No. 29
Vrijdag 17 Juli 1936
50e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOQRDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN.
MEDEWERKERS: D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
EEN PASLOOD.
En een paslood was in zijne hand.
Amos 7 7b.
Een paslood is een werktuig, dat ons allen
wel bekend is. Een gewicht, hangend aan een
touw, dat door de timmerlieden en metselaars
wordt gebruikt, bij het ophalen van timmer- of
metselwerk, om te zien of het in rechte richting
wordt opgetrokken. Bij het bouwen van den
tweeden tempel werd naar Zacharias woord
(4 10) dat tinnen gewicht gezien in de hand
van Zerubbabel. En zooals 't paslood gebruikt
wordt bij het bouwen, zoo ook wel eens ter on
derzoeking of een muur uitgeweken is.
Met die laatste bedoeling laat de Heere aan
Amos het paslood zien. Het paslood zou in 't
licht stellen hoever Israël van den rechten weg
van Gods geboden was afgeweken.
Het volk Israël werd aangeduid onder 't beeld
van een muur. God zelf had dien gebouwd, hecht
en sterk naar het paslood. In alles recht. Heel
Israëls volksbestaan was naar billijkheid en recht
gesteld. Er was niets in dat krom en verdraaid
was. „Hij gaf Jacob zijn inzettingen en Israël zijn
rechten. Alzoo heeft Hij geen volk gedaan."
En nu stond God op dien muur met een pas
lood om te toonen hoever ze afgeweken waren
en ze daarvoor de rechtvaardige straf te doen
toekomen. Ze waren uit de loodlijn van Gods
wet geweken, door allerlei beeldendienst en af
goderij.
Israël zelf zag het nauwlijks. De zonden van
een volk of ook van afzonderlijke personen moe
ten veelal al hoog klimmen voor gezien en er
kend wordt, dat er afwijking is. Daar wordt dik
wijls geen juiste maatstaf aangelegd. Zoolang de
menschen de dingen bezien bij hun eigen dwaal
licht en het meten met hun verduisterd oog, lijkt
alles nog al recht. Men legt aan een maatstaf
van zede en gewoonte, van openbare meeningen,
of meet af naar den naaste.
Maar als de Heere komt meten, dan doet Hij
het naar den maatstaf waarnaar Hij ook gebouwd
heeft. Dan laat Hij het paslood van zijn heilig
recht er langs vallen. En dat is de juiste maat
staf. Naar recht zal de Heere over dit ontrouwe
en afwijkende volk zijn oordeel doen hooren. Hij
zal tegen het huis van Jerobeam opstaan en het
aan verwoesting overgeven.
Wat een ontroerende gedachte. O, wat zou
het zijn als de Heere ook bij ons volk het pas
lood eens kwam aanleggen. Is het niet eveneens
een krom en verdraaid geslacht Was het niet
meer recht
Ge hoort gedurig woorden van verontwaardi
ging over de schending van de rechten der vol
ken krenking van 't recht des menschen. En
terecht. Maar wat wordt gehoord van de schen
ding van het recht Gods Is er, zelfs in de krin
gen der belijders, wel eens een storm van veront
waardiging daarover, dat Gods recht zoo stout
wordt aangerand en zijn eere vertreden Ach,
zoo zelden, 't Is zoo'n gewoon ding. 't Is of dat
niet deert. Het doet geen pijn en schaadt niet.
Is dan de schending van Gods recht zoo onbe
duidend Gaat dat ons niet aan Zoo maken
velen het zich wel wijs, maar het is leugen. Onze
God zal gansch recht richten. Zijn oordeel rust
op de allerbeste wetten. Zijn loon en straf be
antwoordt aan zijn eer. Hij zal den schuldige
geenszins onschuldig houden. Het is noodig daar
acht op te geven, opdat we voor het Goddelijk
recht leeren beven.
Die vraag van Amos„Wat ziet gij met
dat antwoord „een paslood moet ons tot be
zinning brengen en het hart bewegen om het
recht Gods te zoeken en te houden. Zooals de
Heere alles bouwt, naar het paslood, wil Hij dat
wij het ook zullen doen. Heel het bouwwerk
van ons leven moet naar het paslood van Gods
heilig recht zijn. Wij moeten bouwen met het
Woord Gods voor oog en naar 't Goddelijk
voorbeeld. Niet alleen in 't kerkelijk, huiselijk en
maatschappelijk leven, maar ook in ons persoon
lijk leven. Wij mogen onze gangen niet richten
naar eigen luim of goeddunken, maar naar het
paslood van Gods heilige wet.
En zooals het paslood telkens behoort aange
legd te worden als we bouwen, zoo moet het
ook aangelegd worden bij wat reeds gebouwd
werd om te zien of het recht blijft. Het paslood
van Gods heilig recht en den eisch zijner heilige
wet moet gedurig ter toetsing van ons leven
worden gebruikt.
God gebruikt het paslood voor ons in dit le
ven. Hij beproeft het hart der menschen en toetst
hunne daden. En waar dat paslood neerhangt,
komt de zonde van ons in- en uitwendig leven
duidelijk uit om daar naar te richten en te oor-
deelen. En Hij zal het ook ten laatsten dage
gebruiken.
Laten wij het ook gebruiken. Onderzoekt u
of ge recht staat voor uw God. Of uw leven is
naar den regel van zijn heilig gebod. Laat het
paslood maar gedurig langs den muur van uw
leven gaan, opdat elke afwijking u dringe tot be
keering en ge uw God moogt dienen met eer
bied en godvruchtigheid. Niet alsof ge u daar
door rechtvaardig voor God kunt stellen, want
ook de allerheiligsten hebben maar een klein be
ginsel der gehoorzaamheid. Maar opdat het u
alleen doe steunen op de borggerechtigheid van
Christus en blijde doe ervaren „Die Uwe wet
beminnen hebben grooten vrede en zij hebben
geen aanstoot."
Wassenaar. F. STAAL Pz.
DE V.U. DAG IN HAARLEM 1936.
Vier redevoeringen.
Niet minder dan vier redevoeringen kregen de
bezoekers van den Haarlemmer Universiteitsdag
te verwerken. Toch bleek dat voor de meesten
niet teveel tot aan het einde van de vergadering
bleef de zaal goed bezet en de laatste spreker,
de heer J. Schouten, had nog een zeer aandachtig
gehoor.
Wanneer we van die redevoeringen hier iets
gaan zeggen, volgen we een andere orde dan
waarin ze werden uitgesproken, om alzoo op
vier verschillende gezichtspunten te wijzen.
Beteekenis van den wetenschappelijken arbeid.
Hoe noodig de wetenschappelijke arbeid van
de V.U. is, bleek bijzonder uit het referaat van
Prof. A. Sizoo over het „derde humanisme".
Daaronder moet volgens dezen hoog
leeraar verstaan worden die richting, die niet
meer de antieke mensch als norm ziet, maar de
oude cultuur in haar geheel.
Een vroeger humanisme zag in den ouden
cultuurmensch de norm, waarnaar men zich had
te richten in denken en handelen. Maar men
kwam tot de ontdekking, dat die oude Grieken
en Romeinen toch niet als voorbeelden waren te
nemen.
Daarom zegt men nuhet moet de antieke
cultuur in haar geheel zijn, die als een ideëel
organisme voortleeft en in haar grondvormen nu
nog het leven der Europeesche volkeren draagt.
En het Christendom mag geen andere plaats op-
eischen dan die van dienaar in het groote huis
van de heidensche cultuur.
Zoo wordt het is een Duitschc professor,
die de leiding heeft van deze richting en dat
zegt al veel het heidendom gepropageerd in
naam van de wetenschap.
Hoe noodig blijkt dan een wetenschapsbeoefe
ning bij het licht van Gods Woord, die in 't
licht stelt, dat in tijden van inzinking als wij nu
beleven, wederbarende en vernieuwende krach
ten niet geput kunnen worden uit de oud-heiden-
sche beschaving, maar alleen uit Gods Woord,
dat stand houdt in eeuwigheid.
De kracht van de Universiteit in het gebed.
Dat was de gedachte, die door Prof. Ridder
bos in zijn referaat„Heilige Schrift en Cul
tuur" met klem werd aangetoond.
De H. S. leert ons niet de cultuuur te ver
achten. De wijsheid der Egyptenaren werd
dienstbaar gemaakt om Mozes te bekwamen tot
een leidsman van het volk Israël en in Israël
zelf kwam een cultuur op, die onder Salomo
haar hoogtepunt bereikte.
Maar de Schrift waarschuwt wel tegen cul-
tuurvergoding zooals die al vroeg opkwam in 't
geslacht van Kaïn. Deze cultuurvergoding ver
werpt alle goddelijk gezag, doet den mensch zich
tegen God verzetten en maakte de eerste mensch-
heid rijp voor het gericht van den zondvloed.
De H. Schrift bevat het program van een
cultuur, die ondergeschikt is aan het Koninkrijk
Gods, omdat ze tot stand komt krachtens god
delijke opdracht en in onderwerping aan Gods
gebod. Die cultuur vindt haar oorsprong in de
scheppingsordinantie blijft na den zondeval
nog mogelijk door de goddelijke genade, als par
ticuliere genade om een volk Gods te behouden,
en met breederen werkkring als gemeene gratie
om op deze aarde, trots zonde en vloek, een
menschelijk leven mogelijk te maken en in stand
te houden.
Nu heeft God de cultuur niet noodig om Zijn
rijk te doen komen. Maar wij hebben haar noo
dig om onze roeping te volbrengen. Maar die
cultuur moet zich dan niet van God willen
emancipeeren, maar bepaald worden door de
„vreeze des Heeren".
Zoo hebben we voor dien cultuurarbeid de
Vrije Universiteit noodig, wier beginsel is de
vreeze des Heeren.
Maar daarom ligt het geheim der kracht dezer
Universiteit tenslotte niet in de collegezalen of
laboratoria, maar in de binnenkamers, waar ge
leerden en eenvoudigen hun gebeden opzenden,
dat God deze stichting en allen, die aan haar
verbonden zijn, leide en beziele door Zijn Geest.
Wederkeerige werking.
Dit was het onderwerp der rede van den heer
J. Schouten, waarin hij wees op den nauwen sa
menhang, die er bestaat, althans moet bestaan,
tusschen leven en wetenschap. Die beide, die
levenskring en de wetenschapskring hebben el
kander noodig. Het leven heeft noodig de lei
ding van de wetenschap, en de wetenschap moet
het leven dienen. Het Gereformeerde leven heeft
noodig een school van wetenschap, die staat op
den grondslag der Geref. beginselen en de vruch
ten van die wetenschapsbeoefening moeten het
Gereformeerde leven dienen. Er moet tusschen
die beide een wederkeerige werking zijn, beide
moeten vervuld zijn van het begeeren om te ge
hoorzamen aan God. Die gehoorzaamheid moet
er zijn uit liefde tot God en den naaste. Waar
die gehoorzaamheid en liefde is, daar werkt ook
de trouw, die beantwoord wordt met vertrouwen.
En daar wordt ook gevonden de wijsheid, die
noodig is voor een goede, gezonde wisselwerking
tusschen leven en wetenschap.
Spreker vroeg zich af of in dezen tijd in de
Gereformeerde wetenschapskring wel wijsheid
genoeg is. Met name ten aanzien van het aan
de orde stellen en behandelen van verschilpun
ten. De wijsheid eischt immers, dat het aan de
orde stellen en behandelen van zulke punten ge
schiedt met groote bedachtzaamheid en na gron
dige degelijke voorbereiding, waarbij aan alle
factoren die aandacht wordt gegeven, welke zij
verdienen en waarbij het resultaat van het we
tenschappelijk onderzoek eerst wordt getoetst,
voor die resultaten op de publieke markt worden
gebracht.
Dan zal er zijn een goede wederkeerige wer
king tusschen leven en wetenschap, die beide
ten goede zal komen.
Eendrachtige saamwerking eisch.
Wanneer we tenslotte nog iets meedeelen uit
de rede van den voorzitter is dat niet omdat
we een vergelijking makende tusschen de
verschillende redevoeringen deze de minste
zouden achten. Als Dr. Colijn spreekt, is het
altijd de moeite waard naar hem te luisteren.
Maar deze rede geeft ons de stof tot enkele
practische conclusies, w aarmee we willen ein
digen.
In het overzicht over den finantieelen toestand
wezen we er al op, dat, al behoeft die toestand
niet tot bezorgdheid te leiden, er toch wel finan-
tiëele zorgen zijn.
Die finantiëele zorgen zoo werd betoogd
behoefden er niet te zijn. Ook nu niet. Er kan
zooveel als we maar willen. In dit verband be
sprak Dr. Colijn met groote waardeering den
arbeid van het Vrouwen-comité.
Maar dan zal noodig zijn een eendrachtige
samenwerking van allen, die de Gereformeerde
belijdenis houden voor de zuiverste weergave
van den hoofdinhoud der goddelijke openbaring.
En als we hiervan overtuigd zijn, dan zien we
wel verschijnselen, die zorg baren, omdat ze in
den weg staan aan die eendrachtige saamwerking.
In de onderlinge gedachtenwisseling meent hij
soms een scherpte van toon te moeten constatee-
ren, die met de Christelijke liefde niet altijd in
overeenstemming blijkt te zijn en er zeker niet
toe bijdraagt om de saambinding in het leven te
roepen, die in onzen tijd voor alle Christenen
zoo noodig is en voor de kleinen kring van hen,
die de Gereformeerde belijdenis zijn toegedaan
zelfs levensvoorwaarde moet worden genoemd.
Daarmee wil hij niet zeggen, dat bezwaar zou
moeten gemaakt worden tegen verdere ontwik
keling en alles maar bij het oude zou moeten
blijven. De V.U. is mee in 't leven geroepen tot
een verder indenken van de Openbaring Gods.
We mogen bij het verkregene niet blijven
staan, maar dan moet toch tweeërlei in 't oog
gehouden worden. Ten eerste moet worden be
dacht, dat inzicht en wetenschap niet eerst in
onze dagen geboren zijn. Eerbied past voor wat
de voorgeslachten ons hebben overgedragen. Het
is denkbaar, dat zij sommige vraagstukken niet
diep genoeg hebben doorgedacht, óók, dat zij
als beginners aan de uitwerking van problemen,
niet alle aspecten ervan dadelijk hebben over
zien, maar men vergete niet, dat zulk een critiek
en soms met meer recht óók kan gelden voor hen,
die zeggen het thans beter te weten. En in de
tweede plaats moet gewaakt, dat, als verschil
van gevoelen openbaar wordt, een zuiver we
tenschappelijke bespreking van een vraagstuk er
niet toe leidt, dat de minder geschoolden een
scheiding gaan maken tusschen hen, die het goed
weten en anderen, die dan geacht worden aan
den verkeerden kant te staan.
Hier paste nu, volgens Dr. Colijn, een waar
schuwing tegen gevaren, die ons nu bedreigen,
ook in betrekking tot onze Vrije Universiteit.
De kring, die de Vrije Universiteit draagt, is
zeer klein we hebben aller kracht en aller in
spanning noodig om onzen arbeid te kunnen
voortzetten. Verdeeldheid in de gelederen der
kleine groep Gereformeerden, die voor deze
Academie te zorgen heeft, kunnen we niet heb
ben. Zulk een verdeeldheid is noodlottig voor de
bezieling, die we thans meer dan ooit behoeven.
Alleen geestdrift voor de vervulling van de
grootsche taak, die een nu heengegaan of heen
gaand geslacht heeft aanvaard, alleen een volle
dige overgave aan die taak kan de saambinding
brengen, die noodig is om den aangevangen ar
beid voort te zetten en tot een goed einde te
brengen.
Deze waarschuwing van den voorzitter vormt
een goed slot voor onze bespreking van den
Haarlemschen V.U.-dag, die we gaven met de
bedoeling om allen, die dezen dag niet konden
meemaken, te dienen, opdat ze ook iets zouden
weten van het goede, dat daar geboden werd.
Moge deze waarschuwing ter harte genomen
worden en in eendrachtige samenwerking van
allen, die de Gereformeerde belijdenis liefhebben,
gedaan worden wat noodig is, opdat de Vrije
Universiteit haar taak op wetenschappelijk ter
rein moge kunnen voortzetten en daarin land en
volk ten zegen zijn.
Blijve er bovenal het gebed voor deze stichting.
BONDSDAG VAN DEN BOND VAN
GEREF. MANNENVEREENIGINGEN
5 AUGUSTUS A.S.
We ontvingen enkele nummers van het Gere
formeerd Mannenblad en daaronder het nummer,
waarin opgenomen is het agendum van de 14de
Bondsvergadering op 5 Aug., met verzoek op
die vergadering de aandacht te vestigen.
Aan dat verzoek voldoen we gaarne en deelen
hier dan mee, dat die Bondsvergadering dit jaar
gehouden zal worden in Groningen in de groote
zaal van „De Harmonie" (Oude Kijk in 't Jat
straat).
De morgenvergadering begint om half tien
de middagvergadering om twee uur, om te ein
digen uiterlijk half zes.
Het agendum bevat verschillende punten, die
op elk agendum voorkomen, als jaarverslagen en
verkiezingen. En dan voorts Een openingsrede
van den Bondsvoorzitter Ds. C. J. van den
Boom over „Bezinning en Bezieling". En voor
de middagvergadering een referaat van Ds. J.
Douma te Arnhem over „De Geref. Mannen-
verceniging en het huidige verschil onder onze
theologen in beschouwing over enkele onder
werpen".
Volgens een bijgevoegd resumé, wenscht Ds.
J. Douma dan in het licht te stellen, dat de
G. M. V. als staande midden in het volle leven
onzer dagen, natuurlijk niet geheel voorbij kan
gaan aan verschillende punten, welke tegenwoor
dig in discussie zijn, zooals de verbondsbeschou-
wing, de weg tot zekerheid des geloofs, zelf
onderzoek, kenmerken der genade, voorwerpe-
lijke en onderwerpelijke prediking, algemeene en
bijzondere genade, pluriformiteit der kerk, doops-
erkenning, practijk der Godzaligheid enz. De
G. M. V. erkenne het betrekkelijk recht en be
lang dezer discussies, doch hoede zich voor een
zijdigheid en overdrijving. Zij houde zich aan
haar hoofdtaak en verdiepe zich niet te zeer in
allerlei strijdvragen. Voor zoover zij aanleiding,
heeft zich met de aan de orde zijnde quaesties
bezig te houden, wachte zij zich voor den schijn
een theologisch dispuut-college te vormen of op
de plaats der officieele kerkelijke vergaderingen
te gaan. Zij neme nauwkeurig kennis van de
verschillende gevoelens en toetsen deze aan de
Heilige Schrift en de belijdenis.
We namen dit resumé in z'n geheel over om
te doen zien, dat hier door Ds. Douma een be
langrijk onderwerp zal worden behandeld. We
hopen, dat referaat en bespreking den weg der
wijsheid zal doen zien.