het desabestuur en er nogal wat andere menschen bijkwamen om te luisteren, kwam de loerah al spoedig zelf om te zeggen, dat die samenkomst niet gehouden mocht worden. Weldra waren de menschen ver dwenen uit vrees voor de loerah. Tot hiertoe waren de mededeelingen dus niet erg bemoedigend. Maar tegen 12 uur kwamen de anderen met andere berichten, over goed ge slaagde samenkomsten. In nog een desa was de samenkomst niet doorgegaan door gebrek aan hoorders. Maar uit de andere desa's kwamen goede berichten. Aan den avond van den dag konden we constateeren, dat ongeveer 50 ge slaagd was. Nu zou in een gewoon geval zoo'n teleurstel ling deprimeerend gewerkt hebben, maar als ge met zoo'n club bij elkaar zit, dan kunt ge meer verdragen en er werden tal van woorden ge sproken, die bemoedigden. Behalve deze samenkomsten in de desa, wer den er ook eiken dag een viertal samenkomsten gehouden, in een tabaksonderneming, waar een kleine 1000 mannen en vrouwen werkzaam wa ren. Ze kwamen daar uit den geheelen omtrek alle desa's van het onderdistrict waren onder hen vertegenwoordigd en het was een mooie ge legenheid om het Evangelie te verkondigen. Juf frouw Baarbé met haar meisjes onder de vrou wen, wij onder de mannen. Vandaar zou het Evangelie worden meegedragen naar hun eigen desa. We hebben op die manier 5 dagen saamge- woond en toen we terugkeerden was er opge wektheid onder de broeders. We hebben den heelen langen weg in de autobus zitten zingen we vertrokken zingend en we kwamen zingend in Magelang aan. Er was nieuwe hoop gewekt, nieuwe plannen waren ontstaan de helpers keerden terug naar hun eigen desa, met het voornemen om in eigen omgeving te werken zooals we het een paar da gen saam gedaan hadden. Als steeds 1.1. A. MERKELIJN. „V. U. PLAN 1937." De herdenking van den geboortedag van Dr. Kuyper, den Stichter onzer Vrije Universiteit, bepaalt ons vrouwen telkens bij onze actie voor- het „V. U. Plan 1937". Bij zulk een mijlpaal in de actie staat men even stil ziet men uiteraard terug op hetgeen reeds afgelegd is, en vooruit naar den weg, die no{j voor ons ligt. Wij hebben thans vier jaar gespaard en met veel zegen en wij hebben het allen met blijdschap en dankbaarheid gedaan. Thans vangt het vijfde jaar aan en straks D.V. 29 October 1937 hopen wij het gespaarde aan te bieden aan H.H. Directeuren. Het eind komt thans in 't zicht. Maar dan komen er vragen bij ons op.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1936 | | pagina 2