FEUILLETON
BRANDING
KERKNIEUWS.
bij Paulus ontdekt meende te hebben, en waarop
straks wel wordt teruggekomen, het thema dat
God, God is
Geruchtmakend, ja, was dit eerste publieke
optreden van Barth. 't Werd aanstonds aller-
wege gevoeld hier is een man aan 't woord,
die een geheel eigen kijk heeft op de dingen, die
gansch nieuwe wegen en perspectieven opent
een man, wiens gedachten, krijgen ze eenmaal
ingang, een radicale omwenteling zullen beteeke-
nen op het terrein der theologie, endaar
niet alleen
Nu de gedachten van Barth hebben ingang
gevonden
Zeker, er was van 't begin af tegenstand ge
noeg
Felle critiek werd gehoord vanuit schier alle
hoeken van het wetenschappelijke kamp.
Maar Barth liet zich niet ontmoedigen. De
eene studie na de andere verscheen van zijn hand.
Op geweldige, niemand en niets ontziende, vaak
geniale wijze, trok hij daarin tegen zijn critici
van leer, en verdedigde hij zijn standpunt. Steeds
consequenter en steeds principieel zichzelf gelijk
blijvend, trok hij de lijnen van zijn „Römer-brief"
door. Steeds duidelijker kwamen de grondtrekken
van zijn heel moeilijk te begrijpen theologisch
systeem te voorschijn. EnBarth won veld.
Er ontstond groeiende belangstelling voor zijn
ideeën Er vormde zich, door een groot deel
van Europa, een altijd breeder wordende groep
van volgelingen. Niet het minst in Zwitserland,
het land zijner geboorte, en in Duitschland, waar
hij te Bonn tot professor werd benoemd, en als
leider van de kerkstrijd optrad, werd zijn aan
hang grootEn nog is van verzwakking van zijn
invloed geen sprake. Karl Barth moge uit
Duitschland verbannen zijn, en thans te Bazel
een professoraat bekleeden, hij zet zijn arbeid
onvermoeid voort, en laat onophoudelijk van
zich hooren
Ook in ons land bleef zijn optreden niet zon
der uitwerking. Met name in Prof. Haytjema
van Groningen heeft Barth een onverdroten vol
geling gevonden. En niet alleen op het terrein
van de theologie, doch ook op dat van de poli
tiek en van de school is de inwerking van Barthi-
aanse ideeën duidelijk merkbaar
Helaas met blijdschap kan deze groeiende
invloed van Barth, ook in ons land, niet worden
begroet. Wij hebben in Barth, het moet al aan
stonds bij het begin worden gezegd, met een
man te doen, die met al wat in hem is ijvert voor
het „Soli Deo Gloria", „Gode alleen de eer",
maar die daarbij niet bewandelt de paden van
Gods getuigenis, in de Schrift ons geteekend,
doch de zelfgekozen paden van een eigengemaakt
theologisch schema, dat met de gedachten der
Schrift in zeer ernstig conflict komt.
Het is volkomen naar waarheid door iemand
gezegd, dat de ideeën van Barth dynamiet be-
teekenen onder het gebouw van ons geloof en
van onze gehoorzaamheid aan Gods geboden op
elk gebied van het menschelijk leven. Dit U aan
te toonen is zeker niet de laatste bedoeling van
dit artikel
Gelijk daareven werd opgemerkt is het mach
tige thema, dat Barth in al zijn werken, in einde-
looze variaties, uitwerkt ditdat God, God is
Barth heeft dit thema, volgens getuigenis van
een zijner vereerders, voor 't eerst zelf krachtig
vernomen, toen hij, na de groote oorlog van
19141918, teleurgesteld in al wat mensch heet
te, met zijn vriend Thurneysen zich zette tot
ernstig, onbevooroordeeld onderzoek van de
Heilige Schrift, en met name van den brief aan
de Romeinen.
O ja, zeer teleurgesteld waren Barth en zijn
vriend door de wereldoorlog.
Die wereldoorlog toch had doen vallen den
afgod der modern-protestantsche theologie de
godsdienstige mensch. Onder de invloed van
Schleiermacher immers, was in die modern-pro
testantsche theologie de religieuze mensch in 't
middenpunt komen te staan De bijbel werd
vooral gezien als het boek van de vrome bele
vingen der menschen Niet het Woord van God,
maar de godsdienstige mensch was de maatstaf
der dingen Uit het godsdienstige innerlijk van
dien mensch werd zelfs heel de theologie opge
bouwd de Christus bijv. dien men vereerde was
de Christus, gelijk men Hem innerlijk ervoer
Kortom, de theologie was (gelijk Barth later
zeggen zou) anthropologic geworden, d.w.z. leer
van den godsdienstigen mensch, inplaats van leer
van God
Totdat de wereldoorlog kwam De wereld
oorlog, die van den braven, vromen, godsdien
stigen mensch, nu letterlijk niets deed overblijven!
Christenvolken vlogen elkander als razenden
naar de keel Alle christelijke idealen van een
rijk van liefde en gerechtigheid, hier op aarde
door religieuze menschen te stichten, ze verdwe
nen als rook voor den wind
Inderdaad de teleurstelling was groot Ook
voor Barth Die door deze idealen gegrepen was
geweest, en als vurig religieus-socialist mee ge
ijverd had voor de vorming van een nieuwe;
maatschappij vanuit den vromen mensch Wan
neer één ding overduidelijk gebleken was, dan
was het dit: wie 't van den mensch verwachtte,
ook van den religieuzen mensch, die kwam in
alle opzichten bedrogen uit
In die stemming begon Barth, gelijk gezegd,
met zijn vriend Thurneysen, te iezen de Heilige,
Schrift Ze begonnen die Schrift, gelijk ze 't zelf
hebben opgemerkt, te lezen zonder eenige voor-
oordeelen Ze wilden nu alleen maar luisteren
In al de teleurstelling op geestelijk gebied alleen
maar luisteren naar het getuigenis Gods 1
En ja, van God hóórden Barth en Thurneysen!
Van God sprak hun de apostel Paulus in den
brief aan de Romeinen Van God, en niet van
den vromen mensch Van God, als de geheel
souvereine Oneindig verheven boven al wat
schepsel heet In Zijn heiligheid en rechtvaar
digheid een schrikwekkende God voor dat schep
sel, dat in zonde viel Tegelijk echter, in Zijn
vergevende genade in Christus, de Verlosser van
dat schepsel
Alles-overtreffend, geheel eenig, onvergelijke
lijk in elk opzicht, werd God van nu af in de
oogen van Barth en zijn vriend Zij leerden ver
staan, dat God God is D.w.z. de totaal-Andere
dan deze wereld De eeuwigheid tegenover den
tijd De alleen-bestaande tegenover al wat ten
ondergang is gedoemd
En ja, dan gaat Barth opnieuw theologie be
oefenen
Maar 't is nu waarlijk théologie, en niet (ge
lijk de verworden protestantsche theologie) ver
kapte anthropologic Als Barth nu schrijven gaat
zijn Römer-brief, dan gaat het daarin niet meer
om den mensch, maar om God Zelfs niet meer
om den vromen mensch, maar om God Om
God alleen
Om dien God, (en in dat woord legt Barth al
het geweldige van het geheel-eenige in God),
DieGód is God, de Absolute, de Gansch-?
Andere, de Onvergelijkelijke
En nu zou dit alles alleen maar tot dankbaar
heid hebben kunnen stemmen, wanneer Barth
niet dit heerlijke thema „dat God God is" had
vertolkt en uitgewerkt op een onschriftuurlijke
wijze Wanneer hij werkelijk alleen maar ge
luisterd had, toen Paulus sprak van God Wan
neer de God van Barth waarlijk de God der
Schriften was Helaas zoo is het niet
Wanneer Barth dit thema „dat God God is"
gaat uitwerken, in zijn Römer-brief, en straks
ook in zijn andere werken, dan blijkt het al aan
stonds bij het begin, dat hij, in z'n prijzenswaar
dige reactie tegen de God-neerhalende modern-
protestantsche theologie, daarvoor in de plaats
geeft een theologie, die tenslotte eveneens uitgaat
van een onschriftuurlijk Godsbegrip Zij 't ook
in precies tegenovergestelde richting.
Waar de modern-protestantsche theologie het
goddelijke had gemaakt tot iets dat lag in het
verlengde van het menschelijke, en zoo min of
meer de grens tusschen God en Zijn schepsel
had uitgewischt, daar ging nu Barth vervallen
tot een tegenovergesteld uiterste hij ging God
en mensch zien als onverzoenlijke tegenstellingen,
zonder eenige verbinding, zonder eenige waar
achtige gemeenschap tusschen die twee
Volgens Barth gaapt er een niet te overbrug
gen kloof tusschen God en zijn wereld Een
kloof, niet veroorzaakt door de zonde, zoodat,
wanneer de zonde zou weggenomen zijn, er over
die kloof wel een brug zou zijn Neen, tusschen
God en mensch als zoodanig is er een niet te
overbruggen kloofHet menschelijke klimt nooit
of te nimmer tot 't goddelijke op, en het godde
lijke daalt nooit of te nimmer blijvend in het
menschelijke afVan gemeenschap, blijvende
gemeenschap tusschen God en mensch, kan in
geen enkel opzicht sprake zijn God is datgene,
wat aan gene zijde van de grens van het men
schelijke is, en nimmer wordt die grens over
schreden, zoodat God en mensch zouden samen
gaan Van den mènsch uit is letterlijk alle con
tact met God een onmogelijkheid de religie,
d.w.z. het zoeken-van-God-vanuit-den-mensch is
wel de ergste vorm van miskenning van God,
die denkbaar is
En van God uit komt er over die grenslijn
héén, over die kloof tusschen God en mensch
heen, alleen maar Zijn WoordGeen Heilige
Geest, Die hier blijvend wonen zou in de ge-
loovigen, maar alleen het WoordAls een
woord, dat tot den mensch, zoo menigmaal het
God behaagt, spreekt van zijn absolute verwer
ping als zondaar, en tegelijk van zijn begenadi
ging door vergeving in Christus
Bij dat woord hebben wij te leven, zoo menig
maal het God behaagt dat Woord te spreken
En in het licht van dat Woord hebben wij met
beslistheid afstand te doen van alle pogen tot
geestelijk, daadwerkelijk contact met God de
mensch, die zichzelf, juist als godsdienstige
mensch, totaal verloochent, dié heeft Gods
Woord het beste verstaan
Nietwaar reeds uit deze enkele trekken, is
het u duidelijk, dat Barth, bij allen schijn van
Gereformeerd zijn, gezien zijn ijveren voor het
„Soli Deo Gloria", allerminst gereformeerd is
De God van Barth is niet de God van Calvijn
Omdat het niet is de God der Heilige Schrift
Zeker, ook naar Gods Woord, en naar de
Gereformeerde belijdenis, is God God Eeuwig
in onvergelijkelijke hoogheid en majesteit verhe
ven boven al wat mensch heet De Souvereine
De Heilige De God, voor Wien geen zondaar
kan bestaan, en bij Wien vergeleken al wat leeft
minder dan niets is, en ijdelheid
Maar, naar ditzelfde Woord Gods, en naar
diezelfde belijdenis, heeft God Zich tot deze we
reld heel diep willen neerbuigen, heel reëelHij
is eeuwig van deze wereld onderscheiden, maar
niet ge-scheiden Hij schiep de menschheid naar
Zijn Beeld En, waar dat beeld door de zonde
val vernietigd werd, daar komt Hij het in Zijn
uitverkoornen weer herstellen door Zijn Geest
Door dien Geest, Die in de geloovigen woont
en werkt En met hen meegaat door de wereld
Door Wien zij gemeenschap hebben, waarach
tige, blijvende gemeenschap met God, in Christus!
Zie, voor die alles is in Barth's theologie geen
plaats Het onderscheid tusschen God en mensch
heeft Barth gemaakt tot een onoverbrugbare
kloofGod daar, en de mensch hier, en alleen
Gods Woord komt over die kloof heen en wordt
hier gehoord, als God 't wil
Dit is niet naar de Schrift
En hoe erg dit alles is, en welke ontstellende
consequenties Barth's Godsbegrip meebrengt, wil
ik nog aantoonen door weer te geven Barth's
standpunt ten aanzien van drieërleiten aanzien
van de Heilige Schriftten aanzien van de ge
nade en ten aanzien van het leven in gehoor
zaamheid aan Gods wil
Wat het eerste betreft Wie de werken van
Barth leest kan onophoudelijk beluisteren een
krachtig getuigenis voor het Woord Gods Niet
moede wordt Barth met erop te wijzen, dat alle
menschenwoord verwerpelijk is, tegenover het
Woord dat God spreekt door de Heilige Schrift!
Zoo krachtig zijn niet zelden zijn uitdrukkin
gen, dat men wanen zou een ras-echt Gerefor
meerde te hooren pleiten voor het goddelijk ge
zag van de Schrift En het is waarlijk geen won
der, dat oppervlakkige beoordeelaars van Barth
gemeend hebben, dat hier, in Barth's werken,
de oude, gereformeerde waarheid van dat god
delijk gezag der Heilige Schrift op meer moderne
wijze, en in meer modernen vorm, wordt vertolkt!
Helaas, niets is minder waarDe leer, die
Karl Barth aangaande de Heilige Schrift, aan
gaande het Woord Gods, huldigt, is in flagrante
tegenspraak met ons Gereformeerd belijden, en
met het zelfgetuigenis der Heilige Schrift.
Wat verstaat Barth eigenlijk onder het Woord
Gods Is dat voor hem de Heilige Schrift, als
door God Zelf geïnspireerd Het lijkt er niet
naar
Barth maakt een principieel onderscheid tus
schen Gods Woord en de Heilige Schrift
En dat niet gelijk bijv. de Ethischen dat doen,
die zeggen Gods Woord is in den bijbel te vin
den het ligt daar in de Schrift vermengd met
allerlei, dat niet Gods Woord is maar menschen
woord, waaruit men het Woord Gods moet zien
vrij te maken, gelijk men het goud zoekt te halen
uit het gouderts Neen, Barth maakt het onder
scheid tusschen Woord Gods en Heilige Schrift
gansch anders
De Heilige Schrift, gelijk ze daar voor ons
ligt, is volgens Barth geheel een menschelijk
boek Het is een zuiver menschelijk, en daarom
ook gebrekkig getuigenis, aangaande het spreken
Gods, gelijk het geschied is in de volheid des
tijds in die ongeveer dertig jaar van Jezus' leven,
die Barth gewoonlijk noemt de Oer-geschiedenis!
Toen, zegt Barth, verscheen in deze wereld
Gods Woord Jezus Christus, Die is dat Woord!
In Hem is het spreken Gods in deze wereld
En van dien Christus, van dat „Woord van
God", gelijk het in de Volheid des Tijds hier
op aarde klonk, daarvan is nu de bijbel het ge
brekkige, menschelijke getuigenis Het Oude
DOOR
K. H. MARINUSSEN
16)
Nu was er een motief dat het blijven min of
meer aannemelijk maken kon Dolf had geschre
ven, dat er op het Gymnasium een jongen uit
Rotterdam was, dien hij zeer goed kende en met
wien hij in de vacantie wat wilde studeeren.
Maar Annie meende, dat dit slechts een uit
vlucht van Dolf was en zij twijfelde er sterk
aan of Frits dat motief zonder meer zou aan
vaarden. Daarvoor was hij waarlijk te schrander.
Hij had intusschen niets laten blijken, eenvou
dig teruggeschreven, hoe jammer zij het vonden,
dat de gasten niet kwamen. Maar uitstel was
geen afstelzij konden desnoods onmiddellijk
na Dolfs vacantie komen. Tusschen de regels
door had Frits dus wel duidelijk laten blijken,
dat hij begreep waar de schoen wrong 't was
Dolf. Echter deed hij zijn moeder geen enkel
zacht verwijt, hoewel Annie voelde, dat hij moe
des toegeven niet goed vond.
In vertrouwelijke oogenblikken had Annie aan
Lucie wel eens het een en ander over Dolf ver
teld, te meer daar deze er haar verbazing over
uitgedrukt had, dat Dolf reeds twintig jaar was
en het Gymnasium nog niet had afgeloopen, ter
wijl hij toch, naar beweerd werd, een helder
hoofd bezat en zonder moeite studeerde.
Het raadsel was spoedig opgelostDolf was
altijd zwak geweest en op twaalfjarigen leeftijd
had hij een ziekte gekregen, die hem aan den
rand van het graf had gebracht. Vader en moe
der hadden niet anders gedacht of zij zouden
hem moeten missen. Tot verbazing van de dok
toren herstelde hij evenwel, maar dat herstel ging
zoo langzaam, dat hij in bijna twee jaar geen
boek aanraken mocht. Daarna was de keer ge
komen. Hij was veel krachtiger geworden dan
ooit en na dien tijd niet meer ziek geweest. Met
energie had hij zich op de studie geworpen. En
het was alleen een hevige teleurstelling geweest,
dat hij er niet aan dacht, predikant te worden.
Achteraf beschouwd, was het goed geweest.
Wat Lucie wel begrijpen kon, na wat zij verder
van hem had gehoord. Dolf was van ander hout
gesneden dan de andere Woldinga's. Op ver
zoek van Annie vertelde zij evenwel thuis niets
van de moeilijkheden, die Dolf in geestelijk op
zicht zijn familie baarde.
Al onmiddellijk wist Annie, dat zij Dolf door
zien had met zijn verzoek, om niet naar Laar
woud te gaan.
Zij haalde hem van het station Delftsche Poort
en nauwelijks waren ze even uit het gewoel, of
als gewoonlijk geen blad voor den mond nemend,
flapte hij er uit„Wat ben ik blij, dat jullie niet
naar Laarwoud bent gegaan Dat saaie, ver
velende dorp In Rotterdam leef je tenminste
eens op
Zij had er niet op geantwoord, waarop hij
onmiddellijk volgen liet„Was jij liever naar
Laarwoud gegaan
„Zooals moeder het beslist heeft, is het im
mers goed, Dolf Nu vader er niet meer is,
moeten we naar moeder dubbel luisteren. Moeder
was liever gegaan denk ik, neen, weet ik wel
zeker. Laarwoud kunnen we immers niet ver
geten Om de menschen niet, maar zeker niet
om het graf van vader."
„Nu ja, dat begrijp ik wel", deed hij luchtig.
„Voor moeder en jou is het wat anders. Ik ben
er straks zes jaar vandaan. Ik begrijp ter wereld
niet, dar Frits er heengegaan is. Enfin, dat is
zijn zaak. Hij is altijd wat exentriek. Trouwens,
in Januari gaan jullie er heen, hé Wat is dit
De Coolsingel zeker Zijn moeder en jij het al
gewoon in Rotterdam Uit de brieven zou ik
denken van wel. Wat had je gauw een vriendin
Die heele familie is aardig, geloof ik, niet Al
leen wat bekrompen, als ik de brieven lees. Hoe
is het mogelijk in een stad, als Rotterdam."
„De Hilderinks zijn niets meer bekrompen dan
wij. Als wij het in jouw oogen zijn, zijn zij het
ook."
„Nou Annie, wij hebben ook wel een tik van
den mallemolen beet. Maar ik tracht er mij aan
te ontworstelen."
Zijn luchtig spreken had Annie geweldig ge
ïrriteerd, maar zij had niet den minsten lust ge
had, een polemiek te beginnen, onmiddellijk na
zijn aankomst. Dolf had dat bespeurd en had
het onderwerp laten varen, om over andere din
gen te spreken, zoodat zij gezellig pratend thuis
waren gekomen, waar mevrouw Woldinga met
groote blijdschap haar jongste omarmde, hem
onderzoekend aanstaarde, om van zijn uiterlijk
bevredigd te zijn.
Inderdaad zag Dolf er kerngezond uit. Daarbij
Testament wijst naar dat Woord van God, in
Jezus Christus heen, vooruit, het Nieuwe Testa
ment wijst daarnaar terug
Ja, zoozeer gaat het in de Heilige Schrift om
een zuiver menschelijk, gebrekkig getuigenis van
het Woord Gods in Jezus Christus, dat die
Heilige Schrift gerust voorwerp wezen mag van
de scherpste critiek
Fel veroordeelt Karl Barth hen, die den bijbel
een geïnspireerd boek noemen, waarin wij de
openbaring Gods, Zijn Woord, Zijn waarheid,
grijpbaar voor ons hebbenHier ziet hij zijn
vooropgezette theorie van de scheiding tusschen
God en mensch in 't gedrang komen Stel u voor:
de mensch zou in den bijbel het Woord Gods
bezittenDat zou daarop neerkomen, dat de
mensch daarin God Zelf had De eeuwige God
steeds ter beschikking van den mensch Men
heeft den bijbel maar op te slaan, en God spreekt
tot den mensch De mensch beschikt over het
spreken Gods, over het Woord Gods God loopt
aan de leiband van den mensch Neen, dat kan
nietWie dat meent, die vervalt tot den ergsten
hoogmoed, welke denkbaar is Wij, menschen,
hebben over God, over Zijn openbaring, over
Zijn Woord, geen oogenblik zelf te beschikken
God is God, en de mensch is mensch
Zoo verwerpt Barth heel principieel, op on
gelooflijk krasse en consequente wijze, de ge
dachte, dat de bijbel zelf Gods Woord zou zijn
Die gedachte is volgens hem niet minder dan
afgoderij
(Wordt vervolgd)
BEROEPEN TE
Wateringen Cand. K. Schouten te Amsterdam.
AANGENOMEN NAAR
Daarlerveen Cand. Geuchies te Dwingeloo.
De 400e geboortedag van den Heidelberg-
schen hoogleeraar Olevianus brengt ons de wor
ding van het schatboek in herinnering, welks
samenstelling hij met Ursinus heeft tot stand ge
bracht. Aanvankelijk liep de levenslijn van den
te Trier geboren geleerde in andere richting, hij
was eerst student in de rechten. Maar tijdens die
studie kwam hij in aanraking met de leer der
Reformatie en het gevolg was, dat Olevianus te
Genève onder Calvijns leiding theologie ging
studeeren. Vervolgens kwam hij in Trier terug
en arbeidde daar ten bate van het veldwinnen
der Reformatorische beginselen. In 1560, dus op
pas 24-jarigen leeftijd, werd de begaafde jonge
ling hoogleeraar te Heidelberg, de naam die aan
den Catechismus onverbreekbaar verbonden is.
Een jaar tevoren had Keurvorst Frederik III
van de Paltz den troon bestegen en het was deze
vrome vorst, die den stoot heeft gegeven tot
het eeuwenverdurende werk, dat in den Cate
chismus gegeven is aan de kerken der Hervor
ming en zooveel andere ten toets werd. Om een
leerboek te krijgen, dat in kerken en scholen kon
gebruikt worden, benoemde de vorst in 1562 een
commissie, om dit voornemen uit te werken. In
die commissie zaten ook Olevianus en Ursinus
en zij werden de hoofdopstellers van den Cate
chismus. Hoewel inhoud en verdeeling grooten-
deels van Ursinus zijn, heeft Olevianus door wat
men thans noemt de eindredactie, ook volledig
zijn invloed op het schatboek kunnen uitoefenen.
(Wij hebben bij den 400en geboortedag van Ur
sinus in 1934 over een en ander uitvoeriger ge
schreven.)
Met het sterven van Frederik III in 1576 was
Olevianus' positie in Heidelberg niet meer te
handhaven hij moest als hoogleeraar aftreden
en ging naar Berleburg, later naar Hernborn,
waar hij opnieuw aan een (door hem zelf mee
opgerichte) hoogeschool ging doceeren. Drie ja
ren later, in 1587, is hij overleden.
Veel heeft hij niet geschreven behalve een
leerboekje voor kinderen gaf hij uit een ook in
onze taal gedrukt boek „De substantia Goederis
gratuiti". (A. Rott.)
Meten met twee maten? Dr. K. Dijk
schrijft in het „Haagsche Kerkblad"
„In 1930 heeft de Generale Synode van Arn
hem uitgesproken, dat mannen als Prof. van
Schelven en Prof. Vollenhoven, die hoogleeraren
zijn in de litter, faculteit, den naam en de eere
van D. d. W. niet kunnen behouden.
Ik betreur die beslissing nog.
En ik acht ze te meer jammer, omdat we nu
in ons kerkelijk leven een dualisme krijgen, dat
deze zaak heelemaal scheef trekt.
was hij knap van postuur en had een eenigszins
uitdagenden, maar niet hinderlijken oogopslag.
Donker bruine oogen zagen ietwat vrijmoedig
het vertrek rond, terwijl hij telkens een weer
barstige lok van het hooge voorhoofd streek.
Ontegenzeggelijk, Annie moest het bekennen,
was hij knapper dan Frits en hij bewoog zich
ook veel gemakkelijker.
Het was dien avond de avond van Lucie, maar
zij had afgesproken, een dag later te komen,
teneinde het eerste samenzijn niet te storen.
Maar den volgenden avond was zij aanwezig
en maakte kennis met den jongeling, die onge
twijfeld voor zich innam. Dat was niet een min
of meer verlegen gymnasiast, zoo haar broer
Jan op zeventienjarigen leeftijd was geweest.
Eerst de universiteit had dezen ontgroend. Het
verschil in leeftijd bracht mogelijk dat onder
scheid tusschen haar broer en Dolf Woldinga.
Maar hoe dat ook was, deze twintigjarige be
woog zich verbazend gemakkelijk en bleek een
onderhoudend causeur te zijn.
Hij zat vol moppen en grappen en vertelde
avonturen van het gym, waarom het drietal sma- p
kelijk lachte. Lucie vond Dolf een charmant
iemand en dacht geen moment aan de mededee-
lingen, haar gedaan door Annie.
Tot zij er opeens pijnlijk aan herinnerd werd.
In het vuur van zijn betoog liet Dolf zich ont
vallen, dat hij op een Zondag was wezen vis-
schen. Te laat bespeurde hij zijn vergissing, want
pijn wilde hij zijn moeder niet doen. En dat ge
schiedde. Hij zag het.
,,'t Was op Zondagmiddag moeder", vergoe
lijkte hij. ,,'k Was 's morgens naar de kerk ge-