FEUILLETON BRANDING VAN VERRE EN NABIJ. n. KERKNIEUWS. gezang den Heere te prijzen Wat hebben ze geoefend, wat hebben ze gerepeteerd en wat hebben we zich ingespannen om den Naam des Heeren door lied en zang groot te maken Dat er ook met allerlei gelegenheden gerekend werd, bewijzen ons de opschriften boven de psalmen wel. Onder de leiding van Gods Geest heeft David de gedichten gemaakt, en ze op muziek gezet. Deze muziek droeg een semi-recitatief karak ter. Zang en tegenzang werd gebruikt tusschen het koor en de gemeente of ook tusschen twee koren. Helaas is na een bloeiperiode onder David en een uitbloeiperiode onder Salomo deze schoone kunst verloren gegaan. De opvolgende koningen zagen niet den rijkdom, die God in deze kunst had neergelegd. Bovendien komt later de gevangenschap en dan zwijgt de tempelzang en het is stil in Israël. Maar het zingen had zulk een indruk gemaakt, was zóó in het hart van Israël ingeslagen, dat ze toch nog weenend de harp nemen en roemen den Naam des Heeren, aan Babels oevers. We gaan nu voorbij de invloed van Grieken land op onze zangen, Ambrosiaansch gezang, alsook het Gregoriaansch. Calvijn was geen musicus. Dat doet niets af van de groote waarde van dezen held. Maar dat Calvijn geen musicus is geweest, zelfs weinig van muziek afwist, heeft toch wel invloed gehad in onze kerken. Clement Marot en later Beza moesten hem helpen om gezangen te formuleeren voor den eeredienst. Marot was een attaché van het Fransche hof. Vatable was een geleerde, die eveneens aan het hof was. Deze laatste kende de Hebreeuw- sche taal. In 1534 vertaalde hij de Psalm in het Latijn. Marot vond de vertaling zóó mooi, dat hij ze uit het Latijn in het Fransch vertaalde. De eerste twaalf waren: 1, 2, 3, 15, 19, 32, 103, 114, 130, 137, 143. Op de wijzen van Fransche volksliede ren werden ze in de kerk gezongen. Calvijn voegde er nu zes psalmen bij n.l. 25, 36, 46, 91, 113, 138, wederom vertaald door Vatable uit het Hebreeuwsch en door Marot uit het Latijn in het Fransch. Bij deze oorspronkelijke bundel van 1534 voegde Calvijn in 1543 nog 19 psalmen. In dat jaar sterft Marot te Geneve. Toen besloot Calvijn Beza in den arm te ne men en de overige Psalmen te laten vertalen. (Wordt vervolgd) Gereformeerde Kerk van Middelburg. Na vele beroepen te hebben uitgebracht en veel bedankjes te hebben ontvangen, wordt ein delijk uit een drietal Ds. Entingh, Ds. Littooij en Ds. van Minne de eerste beroepen. Ds. En tingh bedankt en nu wordt Ds. Littooij beroe pen. Op Maandag 10 Juni 1867 wordt de be roepsbrief aan hem toegezonden. Op 6 Sept. 1867 is Ds. Littooij voor het eerst op de vergadering aanwezig. Het eerste wat beschreven staat van het op treden van Ds. Littooij is Komt in de vergade ring J.V. De leeraar bestraft hem over het slecht waarnemen van den godsdienst en het deelnemen aan de kermisvreugde. Op de vergadering van 18 Oct. 1867 doet Ds. Littooij verslag van de handelingen der Provin ciale Synode, waaruit blijkt, dat de vergadering besloten heeft om voortaan den doop niet meer als wettig te erkennen, die bediend wordt door leeraars, welke door de kerk niet worden erkend als wettige zending te hebben. (De Synode van Zeeland was in dit opzicht haar tijd reeds vooruit.) In de Giststraat wordt een pastorie gekocht voor de som van zeven en veertighonderd zes en vijftig gulden. Direct blijkt uit een aanklacht en censuurgeval, dat Ds. Littooij op zijn stuk staat, zelfs als een aanklacht tegen hem op de classis komt. De aanklager wordt in het ongelijk gesteld en om zijn zonde vermaand. Op de vergadering van 4 Juni 1869 wordt besloten met den predikant van de Kruiskerk (Hofpleinkerk) te vergaderen, ten einde het een en ander te bespreken met het oog op de ver- eeniging (Ds. Keulemans). Onderling wordt goedgevonden om in het ver volg des Zondagsavonds maar in één kerk te prediken en wel om de beurt, zoodat de andere alsdan gesloten zal zijn en de collecte onderling te verdeelen. lederen laatsten Dinsdagavond van de maand DOOR K. H. M ARINUSSEN 14) Annie wist op dat moment waarlijk niet, of Lucie in ernst of scherts sprak. „Ziet U", wendde Fred zich tot Annie weer zag zij dien schelmschen guitigen oogopslag „dat ik niet te veel heb gezegd Lucie heeft een onmogelijk karakter. Wees gewaarschuwd, voor het te laat is." „Houd op, Fred. Annie kent ons nog niet en zij zal waarlijk gaan gelooven, dat we meenen, wat we zeggen." „Verkeert U in dien waan vroeg hij lachend. „Eerlijk gezegd, 'k weet niet, wat ik er van denken moet. Maar me dunkt, dat in kortswijl wordt gesproken." „Natuurlijk", lachte Lucie. „We plagen maar wat. Dat is bij ons thuis gewoonte." „Kunt U tegen plagen vroeg Fred. „Ik geloof het wel. Maar er is verschil tus schen plagen en plagen." „Bij ons niet", verzekerde Fred. „Wij kennen slechts één plagen. Elk thuis weet, dat we er niets van meenen." En dan opeens „Was dat vanmorgen niet eens een practische preek en recht op den man af?" ,,'k Heb er veel van gemist", bekende Annie. „Aan die groote stadskerk kan ik nog niet wen- zullen de kerkeraden gemeenschappelijk ver gaderen. Aldus een eenheid, die niet geforceerd, maar die langzamerhand groeien moest, stond men voor. A. H. OUSSOREN. Gereformeerde Kerk van Middelburg. Onze Heidelberger leert onsin dagen van voorspoed dankbaar te zijn en in dagen van tegenspoed geduldig te zijn. Dagen van voorspoed beleven we niet. Men moge het in de verte zien dagen, allerwegen wordt de druk nog gevoeld. Maar wat is het dan een voorrecht als in zulke dagen de gemeente blijk geeft van haar liefde jegens de kerk. a. In het voorjaar ontving de Gereformeerde Kerk van Middelburg een legaat van 500. b. Het tekort van bijna 2000.werd ge heel gedekt. c. Bovendien kwam nog een legaat binnen van 2000. d. Ook gingen de vrijwillige bijdragen om hoog. e. De gelden benoodigd voor de centrale verwarming in de Noorderkerk werden bijeen gebracht. Rentelooze aandeelen werden genomen tot 2500.—. Voorwaar, dankbaarheid past ons allen jegens Hem, Die de harten bereid maakte. Voorts is mij verzocht mede te deelen, dat de Gereformeerde Jeugdcentrale een Anti-Kermis avond houdt in den Buitentuin, des avonds om 8 uur. Wat die Buitentuin betreftdeze heeft histo rische beteekenis. Daar werd de eerste vergade ring gehouden der Afgescheidenen, maar zóó werden ze verstoord in hun samenzijn, dat verder vergaderen onmogelijk bleek. Laten de nazaten dan zich afscheiden van het wereldsch vermaak en met onze Jeugdcentrale optrekken. Ook in dien Buitentuin is vermaak. Maar het vermaak van den Christen is een ander vermaak dan dat van de wereld. Wat dat voor vermaak dan is wel ieder Christen, die mee wil getuigen tegen den kermisgeest, ga er heen en zie. Het belooft iets moois te zijn. Maar het moois zit niet aan den buitenkant. Dit is het mooie dat we onze ziel niet besmeuren en we den Heere kunnen prijzen in onze samenzijn als Christenen. Ouders „let op uw Saeck". De entreeprijs is 10 cent. A. H. OUSSOREN. POLEMIEK UIT SCHOUWEN. De vorige maal bleek reeds, dat de afkeuring en bestrijding van de luchtbeschermingsmaatregelen door den Hervormden predikant van Brouwers haven niet in orde was. Sympathiek was zijn be strijding, in zoover er een besliste veroordeeling van de ontrouw en wangunst onder de volken in gehoord werd. Verder mogen wij in waardeering niet gaan. De bestrijding zelf en de afkeuring van de luchtbeschermingsmaatregelen kunnen wij niet goedkeuren, omdat zij uit een totaal onschriftuur- lijken gedachtengang voortkwamen. Dat blijkt onmiddellijk wanneer wij ons realiseeren wat werd gepropageerd. Geen protest tegen de oorlogsmethoden. Doch tegen maatregelen door de overheid genomen, dienend om de burgerij te beschermen ten tijde van oorlogsgevaar. Deze maatregelen werden afgekeurd en gepropageerd werd een weigeren aan de oproep van de overheid. Ongehoor zaamheid dus Verwonderd vraagt men, wat voor bezwaar kon er toch bestaan tegen het ge hoorzamen aan dit bevel van de overheid Wat voor reden om hier ongehoorzaamheid aan te raden Er is toch geen gebod Gods, waarmee wij in conflict komen, wanneer wij in dezen de over heid gehoorzamen. Op deze vragen is het antwoord slechts te vin den, wanneer men het uitgangspunt van Ds. de Nie heeft gezien. Dat is zijn eigenaardige be schouwing omtrent het Koninkrijk Gods. Laten wij er in een adem aan toe voegen dat deze beschouwing niet in overeenstemming is met nen. Ons kerkje in Laarwoud was mij veel lie ver." ,,'t Zal wel wennen", troostte Lucie. „U moet natuurlijk heelemaal aan het stads leven wennen", merkte Fred op. „En dat zal niet meevallen. Het zou mij niet op een dorp bevallen." „En verleden week nog zeide je, dat je wel op Hilligersberg zoudt willen wonen, waar men druk aan het bouwen is." „Ja, om van jou af te zijn." „O, was dat je bedoeling 't Zal niet gaan, mannetje. Je zult het met mij moeten blijven doen. Je moet namelijk weten", tot Annie, „dat wij beiden plechtig hebben afgesproken, niet te zul len trouwen en dan doe ik later Freds huis houden." „Dat gaat vast niet goed. Jullie kibbelen gan- sche dagen", lachte Annie, die den toon te pak ken kreeg. „Daar vrees ik, eerlijk gezegd, ook voor juf frouw Woldinga." „Ha, mijnheer krabbelt terug." „Heb ik niet beweerd, zusje. Ik zei „Ja, ja, dat ken ik. We zullen eens zien, wie het eerst plechtig gesloten verdrag verbreekt. Ik weet wel, wie het zal zijn „Dat is kranig. Ik weet het niet." „Is het wel verstandig, zoo'n afspraak te ma ken vroeg Annie, om dan plotseling te blozen over haar opmerking. „Een zeer verstandige vraag" vond Fred. „Ik zou er dan ook niet aan denken, zulk een on verantwoordelijke afspraak te maken." „En Lucie beweert..." verbaasde Annie zich. hetgeen de H. Schrift daarvan zegt. Op zijn zachtst gezegd. Zijn protest tegen de luchtbeschermingsmaat regelen, gaat er van uit, dat deze uit een geestes gesteldheid voortkomen, die vijandig is aan die andere gesteldheid, die hij noemt „het koninkrijk Gods". Hij strijdt voor dat Koninkrijk. Zelf schreef hij aan Dr. Weeda, dat het de taak van den christenpredikant was „zeer nuchter en waakzaam te blijven voor de zaak van Christus' Koninkrijk". Daarbij heeft 'n prediker met de werkelijkheid hoegenaamd geen rekening te hou den. (Dr. W. had immers gewezen op de reëele oorlogsgevaren, waarmee dus ook werkelijk dien de gerekend. „Een christenprediker heeft alleen in zooverre rekening te houden met de werkelijkheid, dat hij vandaar uit als grondslag, heeft te wijzen op mensch en samenleving, niet zooals die is, maar zooals die worden moet." „Tegen den wassenden vloed van onrecht en „wantrouwen (bedoeld is in de internationale „verhoudingen), een dam op te werpen van ons „geloof, dat de Geest der Liefde tenslotte winnen „moet." Dit zijn een paar citaten, waaruit blijkt hoe de schrijver zijn „Koninkrijk Gods" ziet. Wij lieten een paar uitdrukkingen vet zetten. De in ternationale samenleving deugt niet volgens hem. Er is een greep der duisternis in het demonische. Dat demonische openbaart zich in de moderne oorlogsmiddelen. Feitelijk nergens anders dan daar. Daarom ook in de beschermingsmaatrege len, b.v. in een bomvrije kelder, want daar wordt met demonische middelen den demon tegenweer geboden. Zoo eng, zoo geborneerd is de blik geworden, dat Ds. de Nie, zonder restrictie beweert, dat in economische sancties en de toepassing daarvan niet het minste ongeoorloofde aanwezig is. Dat zijn z.i. uitnemende middelen om internationaal het recht te handhaven. Alsof economische sanc ties, als zij straf worden doorgevoerd, ook niet uiterst wreed een burgerbevolking, vrouwen en moeders en kindertjes, zouden treffen. Het demonische, het duivelsche zit in het ka non en de bommen. Daarin openbaart zich het rijk der duisternis. En daarin uitsluitend. Tegenover dit rijk der duisternis, dat zich demonisch openbaart in de moderne oorlogsmid delen, staat nu „Christus Koninkrijk". Dat is er niet in de huidige internationale samenleving, doch in de toekomstige. De strijd tegen het eene en voor het andere wordt gevoerd door het geloof. Niet door het geloof in Jezus Christus, die het echte rijk van den duivel heeft overwonnen (Coll. 1 20 2 15 e.a.), maar door het geloof in menschelijke krach ten, door vertrouwen in een ideaal dat n.l. de betere krachten of de Geest der Liefde het een maal zullen winnen van het rijk der duisternis. In dezen gedachtengang moge bijbelsche woor den worden gebruikt, de gedachten zelf zijn door en door onschriftuurlijk. Die „betere krachten" zullen het niet winnen. Zij bestaan niet eens „Al wat uit God geboren is, overwint de we reld en dit is de overwinning, die de wereld overwint, namelijk ons geloof." Geen geloof in den „Geest der Liefde". „Wie is het, die de wereld overwint, dan die gelooft, dat Jezus is de Christus?" 1 Joh. 5:4 en 5. Bij Ds. de N. gaat het tegen de moderne oor logsmiddelen en alle gebruik daarvan, onverschil lig uit welk motief en met welk doel ze worden gebruikt. De „wereld" waarvan de duivel de Over ste is is echter eindeloos breeder, wijder en dieper. Die omvat alle dingen in den kosmos, allereerst het hart van den mensch, het levens centrum. Daarom is wedergeboorte door den Geest van Christus, het eerst noodige. En moet de strijd tegen de zonde worden gevoerd over heel de linie, in alle levenskringen, en verhoudin gen. Nooit tegen de samenleving zelf, maar tegen de zonde, die daarin heerscht. Hier is geen ware ernst met de zonde. Prak tische negeering ervan. Geen voorstelling van de genade Gods in Christus. Geen begrip van de vernieuwing door den H. Geest. In deze beschouwingen komt een sterke trek van verwantschap naar voren met de Zwitser- sche religieus-socialisten, die een zoogenaamde radicale toepassing van de Bergrede op het wer kelijke leven wenschen, zonder oog te hebben „Lucie Die beweert zooveel. Ik verklaar plechtig, dat ik van het bestaan eener dergelijke afspraak niets, maar dan ook niet het geringste af weet Lucie barstte opeens in een hartelijk gelach uit, zoodat Annie van den weeromstuit begon mede te doen en Fred, quasi, ernstig, het hoofd schuddend. „Ik begrijp jullie niet", verklaarde Annie. Omdat zij den hoek van de Jonker Fransstraat naderden, was het drietal reeds langzamer gaan loopen, om op het laatst stil te staan, zoodat de beide oudere dames naderbij kwamen en de laat ste opmerking hoorden. „Wat is er aan de hand vroeg mevrouw Hilderink, in één adem tot Lucie zeggend „Doe niet zoo dwaas op straat, Lucie." ,,'t Is in een enkel woord te zeggen, moeder", lachte Fred, „maar 't is wel voldoende, om op te merken, dat Lucie weer bezig is. En dan we ten we het wel." „Dacht ik het niet Maar schiet op nu. Ik ver lang naar een kop koffie. Mevrouw Woldinga en Annie gaan mee. „Kijk, dat is nu eens excellent van U", prees Lucie. „Om de waarheid te zeggen, ik dacht er zooeven ook aan, maar durfde het niet vragen." „Poeh", lachte Fred. „Lucie en iets niet dur ven. Dat zijn twee begrippen, die elkaar niet dekken." „Weet jij heelemaal niets van mijnheer de pro curatiehouder. Kom, Annie, ga je mee. Leuk hé, dat moeder jullie inviteerde." En zij trok Annie aan den arm. „Mag ik niet meer mee vroeg Fred. voor eigen roeping. Zoodat hun daad-idealisme practisch neerkomt op omverwerping van de sa menleving. Hun aggresieve houding ook tegen de geboden der overheid beteekent feitelijk revolutie. Heel typeerend voor dat niet zien van eigen roeping met haar grenzen, die wij nooit mogen overschrijden is de opmerking door Ds. de N. ergens gemaakt„Over Duitschland en Frank rijk heb ik niets te zeggen. Maar als staatsburger en goedwillend onderdaan over Nederland wél". Hoe aanmatigend en pedant klinkt zulk een opmerking uit de mond van een predikant, wiens roeping eigenlijk is het evangelie te prediken. Niets meer, en niets minder. Laat mij eindigen met een woord dat Brunner schreef over de Zwitsersche religieus-socialisten, en dat ook hier volkomen ad rem is „Deze dweperij, die zichzelf voor christelijken ernst houdt, en die voortkomt uit het niet erken nen van de zonde, kan tot niets anders leiden dan tot een onvruchtbare oppositie tegen alles, wat in het werkelijke leven geschiedt óf tot utopistische pogingen, die op niets uitloopen dan op een nóg grooter verwarring in de ver houdingen in onze wereld in beide gevallen tot een door en door on-zakelijk en daarom ook on-ernstig gebaar." Brouwershaven. J. M. De Herv. predikant van Renesse heeft metterdaad geweigerd op dien bewusten Zater dagavond, het licht in zijn woning af te scher men verhinderde dus de oefening. Deswege is hij te Middelburg veroordeeld tot een boete van 25.Getuige a decharge was de predikant van Brouwershaven. Motief voor de daad „prin- cipieele overtuiging". J. M. L. S. De Jongelingsvereeniging „Herman Faukeel" hoopt a.s. Zondag in bijzonderen zin een blijden dag te beleven. Dan toch is het zeventig jaar geleden, dat zij werd opgericht. Ja, zeventig jaar heeft de Heere haar nu reeds in stand willen houden en haar voor velen tot rijken zegen wil len doen zijn. U begrijpt, dat zij dit gewichtvolle feit niet zonder meer wil laten passeeren. Integendeel, zij wil haar zeventigste verjaardag op waardige en gepaste wijze vieren. Daarom heeft zij besloten op den a.s. Zondag avond, dus op 2 Augustus e.k. zoo de Heere wil, een herdenkingssamenkomst te houden in de Hofpleinconsistorie, welke zal aanvangen om half negen. Dus niet een feestvergadering die komt la ter wel maar een herdenkingssamenkomst, waarin dankbaar zal worden herdacht, 't geen God zeventig jaren lang voor „Herman Faukeel" gedaan heeft. En nu mag ik zeker ook uit naam van de ju- bileerende vereeniging alle oud-leden, maar ook alle belangstellenden wel hartelijk er toe opwek ken: zorg er voor, zooveel ge kunt, a.s. Zondag avond half negen in de Hofpleinconsistorie aan wezig te zijn. Hoe meer er komen, hoe liever „Herman Faukeel" het heeft. Daar zullen we dan samen den Heere danken voor de vele blijken van Zijn trouw, welke „Herman Faukeel" in de zeventig jaren van haar bestaan mocht ondervinden. En daarom, nog eens, toont a.s. Zondagavond Uw oprechte en warme belangstelling voor deze zeventigjarige op duidelijke wijze, en komt per soonlijk haar Uw welgemeende gelukwenschen brengen. D. BREMMER. BEROEPEN TE Holten W. van den Bos te O. en N. Wetering. Daarlerveen (Ov.): Cand. B. Geuchies te Dwingelo. Uithuizen (Gr.): W. Scheele te Hoogersmilde. Harkstede (Gr.): J. van Harmeien, Cand. te Den Haag. Stad-Vollenhove (als hulppred.): A. Douma, Cand. te Britsum (Fr.). AANGENOMEN NAAR Dirkshorn S. Greving, Cand. en hulppr. aldaar. Prof. Hoekstra. In de „Bazuin" van 3-7-36 was het volgende dichterlijke in memoriam Prof. Hoekstra opge nomen. Het is van de hand van Ds. J. D. Boer- „Alleen als je zoet bent", plaagde Lucie. ,,'k Zal geen woord meer zeggen." Hij voegde de daad bij het woord en zweeg, ook nog, toen mijnheer Hilderink na binnengeko men te zijn en kennis gemaakt te hebben met de gasten, reeds gezeten was. „Wat heb je, Fred vroeg hij plotseling. „Je zit, alsof je je laatste oortje versnoept hebt." „Ik moet zoet zijn en mag van Lucie geen woord zeggen", antwoordde hij op gedrukten toon. Verschrikt zag Annie hem aan, maar bemerkte weer die ondeugende tinteling in zijn oogen, die haar zoo machtig aantrok. „Wat een aartsleugenaar schalde Lucie's stem. „Ik heb geen woord gezegd van mond houden." „Fred houdt het ook geen vijf minuten meer vol, Lucie", lachte nu mijnheer Hinderink. „Zie je wel, daar begint hij al." „Nu ziet U eens, welk een tirannie mijn be minde zuster uitoefent", zeide hij tot Annie. „U zult nog wel eens wat beleven." Er werd nog wat heen en weer geplaagd, 't Was wat druk en mevrouw Woldinga had voor zichzelf de opmerking reeds gemaakt, dat de kinderen in dit gezin schijnbaar het hoogste woord voerden. Maar weldra bemerkte zij, dat dit niet meer dan schijn was. „Komt, jongelui", sprak opeens de gezagheb bende stem van mijnheer Hilderink, „nu is er genoeg gegrapt, Lucie speel eens wat." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1936 | | pagina 2