No, 46 Vrijdag 13 November 1936 50e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND, UIT HET WOORD, DADERS DES WOORDS. VAN VERRE EN NABIJ. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzm, A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGENG ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 ONVOLTOOID WERK. en er is zeer veel land overge bleven, om dat erfelijk te bezitten. Jozua 13 lb. Dat zegt de Heere tot Jozua, Israels leidsman, nu het avond in zijn leven is geworden. Hij is hoog bejaard. De grijze veldheer is vermoedelijk al over de negentig. Maar, wat heeft hij gewerkt! Eèrst Israël over de Jordaan Kanaan binnenge bracht. Toen het land veroverd. Eén en dertig koningen waren door hem overwonnen, hun ge bied van afgodendienst gezuiverd en Israël tot erfelijke bezitting gegeven. Van Dan tot Berseba was Kanaan nu in hun bezit. Alleen moest het nog toegewezen worden door het lot aan die negen en een halve stam, die nog niets ontvangen hadden. Dat was Jozua's laatste werk het land vcrdeelen. Maar dan moet hij meteen hooren gij zijt er nog niet. Er is nog veel land in het bezit der Kanaanieten overgebleven. De Heere wil nu, dat dat volk Jozua's onvol tooide taak volbrengt. Het werk was nog maar half klaar. Want meer dan de kleine streep grond van het land der Philistijnen tot aan de woestijn en van Dan tot Berseba was hun toegezegd. Naar des Heeren belofte zou Israël verkrijgen al wat er lag vanaf de rivier van Egypte tot den ingang van Hamath ten Noorden van den Liba non, ja al het land, dat er lag tusschen den Eufraat ten Oosten en de Middelandsche Zee ten Westen. Dat was nog heel wat onveroverd gebied. Ook dat zou Israël verkrijgen, als het tegen de daar wonende volkeren optrok. Immers het was beloofd. En ten overvloede voegt de Heere er aan toe Ik zal die volkeren voor uw aangezicht verdrijven (vs 6). Eerst wijst God stuk voor stuk Jozua die landstreken aan. Wan neer het bondsvolk dus handelde naar den wil des Heeren, zou alles terecht komen. Ernstig heeft Israëls oude leidsman, die zoo onwrikbaar in die belofte Gods geloofd heeft, zijn volk dan ook opgeroepen zijn afgebroken werk voort te zetten, maar ook met wortel en tak alle heidensche afgoderij uit te roeien en alle vriendschap met die volkeren te mijden. Anders zouden de overgeblevenen Israël ten val brengen; zij zouden hun tot een strik zijn en tot een net en tot een geesel, had de Heere gedreigd, totdat gij omkomt in dat goede land, dat de Heere uw God u gegeven heeft. Helaas heeft het volk zich aan dat bevel wei nig of geheel niet gestoord. De grenzen des lands bleven beperkt tot Dan en Berseba. Wat aan gebied nog was beloofd, werd nooit veroverd. Even geschiedde dit in Davids dagen, de heide nen werden teruggeworpen tot Hamath toe maar de afgodendienaren werden niet verdreven. Later bij de scheuring des rijks vielen de cijns baar gemaakte volkeren weer af. Er is in Israëls historie geen oogenblik geweest, dat dat volk zich heeft ingespannen om de Godsidee over zijn woonplaats tot werkelijkheid te maken. Van Dan tot Berseba, verder kwam het niet. Laat ons maar zoeken te houden, wat we hebben Laat ons liever vrede sluiten met die volkerenen met hun goden En zoo werd het land door God beloofd, nóóit tot werkelijk bezit van Israël. Het bondsvolk des Heeren kwam in groote el lende, doordat het zich vermengde met Gods vijanden en zich voor hun goden neerboog. Al wat geschreven is, dat is tot onze leering geschreven. Israël is hier een beeld van ons in verband met Gods beloften voor leven en ster ven. Immers Israëls God is ook ónze God, Hij heeft ook met óns een vast verbond gesloten. Ook ons is een erfenis toegezegd tot in eeuwig heid door Hem, Die niet liegt. Ja, ons zijn als N. T. gemeente meer dan Israël beloften toege komen van geestelijke overwinningen. Krijgen wij dan niet in dit woord des Heeren, tot Jozua en zijn volk gericht, een beschamende les te hooren er is zeer veel land overgebleven, om dat erfelijk te bezitten De geloovige is toch verplicht om met alle ongerechtigheid te breken. Geen stukje grond mag overblijven in de handen der vijanden. Hij moet voor zijn God opeischen alle gebieden des levens. Niet slechts de nog niet-veroverde ge bieden buiten hem, maar evenzeer binnen hem. Geen duimbreed is er op heel het erf van ons menschelijk leven, waarvan God niet roept „Mijn Doch, wat is er nog veel in en buiten ons, waarvan wij zeggen Neen, dat is „mijn Ja, er is zeer veel land overgeblevenWat zijn er nog veel zondige plekken in ons hart Wat zijn we nog ver van de volkomenheid af Wat laten we dikwijls de „heidenen" toe zich met ons te vermengen Op de terreinen van we tenschap, van kunst, in het maatschappelijk leven en waar niet al, is er nog heel veel land in de handen der wereld. Wij zijn dikwijls zoo tevre den met de grenzen van Dan tot Berseba. Ziehier nu. Uw roeping, uw heilige taak, om al dat land, dat overgebleven is, in bezit te ne men. Alles is toch van u En gij zijt van Christus en Christus is Gods Hoe ouder we worden en we terugzien op den afgelegden levensweg, hoe meer we onze nalatig heid, onze laksheid opmerken Wij beleven zoo weinig, wat we beleden hebben en belijden. Er is zoo groot verschil tusschen Góds roeping en ons onvolkomen christelijk leven. Doet de afgoden uit uw midden weg, roept God ons toe Breekt alle altaren afDat is nu des Christens strijd in leven en sterven, Hém er kennen, als eenige Koning heel ons leven en niet een deel ervan opeischen voor Zijn Koning schap. Er moet een streven, een jagen naar de volmaaktheid onder ons gevonden worden. Heel het land erfelijk bezitten en bewonen. Dat is breken met alle zonde en afgoderij in ons hart. God eischt veel, ja, maar Hij belooft óók veel. En, Die het belooft, is getrouw. Hij geeft ook kracht om het te volbrengen. Zeker, als we letten op de vele nog niet- veroverde gebieden in ons leven, dan kan ons dit zoo verontrusten. O, we komen nooit klaar We zullen het beloofde land nooit in erfelijk bezit nemenLuistert dan, wat God zegtIk zal hen verdrijven (vs. 6). Ik zal al dat nog overblijvend kwaad van u, uit u wegdoen. Ik doe dit groote wonder in het uur van uw ster ven. Gij sterft dan al uw zonden af. Daarom, schuldgevoelende zielwerkt uws zelfs zaligheid met vreeze en beven, want het is God, Die in u werkt, beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen. De schoonste plaats mat Gij met ruime snoeren O heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren Domburg. J. E. VISSER. VAN DE SYNODE. Over de leergeschillen (II). Het viel niet altijd gemakkelijk uit de versla gen der Synode, gelijk die in de bladen versche nen, zich over den loop van zaken een heldere voorstelling te maken, omdat de behandeling van een bepaald onderwerp nog al eens onderbroken werd en verschillende voorstellen herhaalde ma len gewijzigd werden. Dit alles deed zich ook voor bij de leergeschillen. En daarom willen we nu eerst laten afdrukken het besluit, dat eindelijk door de Synode inzake de leerverschillen geno men werd. Besluit inzake Leerverschillen. „De Synode, gelet op het feit, dat er in onze kerken opvattingen worden voorgedragen, welke van de tot nog toe gangbare leeringen afwijken en dat eenerzijds de voorstanders dier opvattingen gelooven en verzekeren, dat zij geheel conform Schrift en belijdenis zijn, terwijl anderzijds door menigeen in onze kerken de vraag is gesteld, of deze voorgedragen opvattingen wel in overeenstemming zijn met Schrift en belijde nis van oordeel, dat zulk een onzekerheid niet mag worden bestendigd besluit 1°. tenminste 7 deputaten ad hoe te be noemen 2°. dezen deputaten op te dragen a. de bedoelde opvattingen welke be trekking hebben op de onderwerpen (in alfabetische volgorde): Algemeene genade, Genadeverbond. Onsterfelijkheid der ziel, Pluriformiteit der kerk, Vereeniging der beide naturen van Christus, Zelfonderzoek, naar haar zakelijke beteekenis te onderzoeken en te toetsen aan Schrift en belijdenis b. daarover op de volgende Synode rapport uit te brengen en haar daarin met advies te dienen." Dit voorstel werd met 35 tegen 21 stemmen aangenomen. Hierbij worde dan maar dadelijk gevoegd de meedeeling, dat de Synode acht deputaten be noemde en welDs. J. L. Schouten, de profes soren Aalders, Greijdanus, Hepp, Schilder, Vol lenhoven, Ds. G. Diemer en Dr. J. Thijs. Het voorstel van de minderheid der prae- adviseerende commissie, om op het voorstel Dr. Polman en Ds. v. d. Vegt niet verder in te gaan, was door de Synode niet aanvaard. Het werd verworpen met 48 tegen 8 stemmen. Er was echter tijdens de behandeling een ander voorstel ingediend, dat onderteekend was door Dr. Polman, Ds. v. d. Vegt, Dr. K. Dijk, Dr. W. A. van Es, Ds. W. H. den Houting, Ds. W. W. Meynen, Prof. Ridderbos en Prof. Schilder. Het is interessant ook daarvan wat nader ken nis te nemen. Het wil ook tenminste 7 deputaten doen benoemen, maar de aanleiding daartoe wordt dan aldus geformuleerd, dat er in onze kerken meeningsverschillen zijn gerezen, die door allerlei oorzaak onrust hebben verwekt, en de opdracht zou dan deze zijn een onderzoek in te stellen naar de zakelijke beteekenis dezer meeningsverschillen en van dien arbeid rapport uit te brengen aan de volgende Generale Synode. Verschil is er dus met het tenslotte aangeno men voorstel, dat hier gesproken wordt van meeningsverschillen, maar dat niet bepaalde pun ten worden genoemd, waarover meeningsverschil zou bestaan. Verschil is er ook in dit opzicht, dat terwijl in het aangenomen voorstel niet ge sproken wordt van „onrust" maar van „onzeker heid", in het voorstel van de acht, geconstateerd wordt, dat er door allerlei oorzaak onrust is verwekt. Een poging om tot een gemeenschappelijk voorstel te komen, mislukte. En toen het boven vermelde besluit door de Synode was genomen, was dit voorstel van de acht leden van de baan. Eisch tot Zelfonderzoek. Onder de punten, die aan de acht deputaten tot nadere bestudeering worden opgedragen, be hoort ook dat van het zelfonderzoek. Reeds nu oordeelde de Synode het echter noo- dig een uitspraak te doen aangaande de nood zakelijkheid van zelfonderzoek. Ze nam, met algemeene stemmen, daarover dit besluit De Synode, van oordeel, dat in de prediking de ern stige vermaning tot geloof, bekeering en zelfonderzoek reeds uiteraard geboden is door de verkondiging van Christus als den Eenige door God gegeven Zaligmaker der wereld en dat de eisch tot haar (n.l. de ernstige vermaning) opgesloten ligt in de belijdenis van de bediening der sleutelmacht in vraag en antwoord 84 van den Heidelb. Catechis mus constateerende, dat zij reeds van ouds af in onze Geref. Kerken geschiedde en ge schiedt en dat zij ook laatstelijk nog door de Sy node van Utrecht in 1905 in haar bekende verklaring (art. 158) uitdrukkelijk aange drongen is acht het vanwege den ernst der zaak, hierbij betrokken, n.l. eeuwige behoudenis door Christus óf eeuwig verderf, hare roe ping, nogmaals allen dienaren des Woords op het harte te binden in dezen getrouw te zijn." In dit besluit is van beteekenis de verwijzing naar het besluit van de Generale Synode van Utrecht in 1905. Het gedeelte, waarop het hier vooral aankomt, is dit: „dat voorts het oordeel der liefde, waar mede de Kerk het zaad des verbonds voor wedergeborenen houdt, geenszins zeggen wil, dat daarom elk kind waarlijk wedergeboren zou zijn omdat Gods Woord ons leert, dat niet allen Israël zijn, die uit Israël zijn en van Israël gezegd wordtin hem zal u het zaad worden genoemd (Rom. 9:6, 7), zoo dat in de prediking steeds op ernstig zelf onderzoek moet worden aangedrongen, aan gezien alleen wie geloofd zal hebben en ge doopt zal zijn, zal zalig worden." Met deze verwijzing ontvangt de vermaning om den eisch tot zelfonderzoek te blijven predi ken niet alleen naderen klem maar ook nadere praeciseering. Intusschen blijve het aan de acht deputaten nader te onderzoeken of er ook in onze kerken aangaande het zelfonderzoek opvattingen voor komen, die niet zouden overeenkomen met Schrift en belijdenis. Alles saam genomen meenen we, dat er voor een arbeid als aan deze deputaten werd opge dragen, zeker een plaats is. We zeiden reeds, dat er o.i. in onze kerken ongetwijfeld een ze kere ongerustheid heerscht, geboren uit onzeker heid. We vreezen, dat die ongerustheid, als haar oorzaak niet wordt weggenomen, zou leiden tot onrust, met als gevolg aanklachten bij kerkera den, met al de ellende, die daaraan verbonden is. En naar den regel, dat voorkomen beter is dan genezen, is toe te juichen dat een poging zal worden gedaan, om die ellende te voorkomen, door rustige bezinning van bekwame mannen. En, gezien de saamstelling van deze commissie, durven we de hoop koesteren, dat haar rapport niet zal lijden aan de fout van eenzijdigheid en daarom, wanneer zij met eenparig genomen conclusies zal komen, haar arbeid voor onze kerken, de vrucht zal dragen van opbouwing in het allerheiligst geloof. HEIJ. N.S.B. en C.D.U. De twee bovengenoemde politieke partijen moeten ieder medelevend christen interesseeren. Niet vanwege de schriftuurlijke beginselen, die ze zouden voorstaan, neen, juist om de gevaar lijke beginselen, die ze in zich verbergen. Met opzet gebruiken we hier het woord ver bergen. Wie oppervlakkig kennis maakt met de be ginselen van de C.D.U. en ook N.S.B., kan een oogenblik onder de bekoring komenDe Naam Gods wordt gebruikt in pamfletten, in vlugschrif ten, ja zelfs in hun z.g.n. Christelijke beginselen. Menig argelooze lezer kan onder de bekoring komen van het schijnbaar mooie woord, de schoone klank. Zich voordoen alsof men dicht bij positieve christenen staat, zich aanbieden als de dragers van de beproefde beginselen, dat is een vak ge worden in onzen tijd. De S.D.A.P. is ook een typisch beoefenaar van deze camouflage. De woorden worden zelfs daar meer gewogen dan voorheen. Ze hebben zelfs zooveel zelfbeheersching geleerd, dat ze niet meer alles zeggen wat ze wel zouden willen zeggen. Het schijnt er met de revolutionaire machten op vooruit te gaan. Maar nu heeft een christen een beproefd mid del om door den schijn der dingen heen te zien. Het moge waar zijn dat sommige christenen, soms ook jonge christenen, die de werkelijkheid nog niet al te goed zien, zich laten verleiden, dat neemt niet weg, dat vooral zij die Gods Woord kennen, steeds maar weer dat Woord als een leiddraad tegen schijnbaar mooie begin selen moeten aanwenden. Het Woord des Heeren dringt door de glan zende oppervlakte heen, neemt de vernis weg. Het Woord des Heeren laat ons zien wat de wereidling niet kan zienhoe verderfelijk be ginselen zijn, die strijden met Gods geboden. Met dat ontdekkende licht van Gods Woord heeft onze Synode de beginselen van de N.S.B. en C.D.U. nagegaan. Zoo heeft de Synode duidelijk uitgesproken, dat er geen plaats is voor leden onzer Gerefor meerde Kerken in organisaties, die van onschrif tuurlijke dwalingen uitgaan als daar zijnhet leidersbeginsel, de natonalistische totalitaire machtstraat en de antimilitairistische verwerping van den oorlog in eiken vorm. Hoe deugdelijk dit besluit van de Synode ge weest is, wordt wel duidelijk uit het feit, dat direcf na dit besluit de N.S.B.ers en de C.D.U.ers alarm hebben geblazen. De kerk zou zich gaan bewegen op het terrein van de politiek. De kerk zou haar perken te buiten gaan, enz. enz. Dat Ds. Buskes en anderen met nog zooveel liefde voor onze kerken vervuld zijn om haar te waarschuwen om niet op het verkeerde pad te gaan, nu, dat kunnen we in dank aanvaarden. Dankbaarder zullen we echter zijn, indien men zelf ziet welke verderfelijke beginselen men voor staat. Want het is niet zóó dat hier kerk en poli tiek vermengd worden. Neen, zoo staat het beginselen, die het leven van de kerk en van iedere geloovige raken, die afvoeren van den

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1936 | | pagina 1