No. 35 Vrijdag 28 Augustus 1936 50e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. UIT DE HISTORIE. UIT DE PERS* ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEDs. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN. MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT. ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regel bij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 BEROEP OP HET WOORD GODS. Doch Hij, antwoordende, zeide Daar is geschreven Matth. 4 4a. Jezus was door Johannes in de Jordaan ge doopt. De Geest Gods was op Hem nederge daald, om Hem toe te bereiden voor Zijn ambte lijk werk. De stem des Vaders was uit den hemel gehoord „Deze is mijn Zoon, mijn Geliefde, in den welke ik mijn welbehagen heb". Doch nauwelijks had die stem uit den hooge weerklonken, nauwelijks hadden de ontsloten hemelen zich weder toegesloten, of Jezus werd van den Geest weggeleid in de woestijn, om ver zocht te worden van den duivel. Zie, daar gaat Jezus uit de woeling der volks menigte daar bij de Jordaan naar de stilte, de eenzaamheid der woestijn. Veertig dagen en veertig nachten vertoeft Hij daar zonder eten of drinken. Doch dan komt, als ten slotte de honger Hem kwelt, de duivel tot Hem met zijn satanische verzoeking. „Indien gij Gods Zoon zijt, zeg, dat deze stee- nen brooden worden", aldus spreekt hij Hem toe. Schijnbaar heeft hij medelijden met Jezus, maar in werkelijkheid wil hij Hem tot zonde ver lokken. Ja, hij wil Hem verleiden tot wantrouwen en opstand tegen God, alsmede tot het ingaan tegen Gods bestel en het inslaan van eigenwillige wegen. Hij wil trachten Hem er toe te bewegen, om langs een ongeoorloofden weg zijn honger te stillen. Maar neen, zijn duivelsch plan gelukt niet. Jezus toch doorziet terstond zijn helsche list en weigert dan ook zijn raad op te volgen. Hij wil liever honger lijden dan zichzelf helpen langs eigenwillige, zelfgekozen weg. Hij gelooft ook zeker, dat Zijn Vader, Die Hem nu reeds 40 dagen zonder brood had onderhouden, ook nu wel verder voor Hem zal zorgen. Hoor, welk antwoord Hij den Satan op zijn listigen raad geeft„Daar is geschrevenDe mensch zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door den mond Gods uitgaat". Daar is geschreven Hoort ge wel, hoe Jezus hier een beroep doet op het Woord Gods? Neen, Hij gaat niet met den duivel redeneeren, Hij tracht niet hem er van te overtuigen, dat Hij Zijn raad toch heusch niet kan opvolgen, Hij voert niet het eene argument na het andere aan, om daarmee Zijn niet-gehoorgeven aan des Sa tans raad te verdedigen, maar Hij beroept zich eenvoudig op het Woord des Heeren. Hij be strijdt den Satan met het eenige wapen, waar mede deze kan worden overwonnen het woord Gods. Ja, het woord Gods, dat is 't eenige aanvals wapen, dat in den strijd met den Satan met suc ces kan worden gehanteerd. Voor dat Woord des Heeren toch is de Satan ontzettend bang. Daar kan hij niet tegen op. Immers, het is het Woord, niet van een zwak en sterfelijk mensch, maar van den almachtigen en levenden God, Dien ook Satan als zijn meerdere moet erkennen. Daarom tracht hij dan ook de kracht van dat woord te breken en het te berooven van Zijn goddelijk gezag. Daarom tracht hij ook op aller lei manier in de harten der menschen te zaaien de kiemen van twijfel en ongeloof, opdat zij de leugen liever zouden gelooven dan de waarheid. Maar, mijn lezer en lezeres, laat u aldus dat wapen toch niet uit de handen slaan. Integen deel, wapent u met het zwaard des Geestes, het welk is Gods Woord, gelijk Christus eenmaal gedaan heeft. Beroep u tegenover den duivel telkens weer op dat Woord van uw God. Wanneer hij u wil verleiden tot den dienst der wereld en tot allerlei zingenot, roep hem dan toe, terwijl uw hart zich in vast vertrouwen tot God verheft met de bede om Zijn genadige on dersteuning „Daar staat geschrevenHeb de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is zoo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in Hem". Zegt de Satan tot u „uw zonden zijn te groot, er is voor u geen vergeving", zeg dan„De Schrift zegtChristus is voor zondaren, voor goddelooze gestorven". Benauwt hij u met de gedachte, dat de toe komst van Gods kerk donker is, dan zij uw ant woord „Mijn Heiland heeft gesproken In de wereld zult ge verdrukking hebben, maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen". Wapent u alzoo tegen hem met 's Heeren Woord. Houdt hem dat woord steeds voor oogen. Doet daarop voortdurend uw beroep in vast vertrouwen op uw Heiland. Dan zult ge gewaar worden, dat, gelijk Jezus eenmaal heeft gedaan, ook gij met dat wapen, in levend geloof gehanteerd, den Satan tenslotte zult doen af deinzen. Indien ge echter meent dat wapen niet noodig te hebben, indien ge vertrouwt op uw eigen wijs heid en kracht, wees dan gewaarschuwd. In eigen kracht toch zijt ge tegen zijn aanvechtingen niet bestand. Dan zijt ge voor hem een gemakkelijke prooi. En als hij u eenmaal met zijn sterke klau wen heeft vastgegrepen, o, wat zal dan uw lot zijn Zie, daarom smeek ik u voor de laatste maal Houd in uw strijd met den duivel steeds vast aan 's Heeren Woord. Maar vestig ook geloo- vig op Jezus uw blik, die met u medestrijdt en uw geloof wil in stand houden, zoolang de strijd duurt. Zoolang de strijd duurt, ja, want eenmaal zal de strijd geheel achter u liggen. Eenmaal zult gij, die wettig gestreden hebt, evenals al Gods getrouwe strijders den hemel binnengaan en de kroon der overwinning uit de hand van uw Middelaar ontvangen. Dan zult ge vol heilige blijdschap aanheffen den jubel der overwinning. Dan zult ge doen weergalmen uw danklied ter eere van dien God, Die u door kruis en verzoeking heen geleid heeft tot de volkomen genieting der eeuwige gelukzaligheid in den hemel der heerlijkheid. Strijd dan in dit vooruitzicht uw strijd. Maar dank ook uw God voor het krachtige wapen, door Hem in uw strijd u geschonken, voor het Woord Gods, waarop ge tegenover den duivel voortdurend u moogt beroepen. En zij dit dan de jubel van uw hart Gods Woord houdt stand in eeuwigheid Er zal geen duimbreed wijken. Beef, Satan Hij, Die ons geleidt, Zal u de vaan doen strijken Delf vrouw en kind'ren 't graf, Neem goed en bloed ons af, Het brengt u geen gewin Wij gaan ten hemel in En erven koninkrijken Middelburg. D. BREMMER. De Psalmen. UI. Zagen we in het vorig nummer, dat Petrus Datheen de Psalmen van het Fransch in het Hollandsch vertaalde, terwijl hij de oude Fran- sche nielodiën gebruikte, thans zullen we iets zeggen van onze huidige Psalmen. Met het voortgaan van den tijd ging de ont wikkeling ook verder. Er kwam dan ook een zekere afkeer op tegen de Psalmen van Datheen. De eerbied tegenover God en het Heilige werd wel eens wat al te kinderlijk voorgesteld. Zoo kwam er dan ook een verzoek om een nieuwe berijming van de Psalmen. Evenals het thans gebeurt, stonden er verschil lende dichters op. Hendrik Ghysen, Goudsmid en voorzanger in Amsterdam, heeft vele Psalmen berijmd. Het Remonstrantsche Genootschap Laus Deo Salus Populo (Lof aan God, Heil den Vol- ke) deed evenzoo en tenslotte was een derde „dichter" Dr. Johannes Eusebius Voet. In Januari 1733 kwam een commitee samen om een keuze te doen. Na honderd één en twintig keer vergaderd te hebben was hun taak in Juli 1773 ten einde, zoodat ze van Hendrik Ghysen 10 Psalmen overnamen, van Laus Deo Salus Populo 58 en van Voet 28. Met zeer veel voldoening werd de nieuwe be rijming in de Gereformeerde Kerken in Neder land aanvaard. In het jaar 1775 werd de nieuwe berijming officieel ingevoerd. Dit zijn dus de Psalmen, die wij thans zingen. De muziek is dus 400 jaar oud en de text 150 jaar. Moeilijkheden kwamen natuurlijk ook voor. Niet in dien zin, dat men zich verzette tegen het zingenneen, het werd moeilijk heele en halve noten te zingen, omdat de woorden nu anders geworden waren en daardoor het accent verlegd was. Om nu toch de mooie koraalmuziek niet prijs te geven heeft men daarom besloten alle noten even lang te zingen, hetgeen onze vaderen dus niet gedaan hebben. (Sommigen zouden het zeker onstichtelijk vin den, indien we op „wereldsche" wijze nu weer kort-lang gingen zingen.) Het zingen van onze huidige Psalmen is dus eigenlijk een zingen op wijzen, die niet passen bij de woorden. Indien we ooit voor de keus mochten gesteld worden of nog meer gezangen of nieuwe berij ming en melodiën, dan zouden we zonder aarze ling voor het laatste kiezen. Maar zoover zijn we nog niet. A. H. OUSSOREN. L. S. De Commissie voor het woonwagenkamp aan den Nieuwlandschen weg zou gaarne een koffer- gramophoon hebben, om die te gebruiken bij haar bezoeken aan dat kamp. Als zij op die wijze liederen met evangelisee- rende strekking kan laten hooren, zou zij veel gemakkelijker de menschen uit de woonwagens om zich heen kunnen verzamelen. En alzoo is de kans veel grooter, dat het Evangelie, dat daar wordt gebracht, door de meesten van de woon wagenbewoners wordt beluisterd. Mag ik nu als Voorzitter van de Centrale Commissie voor Evangelisatie te Middelburg even vragen Is er niet iemand die een koffer- gramophoon heeft, die hij aan de Commissie voornoemd wil afstaan, of in bruikleen geven wil De Commissie heeft haar slechts des Zon dagsmiddags noodig. Misschien is er wel één, die nu radio heeft en derhalve zijn gramophoon niet meer gebruikt. Och, denk dan eens aan onze Commissie Maar ook zouden we al heel blij zijn, als iemand ons een koffer-gramophoon wilde leenen. Br. E. H. Dubois, Penninghoeksingel L 65 a vier zal gaarna de koffer-gramophoon, die ter beschikking wordt gesteld, in ontvangst nemen. D. BREMMER. KARL BARTH. III (Slot). En niet minder droef is het met Barth's theo logie gesteld ten aanzien van dat tweede punt, waarop ik even zou ingaan de leer der genade De genade in Jezus Christus gaat voor Barth eigenlijk geheel en al op in de rechtvaardigma- king Het „Leit-motief" van zijn gedachten is hier het woord der Schrift, dat God een God is, „Die den goddeloozen rechtvaardigt" Barth werkt dat echter uit op een waarlijk ontstellend-onschriftuurlijke wijze Ge weet, hoe wij, als Gereformeerden, bij het licht van Gods Woord, steeds de rechtvaardig- making hebben verstaan. Wij zien deze genade-daad Gods aldus dat God aan den in zichzelf goddeloozen mensch, in den weg des geloofs, deel geeft aan de ge rechtigheid van Christus, en hem aanneemt tot Zijn kind en erfgenaam, die nu, door het geloof, staan mag in de zekerheid van de vergeving der zonden Aan die rechtvaardigmaking paart zich dan steeds onmiddellijk de heiligmaking, die hierin bestaat, dat de in Christus gerechtvaardig den nu ook door den Heiligen Geest, Die in hen wonen komt, innerlijk worden vernieuwd, zoodat ze, als in beginsel nieuwe menschen, den wil des Heeren gaan doen Wel is dan dat doen van Gods wil door hen, die in Christus voor God rechtvaardig zijn, zeer gebrekkig, en kleeft er zonde aan ook echter die dagelijksche zonden worden hun, op hun belijdenis, van dag tot dag om Christus' wil vergeven, en niettegenstaan de die dagelijksche zonden in het doen van 's Heeren wil is er toch metterdaad zulk een doen van 's Heeren wil, door Gods genade, bij hen aanwezig Er is een beginsel van 'n heilig, Gode welbehaaglijk leven Welnu, het zijn deze, op Gods Woord ge gronde genadeweldaden, die Barth met de meeste beslistheid waagt te loochenen Barth ziet het zoo, dat al wat mensch heet, goddeloos is van nature (en daarin heeft hij wel gelijk!) en(en hier komt de geweldige ket terij èn goddeloos blijft! Van een vernieuwende werking van den Hei ligen Geest in het menschelijk hart, van een aan vankelijke vernieuwing, door de wedergeboorte, van een vernieuwing van de goddeloosheid tót de gehoorzaamheid aan Gods wil, daarvan wil Barth heel beslist niets weten Hij wil er niet van weten, omdat het strijdt met zijn grondgedachte, dat de mensch nooit iets van God „in z'n bezit" kan hebben Stel u voor: Gods Geest zou blijvend in menschen wonen en werken, en daar van binnen een nieuw leven van geloof en bekeering doen ontstaandat zou immers beteekenen, dat de mensch „God bezat" Dat de mensch iets van God, Zijn Geest, Zijn vernieuwende genade, in handen had Dat de geweldige kloof tusschen God en den mensch in principe zou zijn overbrugd Barth zegtdat bestaat nietWie dat meent, pleegt de ergste hoogmoed, die 'n mensch plegen kan Wie dat meent is een Farizeeër van het zuiverste water hij is immers, naar zijn gedachte, beter dan de goddelooze wereld, door den Heiligen Geest, Die in hem wonen zou Neen, Barth ziet de dingen heel anders Elk mensch is van nature goddeloos, en elk mensch blijft in dit leven goddeloos Ook wie gelooft in de vergeving der zonden blijft in de werkelijkheid des levens dezelfde Hij krijgt nimmer iets positiefs goeds Al wat hij ooit doet, 't is alles alleen maar naar menschelijke maat staf gemeten en ten deele goed te noemen Voor God is er niets goeds in Voor God is al dat zoogenaamde goede, dat een geloovige doet, enkel goddeloosheid, ongehoorzaamheid. En gelooven is eigenlijk enkel en alleen maar dit alle doen en laten van dag tot dag als god deloosheid te erkennen, en af te zien, van dag tot dag, van alle positieve vroomheid, van alle positieve volbrenging van Gods wil, om het dan te gaan verwachten, biddend te gaan verwach ten, iederen dag opnieuw, van de vergeving Rechtvaardigmaking is volgens Barth ditdat er voor ons als goddeloozen, die tot onzen dood toe alleen maar goddeloozen blijven, vergeving is Vergeving, dat is de eenige genade, die er is Het is een genade, o neen, die we nooit als bezit in handen krijgen Nooit kunnen wij zeg gen ik heb vergeving bij God gevonden, ik ben met God verzoend, het is tusschen God en mij in orde, ik mag een erfgenaam zijn van het eeuwige leven, ik heb vrede, blijvende vrede met God door Christus Want als we dat zeggen, vergeten we, dat we, op 't oogenblik dat we 't zeggen, nog weer goddeloozen zijn, die als god deloozen liggen onder den vloek, onder het oor deel, onder de verdoemenis Wij kunnen de vergeving alleen maar genieten in een weg van getrooste vertwijfeling (gelijk Barth het noemt!) Van vertwijfeling, want we zijn goddeloozen, verdoemden Van getroos te vertwijfeling, want als goddeloozen krijgen we, als 't God behaagt, vergeving Ziehier iets van Barth's leer van de genade. Iets maar ervan, want op zijn leer aangaande den persoon van Christus en Zijn werk, kan ik thans niet ingaan. Dat weinige zal echter genoeg zijn om er u van te doordringen, dat Barth op ontstellende wijze ook op dit punt afwijkt van de Heilige Schrift Het machtig onderscheid tusschen kerk en we reld, tusschen de kinderen Gods en de kinderen des duivels, een machtig onderscheid, waarvan de Schrift vol is, 't wordt door Barth zoo stellig mogelijk ontkend Kerk en wereld, geloovigen en ongeloovigen, kinderen Gods en kinderen des duivels, ze zijn beiden gelijkelijk goddeloos (be houdens eenig graad-verschil); ze zijn beiden van dag tot dag besloten onder Gods verdoemend oordeel ze staan beiden onder het genade woord der vergeving, dat God spreken kan (let welspreken kan God is vrij om te vergeven of niet te vergeven Het eenige verschil tusschen kerk en wereld is, dat de kerk alleen maar goddeloosheid heeft, en dat erkent, het uitspreekt dat ze goddeloos is en ongehoorzaam, alleen maar goddeloos en on gehoorzaam, ook in haar dienen van den Heere alleen maar goddeloos en ongehoorzaam, om dan te hopen op de vergeving, terwijl de wereld die goddeloosheid niet erkent, en op die verge ving niet hoopt Zoo worden door Barth alle vastigheden des Verbonds principieel ontkend en ondermijnd Zoo is alle zekerheid des geloofs uitgesloten Zoo is er geen volk van God, dat, door de ge nade van den Heiligen Geest, principieel anders is dan de wereld, een andere keus heeft, een andere levensrichting volgt, 'n ander leven met terdaad leidtEnvan de schriftuurlijke leer der rechtvaardigmaking, die jubelen doet van „het hébben van vrede met God", daarvan blijft al evenmin iets over als van de schriftuurlijke leer eener heiligmaking, die ons maakt tot in be ginsel vernieuwde menschen, door den Heiligen Geest Ten slottemet al het hiervoor gezegde is nu eigenlijk ook al aangeduid de derde, groote dwa ling van Barth zijn miskenning en ondermijning van het leven in gehoorzaamheid aan Gods wil

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1936 | | pagina 1