FEUILLETON
BRANDING
FINANCIËN DER THEOLOGISCHE
SCHOOL.
In een der laatste nummers van „De Bazuin"
stond de mededeeling, dat de Handelingen van
het Curatorium der Theol. School over 1936 wa
ren verzonden aan de kerkeraden en ook aan de
plaatselijke correspondenten, waarbij de opmer
king, dat, mocht een hunner die Handelingen nog
niet ontvangen hebben, hij het direct berichte
aan dhr. J. H. Kok te Kampen, die dan p. o.
voor toezending zorgen zal.
Hebben alle correspondenten en elke plaatse
lijke kerk die Handelingen werkelijk ontvangen
en ze dan ook gelezen, want het zal hun arbeid
bij het werven van contributie vergemakkelijken.
Met kracht zal deze arbeid voor de School moe
ten aangevat in het komende najaar, omdat het
hoogst noodzakelijk is, dat hare inkomsten wor
den vermeerderd nu er een te kort is van ruim
2000.wat niet strookt met de waardigheid
onzer kerken, omdat er werkelijk niet zulke
zware offers door haar voor haar eigen oplei
dingsschool worden gebracht.
Daarbij is het onze dure plicht om de Theol.
School, die toch van al onze kerken is, ook door
die kerken van het noodige worde voorzien om
hare roeping te kunnen vervullen.
Als men de laatst verschenen Handelingen na
leest, dan is de opbrengst van contributies, giften
en collecten over het jaar 19351936 gezamelijk
52.345.97J^ aldus verdeeldcontributies
11.388.70; giften 912.82 en collecten
40.044.45J/£.
Vooral de collecten gaan sterk achteruit, ge
let, dat die 5 jaar geleden nog opbracht
50.000.Tot de provincies, waarin de col
lecte achteruitging, behoort ook Zeeland met =t=
70.waar weer tegenover staat, dat de con
tributies in onze provincie stegen met =t= 200.
wat vooral te danken is aan de krachtige actie
op Walcheren. Het aantal kerken, waar geen
enkele contribuant is, vermindert gelukkig elk
jaar. In de Classis Axel ontbreekt Schoondijke
nog in de Classis Tholen Anna Jacoba Polder,
Poortvliet en Rilland-Bath en in de Classis Zie-
rikzee Geersdijk, Oosterland en Wissenkerke.
Komt broeders in die plaatsen, pakt eens aan,
opdat het volgende jaar D.V. kan medegedeeld
op de Curatoriumvergaderinggeheel Zeeland
werkt hierin mee.
Op sommige plaatsen kon wellicht ook voor
contribuanten nog wel wat meer gewerkt. Het
komt aan op een of meerdere correspondenten,
die zich werkelijk voor den taak geven en als er
bezoeken worden afgelegd om met de menschen
te spreken over de belangen van de Theol.
School, zullen ze dikwijls verblijd weer heen
gaan. 't Is zoo, de menschen komen het gewoon
lijk niet brengen, maar als ze gevraagd worden
en ze zijn overtuigd van de behoeften, dan zendt
men in Zeeland u niet met eene weigering weg.
Met allen aandrang zij dit werk aanbevolen in
elk kerk in Zeeland.
Daarop te wijzen behoort ook tot de verzor
ging van de belangen van de School der kerken,
wier bloei ook alle Zeeuwen ter haite gaat.
Werkelijk, die School kost niet zooveel. Bere
kend naar het zielenanatal der kerken in Ne
derland en Indië, komt het op 8j^ cent per ziel,
wat in 19351936 voor haar op allerlei wijze is
verzameld en dat is te weinig en dat kan ook wel
wat naar boven.
Bezien we de afzonderlijke provinciale ressor
ten, dan staat het als volgtGroningen ruim 9
cent Friesland (N.) 8 Friesland (Z.) bijna 6
Drenthe bijna 8 Overijssel 8J/2 Gelderland
iy2 Utrecht 9]/2 Noord-Holland iy2 Zuid-
Holland (N.) 9 Zuid-Holland (Z.) ruim 8
Noord-Brabant en Limburg bijna 7 Batavia 15.
Alles in centen en eenigszins afgerond. Wat Zee
land betreft, dat we tot laatst hielden, behoeven
we ons werkelijk niet te schamen. In Zeeland is
het per ziel 13 cent ruim. Wat de Classis betreft,
is het voor Axel ruim 13 cent, Goes 19)/£, Mid
delburg 123^2 Tholen bijna 10 en Zierikzee na
dert dicht 11't Loopt dus in onze Provincie niet
zoo verschrikkelijk ver uit elkander.
Verschillende kerken gaan vergelijken, is in
deze tijd niet wel mogelijk, althans niet wat be
treft de collecten. Anders is het met de contribu
ties. Er zijn kleine kerken, die hierin veel grootere
verre overtreffen. Dat kan anders worden en dan
maar niet eens knikken ja, zoo is het, maar aan
pakken en er op uit. In Zeeland voelen nog zoo-
velen voor de Theol. School, maar ze moeten
bezocht, opgewekt en de uitkomst zal verblijdend
zijn.
De Generale Synode keurde de instructies voor
classicale en plaatselijke correspondenten een-
DOOR
K. H. MAR1NÜSSEN
„Heere, dat niet", kreet haar ziel.
Dat was verloochening van Jezus, Dien zij
liefhad
Het zijn van Dolf thuis was een smart voor
mevrouw Woldinga, die daarover evenwel niet
sprak met Annie en ook niet met haar zuster
Kathe, die echter anders optrad. Dolf was haar
lieveling altijd geweest, en hij mocht haar ook
gaarne lijden.
„Hoor eens hier. Dolf", zeide ze op een keer
resoluut, toen Dolf, geheel onopzettelijk, want
hij wilde zijn moeder sparen, zich uitliet op een
wijze, die in dien kring niet werd vernomen,
„hoor eens hier, Dolf, redetwisten doe ik niet,
het helpt toch niet je moet weten, wat je doet,
maar ik heb liever niet, dat je mij met je op
vattingen lastig valt. Ik zou alleen willen, dat je
eens bij sterfbedden in het ziekenhuis kondt zijn.
Ik heb er al veel meegemaakt, jongen, en dan
komt er iets anders kijken, dan het houden van
een leeg, lichtzinnig praatje. Denk daarover maar
eens na. En verder wil ik niet gaan vechten met
je. We hopen, dat de Heere je grijpen zal. Zoo
niet, dan is Dolf Woldinga, al is hij nog zoo'n
aardige jongen, verloren."
En tante Kathe had dien avond niet meer er
over gesproken. Annie wist niet, of die houding
maal goed en nu moet er ook naar geleefd en
gehandeld. Een correspondent heeft meer werk
dan contributies ophalen hij moet er op uit zijn
telkens weer nieuwe contribuanten te winnen en
alzoo ook de ledig gevallen plaatsen te vullen en
zoo werkzaam zijn tot welzijn van de Theol.
School, tot heil der kerken en tot uitbreiding van
het Koninkrijk Gods.
Gaarne wil ik pogingen in het werk stellen om
enkele dier instructies in handen te krijgen om
ze door plaatsing in de Zeeuwsche Kerkbode te
brengen onder de oogen onzer menschen.
Werke dit schrijven mee om ons allen te her
inneren de roeping en plicht, die ook wij hebben
voor de rechte verzorging van de financiëele be
langen onzer Theologische School, die recht heeft
op ons gebed en onze hartelijke medewerking op
finantiëel gebied, want zij is de School der ker
ken, die alzoo de roeping hebben voor haar als
voor eene dochter te zorgen en wel zoo, dat zij
geen gebrek lijdt, want dat zou pleiten tegen de
kerken zelf, die deze School in stand houden
willen.
Trouwens het kan ook best, als allen maar
medewerken naar mogelijke kracht, gedrongen
door liefde en het verstaan der roeping van onzen
plicht, want het bestaan der Theol. School is
van het hoogste belang, omdat niet kan gemist
de opleiding tot den dienst des Woords. Dat is
voor de kerken eene levenskwestie.
„PROVINCIAAL FONDS ter ondersteuning
van hulpbehoevende Diaconieën, die idioten
en andere ellendigen te verzorgen hebben."
Een kort woord hierover naar aanleiding van
een ontvangen schrijven van Dr. J. J. van den
Berg, die voor dit Fonds is deputaat voor de
Classis Goes.
10 Juni j.l. bracht onze broeder namens depu-
taten verslag uit op de Part. Synode van Zee
land en verzocht met het oog op den toestand
der kas eene collecte te houden en wel zoo mo
gelijk in Juli van dit jaar 1936 en tevens die col
lecte bijzonder aan te bevelen. Op de Classis-
vergadering van Juli 1936 besloot de Classis
Goes aan dit verzoek te voldoen en voor ditmaal
de opbrengst der collecten rechtstreeks te zenden
aan onzen deputaat Ds. J. J. van den Berg de
volgende Classisvergadering is eerst in Octo
ber opdat hij zich zou kunnen overtuigen, dat
al de 12 kerken deze voorgeschreven collecte
hadden gehouden om daarna het gezamelijk be
drag op te zenden aan den penningmeester voor
dit fonds br. K. Huijsman te Meliskerke.
Nu br. van den Berg zelfs collecten ontvangt
uit Walcheren is zijn dringend verzoek daar
mede op te houden, wijl dat medebrengt onnoo-
dige moeite en kosten. Iedere classis heeft zijn
eigen deputaat, die de gelden in ontvangst neemt
en Dr. van den Berg is wel voorzitter der depu-
taten, maar niet de penningmeester. Willen ker
ken rechtstreeks aan den penningmeester verzen
den, dan is het adres reeds genoemd br. K.
Huijsman te Meliskerke.
Volgaarne werd voldaan aan het verzoek van
onzen broeder uit Goes, die werkelijk wel meer
te doen heeft dan onnoodige dingen te vereffenen.
Alleen de 12 kerken uit de Classis Goes stor
ten voor ditmaal bij hem of het is zeker beter
gezegd hebben reeds gestort. Zulke dingen moe
ten niet zoo aanloopen, wat vooral vervelend is
voor iemand, die drukke bezigheden heeft.
K.B. A. SCHEELE.
L. S.
Mij is verzocht in de Zeeuwsche Kerkbode een
kort opwekkend woord te schrijven in verband
met de groote Anti-Revolutionaire landdag, wel
ke D. V. op Dinsdag 15 September a.s., op
Prinsjesdag, in den Haag op Houtrust zal wor
den gehouden. De middagvergadering vangt aan
om 4 uur, de avondvergadering om 7 uur. Een
keur van sprekers, waaronder onze Minister-
President, Z.Ex. Dr. H. Colijn, zal daar het
woord voeren.
Laat nu een ieder, die daartoe maar eenigszins
in de gelegenheid is, dien dag naar den Haag
trekken. Ge hebt dan, als ge vroeg genoeg zijt,
ook nog een groote kans de gouden koets van
onze Koningin te kunnen bewonderen. En dan
's middags naar HoutrustGij zult eens zien,
hoe het vuur van uw liefde tot het huis van
Oranje daar weer nieuw voedsel ontvangt.
De reiskosten behoeven geen overwegend be
zwaar te zijn. De Nederl. spoorwegen vervoeren
U dien dag naar den Haag en weer terug naar
goed was. Maar dat was duidelijkDolf had
niet den moed, met tante Kathe een gesprek te
beginnen
Den avond vóór zijn vertrek naar Zutphen
kwam de bitterste druppel voor mevrouw Wol
dinga.
Annie was naar de Meisjesvereeniging. Zij
had thuis willen blijven, maar moeder had het
niet noodig geoordeeld. En toen had Annie be
grepen, dat moeder nog eens alleen met Dolf
wilde zijn.
Zij sprak zeer ernstig met hem wees hem op
zijn verkeerd gedrag herinnerde hem aan zijn
vader.
„Moeder, ik weet, dat ik er U verdriet mee
doe. Maar het is mij niet mogelijk, om te hui
chelen. Ik voel het niet, zooals U het voelt."
„Dus je meent het werkelijk zonder Jezus te
kunnen stellen vroeg zij. En in haar stem klonk
vlijmende smart. „We hadden gedacht, dat je bij
het ouder worden veranderen zoudt, maar het
lijkt erger te worden."
„Ik geloof niet, dat het met mij ooit iets ge
weest is, moeder. Maar als het wat geweest is,
dan is het minder geworden. Ik kan eenvoudig
niet gelooven, wat mij altijd is verteld. Ik zie
tal van menschen, die trouw naar de kerk gaan,
maar zij leven er verder niet naar. Dat is hui
chelen, moeder. Ik wil geen huichelaar zijn."
„Huichelen wij Wij hebben onze zonden en
gebreken. Wij doen verkeerde dingen. Maar
durf je volhouden, Dolf, dat vader een huichelaar
was Durf je beweren, dat je moeder en Annie
en Frits op dit hoogst gewichtige punt dingen
zeggen, die zij niet meenen
Middelburg voor 3.25. Dat is toch niet zoo
heel veel, nietwaar. Maar voorziet U dan tijdig,
liefst nog deze week, van een toegangskaart a
0.30. Wendt U tot den Secretaris der A. R.
Kiesvereeniging, den heer J. S. Hoek, Veersche
Singel 65, waar U ook alle verdere gewenschte
inlichtingen worden verstrekt.
D. BREMMER.
L. S.
„De Adelaar komt". Ziedaar het bericht, dat
Ds. Bremmer in het No. van vorige week plaat
ste. Wat „De Adelaar" is mag bij LI bekend
worden verondersteld. Immers, sinds eenige jaren
is de G.E.O.S. met haar ijverigen leider Ds. Ver-
steegt onder ons Zeeuwsche Geref. volk wel
bekend.
Welnu, Dinsdagavond kwam „De Adelaar"
bestuurd door haar kapitein Dhr. Bokslag
en met haar kwamen Ds. Versteegt en z'n staf
van helpers.
Onder hun leiding zouden we de dames
collectanten en vele medewerkenden en belang
stellenden in de Geref. Stadsevangelisatie een
tocht maken over de Zeeuwsche stroomen.
En zoo waren om plm. 9 uur velen (tochtge-
nooten en belangstellenden) verzameld aan de
Loskade, de ligplaats van „De Adelaar". Toen
Ds. Bremmer, vergezeld van Ds. Versteegt en
de andere medewerkers, verschenen, werd een
aanvang gemaakt met de inscheping. Hadden we
aanvankelijk gedacht, dat sommigen teleurge
steld zouden moeten worden de groep groeide
steeds aan bij het embarkeeren bleek de waar
heid van het spreekwoord, dat er veel makke
schapen in een stal gaan. Allen (plm. 40 perso
nen) vonden een plaatsje. Na hartelijk vaarwel
toegewuifd te zijn door Ds. Bremmer en echt-
genoote en verdere belangstellenden, begonnen
we den tocht in het Kanaal door Walcheren.
Al dadelijk zat de stemming er in, want al
spoedig klonken het J. V. en M. V. Bondslied
en andere Chr. liederen. Wat kliefde „De Ade
laar" de rustige Kanaalgolfjes en weldra lagen
we voor de sluis in Veere. Hier „schutten". We
troffen het nog al, want we behoefden niet lang
te wachten. Weldra lagen we met een tjalk en
een mosselvisscher tusschen de hooge Veersche
sluismuren. Maar hier was het ook „betalen".
De nooit rustende fiscus vroeg sluisgeld. En ter
wijl de kapitein de fiscus tevreden stelde, filmde
Ds. Versteegt het gezelschap. Na een oponthoud
van plm. 20 minuten, zetten we koers naar het
Veersche Gat. Hier waaide de frissche zeelucht
ons tegen en verder ging hetVeersche Gat,
Zuidvliet of Zandkreek naar de Ooster Schelde.
Wat is de natuur hier mooi. De uitgestrekte zee
dijken en schorren met hier en daar een een
zamen schaapherder met z'n kudde en over het
water scherend allerlei zeevogels. Dat de natuur
indruk maakte, bleek wel uit het zingen van Ps.
146: 1 „Prijs den Heer met blijde galmen".
Langs Wolfaartsdijksche- en Katsche Veer
bereikten we om plm. half één Wemeldinge, het
eind van onzen reis.
Hier werd de boot aan een steiger gemeerd en
na een moeilijke klim langs een loodrecht ladder
tje en den smallen steiger, bereikten degenen, die
gingen „passagieren" den vasten wal. Sommigen,
die dezen klim ontzagen, bleven aan boord. Ver
scheidene personen benutten dit passagieren om
een bezoek te brengen aan het mooie dorp, ter
wijl anderen, de op het gebied van Schippers-
evangelisatie zoo bekende Ds. van Dijk een be
zoek brachten.
Om 2 uur weerklonk de sirene van „De Ade
laar", ten teeken, dat we vertrekken gingen.
Sommige dames lieten (als naar gewoonte) nog
wat op zich wachten, maar weldra bevonden al
len zich ondanks een nog moeilijker klimpartij
naar beneden weer veilig en wel onder liever
op) de vleugelen van „De Adelaar". Volgens
dezelfde route werd nu de terugreis aanvaard.
Nu was het echter hoog water. Schorren en
slikken waren nu bijna geheel onder water ver
dwenen, maar met kundige hand voerde kapitein
Bokslag ons tusschen bakens en tonnen door de
veilige vaargeul.
Was op de heenreis koffie geserveerd, op den
thuisreis vergastte de kapitein ons op thee.
Met de ranke „Adelaar" snelde echter ook
den tijd voort en eer we er erg in hadden doemde
Middelburgsch Lange Jan en Veere's dom uit de
nevelen op. Veere's haveningang lag weldra
voor ons en langs de vliegtuigen- en de mijnen-
loods gleden we naar de sluis. We troffen het.
De sluis was zeewaarts open en we hadden maar
binnen te varen en na een minuut of tien voeren
we in het Kanaal door Walcheren.
„Maar, moeder, dat beweer ik toch niet U
meent, wat U zegt. Maar ik ken in Zutphen
menschen, die eenvoudig huichelen."
„Die waren er in Laarwoud ook. Ze zullen
hier ook zijn. Ze zijn overal. Maar daar heb jij
niet mee te maken. Dolf. Dat moeten die men
schen eenmaal voor God verantwoorden. De
Heere komt persoonlijk tot jou en vraagtwil
je Mij dienen Of wil je in de zonde blijven le
ven Tusschen die twee moet jij kiezen, Dolf."
„Dat is de traditioneele opvatting, moeder. Ik
weet dat wel. Maar onze tijd steekt daar mijlen
ver boven uit. De cultuur groeit. De menschen
worden al beter naarmate zij meer kennis op
doen. Ik houd het met mijn leeraar die een beste
man is. Veel zoogenaamde christenen kunnen
een voorbeeld aan hem nemen."
De inrichting van onderwijs, die Dolf in Zut
phen bezocht, was een openbare. Mijnheer Wol
dinga had hem liever elders gehad, in een ander
milieu, maar dat was niet te betalen. Het viel
in Zutphen niet eens mede. Dolfs studie kostte
veel geld. En ook moest aan de toekomst ge
dacht. Door een studieverzekering af te sluiten,
had het overleden hoofd er voor gezorgd, dat
Dolfs universitaire studie juist bekostigd kon
worden. En dus moest hij hard werken en zuinig
leven. Toch had hij het betreurd, dat Dolf op
die inrichting gekomen was. Hij, de niet sterke
werd in dat milieu geheel weggetrokken.
„Mijn lieve jongen, ik kan niet redeneeren als
jij. Maar, dat weet ik wel, wat men jou vertelt
en wat je misschien leest, zijn kletspraatjes
„Wetenschappelijke menschen verkoopen geen
kletspraatjes, moeder", stoof hij op.
„Dat zijn kletspraatjes, Dolf. Ik houd het vol.
Gedurende de reis hadden we genoten van de
humoristische en vroolijke opmerkingen van Ds.
Versteegt. Maar niet minder werden we getrof
fen door de ernstige verhalen over zijn arbeid
onder schippers en zeelieden op de groote vaart.
Het verhaal van dien kapitein in Noorwegen,
die zijn God onder de middernachtszon, door dat
eene bijbelzinnetje, dat Ds. tegen hem zei„Al
daar zal geen nacht zijn" terugvond, was
ontroerend. Zijn omgang met die mannen die ver
van familie en vrienden maandenlang in den
vreemde rondzwerven en die van God en Zijn
dienst vervreemd zijn en steeds meer geraken.
Toen we de Arnebrug gepasseerd waren, was
het de heer Loof, die Ds. Versteegt en kapitein
Bokslag namens allen hartelijk dank bracht voor
al het genotene. Wat door allen onderstreept
werd met een hartelijk applaus.
Te ongeveer 5 uur waren we weer aan de
vaste wal, maar meenemend de gedachte aan een
heerlijken dag. Maar bovenal de gedachte aan
het zoo zegenrijken werk van Ds. Versteegt.
En ik mag dan ook wel van deze gelegenheid
gebruik maken om U toe te roepen
„Steunt de G.E.O.S.".
M. J. J.
DE EERSTE KERK UIT DE DOLEANTIE.
2. In geestelijke verlatenheid.
Hoe onbekend de weg naar en in Kootwijk
voor velen ook was, in den hemel waren al die
wegen wel bekend. Voor lang had de Geest des
Heeren die posten doorwandeld om in dit kleine
vergeten plekje zijn kracht en genade te open
baren. Dat was immers reeds daarin gebleken,
dat in vroeger eeuwen tusschen die heidevelden
en zandheuvels een kerk was verrezen. Ook daar
had het christendom de donkerheid van het hei
dendom verdreven. Het licht dat er scheen was
echter in den beginne als van een omsluierde
lamp, want het gaf zijn schijnsel van uit Rome's
donkere gewelven.
Maar opnieuw bleek hoe Gods oog op dit
plekje geslagen was, toen in den tijd der refor
matie van de zestiende eeuw het heldere licht des
Woords ook daar opging en de kleine kerk uit
Rome's banden bevrijd weer den vrijen toegang
tot den troon der genade leerde kennen en de
vastigheden van Gods genadeverbond in doop
en avondmaal bezegeld. Het licht door Luther en
Calvijn opnieuw op den kandelaar geplaatst gaf
helderder schijnsel. Alle bewoners van Kootwijk
werden voor de Hervorming gewonnen.
Als eerste predikant van Kootwijk, toen ge
combineerd met Garderen, wordt genoemd Ti-
manus Albarti van 15951604. Een eigen pre
dikant, alleen voor Kootwijk kreeg het in Jo
hannes Cumsius of Kintsius. Een man, die het
„volle Woord Gods" deed hooren en de gemeen
te de Psalmen van Datheen leerde zingen. Hij
stond er van 1617 tot 1626. Zijn grafsteen wordt
nog in het oude kerkje gevonden. In oorlogstijden
schijnen de notulen der kerk verreweg geroofd
of vernield te zijn.
Het kleine dorpje was of zeer geliefd in de
eerste honderd en vijftig jaar of er moet ook
toen een groote overvloed van candidaten en
predikanten zijn geweest. In die jaren was Koot
wijk althans nooit zonder predikant. Een van
hen stond er zelfs 54 jaren.
Of ze echter allen „getrouwe dienstknechten"
en goede „herders" waren, is wel aan twijfel
onderhevig. Zeker geschrift, getiteld „Een oud
hoekje der Veluwe", melde dat door sommigen
„de bef wel eens verwisseld werd met de ploeg".
De overlevering zegt zelfs, dat soms de leeraar
achter de ploeg liep, als het volk al ter kerk
was gegaan. Berijmd bestaat er dit verhaaltje van:
„Noordwestelijk van Amersfoort
„Ligt in een onherbergzaam oord
„Een dorpje, lang vergeten.
„Schier niemand wist dat het bestond
„En dat men daar een plekje vond,
„Dat Kootwijk wordt geheeten."
„De weg er heen is woest en bar
„En op een ouderwetsche kar
„Met var of os bespannen,
„Bereikt men nog het allerbest
„Het onaanzienlijk kleine nest
„Waar weelde is verbannen."
„Rondom het dorpje is alles hei
„En in die dorre woestenij
„Zijn enkle boerderijtjes.
„Waar Jurjen knol en spurrie zaait
„Zijn rogge teelt en stoppels maait
„Voor koetjes en voor geitjes."
Wie in zijn redeneering den Bijbel buitensluit,
vervalt onbewust in grove leugens, 't Is niet
waar, dat de menschen beter worden. Zij blijven
dezelfde zondaars van altijd, al zijn ze nog zoo
geleerd."
„Neen, moeder, die opvatting deugt niet. De
menschen zijn niet slecht."
„O neen? En de gevangenissen dan? En de
vele verkeerde dingen, die gebeuren Doen goede
menschen dat
„Als voor de menschen de omstandigheden be
ter waren, dan gebeurden er geen verkeerde din
gen."
„Ik kan je niet goed volgen, Dolf. Maar vader
heb ik dat wel eens hooren bestrijden. Leert het
socialisme dat niet
,,'k Weet niet of dat socialisme is. Het kan me
ook niet schelen. Maar een feit is het. Ik weet
wel, dat U daarover anders denkt. En U meent
het ook. Maar U ziet het verkeerd."
Met een smartvollen blik zag zijn moeder hem
aan. Het stond nu onwrikbaar vast voor haar
Dolf was verloren hij bezat niet alleen geen ge
loof meer hij twijfelde niet hij stond lijnrecht
tegen het geloof hij zocht de wereld niet, hij
had haar reeds gevonden hij had de wereld
gevonden, maar zijn ziel was verloren.
Het was lang stil in het vertrek.
„Ik ben blij, dat vader overleden is", zeide
zij dan plotseling.
En mét rolden tranen.
„Moeder (Wordt vervolgd)