No. 41 Vrijdag 9 October 1936 50e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS. UIT DE HISTORIE. VAN VERRE EN NABIJ. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 JONA, DOOR GOD VERKLAAGD BIJ DE HEIDENEN. En het lot viel op Jona.' Jona 1 7a. Stille, rustig-levende, teruggetrokken menschen worden lichtelijk gehouden voor zulke onschul dige lieden, die niemand kwaad doen. Ze be moeien zich niet met de groote wereld, blijven op een afstand en worden niet gaarne gemoeid. Ze bevinden er zich zeer wél bij, als ze met vrede gelaten worden en laten zich gaarne in- deelen bij „de stillen in den lande". 't Schijnt wel alsof deze Christen-menschen, die getrouw ter kerk gaan, de wapenrusting van Paulus aanzien voor de wapenrusting van Saul en zeggen ik kan er niet in gaan, want ik heb 't nooit beproefd. Namen ze dan maar de gladde steentjes uit de beek en gingen daarmee den Goliath dezer eeuw tegemoet, zoo zouden wij hen den tol onzer waardeering niet onthouden, want ze zouden inderdaad staan in de volle wa penrusting des geloofs, evenals David, die zeggen dorstik kom tot U in den Naam des Heeren. Velen van zulke teruggetrokken, wegschuilen de broederen zijn evenwel niet zoo onschuldig, als men ze er voor houden zou Wanneer het goddelijk lot getrokken werd, zouden er wel eens diep-schuldigen onder aangetroffen kunnen wor den, schuldig aandeserteeren-uit-de-slagorde- van-den-levenden-God Slapende geloovigen zijn schuldige-kinderen- Gods. Het is een innerlijke tegenstrijdigheid werkelooze-christenen sluimerende-wachters kaarsen-onder-de-korenmaat biddelooze-profe- ten gezalfde-dienstweigeraars Mogen ze voor ons oog onschuldige, lieve, aangename menschen zijn, die den vrede zoeken, die liever maar zwijgen, die zich om de groote wereld-van-zondaren niet bekommeren, die zich niet druk maken met de heidenen en zich niet vermoeien om de geestesstroomingen van den tijd eenigszins te leeren verstaan kalme, rus tige, slapende Jona's de Heere kan dezulken wel eens openlijk als de groote schuldigen aan klagen en zelfs verklagen bij de heidenen. De rustig-slapende Jona, in de kajuit van den Tarsisvaarder, sluimerend met de rol van Gods oordeelsaanzegging en met den lastbrief van Gods barmhartigheden in den boezem, deze Jona is een verschrikkelijk mensch, zooals hij daar ligt. Zóó verschrikkelijk, dat Gods bliksems uit- vlieten, de wolken zwart tezamen pakken, de orkanen loeien en de dood zijn kaken uit de golven openspalkt. Een rustig-slapend-ongehoorzaam geloovige, die Gods lastbrieven niet wil doorgeven, is een strafbaar deserteur, die gedaagd moet worden voor de vierschaar der heidenen. „En het lot viel op Jona." Verbijsterende aanklacht van God, ingediend bij de heidenen, betreffende Zijn Knecht, Zijn Profeet, Zijn Bon deling, Zijn Kind Daar staat Jona, de uitgewekene, de vluchte ling, de dienstweigeraar, die zijn wapenrusting heeft uitgetrokken aangehouden, gevat, ver dacht, gedaagd, gevonnisd. Schuldig aan ontrouw-in-den-dienst van Zijn Zender. Schande over hem, dat hij zijn mede reizigers in 't grootste gevaar heeft gebracht. Een profeet, een geloovige, een kerk, die wei gert volstrekt Gods opdrachten uit te voeren, wordt door den Heere zelve bij de wereld ver- klaagd en aangewezen als de hoofdschuldige, wanneer huisgezin en land en volk onder Gods oordeelen zuchten. Want er is een onnaspeurlijk verband tusschen de zonde en nalatigheid van Gods volk en de rampspoed, die zich over 't hoofd van de kin deren der menschen, tusschen wie de kerk des Heeren geplaatst is, voltrekt. Gelijk er een innig verband bestaat tusschen de zonde van Adam en de vloek over het aard rijk, tusschen de zonde van David en de pesti lentie onder 't volk, zoo is er verband tusschen de werkeloosheid en slapheid der kerk en de onheilen van revolutie en Godsverzaking onder de volkeren. In zooverre als Gods volk wordt verklaagd onder de heidenen wegens ontrouw, wegens het maar-laten-loopen, wegens het-in-bescherming- nemen van praktijken en beschouwingen, die te gen het onderwijs van Christus ingaan, in zoo verre is zulk een aanklacht gerechtvaardigd en is ons tot schande. En als we dan zien op onze lauwheid en laksheid en werkeloos-toezien, als we dan zien op onze gemakzucht dan niet te willen vermanen en te waarschuwen en te roepen tot bekeering, dan gevoelen we ons in Jona mede-verklaagd bij de wereld bij onze medereizigers, die in de groote crisis zijn, zuchtende onder de oordeelen Gods. Als het lot hedendaags in den schoot gewor pen werd, zou door het beleid-van-den-Heere Zijn kerk wel eens als de schuldige kunnen wor den verklaagd bij de wereld. Daarom heeft een ieder geloovige, die tot pro- feteeren en getuigen geroepen is, toe te zien, dat hij den lastbrief van Zijn God niet verbergt in den boezem en slapen gaat, maar dat hij actief zij en dapper in 't geloof, de voeten geschoeid met de bereidheid van het Evangelie des vredes. Ja, dan zal zulk een geloovige ook verklaagd worden, maar niet door God, gelijk Jona door 't van God bestierde lot, maar het getrouwe kind des Heeren, zal aangeklaagd worden door Satan en wereld en zal ten slotte ervaren, wat Paulus ervaren heeft, dat Gods volk gehouden wordt voor het uitvaagsel der wereld en aller af- schrapsel. Maar zulk een aanwijzing, zulk een aanklacht is een eere want het is genade bij God, zoo de Christen om het geweten zwarigheid ver draagt, lijdende ten onrechte zoo hij verdrukt wordt in gemeenschap met Christus met Hem, die aangeklaagd is als des doodswaardig, die niet waardig werd geacht te leven, wiens ziel tot een schuldoffer gesteld werd. Lijden om onzen ongehoorzaamheid wil, uitge worpen en uitgewezen te worden als Jona om onze eigenwilligheid en nalatigheid strekt tot schande en schaamte maar lijden terwille van onze gehoorzaamheid, uitgeworpen en veroor deeld te worden vanwege ons trouw-belijden, strekt een kind van God tot eere, hij zal zijn loon geenszins verliezen. Laat ons dan wakende en nuchteren zijn en met lijdzaamheid loopen den loopbaan, die ons is voorgesteld, ziende op Jezus, gewaarschuwd door Jona. St. Laurens. KONING. TERUGBLIK OP DE SYNODE. Nu de Generale Synode onzer kerken de vorige week Vrijdag haar arbeid beëindigde en we het geheel kunnen overzien, is wel een eerste indruk, dat zij buitengewoon lang duurde. Vijf volle weken heeft ze noodig gehad om haar agenda af te werken. De door den praeses aan vankelijk uitgesproken verwachting, dat reeds Donderdag de sluiting zou kunnen plaats heb ben, ging niet in vervulling. Het werd Vrijdag avond. Bij zoo langen duur komt de gedachte op, dat er aan de werkwijze der Synode wat hapert en moet getracht worden te voorkomen, dat een volgende Synode ook weer zoo lang beslag zou leggen op den tijd der afgevaardigden. Hier is reeds een bezwaar voor de predikanten afgevaardigden en voor de hoogleeraren, die de Synode van advies dienen. Wanneer een predi kant, na z'n vacantie gedurende een vijftal we ken zich moet onttrekken aan den arbeid in zijn gemeente, moet die arbeid daarbij wel schade lijden. En zeker niet minder is dat het geval met den arbeid der theologische hoogleeraren. En nu gaat het niet aan te zeggen, dat deze hoogleeraren en predikanten dan maar hun va- cantieweken moeten geven voor de bijwoning van de Synode zoodat, als ze, zeg, vier weken, vacantie hebben, ze dan maar één week zich aan hun gewonen arbeid zouden moeten onttrekken. Het Synodale werk is zeker geen vacantie- werk, in dien zin dat het minder inspanning zou vragen en men daarbij zou kunnen uitrusten van andere vermoeienissen. Wie wel eens een Sy node meemaakte weet dat wel anders. Vier dagen achter elkander vergaderen vor dert al een groote inspanning. Want dat zijn geen dagen van zes uur, van 912 en van 25, maar van tien en meer uren. Eiken avond toch komen de leden in commissievergaderingen bij een, om de punten van het agendum, die aan bijzondere commissie zijn aangewezen, nader te bestudeeren en daarover op de Synode rappor ten in te dienen met conclusies, die als leidraad dienen voor de besprekingen en een beslissing moeten voorbereiden. En vooral van de rappor teurs dier commissies wordt inspannende arbeid gevorderd. Het gebeurt niet zoo zeiden, dat ze een deei van hun nachtrust moeten opofferen, om in een rapport te verwerken wat op de com missievergadering besproken en besloten werd. En den volgenden morgen moeten ze maar weer ter vergadering verschijnen. Wanneer dus de hoogleeraren en de predi kanten niet van te voren een flinke vacantie hebben gehad, zoodat ze goed uitgerust de Sy- nodalen arbeid kunnen beginnen, hebben ze ze ker daarna behoefte aan een vacantie om hun gewonen arbeid met opgewektheid te kunnen verrichten. En bezwaarlijker nog dan voor deze groep van Synodeleden, is een zoo lange duur van een Synode voor vele ouderlingen-leden. De keuze van ouderlingen-afgevaardigden is al beperkt, omdat alleen zij, die eenigen tijd kun nen vrijmaken, daarvoor in aanmerking kunnen komen. Dit heeft al een bezwaar, omdat zoo wel eens ouderlingen moeten worden gepasseerd, die blijk geven een helderen kijk te hebben op de kerkelijke zaken, maar die uit hoofde van hun maatschappelijke positie zich niet kunnen be schikbaar stellen. Daaraan is niets te veranderen. Maar onder hen, die zich wel kunnen beschik baar stellen, zullen toch weer de meesten maar gedurende een korten tijd zich kunnen onttrek ken aan hun zaken. Wanneer het dus regel werd, dat de Synodes vijf weken gingen duren, zou de kring van ouder lingen, waaruit de afgevaardigden konden ge kozen worden, nog weer kleiner worden. En dat zou niet in 't belang van den arbeid zijn. Op de Synode is dat bezwaar ook gevoeld. En er is een commissie benoemd om een onder zoek in te stellen naar een andere werkwijze van de Synode. We hopen, dat deze commissie, be staande uit Ds. J. S. Schouten, Prof. Dijk. Prof. den Hartogh, Dr. Keizer, Prof. H. H. Kuyper en Dr. Thijs, het moderamen van deze Synode en de hoogleeraren in het kerkrecht, een regeling zal kunnen vinden, die de instemming der Synode krijgt, en de duur der Synode tot hoogstens drie weken zal beperkt blijven. Ter verklaring van den langen duur dezer Synode is er echter ook op te wijzen, dat er nu zaken aan de orde werden gesteld, waarvan de behandeling wel niet in korten tijd haar beslag kon krijgen. We denken o.a. aan de vragen, die verband houden met C.D.U. en N.S.B. ook aan bezwaren, die zich voordeden in de Zen ding. En daarnaast heeft ook de wijze, waarop de zaak van de leergeschillen ter Synodale tafel kwam, op den langen duur der Synode grooten invloed gehad. In het Geref. Kerkblad voor Drente en Over- ijsel van 3 Oct. j.l., oordeelt Ds. Vellenga van Meppel over het besluit der Synode om een commissie te benoemen, die een onderzoek zal instellen of opvattingen, die van de tot nog toe gangbare leeringen afwijken, wel in overeenstem ming zijn met Schrift en belijdenis, zeer ongun stig. Hij meent dat de Synode met dat besluit heen huppelt over de eerste beginselen van het Gereformeerde kerkrecht. Met dit oordeel stemmen we niet in, evenmin als men het opschrift boven zijn artikel„De jacht geopend?" Wat dit laatste betreft zouden we willen opmerken, dat de bedoeling der in stelling dezer commissie is, om te voorkomen, dat voor „strooper" wordt aangezien en geverbali seerd, die een „bona fide jager" is. De jacht wordt niet geopend, maar men wil vaststellen wat al dan niet in overeenstemming is met Schrift en belijdenis. En we mogen vertrouwen, dat, als iemand bemerkt, dat de opvatting, die hij meende te moeten voordragen in strijd is met Schrift en belijdenis, hij die zal laten varen en dan is er niets meer te jagen. En watj het eerste aangaat, kunnen we wel verstaan, dat Ds. Vellenga tot zijn oordeel komt. Ook al meenen we, dat reverentie voor een Generale Synode onzer kerken, op den vorm. der critiek meerderen invloed had kunnen hebben. Wanneer het leven in onze kerken z'n ge wonen gang ging, zouden we de behandeling der- zaak ook niet begrepen hebben. Toen we het voorstel Polman-van der Vegt vermeld zagen, dachten we aanvankelijk, dat de Synode hierop niet zou ingaan. Maar als de Synode, hoewel afwijkende van den gewonen regel, dit voorstel in behandeling nam, dan vertrouwen we, dat de Synode, die over meer gegevens inzake den toe stand in onze kerken, beschikte dan de buiten staanders, gegrondde reden gehad heeft om van den gewonen regel af te wijken. Maar dan blijft dit, dat, als die zaak zóó ter tafel kwam, de behandeling daarvan dan ook wel lang duren moest. Na dezen generalen terugblik, hopen we en kele bijzondere belangrijke punten nog eens de revue te laten passeeren. NEDERL, MIDDERNACHTZENDING- VEREENIGING, Voor een paar weken vermeldden we al, dat de Jaarvergadering van bovengenoemde Vereeni- ging dit jaar in Middelburg zou gehouden wor den op Woensdag 14 October, met belofte nader hierop terug te komen wanneer de bijzonderhe den ook zouden vaststaan. Nu dit het geval is, gaan we die belofte inlossen. Woensdag 14 October wordt de vergadering gehouden in „St. Joris" op de Balans te Middel burg. Te 2 uur is er een huishoudelijke vergadering. Te 3 uur een vergadering met genoodigden. Daar zal Ds. Th. Delleman van Aalten spreken over „Het gedwongen huwelijk" en de heer J. N. van Munster over „Waartoe Middernachtzen ding 's Avonds om acht uur is er een openbare samenkomst in de Nieuwe Kerk voor allen toe gankelijk. Daar spreken Dr.-O. G. Heldring, de heer C. Smeenk, lid van de Tweede Kamer en Ds. J. S. Hartjes van Vlissingen. Bijzonder willen we opwekken deze vergade ring bij te wonen. Van directeuren der V.U. ontvingen we onder staande publicatie ter opname in de Kerkbode. We geven dit hier een plaats. De Vrije Universiteit. Een ontroerend bewijs van bijzondere liefde voor onze Vrije Universiteit werd dezer dagen door Directeuren der Vrije Universiteit ontvan gen. Een eenvoudige zuster, voorzoover bekend niet bemiddeld, maar wel bezittende de deugd van spaarzaamheid, kwam aan een der V. U.- correspondenten mededeelen, dat zij reeds lang voor de Vrije Universiteit gespaard had en dat zij, nu ze de ronde som van 1000.bijeen had, het bedrag gaarne aan den correspondent wilde overhandigen ter doorzending. Haar naam mocht bij eventueele publicatie niet worden ge noemd. Dit bedrag is door Directeuren ontvangen en, ingevolge de aanwijzing, met groote dankbaar heid jegens de milde geefster bestemd om te die nen tot mindering van het dreigende tekort op de rekening over 1936. Zulk een verrassende gift, zulk een betooning van liefde voor de Vrije Universiteit werkt mede dat Directeuren, in dezen moeilijken tijd, die ook voor de Vrije Universiteit in financiëel opzicht zulke groote bezwaren medebrengt, met vertrou wen de toekomst tegemoet zien. God moge vele harten gewillig maken om het voorbeeld van deze zuster te volgen, opdat het tekort in de begrooting voor 1936, dat nog ge dekt moet worden en nog ruim twintigduizend gulden bedraagt, spoedig niet meer dreige. Deze meedeeling, die spreekt van een zoo beschamende liefde en offervaardigheid, kan dienen om den arbeid voor de V.U. met kracht en opgewektheid voort te zetten. HEIJ. Gereformeerde Kerk van Middelburg. Door gevoerde correspondentie met broeder Koster, thans wonende te Driebergen, ben ik in staat enkele gegevens te publiceeren, die tot nu toe weinig of niet bekend waren. Broeder Koster vertelt eerst iets van zijn eigen omgeving, daarna iets van de Kruiskerk. „Mijn herinneringen dateeren uit mijn derde levensjaar. Toen kon ik, zij het dan gebrekkig, lezen, doch op mijn vierde jaar las ik vlot. Daar door zal het wellicht komen, dat ik mij zoo goed vele dingen herinneren kan. Als kind van 3 jaar ging ik reeds naar de kerk en wel drie keer per Zondag. Wij gingen dan naar de Gasthuiskerk onder de prediking van Ds. H. H. Middel. In mijn verbeelding zie ik nog in de ouderlingen bank zitten Geelhoed, Minderhout, van de Put te, Loois, Willemse en Diermanse. Willemse is later bij de gemeente van Ds. Keulemans ouder ling geweest en Diermanse is in 1862 predikant geworden te Vlissingen. In de diakenbank zaten: van Eenenaam, Dikkenberg Sr., Wisse, de Rijcke, Vergouwe en Schuilwerve. In 1856 vertrok Ds. Middel uit Middelburg en bleef de gemeente va cant tot October '58. In dien vacaturetijd preek ten er vele predikanten en werd weinig beroep uitgebracht. Ds. J. H. Donner van Leiden werd twee of drie keer beroepen. Voorts ook Sluyter van Boskoop, Te Bokkel van Ommen en anderen. Ik heb meermalen in dien tijd mijn vader hoo- ren zeggen „Als die dominee dat beroep aan neemt, dan voeg ik me ook bij de afgescheiden gemeente". Dat gebeurde echter niet. Maar in dien tijd werd meermalen gepreekt in een pak huis aan de Nieuwe Haven. Daar kwamen de Kruis-dominee's. En dan gingen mijn ouders daar ook heen en ik natuurlijk met hen. Dit duurde tot in '58 te Middelburg, toen de Gereformeerde Gemeente onder het kruis gesticht werd. In Oc tober van dat jaar werd door Ds. C. van den Oever van Rotterdam zijn zoon H. van den Oever bevestigd. Toen heeft eerst mijn vader en grootmoeder en later ook mijn moeder zich bij de gemeente gevoegd. Toen mijn vader beter kerkbegrip kreeg, heeft hij er altijd spijt van gehad, dat hij zich niet eer der bij de Afgescheiden gemeente gevoegd had. H. van den Oever is te Middelburg geweest van 24 October '58 tot 24 Augustus '61 en reeds 15 September 1861 preekte Ds. Keulemans intrede te Middelburg met 2 Cor. 5:19 en 20, na des morgens door C. van den Oever bevestigd te zijn met Openb. 3 8. Het was meer dan tijd, dat Ds. H. van den Oever weg ging. Alles was in de war. Hij had een beroep aangenomen naar Embden, doch had er later spijt van." Voorts schrijft broeder Koster in een later schrijven „Aan de Gasthuiskerk had ik echter onvergetelijke jeugdherinneringen en als ik des Zondags voorbijging, om naar de Sint Pieters kerk te gaan, kwam menigmaal de gedachte bij mij als kind op „Ik wilde, dat ik daar maar heen mocht". Doch gehoorzaam ging ik de Gast huiskerk voorbij. Toen echter in 1869 de ver- eeniging plaats vond, was het voor mij nu ook hetzelfde of ik naar de St. Piterskerk of naar de Gasthuiskerk ging. In 1870 deed ik belijdenis des geloofs bij Ds. Keulemans, doch ik had mij voorgenomen als de vereeniging in 1869 niet tot stand was gekomen, dit bij Ds. Littooij te doen. Ik kerkte daar minstens evenveel, zoo niet nog meer, dan bij Ds. Keulemans, om de eenvoudige reden, dat ik het tengevolge van de vereeniging nu ook als één beschouwde." Voorts maakt broeder Koster deze belangrijke opmerking „Mijns inziens wordt ten onrechte die vereeniging een vereeniging met de gemeen ten onder het kruis genoemd. Dit is echter niet zoo. De kruisgemeenten bleven bestaan met als „Hoofdman" C. van den Oever. Velen waren in 1863 of 1864 uit dat verband getreden en bestonden onder den naam Geref. Kerk. In dien tijd werd ook van die kerk bij Zalsman te Kam pen een jaarboekje uitgegeven. Daarbij behoor den de predikanten Klinkert, Smitt, Notten, Engelberts, Korbee, Eichorn, Brilman en ande ren. Deze hadden allen te voren „onder het kruis" behoord. Maar in '63 of '64 waren ze uit dat verband getreden en C. van den Oever en zijn beide zoons, Harm en Adriaan, met Wade- meyer, de Vries en nog een paar anderen bleven bijeen en bestonden nog in '69 als „gemeenten onder het kruis". Nog weer een paar jaar later brak ook A. van den Oever met zijn vader en stond deze nu geheel alleen. Den Zondag vol gende op deze gebeurtenis preekte hij te Amster dam in de Weteringkerk over den text„En Jacob bleef alleen over". Daar ging hij geweldig tegen zijn vader tekeer. Deze werd daarover zoo boos, dat hij de Weteringkerk, die door geld door hem bijeengebracht, zijn eigendom was, liet verkoopen aan Ds. J. G. Smitt, broeder van Smitt uit den Haag. Natuurlijk moest nu A. van den Oever de Weteringkerk verlaten en toen hij er een laatste keer preekte, deed hij dit over den text„Ik heb „den smid" geschapen om te ver derven, daarbij zinspelende op den naam „Smitt". A. H. OUSSOREN. In het Zendingsblad vinden we het volgende Een mooi besluit. Van alle zendende Kerken verkeert uit een financieel oogpunt de Kerk te Middelburg in de moeilijkste positie. Met deze Kerk werken al de Kerken van Zeeland, Noord-Brabant en Limburg samen in het werk der Zending. Maar al die Kerken met elkander tellen slechts 45894 zielen. Het is de kleinste en zwakste groep van Kerken, die met elkander een Zendingsterrein hebben te onderhouden. Rotterdam en de Kerken, die met haar samen werken, tellen 89411 zielen; Delft 77850; Utrecht 84106Amsterdam 77897 en Heeg 81238. Van alle zendende Kerken, die op Mid- den-Java werkzaam zijn, is dus Middelburg met de met haar samenwerkende Kerken verreweg het kleinst in zielental. En deze Kerken staan voor de verzorging Van een groot Zendingster rein, waar de arbeid zeer gezegend wordt en zich steeds uitbreidt, zoodat de financieele zor gen ook geregeld zwaarder worden. Bovendien verkeert dit Zendingsterrein in een uitzonderings positie. Alle Zendingsterreinen hebben één of meer Zendingshospitalen. Ook Magelang heeft een ziekenhuis, zij het dan ook niet bijzonder groot. Maar terwijl de Regeering voor alle an dere Zendingsziekenhuizen subsidie verleent, wordt er voor het hospitaal te Magelang geen subsidie uit 's lands kas gegeven. Middelburg moet zich met haar medischen dienst redden zonder hulp van het Gouvernement. Wij gaan er nu niet op in, waarom dat zoo is, maar noe men alleen het feit. Het ligt dus voor de hand, dat de financieele last, die de Kerk te Middelburg met de met haar samenwerkende Kerken te dragen heeft, naar verhouding het zwaarst is. Juist omdat Mage- lang's ziekenhuis geen subsidie van het Rijk ont vangt, hebben de Kerken gezamenlijk van het begin af, dat Middelburg met een medischen dienst begon, deze kerk met een behoorlijk be drag gesteund. Tot 1933 ontving Middelburg uit de Generale Zendingskas hiervoor 6000 per jaar. De laatste drie jaren bedroeg deze subsidie 5400. Maar de kerken van het Zuiden konden den last haast niet meer dragen. Middelburg heeft zich daarom tot de Generale Synode ge wend met het verzoek om wat meer te mogen ontvangen. En de Generale Synode is Middel burg ter wille geweest. Zij nam een mooi besluit. De Kerken van Nederland zullen met elkander Middelburg voor haren medischen dienst, als dat noodig blijkt, steunen met een bedrag van 7000 uit de Generale Zendingskas. Dit besluit verblijdt ons. Wel zijn we een beetje bezorgd, dat de Generale Kas te zwaar belast wordt. Maar het is toch een kostelijk bewijs van medeleven met elkander in het Zendingswerk, dat de Kerken te samen Middelburg willen helpen voor haren me dischen dienst, waarmede zij in zoo moeilijke finantieele omstandigheden verkeert. Dit besluit geeft ons reden tot dankbaarheid. Laten we aangemoedigd door deze beslissing, met vernieuwde lust de hand aan den ploeg slaan. Het is noodig. A. H. OUSSOREN.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1936 | | pagina 1