FEUILLETON BRANDING KERKNIEUWS. bij Paulus ontdekt meende te hebben, en waarop straks wel wordt teruggekomen, het thema dat God, God is Geruchtmakend, ja, was dit eerste publieke optreden van Barth. 't Werd aanstonds aller- wege gevoeld hier is een man aan 't woord, die een geheel eigen kijk heeft op de dingen, die gansch nieuwe wegen en perspectieven opent een man, wiens gedachten, krijgen ze eenmaal ingang, een radicale omwenteling zullen beteeke- nen op het terrein der theologie, endaar niet alleen Nu de gedachten van Barth hebben ingang gevonden Zeker, er was van 't begin af tegenstand ge noeg Felle critiek werd gehoord vanuit schier alle hoeken van het wetenschappelijke kamp. Maar Barth liet zich niet ontmoedigen. De eene studie na de andere verscheen van zijn hand. Op geweldige, niemand en niets ontziende, vaak geniale wijze, trok hij daarin tegen zijn critici van leer, en verdedigde hij zijn standpunt. Steeds consequenter en steeds principieel zichzelf gelijk blijvend, trok hij de lijnen van zijn „Römer-brief" door. Steeds duidelijker kwamen de grondtrekken van zijn heel moeilijk te begrijpen theologisch systeem te voorschijn. EnBarth won veld. Er ontstond groeiende belangstelling voor zijn ideeën Er vormde zich, door een groot deel van Europa, een altijd breeder wordende groep van volgelingen. Niet het minst in Zwitserland, het land zijner geboorte, en in Duitschland, waar hij te Bonn tot professor werd benoemd, en als leider van de kerkstrijd optrad, werd zijn aan hang grootEn nog is van verzwakking van zijn invloed geen sprake. Karl Barth moge uit Duitschland verbannen zijn, en thans te Bazel een professoraat bekleeden, hij zet zijn arbeid onvermoeid voort, en laat onophoudelijk van zich hooren Ook in ons land bleef zijn optreden niet zon der uitwerking. Met name in Prof. Haytjema van Groningen heeft Barth een onverdroten vol geling gevonden. En niet alleen op het terrein van de theologie, doch ook op dat van de poli tiek en van de school is de inwerking van Barthi- aanse ideeën duidelijk merkbaar Helaas met blijdschap kan deze groeiende invloed van Barth, ook in ons land, niet worden begroet. Wij hebben in Barth, het moet al aan stonds bij het begin worden gezegd, met een man te doen, die met al wat in hem is ijvert voor het „Soli Deo Gloria", „Gode alleen de eer", maar die daarbij niet bewandelt de paden van Gods getuigenis, in de Schrift ons geteekend, doch de zelfgekozen paden van een eigengemaakt theologisch schema, dat met de gedachten der Schrift in zeer ernstig conflict komt. Het is volkomen naar waarheid door iemand gezegd, dat de ideeën van Barth dynamiet be- teekenen onder het gebouw van ons geloof en van onze gehoorzaamheid aan Gods geboden op elk gebied van het menschelijk leven. Dit U aan te toonen is zeker niet de laatste bedoeling van dit artikel Gelijk daareven werd opgemerkt is het mach tige thema, dat Barth in al zijn werken, in einde- looze variaties, uitwerkt ditdat God, God is Barth heeft dit thema, volgens getuigenis van een zijner vereerders, voor 't eerst zelf krachtig vernomen, toen hij, na de groote oorlog van 19141918, teleurgesteld in al wat mensch heet te, met zijn vriend Thurneysen zich zette tot ernstig, onbevooroordeeld onderzoek van de Heilige Schrift, en met name van den brief aan de Romeinen. O ja, zeer teleurgesteld waren Barth en zijn vriend door de wereldoorlog. Die wereldoorlog toch had doen vallen den afgod der modern-protestantsche theologie de godsdienstige mensch. Onder de invloed van Schleiermacher immers, was in die modern-pro testantsche theologie de religieuze mensch in 't middenpunt komen te staan De bijbel werd vooral gezien als het boek van de vrome bele vingen der menschen Niet het Woord van God, maar de godsdienstige mensch was de maatstaf der dingen Uit het godsdienstige innerlijk van dien mensch werd zelfs heel de theologie opge bouwd de Christus bijv. dien men vereerde was de Christus, gelijk men Hem innerlijk ervoer Kortom, de theologie was (gelijk Barth later zeggen zou) anthropologic geworden, d.w.z. leer van den godsdienstigen mensch, inplaats van leer van God Totdat de wereldoorlog kwam De wereld oorlog, die van den braven, vromen, godsdien stigen mensch, nu letterlijk niets deed overblijven! Christenvolken vlogen elkander als razenden naar de keel Alle christelijke idealen van een rijk van liefde en gerechtigheid, hier op aarde door religieuze menschen te stichten, ze verdwe nen als rook voor den wind Inderdaad de teleurstelling was groot Ook voor Barth Die door deze idealen gegrepen was geweest, en als vurig religieus-socialist mee ge ijverd had voor de vorming van een nieuwe; maatschappij vanuit den vromen mensch Wan neer één ding overduidelijk gebleken was, dan was het dit: wie 't van den mensch verwachtte, ook van den religieuzen mensch, die kwam in alle opzichten bedrogen uit In die stemming begon Barth, gelijk gezegd, met zijn vriend Thurneysen, te iezen de Heilige, Schrift Ze begonnen die Schrift, gelijk ze 't zelf hebben opgemerkt, te lezen zonder eenige voor- oordeelen Ze wilden nu alleen maar luisteren In al de teleurstelling op geestelijk gebied alleen maar luisteren naar het getuigenis Gods 1 En ja, van God hóórden Barth en Thurneysen! Van God sprak hun de apostel Paulus in den brief aan de Romeinen Van God, en niet van den vromen mensch Van God, als de geheel souvereine Oneindig verheven boven al wat schepsel heet In Zijn heiligheid en rechtvaar digheid een schrikwekkende God voor dat schep sel, dat in zonde viel Tegelijk echter, in Zijn vergevende genade in Christus, de Verlosser van dat schepsel Alles-overtreffend, geheel eenig, onvergelijke lijk in elk opzicht, werd God van nu af in de oogen van Barth en zijn vriend Zij leerden ver staan, dat God God is D.w.z. de totaal-Andere dan deze wereld De eeuwigheid tegenover den tijd De alleen-bestaande tegenover al wat ten ondergang is gedoemd En ja, dan gaat Barth opnieuw theologie be oefenen Maar 't is nu waarlijk théologie, en niet (ge lijk de verworden protestantsche theologie) ver kapte anthropologic Als Barth nu schrijven gaat zijn Römer-brief, dan gaat het daarin niet meer om den mensch, maar om God Zelfs niet meer om den vromen mensch, maar om God Om God alleen Om dien God, (en in dat woord legt Barth al het geweldige van het geheel-eenige in God), DieGód is God, de Absolute, de Gansch-? Andere, de Onvergelijkelijke En nu zou dit alles alleen maar tot dankbaar heid hebben kunnen stemmen, wanneer Barth niet dit heerlijke thema „dat God God is" had vertolkt en uitgewerkt op een onschriftuurlijke wijze Wanneer hij werkelijk alleen maar ge luisterd had, toen Paulus sprak van God Wan neer de God van Barth waarlijk de God der Schriften was Helaas zoo is het niet Wanneer Barth dit thema „dat God God is" gaat uitwerken, in zijn Römer-brief, en straks ook in zijn andere werken, dan blijkt het al aan stonds bij het begin, dat hij, in z'n prijzenswaar dige reactie tegen de God-neerhalende modern- protestantsche theologie, daarvoor in de plaats geeft een theologie, die tenslotte eveneens uitgaat van een onschriftuurlijk Godsbegrip Zij 't ook in precies tegenovergestelde richting. Waar de modern-protestantsche theologie het goddelijke had gemaakt tot iets dat lag in het verlengde van het menschelijke, en zoo min of meer de grens tusschen God en Zijn schepsel had uitgewischt, daar ging nu Barth vervallen tot een tegenovergesteld uiterste hij ging God en mensch zien als onverzoenlijke tegenstellingen, zonder eenige verbinding, zonder eenige waar achtige gemeenschap tusschen die twee Volgens Barth gaapt er een niet te overbrug gen kloof tusschen God en zijn wereld Een kloof, niet veroorzaakt door de zonde, zoodat, wanneer de zonde zou weggenomen zijn, er over die kloof wel een brug zou zijn Neen, tusschen God en mensch als zoodanig is er een niet te overbruggen kloofHet menschelijke klimt nooit of te nimmer tot 't goddelijke op, en het godde lijke daalt nooit of te nimmer blijvend in het menschelijke afVan gemeenschap, blijvende gemeenschap tusschen God en mensch, kan in geen enkel opzicht sprake zijn God is datgene, wat aan gene zijde van de grens van het men schelijke is, en nimmer wordt die grens over schreden, zoodat God en mensch zouden samen gaan Van den mènsch uit is letterlijk alle con tact met God een onmogelijkheid de religie, d.w.z. het zoeken-van-God-vanuit-den-mensch is wel de ergste vorm van miskenning van God, die denkbaar is En van God uit komt er over die grenslijn héén, over die kloof tusschen God en mensch heen, alleen maar Zijn WoordGeen Heilige Geest, Die hier blijvend wonen zou in de ge- loovigen, maar alleen het WoordAls een woord, dat tot den mensch, zoo menigmaal het God behaagt, spreekt van zijn absolute verwer ping als zondaar, en tegelijk van zijn begenadi ging door vergeving in Christus Bij dat woord hebben wij te leven, zoo menig maal het God behaagt dat Woord te spreken En in het licht van dat Woord hebben wij met beslistheid afstand te doen van alle pogen tot geestelijk, daadwerkelijk contact met God de mensch, die zichzelf, juist als godsdienstige mensch, totaal verloochent, dié heeft Gods Woord het beste verstaan Nietwaar reeds uit deze enkele trekken, is het u duidelijk, dat Barth, bij allen schijn van Gereformeerd zijn, gezien zijn ijveren voor het „Soli Deo Gloria", allerminst gereformeerd is De God van Barth is niet de God van Calvijn Omdat het niet is de God der Heilige Schrift Zeker, ook naar Gods Woord, en naar de Gereformeerde belijdenis, is God God Eeuwig in onvergelijkelijke hoogheid en majesteit verhe ven boven al wat mensch heet De Souvereine De Heilige De God, voor Wien geen zondaar kan bestaan, en bij Wien vergeleken al wat leeft minder dan niets is, en ijdelheid Maar, naar ditzelfde Woord Gods, en naar diezelfde belijdenis, heeft God Zich tot deze we reld heel diep willen neerbuigen, heel reëelHij is eeuwig van deze wereld onderscheiden, maar niet ge-scheiden Hij schiep de menschheid naar Zijn Beeld En, waar dat beeld door de zonde val vernietigd werd, daar komt Hij het in Zijn uitverkoornen weer herstellen door Zijn Geest Door dien Geest, Die in de geloovigen woont en werkt En met hen meegaat door de wereld Door Wien zij gemeenschap hebben, waarach tige, blijvende gemeenschap met God, in Christus! Zie, voor die alles is in Barth's theologie geen plaats Het onderscheid tusschen God en mensch heeft Barth gemaakt tot een onoverbrugbare kloofGod daar, en de mensch hier, en alleen Gods Woord komt over die kloof heen en wordt hier gehoord, als God 't wil Dit is niet naar de Schrift En hoe erg dit alles is, en welke ontstellende consequenties Barth's Godsbegrip meebrengt, wil ik nog aantoonen door weer te geven Barth's standpunt ten aanzien van drieërleiten aanzien van de Heilige Schriftten aanzien van de ge nade en ten aanzien van het leven in gehoor zaamheid aan Gods wil Wat het eerste betreft Wie de werken van Barth leest kan onophoudelijk beluisteren een krachtig getuigenis voor het Woord Gods Niet moede wordt Barth met erop te wijzen, dat alle menschenwoord verwerpelijk is, tegenover het Woord dat God spreekt door de Heilige Schrift! Zoo krachtig zijn niet zelden zijn uitdrukkin gen, dat men wanen zou een ras-echt Gerefor meerde te hooren pleiten voor het goddelijk ge zag van de Schrift En het is waarlijk geen won der, dat oppervlakkige beoordeelaars van Barth gemeend hebben, dat hier, in Barth's werken, de oude, gereformeerde waarheid van dat god delijk gezag der Heilige Schrift op meer moderne wijze, en in meer modernen vorm, wordt vertolkt! Helaas, niets is minder waarDe leer, die Karl Barth aangaande de Heilige Schrift, aan gaande het Woord Gods, huldigt, is in flagrante tegenspraak met ons Gereformeerd belijden, en met het zelfgetuigenis der Heilige Schrift. Wat verstaat Barth eigenlijk onder het Woord Gods Is dat voor hem de Heilige Schrift, als door God Zelf geïnspireerd Het lijkt er niet naar Barth maakt een principieel onderscheid tus schen Gods Woord en de Heilige Schrift En dat niet gelijk bijv. de Ethischen dat doen, die zeggen Gods Woord is in den bijbel te vin den het ligt daar in de Schrift vermengd met allerlei, dat niet Gods Woord is maar menschen woord, waaruit men het Woord Gods moet zien vrij te maken, gelijk men het goud zoekt te halen uit het gouderts Neen, Barth maakt het onder scheid tusschen Woord Gods en Heilige Schrift gansch anders De Heilige Schrift, gelijk ze daar voor ons ligt, is volgens Barth geheel een menschelijk boek Het is een zuiver menschelijk, en daarom ook gebrekkig getuigenis, aangaande het spreken Gods, gelijk het geschied is in de volheid des tijds in die ongeveer dertig jaar van Jezus' leven, die Barth gewoonlijk noemt de Oer-geschiedenis! Toen, zegt Barth, verscheen in deze wereld Gods Woord Jezus Christus, Die is dat Woord! In Hem is het spreken Gods in deze wereld En van dien Christus, van dat „Woord van God", gelijk het in de Volheid des Tijds hier op aarde klonk, daarvan is nu de bijbel het ge brekkige, menschelijke getuigenis Het Oude DOOR K. H. MARINUSSEN 16) Nu was er een motief dat het blijven min of meer aannemelijk maken kon Dolf had geschre ven, dat er op het Gymnasium een jongen uit Rotterdam was, dien hij zeer goed kende en met wien hij in de vacantie wat wilde studeeren. Maar Annie meende, dat dit slechts een uit vlucht van Dolf was en zij twijfelde er sterk aan of Frits dat motief zonder meer zou aan vaarden. Daarvoor was hij waarlijk te schrander. Hij had intusschen niets laten blijken, eenvou dig teruggeschreven, hoe jammer zij het vonden, dat de gasten niet kwamen. Maar uitstel was geen afstelzij konden desnoods onmiddellijk na Dolfs vacantie komen. Tusschen de regels door had Frits dus wel duidelijk laten blijken, dat hij begreep waar de schoen wrong 't was Dolf. Echter deed hij zijn moeder geen enkel zacht verwijt, hoewel Annie voelde, dat hij moe des toegeven niet goed vond. In vertrouwelijke oogenblikken had Annie aan Lucie wel eens het een en ander over Dolf ver teld, te meer daar deze er haar verbazing over uitgedrukt had, dat Dolf reeds twintig jaar was en het Gymnasium nog niet had afgeloopen, ter wijl hij toch, naar beweerd werd, een helder hoofd bezat en zonder moeite studeerde. Het raadsel was spoedig opgelostDolf was altijd zwak geweest en op twaalfjarigen leeftijd had hij een ziekte gekregen, die hem aan den rand van het graf had gebracht. Vader en moe der hadden niet anders gedacht of zij zouden hem moeten missen. Tot verbazing van de dok toren herstelde hij evenwel, maar dat herstel ging zoo langzaam, dat hij in bijna twee jaar geen boek aanraken mocht. Daarna was de keer ge komen. Hij was veel krachtiger geworden dan ooit en na dien tijd niet meer ziek geweest. Met energie had hij zich op de studie geworpen. En het was alleen een hevige teleurstelling geweest, dat hij er niet aan dacht, predikant te worden. Achteraf beschouwd, was het goed geweest. Wat Lucie wel begrijpen kon, na wat zij verder van hem had gehoord. Dolf was van ander hout gesneden dan de andere Woldinga's. Op ver zoek van Annie vertelde zij evenwel thuis niets van de moeilijkheden, die Dolf in geestelijk op zicht zijn familie baarde. Al onmiddellijk wist Annie, dat zij Dolf door zien had met zijn verzoek, om niet naar Laar woud te gaan. Zij haalde hem van het station Delftsche Poort en nauwelijks waren ze even uit het gewoel, of als gewoonlijk geen blad voor den mond nemend, flapte hij er uit„Wat ben ik blij, dat jullie niet naar Laarwoud bent gegaan Dat saaie, ver velende dorp In Rotterdam leef je tenminste eens op Zij had er niet op geantwoord, waarop hij onmiddellijk volgen liet„Was jij liever naar Laarwoud gegaan „Zooals moeder het beslist heeft, is het im mers goed, Dolf Nu vader er niet meer is, moeten we naar moeder dubbel luisteren. Moeder was liever gegaan denk ik, neen, weet ik wel zeker. Laarwoud kunnen we immers niet ver geten Om de menschen niet, maar zeker niet om het graf van vader." „Nu ja, dat begrijp ik wel", deed hij luchtig. „Voor moeder en jou is het wat anders. Ik ben er straks zes jaar vandaan. Ik begrijp ter wereld niet, dar Frits er heengegaan is. Enfin, dat is zijn zaak. Hij is altijd wat exentriek. Trouwens, in Januari gaan jullie er heen, hé Wat is dit De Coolsingel zeker Zijn moeder en jij het al gewoon in Rotterdam Uit de brieven zou ik denken van wel. Wat had je gauw een vriendin Die heele familie is aardig, geloof ik, niet Al leen wat bekrompen, als ik de brieven lees. Hoe is het mogelijk in een stad, als Rotterdam." „De Hilderinks zijn niets meer bekrompen dan wij. Als wij het in jouw oogen zijn, zijn zij het ook." „Nou Annie, wij hebben ook wel een tik van den mallemolen beet. Maar ik tracht er mij aan te ontworstelen." Zijn luchtig spreken had Annie geweldig ge ïrriteerd, maar zij had niet den minsten lust ge had, een polemiek te beginnen, onmiddellijk na zijn aankomst. Dolf had dat bespeurd en had het onderwerp laten varen, om over andere din gen te spreken, zoodat zij gezellig pratend thuis waren gekomen, waar mevrouw Woldinga met groote blijdschap haar jongste omarmde, hem onderzoekend aanstaarde, om van zijn uiterlijk bevredigd te zijn. Inderdaad zag Dolf er kerngezond uit. Daarbij Testament wijst naar dat Woord van God, in Jezus Christus heen, vooruit, het Nieuwe Testa ment wijst daarnaar terug Ja, zoozeer gaat het in de Heilige Schrift om een zuiver menschelijk, gebrekkig getuigenis van het Woord Gods in Jezus Christus, dat die Heilige Schrift gerust voorwerp wezen mag van de scherpste critiek Fel veroordeelt Karl Barth hen, die den bijbel een geïnspireerd boek noemen, waarin wij de openbaring Gods, Zijn Woord, Zijn waarheid, grijpbaar voor ons hebbenHier ziet hij zijn vooropgezette theorie van de scheiding tusschen God en mensch in 't gedrang komen Stel u voor: de mensch zou in den bijbel het Woord Gods bezittenDat zou daarop neerkomen, dat de mensch daarin God Zelf had De eeuwige God steeds ter beschikking van den mensch Men heeft den bijbel maar op te slaan, en God spreekt tot den mensch De mensch beschikt over het spreken Gods, over het Woord Gods God loopt aan de leiband van den mensch Neen, dat kan nietWie dat meent, die vervalt tot den ergsten hoogmoed, welke denkbaar is Wij, menschen, hebben over God, over Zijn openbaring, over Zijn Woord, geen oogenblik zelf te beschikken God is God, en de mensch is mensch Zoo verwerpt Barth heel principieel, op on gelooflijk krasse en consequente wijze, de ge dachte, dat de bijbel zelf Gods Woord zou zijn Die gedachte is volgens hem niet minder dan afgoderij (Wordt vervolgd) BEROEPEN TE Wateringen Cand. K. Schouten te Amsterdam. AANGENOMEN NAAR Daarlerveen Cand. Geuchies te Dwingeloo. De 400e geboortedag van den Heidelberg- schen hoogleeraar Olevianus brengt ons de wor ding van het schatboek in herinnering, welks samenstelling hij met Ursinus heeft tot stand ge bracht. Aanvankelijk liep de levenslijn van den te Trier geboren geleerde in andere richting, hij was eerst student in de rechten. Maar tijdens die studie kwam hij in aanraking met de leer der Reformatie en het gevolg was, dat Olevianus te Genève onder Calvijns leiding theologie ging studeeren. Vervolgens kwam hij in Trier terug en arbeidde daar ten bate van het veldwinnen der Reformatorische beginselen. In 1560, dus op pas 24-jarigen leeftijd, werd de begaafde jonge ling hoogleeraar te Heidelberg, de naam die aan den Catechismus onverbreekbaar verbonden is. Een jaar tevoren had Keurvorst Frederik III van de Paltz den troon bestegen en het was deze vrome vorst, die den stoot heeft gegeven tot het eeuwenverdurende werk, dat in den Cate chismus gegeven is aan de kerken der Hervor ming en zooveel andere ten toets werd. Om een leerboek te krijgen, dat in kerken en scholen kon gebruikt worden, benoemde de vorst in 1562 een commissie, om dit voornemen uit te werken. In die commissie zaten ook Olevianus en Ursinus en zij werden de hoofdopstellers van den Cate chismus. Hoewel inhoud en verdeeling grooten- deels van Ursinus zijn, heeft Olevianus door wat men thans noemt de eindredactie, ook volledig zijn invloed op het schatboek kunnen uitoefenen. (Wij hebben bij den 400en geboortedag van Ur sinus in 1934 over een en ander uitvoeriger ge schreven.) Met het sterven van Frederik III in 1576 was Olevianus' positie in Heidelberg niet meer te handhaven hij moest als hoogleeraar aftreden en ging naar Berleburg, later naar Hernborn, waar hij opnieuw aan een (door hem zelf mee opgerichte) hoogeschool ging doceeren. Drie ja ren later, in 1587, is hij overleden. Veel heeft hij niet geschreven behalve een leerboekje voor kinderen gaf hij uit een ook in onze taal gedrukt boek „De substantia Goederis gratuiti". (A. Rott.) Meten met twee maten? Dr. K. Dijk schrijft in het „Haagsche Kerkblad" „In 1930 heeft de Generale Synode van Arn hem uitgesproken, dat mannen als Prof. van Schelven en Prof. Vollenhoven, die hoogleeraren zijn in de litter, faculteit, den naam en de eere van D. d. W. niet kunnen behouden. Ik betreur die beslissing nog. En ik acht ze te meer jammer, omdat we nu in ons kerkelijk leven een dualisme krijgen, dat deze zaak heelemaal scheef trekt. was hij knap van postuur en had een eenigszins uitdagenden, maar niet hinderlijken oogopslag. Donker bruine oogen zagen ietwat vrijmoedig het vertrek rond, terwijl hij telkens een weer barstige lok van het hooge voorhoofd streek. Ontegenzeggelijk, Annie moest het bekennen, was hij knapper dan Frits en hij bewoog zich ook veel gemakkelijker. Het was dien avond de avond van Lucie, maar zij had afgesproken, een dag later te komen, teneinde het eerste samenzijn niet te storen. Maar den volgenden avond was zij aanwezig en maakte kennis met den jongeling, die onge twijfeld voor zich innam. Dat was niet een min of meer verlegen gymnasiast, zoo haar broer Jan op zeventienjarigen leeftijd was geweest. Eerst de universiteit had dezen ontgroend. Het verschil in leeftijd bracht mogelijk dat onder scheid tusschen haar broer en Dolf Woldinga. Maar hoe dat ook was, deze twintigjarige be woog zich verbazend gemakkelijk en bleek een onderhoudend causeur te zijn. Hij zat vol moppen en grappen en vertelde avonturen van het gym, waarom het drietal sma- p kelijk lachte. Lucie vond Dolf een charmant iemand en dacht geen moment aan de mededee- lingen, haar gedaan door Annie. Tot zij er opeens pijnlijk aan herinnerd werd. In het vuur van zijn betoog liet Dolf zich ont vallen, dat hij op een Zondag was wezen vis- schen. Te laat bespeurde hij zijn vergissing, want pijn wilde hij zijn moeder niet doen. En dat ge schiedde. Hij zag het. ,,'t Was op Zondagmiddag moeder", vergoe lijkte hij. ,,'k Was 's morgens naar de kerk ge-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1936 | | pagina 2