No, 37 Vrijdag 11 September 1936 50e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS. VAN VERRE EN NABIJ. ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTIE Ds. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 HEILIGE RUST. Ik toch heb mijnen Koning gezalfd over Sion, den berg mijner heiligheid. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen. Psalm 2:6, 12. Is er geen wetenschap bij den Allerhoogste Ziet Hij het niet hoe de nietige mensch, wiens adem in zijne neusgaten is, tegen Hem en zijn Gezalfde opstaat Hoort Hij het niet hoe de koningen der aarde en de vorsten beraadslagen en hun wilden roep uitstootenlaat ons zijne banden verscheuren en zijne touwen van ons werpen Ja, de Heere ziet en hoort het wel. Hij schouwt uit den hemel, de vaste woonplaats zijner eere. Niets ontgaat Hem, Hij geeft nauwkeurig acht op het woeden zijner vijanden, op alles wat zij doen tegen zijn hoogen naam, zijn heilig recht, zijn onverdoofbare eere. Zie, God heeft een doelstelling met de wereld zijner schepping, en daaraan kan niemand iets veranderen, daarbij gaat het naar zijn wil en niet naar den wil van het creatuur. Immers heeft Hij zijn Koning gezalfd over Sion, den berg zijner- heiligheid, en die Koning is zijn regent en zaak bezorger, en het is door Hem dat God al zijn welbehagen doet en dat zijn aanbiddelijke raad bestaat tot in alle eeuwigheid. Een koning als die Koning is er niemand onder de heerschers der volken, aan dien Koning is niemand gelijk en niemand kan Hem evenaren. Het is Gods eeniggeboren Zoon, dien God van eeuwigheid gegenereerd heeft, eer de wereld was. En groot is de verborgenheid der godzaligheid die eeuwige Zoon is mensch geworden, den broe deren in alles gelijk, uitgenomen de zonde. Het is die Zoon, die Koning, die Middelaar Gods en der menschen, die al Gods raad en wil vervult. Hij heeft Gods recht geheiligd, zijne gemeente gekocht met zijn bloed, de wereld tot zijn bezit gemaakt, om die straks verzoend en gelouterd Gode en den Vader weder te geven. Om den arbeid zijner ziel heeft de Vader Hem een naam gegeven boven allen naam, heeft Hij de teugels van het wereldbewind in zijne handen gelegd, doet Hij Hem heerschen als Sions Koning met den schepter der genade over allen, die voor Hem knielen en met niet minder kracht en ma jesteit met een ijzeren schepter over allen, die Hem haten. Jezus Christus is het hoofd der ge meente en tevens zijn alle dingen aan zijne voe ten onderworpen. Alle macht is Hem gegeven in hemel en op aarde. Hij leidt de wereldgeschie denis in hare banen, door weldaad en zegening, door gericht en oordeel leidt Hij de wereld naar haar einde. Daarom zwijgt de hooge God, lacht Hij, die in den hemel zit, den heiligen lach der ironie en spot Hij met zijne vijanden. Zijn Koning regeert Ja, door Jezus Christus regeert de Vader alle dingen. Ook in onze dagen, die door hun bang heid de vragen vermenigvuldigen. Onze oogen zien ontzettende dingen. De zonde mag zich uit leven. De mensch, die de banier der revolutie ontrolt, mag toonen wat hij vermag tegen God en zijn Gezalfde. De Satan ontvangt een korten tijd om al zijn duivelsche boosheid te concen- treeren, in bond met den God verlatenden mensch. Samen bedoelen ze God moet weg en Jezus Christus moet weg. God en zijn Gezalfde moeten weg uit hart en leven, uit de maatschappij en den staat, uit wetenschap en kunst. Daarom die schrikkelijke taal in Rusland God is het hoogste kwaad, en godsdienst is opium voor het volk. En als de kerk van den Zone Gods zich wil handhaven, dan moet zij tegengestaan en weg, voor het christendom moet het oude hei dendom met zijne goden in de plaats. Zorgwekkend zijn onze dagen. Wie weet, wat onze oogen nog zullen zien, of onze kinderen na ons zullen beleven. Zullen wij op onze slaap steden sterven, of om de belijdenis van God en zijnen Gezalfde tegen den muur geplaatst en met den kogel gestraft worden Wij weten het niet. En toch, wie in waarheid gelooft, bezit door zijn geloof de kracht om rustig te zijn. Bij God is een heilige rust bij het woeden der vijanden, want niet die vijand, maar zijn Koning regeert, en door 't geloof glijdt iets van die heilige rust over in 't hart van Gods kind. Wie gelooft, mag op zijn Heiland zien en biddend Hem alles toe vertrouwen. En de Schrift zegtWelgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen. Immers Hij maakt het voor de zijnen wel bij God. Hij bedekt hunne zonden en bidt voor hen. Hij staat hen ook bij in allen nood en strijd des levens. En al zouden zij, die op Hem betrouwen, ook hun leven moeten offeren voor Hem, zij weten, dat de vijand wel het lichaam dooden kan, maar niet de ziel. En met beide zijn zij door hun Heiland gekocht en tot zijn eigendom ge maakt. Zij zijn des Heeren en vertrouwen zich in alles aan Hem toe. Die Heiland komt eens weder om op de wol ken des hemels te oordeelen de levenden en de dooden. Dan is de dag des oordeels en der recht vaardige vergelding gekomen. Vreeselijk voor zijne vijanden, Hij zal ze ver brijzelen als een pottebakkersvat. In de Open baring van Johannes lezen we ,,En de koningen der aarde en de grooten en de rijken en de over sten over duizend en de machtigen en alle dienst knechten en alle vrijen verbergden zich zeiven in de spelonken en in de steenrotsen der bergen, en zeiden tot de bergen en steenrotsen valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht derge nen, die op den troon zit en van den toorn des Lams, want de groote dag zijns toorns is geko men, en wie kan bestaan Maar voor zijne gemeente zal Jezus' weder komst de eeuwige vrijmaking zijn, de vrijmaking van alle zonde, van alle lijden, van den Satan en den dood, en zij zal de kroon des levens ontvan gen. Verheerlijkt met Jezus, want Hij, dien God gezalfd heeft over Sion, den berg zijner heilig heid, moet als Koning heerschen, totdat Hij al de vijanden onder zijne voeten zal gelegd hebben. Op die toekomst vestigt de gemeente van het Lam haar verwachting, en zij zal niet beschaamd worden. Want de Schrift, die niet kan gebroken worden, zegtWelgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen Bussum. VAN DER VEEN. EEN BLIJDE TIJDING Wat een blijde tijding was voor ons volk de boodschap, die Dinsdag werd uitgezonden, dat Prinses Juliana zich verloofde De vreugde daarover deed ons terugdenken aan de groote blijdschap van 30 April 1909, toen den volke verkondigd werd, dat H.M. de Ko ningin bevallen was van een Prinses. Toen maak te een diepe ontroering van groote vreugde zich van ons volk meester. En aan den avond van dien zelfden dag kwam men in tal van kerken saam om God te danken, dat Hij de gebeden verhoorde en aan den ouden Oranjestam een nieuwe loot deed uitspruiten. Dat kind werd ont vangen als een bewijs van Gods genadige be moeienis met ons volk. En sinds heeft God ons de vreugde over haar bezit bestendigd. Maar er kwam nu ook een andere wensch op. Een wensch, die te vuriger gekoesterd werd om dat ons Koninklijk Huis zoo benauwend klein werd, dat uit een huwelijk van onze Prinses dat Koninklijk Huis weer zou mogen gebouwd wor den. Een wensch, die als een bede voor Gods troon werd gebracht en dringerder werd naar mate de vervulling daarvan langer toefde, dan men hoopte. En zie, nu kwam de tijding, die het uitzicht opent, dat eerlang ook deze begeerte zal ver wezenlijkt worden. Het is waar, dat het eerste bericht wat scep tisch werd ontvangen omdat men zich afvroeg of het wel te vertrouwen zou zijn. Reeds meer dere malen gingen er geruchten over een verlo ving van de Prinses en als men zich dan daar over verblijdde, kwam later de teleurstelling als het gerucht ongegrond bleek. En om zich die teleurstelling te sparen, wilde men niet te vroeg juichen. Maar dat bewijst temeer, hoe die blijdschap groot zou zijn, als men daarvan kon verzekerd zijn. Die zekerheid hebben we nu. In opdracht van H.M. de Koningin is meedeeling gedaan van de verloving van onze Prinses met den Duitschen Prins Bernhard von Lippe. En in die zeker heid verheugen we ons met groote vreugde als over een aanvankelijke verhooring van de ge beden, en als een bewijs ook nu van Gods ge nadige bemoeienis met ons volk. En nu blijve de bede, dat deze verloving van onze Prinses moge leiden tot een gelukkig en van God gezegend huwelijk tot rijken zegen voor ons Koninklijk Huis en tot heil van ons volk. HEIJ. HET OORDEEL OVER BABYLON. Openb. 18 (I). (Dat oordcel is zeker) Bij de ontvouwing van het vorig hoofdstuk zeiden we, dat, naar ons oordeel, in de groote hoer, die zat op vele wateren, te zien is een symbolische aanduiding van de valsche kerk, zooals die met name in het pausdom van Rome haar belichaming kreeg. In Rome kreeg zij het koninkrijk over de koningen der aarde (Op. 17: 18). In de stad op de zeven heuvelen. In de macht van de valsche kerk waarbij dan bijzonder te denken is aan de Roomsche kerk is te zien de zevende wereldmacht, waar van gesproken wordt in Op. 17 10. Daar staat, dat vijf gevallen zijn, de één (n.l. de zesde) is, en de ander (de zevende) die eeni- gen tijd blijven zou, was nog niet gekomen. Bij de vijf, die gevallen waren, is te denken aan de wereldrijken van Egypte, Assyrië, Babel, Meden-Perzen en Griekenland. De wereldmacht, die er was, was die van het Romeinsche kei zerrijk. De zevende, die er nog niet was, maar komen zou is dan die van de wereldmacht van de valsche kerk, die in de macht, met name van het pausdom, tot wereldheerschappij geraakte en het koninkrijk kreeg over de koningen der aarde. Nu wordt in Openb. 18 niet meer gesproken over de „groote hoer maar over Babyion en van het oordeel, dat over Babyion kwam. De vraag is nu, of we bij dat Baby Ion ook te denken hebben aan de valsche kerk, die een wereldmacht werd óf aan de wereldsche machten in den staat. Op die vraag wordt door Gereformeerde uit leggers niet een eensluidend antwoord gegeven. Er zijn er, die oordeelen dat bij Babylon is te denken aan de concentratie van de macht der cultuur in haar zondige ontwikkeling. Eén van de uitleggers ziet in Babyion de hoofdstad van het wereldrijk, dat zich tegen God keert. We meenen, dat die uitleggers recht hebben, die in het in Openb. 18 genoemde Babyion de zelfde macht zien, als die in Openb. 17 genoemd wordt de groote hoer. Van dat Babyion wordt immers hetzelfde gezegd als van de hoer. In 18:3 wordt gezegd, dat uit den wijn des toorns harer hoererij, alle volkeren gedronken hadden en de koningen der aarde met haar ge hoereerd hadden. Hetzelfde staat in 17:2 van de groote hoer. En daaruit valt wel af te leiden, dat we in beide dezelfde macht hebben te zien. Daar komt dan nog dit bij, dat in Openb. 18 beschreven wordt het definitieve oordeel over Babyion. Maar dat oordeel over Babyion sluit dan nog niet in het definitieve oordeel over het rijk van den antichrist. Dat wordt pas beschre ven op 19 11 vlg. In 19 20 staat eerst, dat het beest en de valsche profeet gegrepen werden en machteloos gemaakt. En ook staat in dit hoofd stuk, dat, als het oordeel over Babyion komt, velen van verre staan uit vreeze. Dat zou niet denkbaar zijn als hier het oordeel over de heele wereld beschreven werd. Op grond van één en ander, zien we in „Baby- Ion" een anderen, typeerenden, naam voor de „groote hoer", de valsche kerk, en in het oordeel over Babylon, in dit hoofdstuk beschreven, het oordeel over die valsche kerk, die de volkeren der aarde beheerschte. Van dat oordeel over Babyion, de groote hoer, de valsche kerk, wordt hier allereerst geleerd, dat het zeker is. Dat ligt aangewezen in de beide eerste verzen. In vers 1 En na dezen zag ik een anderen Engel afkomen uit den hemel, hebbende groote macht en de aarde is verlicht geworden van zijn heerlijkheid. Uit den hemel zag Johannes een Engel afdalen van groote heerlijkheid. Sommige uitleggers mee nen, dat we in dezen Engel te zien hebben den Heere Jezus zelf vooral omdat er staat, dat de aarde verlicht werd van Zijn heerlijkheid. Zoo deze opvatting juist is, dan zeker wel zou daaruit blijken, dat de boodschap, door dezen Engel ge bracht, er één is van de allergrootste beteekenis. Vers 2 vermeldt dan die boodschap, die door dezen Engel met een groote stem werd uitge roepen Zij is gevallen, zij is gevallen, de groote stad Babylon en is geworden een woonstede der duivelen en een bewaarplaats van alle onreine geesten en een bewaarplaats van alle onrein en hatelijk gevogelte. In deze boodschap worden aangehaald woor den uit de profetiën van Jesaja, die Babels onder- I gang voorspelden (Jes. 13 21). Daar wordt van Babel gezegd, dat zij een volkomen ruïne zal worden. „De Arabier zal daar geen tent spannen en de herders zullen daar niet legeren, maar daar zullen nederliggen de wilde dieren der woestijnen en hunne huizen zullen vervuld worden met uilen en struisen zullen daar wonen en veldduivels er rondspringen. En wilde honden zullen huilen in hare burchten en jakhalzen in de paleizen der wellust (vertaling Prof. Ridderbos). En wat nu van die oude stad Babel gold, wordt hier, met symbolische beteekenis, gezegd van het oordeel, dat komen zal over de valsche kerk, wanneer zij volkomen in elkaar zal storten en een ruïne worden. Wat hier dan echter vooral de aandacht vraagt is de zekerheid, die er uit deze woorden spreekt. Toen Johannes deze woorden hoorde, was dit Babyion nog niet gevallen. Dit Babyion moest zich nog in z'n wereldbeheerschende macht ont wikkelen. Toch wordt reeds gezegd het is ge vallen. Van dien val wordt gesproken als ware die reeds in het verleden geschied. Wat nu ge schied is, is zeker. Even zeker zou dan de val van Babyion zijn, want ze is vast besloten in Gods Raad. Tot groote macht zou ook dit Babyion komen. Het zou heerschen over de koningen der aarde. In hoogmoed zal het zeggen zie vers 7b „Ik zit als een koningin en ben geen weduwe en zal geen rouw zien". Maar die machtige zal vallen. Haar val is zeker. HEIJ. Prinses Juliana en Prins Bernhard. Er zijn van die oogenblikken in het leven waarin men dichter zou willen zijn. Waarin men gevoelthier schiet de gewone taal, het proza te kort. Waarin men te hulp wil roepen den met een dichterlijke geest begaafden mensch om te vertolken wat in het hart omgaat. Wel zulke oogenblikken beleven we allen. Welk gewoon menschenkind kan zeggen wat er leeft in de harten van het Nederlandsche volk! Welk een innigen dank er is jegens den Heere, die den band tusschen Nederland en Oranje weer verlevendigde. O natuurlijk was die band er wel. Dat bleek telkens maar al te duidelijk als de twee vorstin nen zich in het openbaar vertoonden, hetzij in de residentie of de hoofdstad. Maar men hoopte... men wachtte... men vroeg zich af... ja men giste wel eens... maar men ver giste zich ook. En zie nu is aan al dat tasten en zoeken een einde gekomen. De zon zit niet langer achter de wolken. Neen, het Oranjezonnetje schijnt weer en de bevolking herleeft weer nu de blijde stralen van het vorstenhuis de harten verlichten. Het is alsof Nederland saam met Oranje weer toekomst ziet. Alsof ze saam opnieuw het ver bond sluiten, het driewerf snoer vernieuwen God, Nederland en Oranje. Wie getuige is geweest van de grootsche hul de, die de prinses en prins Bernhard ten deel is gevallen, zal moeilijk zijn ontroering hebben kun nen verbergen. Ieder gevoelde Hier is iets van hoogere orde. Hier is iets meer dan koude be rekening. Hier is liefde, spontaan uit het hart opgeweld. Hier is verknochtheid aan het Oranje huis, die met ons volk gegaan is door smart en droefheid, die ons land gered heeft in doods nood. Hier staan de nazaten van den man, die met den Potentaat der Potentaten een vast ver bond had gemaakt. Want de Oranjeliefde is niet van gisteren. Neen, die heeft een historie. Die heeft deze his torie dat volk en vorstenhuis samen in de groot ste vreugde, maar ook in de grootste droefheid hun knieën bogen bij den Heere der Heeren en bij den Koning der Koningen. Dat is het geheim van de liefde, de groote liefde tot ons vorstenhuis. En staande nu in dezen benarden tijd, onder deze met dreigende onweerswolken bedekte he mel, komt de Heere met Zijn genadelicht. Be straalt Hij het Nederlandsche volk met zijn rijken zegen. Geeft Hij ons schatten, die zoovele lan den moeten missen een vorstenhuis, dat den Heere vreest. Ontroerend was het j.l. Woensdag eerst onze Vorstin, toen prinses Juliana en daarna prins Bernhard te hooren spreken tot het Nederland sche volk, hier en in verre gewesten. Sympathiek deed het aan niet anders dan onze taal te hooren. Waarlijk, het zijn hoogtijdagen die we beleven. Zijn daarvan de geweldige ovaties en de alles overtreffende jubel in hoofdstad en residentie niet een treffend bewijs om van andere plaatsen maar te zwijgen Moge de Heere genadiglijk dit voorgenomen huwelijk met zijn zegen bekronen en laten wij als Nederlanders niet vergeten den Heere te prij zen voor deze weldaad.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1936 | | pagina 1