No. 36 Vrijdag 4 September 1936 50e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS. VAN VERRE EN NABIJ. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 TEGEN GOD. Waarom woeden de heidenen en be denken de volken ijdelheid De konin gen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen samen tegen den Heere en tegen zijn Gezalfde, zeggende: Laat ons hunne banden verscheuren en hunne touwen van ons werpen. Psalm 1 13. De taal der oude vijandschap, die in het Pa radijs begonnen is Door moedwillige ongehoorzaamheid heeft de mensch zich daar losgescheurd van God en van beelddrager is hij vijand van God geworden. God ontfermde zich wel onmiddellijk naar zijn eeuwigen raad en beloofde den Verlosser, maar niet allen omhelsden Hem. De antithese kwam onder de menschen. Van nu af waren er tweeër lei menschen menschen die door genade tot God wederkeerden en Hem dienden, en anderen die Hem den trotschen nek toekeerden. Zonen Gods en kinderen der menschen, die elk hun eigen le vensbeginsel, levenspractijk en levensdoel had den. Straks was er een Israël, dat voor Jehovah boog, maar om dat verkoren Israël heen legerden zich de heidenen, die de eere der aanbidding aan de afgoden gaven. Toen God in de volheid des tijds den Verlos ser zond, zijn eeniggeboren Zoon, spitste de vij andschap zich toe het vleeschelijk Israël trad in bond met de heidenen en samen slaan zij Gods Gezalfde aan het kruis. En als de gemeente, die Jezus met zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, in de wereld op treedt, wordt ze van allen kant besprongen en zoekt men haar uit te roeien. En nooit is in den loop der eeuwen die vijandschap verdwenen. De geschiedenis der kerk is met bloed en tranen ge schreven. Daar zorgt Satan voor, de groote te genstander Gods, die de Overste der wereld is. Hij werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid. De volken en hun leidslieden worden door hem geïnspireerd en opgezet tot vijandschap. Hij on derhoudt den schrikkelijken strijd, waarvan de schrikkelijke inzet is: tegen God en zijn Gezalfde! Zoo was het altoos en zoo is het in de latere eeuwen, en vooral in de laatste tientallen jaren steeds meer geworden. De zaden der godloosheid worden met kwistige hand gezaaid en wij zien de schrikverwekkende vruchten daarvan steeds sneller rijpen. De mensch emancipeert zich van God. Zijn Woord is niet meer het licht, waarbij hij wan delt, maar de menschelijke rede wijst den weg. De zonde met haar schuld wordt geloochend, de genade Gods in Christus afgewezen, de mensche lijke zelfgenoegzaamheid geproclameerd. Het ge loof wordt losgemaakt van het Evangelie en het leven van Gods heilige wet. In de kerk kwam het tot modernisme, dat het hart uit het Evan gelie wegsneed door de loochening van het borg- tochtelijk offer van Jezus. In de wetenschap gaf het menschelijk denken den koers aan en werd de goddelijke openbaring weggespot. In de staat kunde werd het liberalisme geboren, gevolgd door het socialisme, het communisme en de sow- jetpractijken. Overal worden de christelijke fondamenten ondergraven. In staat en maatschappij predikt alles de revolutie. Van uiterst links tot uiterst rechts is het één roep laat ons hunne banden verscheuren en hunne touwen van ons werpen Want een nieuwe samenleving moet er komen, waarin naar God niet meer gevraagd wordt, waarin de staat het allerhoogste is. Voor God en zijn Gezalfde is er geen plaats meer. En als de kerk van Christus zich niet aanpassen wil. dan moet ze tegengestaan en onderworpen. Ja, de vijandschap tegen God en zijn Gezalfde, dat is het schrikkelijke van onze dagen. En het is verwonderlijk hoevelen, ook uit onze eigen kringen, daar nog blind voor zijn en blijven. Ve len meenen, als de crisis en malaise maar over zijn, als de ellendige economische toestanden zich maar herstellen, als er straks maar weer voldoende werk en brood is, als het zakenleven maar weer floreeren gaat, dat dan de gisting en spanning wel bedaren, dat dan het rustige leven van voorheen vanzelf terugkeert. Maar dat is niet zoo. Of de wereld zich her stellen zal van de ellende, die in economisch, maatschappelijk en staatkundig opzicht over haar kwam, kan niemand zeggen, dat weet God al leen. Maar al zou het zoo zijn, dan is de wereld daarmede niet gered. De geest, die ontketend is, blijft en daardoor de goddeloosheid, afval, vij andschap en revolutie. Doelbewust strijdt men tegen God en zijn Gezalfde. De tijden zullen niet beter maar banger worden. Wij doen in deze tijden een zeer grooten stap in de richting van het einde. Voor ons is de levensvraag of wij vrienden dan wel vijanden van den Allerhoogste zijn. Zijn wij onderdanen van den Gezalfde en door Hem kinderen Gods Heeft zijne genade zich aan ons verheerlijkt, zijn onze zonden door Hem ver zoend, en leven en strijden we nu voor Hem, in alles de eere zoekende van zijne majesteit Of zijn we onverschillig voor Hem, ook al wonen we in zijne kerk en al heeten wij kinderen des Verbonds Zijn wij vrienden, dan hebben wij dit nu meer dan ooit te toonen, te belijden met ons woord en met onze levenshouding. Dat wordt steeds moeilijker en bij getrouwheid wachten ons mis schien zware dagen, waarin de wereld haar vij andschap ons zal doen gevoelen. Dan mogen we evenwel ook getroost zijn, want de Heere is ge trouw en heeft zijn volk beloofd Vrees niet, want Ik ben met u alle de dagen, tot aan de vol einding der wereld. Zijn we daarentegen zijn vijanden, en doen we heimelijk of openlijk met de vijanden mee, dan hebben we te vreezen. Voor allen, die weigeren te bukken voor zijn genadeschepter, staat het woord geschreven Gij zult hen verpletteren met een ijzeren schepter, Gij zult hen aan stukken slaan als een pottebakkersvat Bussum. VAN DER VEEN. ONZE NATIONALE FEESTDAG. Maandag 31 Augustus j.l. mochten we weer onzen nationalen feestdag vieren, daar het Gode behaagde onze Koningin weer een jaar te sparen. Het was heerlijk te zien, hoe die dag alom in ons land de blijken gaf, dat ons volk zich nog aan onze Vorstin verbonden gevoelt en in trouw zich blijft scharen om de beide laatste spruiten uit het Oranjehuis. Ons volk heeft ook wel groote redenen om zich alzoo te verblijden. Dat in ons volk, ook al zijn daar de moeiten voor velen heel groot, de toestanden zich nog gunstig onderscheiden van die in vele andere landen is, in den weg der mid delen, niet het minst te danken aan den zegen, dien God ons in ons Vorstenhuis nog wilde laten en aan den band, die Vorstenhuis en volk ver bindt. Deze dag is dan ook voor allen, die God vree zen, een dag geweest, waarop ze den Heere heb ben gedankt voor Zijn genade, en gebeden heb ben, dat Hij ons dien rijken zegen nog vele jaren moge bestendigen. De rechte erkenning van dien zegen zal er dan ook toe moeten leiden, dat er voortdurend een gebed opga voor de Koningin en het Vor stenhuis. Wat al duistere machten werken er ook in ons volk, die alle gezag zoeken te ondermijnen en die zich met duivelsche vreugde zouden verheu gen, wanneer ze er in slaagden, ook den troon onzer Koningin omver te stooten. En tegen die machten is er alleen beveiliging onder de hoede des Heeren voor degenen, die bij Hem schuilen. Maar bij dat bidden moet dan ook het werken gevoegd, 't Is niet genoeg op 31 Augustus de vlag uit te steken en mee te juichen. Noodig is te waken tegen de verleiding van allerlei revolutio naire leuzen, die, onder den schoonen schijn van groote beloften, zich zoeken aangenaam te ma ken, maar waarvan niet anders te verwachten is den verwoesting en ellende. En tegenover het werken van de machten der duisternis, moet gesteld een krachtige actie in den dienst van het Licht der waarheid, waarin voor- ons volk alleen het heil gelegen is. VERBLIJDENDE MEEDEELING. In „De Reformatie" van 28 Aug. j.l. kwam de volgende verklaring voor van Prof. Dr. K. Schil der, waarvan we met dankbaarheid kennis na men en die we daarom in onze Kerkbode over nemen. Naar aanleiding van de jongste polemiek tusschen „Heraut" en „Reformatie". In aansluiting aan mijn mededeeling gedaan in het slot van mijn laatsten „Open Brief" is één dezer dagen tusschen Prof. Dr. H. H. Kuyper en ondergeteekende een vertrouwelijke samen- spreking gehouden. Het verblijdt mij, langs dezen weg te kunnen meedeelen, dat in dit onderhoud de aangelegenheden van persoonlijken aard op zulk een wijze konden besproken worden, dat in betrekking tot deze punten algeheele bevrediging kon worden bereikt, waarom dan ook over en weer van verdere publieke bespreking dezer per soonlijke aangelegenheden kon worden afgezien. Het verblijdt mij, dat door dezen gang van zaken de weg tot eventueel in de toekomst nog nood zakelijk of gewenscht blijkende behandeling van principiëele en practische vraagpunten wederom geëffend is. Deze mededeeling werd in „De Reformatie" eerst opgenomen, nadat ze door Prof. Dr. H. H. Kuyper was ingezien en accoord bevonden. Ze zal door Prof. Dr. H. H. Kuyper worden over genomen in „De Heraut" zoodra dit orgaan weer in zijn qewone formaat verschenen zal zijn. K. S. We zijn er zeker van, dat alom in onze kerken met blijdschap en dankbaarheid van deze mee- deelinq zal kennis genomen worden. HEIJ. Post-vacantie-indrukken. 'n Rijstebrijberg van kranten, artikelen, bro chures enz. 'n Menschenkind die hier doorheen moet worstelen. Dat zijn de eerste indrukken, die zich van me meester maken als ik me weer achter mijn bureau zet om iets te zeggen in de Zeeuwsche Kerkbode. Bij het doorgraven van dezen berg vallen ech ter onmiddellijk drie dingen sterk op. Ie. Dat onze Gereformeerde pers nog lang niet stervende is, gezien de geweldige hoeveel heid kranten en artikelen die iedere week maar weer geproduceerd worden en de nieuwe kran ten en de nieuwe boeken, die ieder oogenblik maar weer als paddestoelen uit den grond rijzen. (Soms ga je denken aan wat in 2000 vóór Chris tus in Egypte geschreven is, toen het land sterk achteruitging ieder wil boeken schrijven en ieder heeft lust om zijn stem te doen hooren.) 2e. Dat we veel te weinig onder den indruk gekomen zijn van de geweldige dingen, die zich in Duitschland hebben afgespeeld op de Olym piade, want hierbij vallen toch nietigheden als revolutionaire omwentelingen in Spanje en moordpartijen in Rusland volkomen weg. 3e. De Generale Synode van de Gerefor meerde Kerken. Die natuurlijk het laatst, want nu ja, wat is nu zoo'n Synode vergeleken bij 'n Olympiade Van die Olympiade gesproken wat gaan we toch heerlijk vooruit Rie, U weet wel, de be kende Rie Mastenbroek, die heeft het record zwemmen schitterend gehaald. Wat is de eer van ons Vaderland door dit dappere meisje opge houden Maar voor ik U de geweldigste dingen van die geweldige Olympiade uitstal, moet ik eerst iets anders zeggen. U begrijpt het dan beter. We zijn allemaal sportbeoefenaars. Ik ben ten minste begonnen met kruipen en enkele dagen binnen het jaar kon ik loopen. In den tuin onkruid wieden vond ik vervelend, maar toch verzekerde men mij, dat het een ge zonde sport was. En U kunt dit nu zelf wel in vullen voor uw leventje. Aan sport doen we allemaal. Maar het is de groote vraag of we allemaal kampioen worden. En zie hier vallen we alte samen in het niet, als we ons stellen naast die grooten, die geweldigen, die de roem van ons land hebben opgehouden op de Olympiade. Nu is hier natuurlijk een oorzaak voor te vin den. Mevrouw Braun, U weet wel, de bekende, de moeder van zus, die ook zoo goed kan zwem men, die verkondigt in een intervieuw, dat ons land veel meer kampioenen zou maken als we maar meer bruine boonen aten. Bij voorkeur rauw. Rauwkost, U weet wel. O, het was dan toch ook zoo ontroerend als er weer zulk een geweldige zege was bevoch ten en aan de mast driehoog onze vlag ging wapperen en dan het Wilhelmus gespeeld werd. Dan moet je toch geen Vaderlander zijn om niet de nationale eer en de naam van ons land door je hart te voelen heengaan. En wie heeft zijn hart niet vastgehouden, Mussert incluis, door te vragen wat komt er van ons land terecht, wat moet de toekomst worden als Rie niet met één seconde over de 100 waterme ters heen, wint nogmaals wat zou er dan van ons land, ons volk geworden zijn Gelukkig, dat ze rauwe bruine boonen gegeten heeft. Beste menschen, laten we nu toch eens lachen. Of zooals ge wilt, schreien. Want die twee lig gen dicht bij elkaar. Tenminste Rie Mastenbroek heeft na haar wereldrecord geschreid van emotie, hoewel ze ook lachte. Maar nu zonder ironie. Is het niet treurig Meent men nu werkelijk, dat de eer van ons land er mee gemoeid is als Jopie of Rie of weet ik wie, een seconde vlugger of minder vlug kan springen, loopen, zwemmen of wat ook En moeten we daarvoor de vlag hijschen en moeten daarover de kranten volstaan De geweldige werken van onze Nederlandsche kunstenaars in Musea, ze vallen allen in het niet bij dit gedoe van tegenwoordig. Wijst het niet op een ernstig verval En is het niet jammer, dat zulke kinderen (Rie is 17) op zulk een voetstuk geplaatst worden, zóó hoog, dat ze met moeite weer op den grond kunnen komen. Wat blijft er over van onze Hol- landsche degelijkheid na al dit gesol, gezoen, om kransen. 'n Paar stevig gespierde kinderen wie ziet ze niet gaarne werken in de gymnastiekzaal of op het sportterrein. Maar is er ook maar één reden te vinden om de menschen zoo in den grond te bederven, dat ze werkelijk meenen na tionale helden en heldinnen te zijn Dat er levens verknoeid worden, dat een twaalfjarig meisje „overwint" en dan gaat schrei en omdat het de mascotte, het afgodje mist, dat Rie gaat verloven en de moeder dingen zegt, die zeker niet moesten worden gezegd, dat Daan Kagchelland des Zondags wordt binnengehaald als gold het de Ruyter, zie, dat is niet meer nor maal, dat is tragisch. Wil U iets hooren over de huldiging van Daan Kagchelland „Een groote menigte belangstellen den had zich op het stationsemplacément verza meld om hun nationale held op waardige (ja vooral waardig) wijze te huldigen en als de met vlaggen en groen versierde locomotief door de bocht komt, maakt zich onwillekeurig een zicht bare ontroering van de menigte meester, die even later in een grandioze huldiging overging. Op de schouders met een groote lauwerkrans omhangen, werd hij onder oorverdoovend lawaai veroor zaakt door misthoorns, claxons enz. naar buiten gebracht waar een ontzaggelijke menschenmenig- te hem een spontane ovatie bracht." (Het verveelt me, maar dan volgt nog dit): „Daan komt in een rijk versierde woning, dan gaat hij naar „Bristol".Hartelijk en feestelijk wordt gesproken. Saluutschoten worden gelost als hij op zijn sportterrein komt. Een triumph- tocht in een open boot, waarbij zoo dicht moge lijk langs den wal gevaren werd om het aldaar opgestelde publick in de gelegenheid te stellen hem toe te juichen. Daan Kagchelland is nu ook zichtbaar ontroerd en nu gaan ze naar huis." (Het eindigt aldus): „Het is een indrukwek kende hulde geweest, een Olympisch kampioen waardig." Weet ge nu wat de geweldige prestatie is van Daan Hij heeft in een jol gezeild en wel het hardst. Nu zal ik de laatste zijn om de edele zeil kunst te veroordeelen, maar ik vraag U wordt het geen tijd, dat de menschen weer normaal worden Heel dit gedoe is niets anders dan het vereeren en huldigen van wat onzen Schepper en Maker toekomt. Maar de mensch die zijn God verloren heeft, schept zich nu goden en aanbidt het schep sel. Heel dit Olympisch gedoe met zijn heilig vuur en zijn dwaze menschvereering is door en door heidensch. Ja erger het is heidendom van het slechtste al looi, immers toen juist, toen Rome en Griekenland gingen zinken, toen de roem ging verbleeken, toen riep men om brood en spelen, zooals wij dat nu kennen in onze verlichte dagen. Als in den tegenwoordigen tijd verschillende stadions verbouwd moeten worden, omdat ze te klein zijn de honderdduizenden te bevatten en men leest aan de andere kant, dat in 1860 het aantal onkerkelijken 5000 bedroeg en in 1930 1.444.393 in ons kleine landje, dus een zevende, dan begrijpen we, dat men terug wil van het Christendom naar het Heidendom. Spierenkracht moet meer geëerd worden dan geestkracht. Vleesch meer dan geest. En zoo dalen we af naar het dierlijke. Want ik vraag U in gemoede wat is er voor

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1936 | | pagina 1