UIT DE HISTORIE, VAN VERRE EN NABIJ. FEUILLETON BRANDING ZENDING. Zelfonderzoek. Iets willen we hier zeggen over Zelfonderzoek, terwijl Ds. Vreugdenhil zich bereid heeft ver klaard in enkele artikelen iets meer hierover te zeggen. Als we oordeelen willen over het zelfonder zoek, dan moeten we wel onderscheiden tus- schen zelfbeschouwing wat niet naar de Schrift is en zelfbeproeving wat wel naar de Schrift is. Tot dit laatste zet ons mooie avondmaalsfor- mulier ons immers aan. Zelfbeschouwing heeft niet God, maar zichzelf tot middelpunt van denken, is egocentrisch. Zelfbeproeving heeft tot doel om in alles naar Gods geboden te leven, is theocentrisch. Zelfbeschouwing besluit uit de gemoedsken- merken, dat de Heere „iets" aan ons gedaan heeft en dat er een „kleine hoop" is en we ho pen dan ook, dat we „misschien" wel zalig zul len worden, maar we vinden het behaaglijk om in de zondige toestand van twijfel en „bekom mering" te leven. Hiertegenover staat wat de Schrift zegt„Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus". Dit laatste is kinderlijk vertrouwen op Gods beloften alleen, op het Woord, dat hij geeft en iederen Zondag de gemeente doet hooren „Ik ben de Heere Uw God" Verbondsverhouding). Dit laatste is vasthouden van het Woord, de belofte des Heeren. Het eerste is tenslotte een vasthouden aan ons zelf, aan onze toestand, aan onze ervaring, be vinding, beleving. Het is een durven rusten voor de eeuwigheid op deze redeneering Deze dingen zie ik in mij, deze dingen zijn kenteekenen van genade, dus ben ik een kind Gods en heb deel aan Christus. O, wat is het leven dan bang. Bang omdat we ons dan vasthouden aan wat wij zijn, en niet aan wat God gezegd heeft en beloofd heeft. Om dat wc ons dan niet vasthouden aan Zijn Woord. En bovendien als ik me moet geruststellen voor de eeuwigheid door de kenmerken te be schouwen, wie geeft mij garantie, dat die ken merken goed zijn Maar als ik me mag vasthouden aan het eeuwig onveranderlijke Woord van God, dan is er le venslust en stervenskracht. Laten de kenmerken van ons geloofs-leven deze zijn dat we in alles vragen „Heere, wat wilt Gij, dat we doen zullen als dankbare ver loste kinderen". Zulk een zal met niets ontziende ijver zijn le ven, zijn zondeleven, toetsen aan Gods wet en dan zichzelf verfoeien, maar ook roemen in de genade door den Heere Jezus Christus. Hetgeen iets anders is dan roemen in onszelf. A. H. OUSSOREN. Onze Theol. School. Giften voor den zesden Hoogleeraar. Prof. Schilder schrijft in de Bazuin „Na de vorige verantwoording, die met een bedrag van 12.213,(twaalf duizend twee honderd dertien gulden) werd afgesloten, kwa men allereerst de volgende giften binnen a. 2.50, b. 2.50, c. 1.—, d. 3.50, 25.—, 10.— en 25.—. Bij thuiskomst Maandagmorgen lag er een girobiljet ten bedrage van 100.met bijschrift: „Voor den zesden hoogleeraar van de Theol. School". We besluiten dus de verantwoording van deze week met de mededeeling, dat deze week is ingekomen 169.50. Het totaal der voor den zesden hoogleeraar ingekomen bijdragen is der halve 12.213,— plus 169,50 is 12.383.40. Nu heb ik hooren fluisteren, dat de stroom uit Zeeland ook begonnen is te vloeien. Ik bedoel de stroom van giften. Dat bewijst, dat er in onze provincie velen niet sympathiseeren met het laatste Synodebesluit inzake de afschaffing van het lectoraat aan de Theologische School. Geen wonder het is een verarming van de opleiding. Het is een ontkenning van hetgeen historisch gegroeid is. Het is een benadeelen van de leer lingen. Daarom is het gelukkig, dat Prof. Schilder DOOR K. H. MARINUSSEN 13) „Hier scheiden onze wegen zich, mijn dier bare", schetste zij. „Wanneer zullen ze weer vereenigd worden Toch zeker eerder dan heden over een week ,,'k Heb je al uitgenoodigd, eens aan te komen loopen", meende Annie. „Is ook zoo. Laat eens zien. Morgen kan ik niet. Overmorgen Schikt dat ,,'t Schikt ons altijd, 'k Zal het moeder zeg gen." „En dan kom je Zondag eens in den huize Hilderink kijken, om met het stel daar eens ken nis te maken." „Afgesproken. MaarAnnie aarzelde even, zich een opmerking van haar moeder her innerend, die had gezegd, dat zij zich niet tus- schen twee vriendinnen moest indringen als er een derde bijkwam, ging het meestal verkeerd. „Maar „Ik weet niet, of je een vriendin hebt, als dat zóó is „O, ik snap je al", viel de ander gevat in de rede. „Maar maak je niet ongerust. Ik was ja renlang vriendin met Bertha Luger, maar die is enkele weken geleden naar Haarlem vertrokken. Een vrouw moet gehoorzaam haar man volgen, hé Zij stapte in het huwelijksbootje met een vele harten warm heeft kunnen krijgen om in de plaats van dit afgeschafte lectoraat een zesde katheder te verkrijgen. Om in plaats van de enkele uren, die door den zeer geachten Dr. Esser werden gegeven, nu een zesde hoogleeraar aan de School te be noemen, zoodat de verarming zich keere en een verrijking worde. Want wie zou niet willen medewerken aan de verdere ontwikkeling aan de afbouw van onze School Wie een open oog heeft voor de belangen van de Kerken, zal toejuichen dat deze actie ontstaan is. Daarom willen we in het licht van het boven staande U de vraag voorleggenweet U het gironummer van Prof. Dr. K. Schilder Het is 127278. Ook heb ik er geen bezwaar tegen, dat U gi reert op mijn nummer, het is 88855. Voor de doorzending belast ik me gaarne. Nederlandsche Zeemanscentrale. We ontvingen het verzoek het volgende op te nemen van het Dagelijksch bestuur van de Ned. Zeemanscentrale. Gaarne voldoen we aan dit verzoek. „In de maand Augustus a.s. zal deze vereeni- ging een collecte houden in verschillende gemeen ten van Schouwen en Duiveland. Al weer een collecte Zijn er dan niet genoeg? Zeer zeker. En toch komt deze vereeniging een plaatsje vragen, alhoewel zeer bescheiden. Omdat de kag uitgeput raakt en het laatste effect verkocht moet worden, zoodat het bezit geheel verbruikt is, moet ondanks bezuinigingen, ondanks de sluiting van het Zeemanshuis te Ge nua, toch nog een 5000 gulden inkomen, wil het werk voortgang vinden. Het hoofddoel dezer vereeniging is om den Hollandschen zeeman een gezellig tehuis te ver schaffen in het vaderland en in den vreemde. Waarschijnlijk zullen de Zeemans-Tehuizen en leeszalen in Genua, Hamburg, Londen en te Rotterdam genoegzaam bekend zijn. Hoevele bezoekers worden in deze Tehuizen genoteerd. In het eerste kwartaal van dit jaar kwamen in Genua 254, in Hamburg 745, in Lon den 904 en in Rotterdam 13345 zeevarenden. Getallen, die sprekend zijn Dit zijn onze zonen der zee Dank zij veler hulp is het zelfs mogelijk in Rotterdam onder leiding van Jonkvrouwe Ortt in de leeszaal of instuif gemiddeld een honderd tal zeevarenden per dag bezig te houden met sjoelen, dammen, schakken en nog veel meer. Clubjes worden opgericht. Ondanks den ongunst der tijden wordt het sparen bevorderd. Kleeding, zoo ver voorradig, wordt uitgedeeld. Ja zelfs ge repareerd door de damesleden der naakrans. Voor minimumprijzen wordt thee, koffie, soep, rijst enz. beschikbaar gesteld. Pakjes brood wor den rondgedeeld. Velen wordt raad geschaft met allerlei. Een kostelijk stukje vaderland daar en in den vreemde. Een werk, dat aller aandacht en steun verdient. Daaromwil mildelijk steu nen. Stel niet teleur al die voorbereidingen, al die mooie medewerking van verschillende Colleges van Burgemeester en Wethouders der verschil lende gemeenten, die i. v. b. met den hoog ge stegen nood dezer vereeniging, toestemming tot deze collecten gaven Het Dagelijksch Bestuur Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine, Voorz. Dr. B. A. Knoppers, Geref. pred., 2e Voorz. L. D. T. Poot, Ned. Herv. pred., Secretaris. J. W. Klein, oud-burgemeester van Ridderkerk, Penningmeester. Ds. H. Janssen, Leger- en Vlootpredikant in alg. dienst." Betere toestanden. Ja, zoo wil de communist het gaarne voor stellen. Het wordt beter, voortdurend beter in Rusland. En die moordpartijen en dat vervolgen van Christenen, neen, dat gebeurt niet meer, het is nu alles vrede wat de klok slaat. Maar als mollen plotseling een hoop aarde opwerpen en gewassen vernielen, dan consta teert men terecht, dat er ondergrondsch toch actie is. Zie, zóó is het in Rusland en vele andere landen. Ondergrondsch in het verborgen werkt men als mollen, om dan plotseling het bestaande te vernielen. Dat de toestanden nu anders zijn geworden in Rotterdammer, die in Haarlem zijn werk heeft. Met andere woorden, ik ben vriendinloos." „Dan kom ik Zondag aanloopen", besloot Annie opgelicht. „Maar eerst kom ik naar jou. Nu, daag." Lucie Hilderink, slanke, vlugge figuur ver dween als de wind, terwijl Annie spoedig bij haar moeder in de huiskamer zat, Tante Kathe was juist vertrokken. Natuurlijk bracht zij een uitgebreid verslag uit over haar eersten Rotterdamschen vereenigings- avond, die zoo bijzonder in den smaak was ge vallen, wat zij niet had verwacht. Min of meer met enthousiasme sprak zij over de leuke Lucie Hilderink. Mevrouw Woldinga luisterde glimlachend toe en temperde dat enthousiasme niet, hoewel zij het vrij sterk vond, na een eerste, korte kennis making reeds zóó over haar te spreken. Twee dagen later, toen Lucie des avonds op bezoek was, moest zij erkennen, dat Annie geen woord te veel over het meisje had gezegd. Inderdaad was zij leuk spraakzaam als wat redeneerde over tal van onderwerpen met het grootste gemak ter wereld lachte vaak vroolijk en onbezorgd, maar was volstrekt niet gespeend aan levensernst, wat haar bleek toen het gesprek kwam op den overleden man en vader en op kerkelijke toestanden en geestelijke stroomingen. Dien avond kwam Annie ook te weten, dat Lucie's vader maar niet een houthandeltje bezat, maar dat het er een groote zaak was met een groot kantoor en uitgebreid personeel. De heer Hilderink liet zijn wakend oog over alles gaan, terwijl broer Fred de leiding op het kantoor had. Lucie vertelde alles onopgesmukt, niet den in- Rusland, zal niemand ontkennen. Er kwamen langzamerhand te veel molshopen. Het bestaande werd al te zeer vernield, ver minkt. En zoo besloot men voorloopig wat meer onder de aarde te blijven en daar de wortels van het bestaande ondergrondsch te bewerken. Zoo b.v. ten opzichte van het gezin. Eerst was het zoo Schapen en bokken gescheidenmannen in internaten voor mannen en vrouwen in vrouwen huizen en de kinderen in kinderhuizen. Weg met het gezin. Maar de natuur bleek sterker dan de leer. En zoo schreef het Communistische blad „Pravda" „De oude pseudo-linksche richting is voorbij. Thans moet weer het gezin in eere komen". In- tusschen heeft dan deze richting achttien jaar lang met geweld haar idealen willen verwezen lijken. Maar wie nu zich zand in de oogen wil laten strooien, die moet gelooven, dat dit gezin iets heeft van onze gezinnen. 't Lijkt er niet op. Men kan scheiden per briefkaart. Het huwelijk is „vrij". Te Leningrad duurt het grootste ge deelte van de huwelijken van 7 dagen tot 1 maand. Wie hebben hier te lijden De vrouwen en de kinderen. 40% der moeders van arbeidersgezinnen zijn verlaten door hun echtgenooten en moeten zelf in de behoeften van hun kinderen voorzien. Volgende week meer over het herstelde Rus sische „gezin". A. H. OUSSOREN. (Slot) Magelang, 7 Juni 1936. Amice, De vorige week schreef ik U over de eerste Chineesche Classis ik wil U nu wat vertellen over onze samenkomsten in het Magelangsche onder de Chineezen op eerste Pinksterdag toen ik aan 12 volwassen en 11 kinderen den H. Doop mocht bedienen. Het gaat over het algemeen met den arbeid gezegend. Er gaat bijna geen week om, of er worden nieuwe leden door den Doop aan de Gemeente toegevoegd. Maar als er 23 op een Zondag gedoopt wor den, is dat toch weer een bijzondere zegen. 't Is Pinkstermorgen. Half negen begint de samenkomst. In de consistoriekamer staan de Chineesche ouderlingen me op te wachten en bespreken we nog enkele dingen betrekking heb bende op den dienst. We informeeren of er een kleed is gelegd en kussens, waarop de doop- candidaten zullen knielen. Dan vraagt een der broeders een zegen voor den dienaar des Woords en word ik door een der ouderlingen Diong Hong Sik binnengeleid. De kerk is vol. Ik houd eerst een korte preek over Handelingen 2 14 en lees dan het for mulier voor. De doopcandidaten staan op 5 mannen en 5 vrouwen. Daar staat er één, die 20 jaar geleden al de samenkomsten bijwoonde ik ben zelfs in zijn huis begonnen met den arbeid onder de Chinee zen maar hij kwam maar niet tot de beslissende stap er waren telkens bezwaren. Maar de vrouw, waarmee hij voor enkele jaren trouwde, en toen zelf nog een heidensche vrouw was, is de samenkomsten gaan bijwonen en zij oefende een goeden invloed op haar man uit. Zij zelf kwam tot geloof en haar man en zij werden door den doop met hun kinderen in de gemeente op genomen. Als zij geantwoord hebben, op de vragen ko men ze een voor een en knielen zij voor het doopvont eerst de volwassenen, dan de moe ders met hun kinderen. Dit laatste gedeelte is niet altijd even stichtelijk. Wanneer het allemaal maar kleine babies waren, die gedoopt werden, dan zou het wel rustiger verloopen. Maar er zijn al flinke jongens en meisjes bij en de kin deren van 4 a 5 jaar zetten een keel op, dat hooren en zien je vergaat. Een jongen is uit vrees weggeloopen en het kostte eenige moeite hem te vinden. Maar eindelijk zijn ze alle ge doopt en dan knielen allen, die den H. Doop ontvingen neer en de moeders met hun kinderen, die gedoopt werden. De Gemeente staat op en zingt Psalm 134 3. Terwijl zij geknield liggen, druk vestigend, dat zij zat op te snijden. De avond vloog om en toen zij vertrokken was, liet Annie's moeder zich zeer gunstig over haar uit. „Je moet met dat gezin eens gaan kennis ma ken, Annie. Zooals Lucie er over spreekt, lijkt het daar heel aardig. Als dat zoo is, zou het me een genoegen doen, wanneer je er in opgenomen werd." Zij kon in de verste verte niet vermoeden, dat zij en Annie tegelijk met de Hilderinks zou den kennis maken. Bij het uitgaan der morgengodsdienstoefening op den eerstvolgenden Zondag botsten zij bijna tegen Lucie aan die hen reeds lang in de gaten had gehad. Naast Lucie stond een rijzige, jonge man, die sprekend op haar geleek, zoodat Annie onmiddellijk begreep, dat zij met den door Lucie veel bewonderden Fred had te doen. „Wat leuk, dat jullie hier juist zijn", klonk haar opgewekte stem. „We loopen zoover op. Even op moeder wachten. Ga je mee, Fred Of komen er te veel dames „Met wie heb ik de eer vroeg hij vormelijk. Hij had een diepe stem, die, vond Annie, aan genaam aandeed. Maar het vormelijke stond haar min of meer tegen. Op hetzelfde oogenblik blikte zij even in zijn oogen, die in de hare rustten en zij zag er iets guitigs in. En de verdere woorden van Lucie brachten haar geheel op dreef. „O, vergeef me, hoogheid dat ik vergat de vormen in acht te nemen. Mejuffrouw Annie Woldinga, uwe hoogheid van naam bekend, als gevolg van mijn belangwekkende mededeelingen. De hoogwelgeboren heer Frederik Hilderink", stelde zij lachend voor. En dan, opeens gewoon: bid ik het dankgebed van het formulier en daar mee was de plechtigheid afgeloopen, maar na zoo'n dienst reist men z'n weg weer met blijd schap, met nieuwe hoop, met nieuwe dank om in dezen arbeid bezig te mogen zijn. 's Avonds moest ik naar Grabag. In Grabag wordt gedurende een jaar ongeveer geregeld sa menkomsten gehouden en van dien arbeid aldaar zouden de eerste vruchten worden binnen ge haald. Een man en een vrouw werden gedoopt. Om 6 uur reden we met de auto weg. Enkele Javanen gingen mee, die deze eerste doopbedie- ning in Grabag begeerden bij te wonen. Vele Javaansche en Chineesche Christenen leven zoo echt mee met den arbeid en als er dan weer een nieuwe post is, die begint te groeien, zijn er altijd weer, die graag getuige zijn van de nieuwe ope ning. Nu er was in Grabag veel belangstelling. Ik reed onmiddellijk door naar de plaats van de samenkomst en laat nu de menschen binnenko men, die de samenkomst wenschten bij te wonen. Zie, daar komen enkele Javaansche broeders van Pingit ze hebben een paar uur geloopen, om deze samenkomst bij te wonen en zie, daar komen enkele menschen van Bana. Dat ligt vele uren loopens weg, maar de pas ontstane ge meente aldaar leeft zoo mee, dat er heel wat van daar gekomen zijn, om getuige te zijn van de eerste oogst in Grabag. Het zaaltje loopt vol. Ik denk, dat er een 80 hoorders zijn en onder hen vele Chineezen van Grabag zelf, waaronder er zijn, die uit louter nieuwsgierigheid komen om eens te zien, hoe dat gaat, als iemand gedoopt wordt. Daar zit de man en de vrouw, die gedoopt zullen worden. Wat kan het wonderlijk gaan. De man heb ik een 20 jaar geleden al ontmoet. Want in dien tijd ben ik begonnen samenkomsten te houden te Grabag en onder de trouwe hoor ders hoorde ook reeds deze man. Maar de uit breiding van het werk maakt het niet langer mogelijk, om deze samenkomsten, die schaarsch bezocht werden, voort te zetten. Echter het zaad toen uitgeworpen is niet te vergeefs geweest. Zijn zoon trouwde met een Christen-Chineesche vrouw deze jonge man kwam tot geloof, en heeft toen gevraagd om opnieuw samenkomsten te laten houden in Gra bag. Aan dat verzoek hebben we voldaan en nu op dezen Pinksterdag kon aan den vader van dezen man de H. Doop worden toegediend. Na den Doop vierden we Avondmaal met de kleine groep Christenen van Grabag en enkele gasten uit andere gemeenten. Een groepje van een man of tien we hebben daar feest gevierd het feest van de eerstelingen met de begeert „Och, dat men op deez' eerstelingen, Een rijken oogst van voorspoed zag". A. MERKELIJN. POLEMIEK UIT SCHOUWEN. In de laatste maanden is er op ons eiland Schouwen een pennestrijd gevoerd, die aan de lezers van onze Kerkbode, voorzoover zij in Schouwen wonen, zeker niet onopgemerkt is voorbijgegaan die voor hen en de andere lezers niet zonder beteekenis is, wijl men er de geesten van onzen tijd wel heel bizonder uit kan proeven. Het is ditmaal geen polemiek uit eigen Gere formeerden kring. De gangmaker en aanstichter van het geschrijf was de Hervormde predikant van Brouwershaven, G. J. de Nie. Man van vrij zinnige richting, heeft hij door middel van inge zonden stukken in de Zierikzeesche Nieuwsbode, het dagblad dat hier in vrijwel elk gezin ter tafel komt, zijn sterke afkeuring uitgesproken over de luchtbeschermingsoefeningen, die op Zaterdag 16 Mei j.l. in Zeeland zijn gehouden. Enkele andere „ingezonden-schrijvers" hebben gedeeltelijke of gehecle kritiek geoefend, onder welke schrijvers Dr. W. H. Weeda, Hervormd predikant van Oosterland. Deze, de eenige theoloog uit de op ponenten, bleef met zijn bestrijding, helaas hecle- maal in de praktijk hangen trachtte enkel met utiliteitsargumenten de betoogen en ontboezemin gen van zijn collega te ontwrichten. Wat hem oogenschijnlijk wel, in werkelijkheid echter hee- lemaal niet gelukte, wijl een overtuiging zich niet door bezwaren uit de levenspraktijk opzij laat dringen. Jammer, dat de eenige theoloog, zoo opponeerde, dat de polemiek moest dood- Ioopcn, zonder dat de geesten openbaar werden, of zij uit God waren of niet. Nu was het eenige resultaat, dat we overhieldenenkele vinnige opmerkingen, soms komende op de grens van het persoonlijke krenkende. „Mevrouw Woldinga mijn broer Fred". Frederik Hilderink drukte handen, om vervol gens zijn moeder, die zich juist bij hen voegde, op de hoogte te brengen. „Leuk. We loopen samen op", zeide deze tot Mevrouw Woldinga. „Mijn man komt altijd iets later. Hij is lid van den kerkeraad, moet U we ten. Maar och, dat zal Lucie al wel verteld heb ben, want die vertelt alles, wat los en vast is." Lucie hoorde het niet, want zij was met Annie en Fred wat vooruit geloopen, omdat zij de beide zusjes Aleida en Koba had geordonneerd, de voorhoede te vormen. De oudere dames waren spoedig in een ge animeerd gesprek gewikkeld, waarover Annie's moeder zich verbaasde, daar zij niet gemakkelijk zich geven kon. Maar bij Mevrouw Hilderink ging dit blijkbaar vanzelf. En bij de drie jongelui zorgde Lucie voor stof, zoo nu en dan Fred in het gesprek betrekkend en plagend, wat hij zeer goed hebben kon, daar hij lachend toeluisterde. „Juffrouw Woldinga, U kunt nog terug. Begin niet met Lucie. want dan is uw leed niet te over zien. Zij is het, die steeds thuis den boel aan den gang maakt. Wij hopen altijd, dat zij, terwille van haar vorming, het huis eens verlaat, 't Zou een finale opruiming zijn." ,,'k Heb er vaak aan gedacht, eens in betrek king te gaan, nu de zusjes ouder worden", ver klaarde Lucie quaesie-ernstig, „maar zoolang mijn vertrek wordt begeerd en dat openlijk wordt gezegd, ga ik niet. Die voldoening wil ik ten minste hebben." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1936 | | pagina 2