No. 28
Vrijdag 10 Juli 1936
50e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE.
REDACTIEDs. A. C. HEIJ en Ds. A. H. OUSSOREN.
MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzm, A. SCHEELE, R. J. VAN DER VEEN en W. H. v. d. VEGT.
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
L. S.
Het Bestuur van de Persvereeniging „Zeeuw-
sche Kerkbode" deelt mee, dat in de ledenver
gadering van 6 Juli j.l. tot tweeden redacteur
van de Kerkbode benoemd werd Ds. A. H. Ous-
soren te Middelburg en tot vasten medewerker
Ds. W. H. v. d. Vegt te Goes.
Namens het Bestuur,
J. M. BROEKSTRA.
En Jozua zeideHoe hebt gij ons
beroerd De Heere zal U beroeren te
dezen dage. En gansch Israël steenigde
hem met stecnen.
Jozua 7 25.
Achan is gedood, omdat hij zich vergrepen
had aan de rechten des Heeren. Hij heeft ge
stolen iets van wat aan den Heere gewijd was
door den ban. Daarom moet Achan sterven.
De Heere heeft zijn recht op Jericho doen
gelden. Heel Jericho is voor Hem. 't Wordt ver
nietigd, voor zoo ver mogelijk is 't metaal wordt
gewijd tot dienst voor Gods heiligdom.
God de Heere heeft recht op heel de aarde,
ook op heel 't menschdom. En al willen wij van
natuur dat recht des Heeren niet meer erkennen
de Heere blijft Zijn recht handhaven.
Hij kan dit doen in genade of in toorn. In
toorn als de zondaar gewijd wordt aan den
Heere door den ban. Wanneer de maat der
zonde vol is, komt het gericht.
In den ban wordt de zondaar aan Hem gewijd.
Die ban wordt uitgesproken over Jericho, over
al de Kanaanieten, ja, de ban komt over al wat
buiten 's Heeren volk zich bevindt (Jes. 34:2j.
De Heere kan ook Zijn recht op Zijn schepsel
handhaven in barmhartigheid. Daarvan is Israël
zelf 't bewijs. Zij zijn ook gewijd aan den Heere,
geroepen tot Zijn dienst, uit genade. Maar ook
hier handhaaft de Heere Zijn rechten in gerech
tigheid, evengoed als bij Jericho, omdat de straf
van den ban, van de wijding aan Gods toorn,
voor hen gedragen is door Jezus Christus.
Jericho, gewijd aan 's Heeren toorn, mag niet
zijn een buit voor Israël. Het moet verbrand en
vernietigd worden en voortaan open en bloot
blijven liggen. De sleutelstad van Kanaan, aan
Israël gegeven door den Heere, mag niet meer
worden versterkt.
Israël erkent daarin eigen taakuitvoerder
zijn van 's Heeren strafrecht. Ze zijn geen moor
dende horden, maar voltrekkers van 't vonnis
Gods.
Daarbij moet Jericho aan Israël leeren 't Land
met al wat erin is, is des Heeren.
Zoo mag Israël van de stad niets nemen voor
zichzelf. De erfenis, door hun God hun geschon
ken, blijft eigendom des Heeren, waarin zij uit
genade leven mogen. Kanaan is geen buit, waar
over Israël beschikken mag naar welgevallen.
Jericho is voor Israël teeken, dat de Heere
inbrengt in Kanaan. 's Heeren belofte moet ver
overd worden, maar het ingaan in het beloofde
land is enkel genade.
Jericho predikt de rechten des Heeren. Hij
heeft uit genade ingeleid in Kanaan. Hij blijft
Eigenaar van het beloofde land Hij heeft aan
Jericho Zijn toorn geopenbaard.
Achans diefstal brengt onheil over 't volk.
Door de solidariteit wordt zijn schuld die van
zijn volk. Nu moet die zonde worden uitgeroeid
uit Israël, en dit gebeurt door de steeniging van
Achan met al wat hij bezit.
Door zijn diefstal zegt hij Jericho is mijn,
want ik heb het veroverd. Israël wordt door
Achans dood een rooversvolk, een moordenaars
bende, plunderend voor zichzelf. Daarmee is ver
treden 't recht des Heeren, dat Hij heeft op Is
raël om uitvoerder van Zijn gericht te wezen.
Achans diefstal prediktWij hebben zelf Ka
naan veroverd, wij mogen nemen als overwin
naar wat ons lust. De Heere zegtJericho is
van Mij. Zoo heeft Achan 's Heeren recht ge
schonden, door Hem niet te erkennen als Gever
der beloften.
Eindelijk meent Achan vrij te mogen beschik
ken over Jericho's schat, terwijl de Heere alles
tot Zijn eigendom proclameerde. Daarmee heeft
hij 's Heeren rechten als Eigenaar van al Zijn
gaven geschonden. De Heere geeft Kanaan, maar
Israël mag niet doen ermee wat het zelf wil.
Het heeft den Heere te erkennen als Eigenaar
van 't beloofde land, onder Wiens bevel Israël
daar blijft, ook als ze 't land eenmaal bezitten.
In één woord Achan proclameert door zijn
diefstal ,,de rechten van den mensch" tegenover
de rechten des Heeren.
Wie uit die rechten van den mensch leeft,
moet sterven. Alleen wie erkent 's Heeren rech
ten, en leven wil bij genade dat de Heere over
Kanaan schenken moet wordt behouden.
Daarom heeft ook Israël zelf de ban over zich
gehaald (Jes. 43 28).
Jezus Christus komt de rechten des Heeren
handhaven en vraagt de vrucht van den wijn
gaard. Israël wil niet erkennen, dat de Heere
hun die wijngaard schonk, dat Hij de Eigenaar
bleef. Ze komen op voor eigen rechten, en naar
dat recht moet Jezus sterven.
Maar hier blijkt Gods wijsheid te werken door
de zonde en eigengerechtigheid des menschen
heen. Jezus sterft, geheiligd aan den ban des
Heeren, voor Zijn volk.
Nu blijft slechts een van beiden Leven uit
eigen rechten. Wij zullen 't doen, wij hebben
recht op eigen leven en loon. Dat kan de hou
ding zijn van menschen zonder God, maar ook
van „vrome" menschen, die bij zijn deugdzaam
heid, eigengerechtigheid, leven.
Of leven uit de rechten des Heeren. Hij heeft
recht op mij en mijn leven. Ik ben zondaar voor
Hem. Maar Zijn genade bracht mij de belofte.
Nu ben ik „met lichaam en ziel eigendom van
Jezus Christus, Mijn getrouwen Zaligmaker".
Hij heeft mij tot Zijn eigendom gemaakt daarin
heeft de Heere Zijn recht op mij gehandhaafd
in genade.
Door 's Heeren genade gebracht tot erkenning
van Zijn rechten, willen wij Hem dienen uit
dankbaarheid. Zoo brengt de Heere een afvallig,
opstandig zondaar door genade tot gehoorzaam
heid, door 't ontvangen van 's Heeren weldaden
en beloften tot de erkenning van Zijn rechten als
Heere en Koning, uit Wiens onverdiende genade
wij te leven hebben.
Wissekerke. VAN ZUYLEN.
WEER EEN MEDEREDACTEUR.
Toen Ds. D. Scheele aan het einde van 1933
vertrok, verzocht het bestuur van de Persver
eeniging mij om voorloopig alleen de redactie
te voeren. Daarna werd dit verzoek door de
algemeene vergadering van de Persvereeniging
bekrachtigd.
Deze toestand heeft nog al lang geduurd. Im
mers twee en een half jaar. Maar zal nu eindi
gen door het besluit van de onlangs gehouden
ledenvergadering van de Persvereeniging, waar
tot tweeden redacteur werd benoemd Ds. Ous-
soren van Middelburg.
Had het alleen-redacteur-zijn uiteraard z'n be
zwaren hoewel door de goede hulp van de
medewerkers die bezwaren niet al te veel druk
ten had het ongetwijfeld ook een aangenamen
kant, voor den goeden gang van zaken is zeker
gewenscht te achten, uit onderscheiden overwe
gingen, ook die van de traditie, dat onze Kerk
bode twee redacteuren heeft en daarom verblij
den we ons, dat de vacature van den tweeden
redacteur weer werd vervuld door de benoeming
van Ds. Oussoren.
Het spreekt vanzelf, dat elke redacteur schrijft
onder eigen verantwoordelijkheid. Maar even
zeer is duidelijk, dat er overeenstemming moet
zijn tusschen de beide redacteuren over de al
gemeene lijnen, waarin zij meenen het kerkelijk
leven te moeten leiden, zooals die overeenstem
ming tot nu toe vele jaren bestond.
We hopen en vertrouwen, dat deze toestand
zich ook in de toekomst zal bestendigen en onze
Kerkbode bij den voortduur en bij toeneming zal
mogen dienstbaar zijn aan den bloei van het Ge
reformeerde kerkelijke leven in onze provincie.
JAARVERGADERING „VREDERUST".
Maandag 13 Juli a.s. hoopt de Vereeniging tot
Christelijke verzorging van krankzinnigen in
Zeeland, haar jaarvergadering te houden op de
stichting te Bergen op Zoom.
De bidstond begint te half twaalf. Voorganger
is Ds. J. P. van Steenbergen te Biezelinge.
Te half twee begint de algemeene vergadering.
Na afdoening van de gewone zaken houdt Dr.
A. Hutter te Loosduinen, een lezing over „Het
kranke en abnormale zieleleven en den gods
dienst".
Bij deze korte aankondiging moeten we het
ditmaal laten. Maar die geven we dan als een
hartelijke aanbeveling om zoo mogelijk die ver
gadering bij te wonen.
DE V.U.-DAG IN HAARLEM 1936.
De V.U.-dag in Haarlem 1912.
Als we iets gaan schrijven over de 56ste jaar
vergadering van de Vereeniging voor Hooger
Onderwijs op Geref. grondslag te Haarlem, be
ginnen we met een herinnering aan den vorigen
V.U.-dag daar gehouden in 1912.
Deze kreeg bijzondere bekendheid door de
rede „Een geloofsstuk", die Dr. A. Kuyper toen
ter opening van die vergadering hield en die voor
de volgende jaren groote beteekenis had.
In die rede gewaagde hij van de „bange ge
boorteweeën, die aan het in het leven treden
der V.U. vooraf gingen", van den strijd, die
moest gestreden worden om, toen ze er was,
voor haar de plaats te verwerven die haar toe
kwam en wees hij ook met grooten ernst op de
roeping om haar uit te bouwen.
„Voor mij" zoo sprak hij toen „is er
geen twijfel aan, of we staan als vereeniging in
het verleden schuldig aan helaas teveel plicht
verzuim. Om dit af te snijden voor de toekomst
moest ge zeiven meer de zaken in handen nemen;
en om hiertoe u het zedelijk recht te verwerven,
moet ge u een program opmaken van wat ge
bereiken wilt rame wat u dit program kosten
zal en zorgen dat wat ge geraamd hebt, er
komt."
En, iets verder„Wie het onderstaan durft
om aan den afgehouwen tronk der Christelijke
wetenschap weer een rijsken te doen uitloopen,
bestaat een zoo hoog geloofsstuk en neemt voor
God en menschen een zoo zware verantwoorde
lijkheid op zich, dat hij nimmer mag stil zitten.
En daarom niet drie, maar vijf faculteiten, en in
elke faculteit tenminste vijf hoogleeraren moet
onze leuze blijven. Daar moet het heen. Spoedig
zelfs heen. En met minder mogen we geen vrede
hebben."
De oproep in die rede, die boeit door den
innigen warmen toon, is niet tevergeefs uitgegaan.
Sinds dien is door uitbreiding van de organisatie
der Vereeniging de Universiteit korter bij het
Gereformeerde volk gekomen. Mede daardoor
kon het aantal professoren worden uitgebreid
en kwam er een vierde faculteit. We zijn nog
niet bij wat Dr. Kuyper als minimumeisch stelde:
vijf faculteiten en in elke faculteit minstens vijf
hoogleeraren, maar we hebben toch wel een be
langrijke schrede in die richting vooruit gedaan.
De V.U.-dag in Haarlem 1936.
Wat de uitwerking zal zijn van de laatste in
Haarlem gehouden jaarvergadering is uiteraard
niet te voorspellen, maar wel kan nu reeds wor
den gezegd, dat het een goede vergadering was,
die ditmaal niet als in 1912 gepresideerd werd
door een ex-Minister-president, maar door een
Minister-president in functie.
In den goed bezochten bidstond aan den voor
avond, geleid door Ds. Siertsema van Haarlem,
werden we gewezen in een verklaring van Gen.
8 2022 op de beteekenis van het beginsel en
de belijdenis der V.U. voor heel het menschen-
leven en op de beteekenis van het gebed voor
die stichting.
Donderdagmorgen was de groote gemeentelijke
concertzaal bijna geheel gevuld toen de voor
deze vergadering aangewezen voorzitter, Dr. H.
Colijn haar opende door te laten zingen Ps. 89:1,
te lezen een deel Rom. 8 en voor te gaan in
gebed.
Op de rede, die hij daarna uitsprak komen we
hieronder terug, evenals op de redevoeringen van
Prof. Ridderbos, Prof. A. Sizoo en de heer J.
Schouten.
Alleen maken we hier melding van het, dooi
de vergadering staande aangehoord, woord,
waarmee de voorzitter herdacht den ontslapen
hoogleeraar Prof. Dr. L. Bouman, herinnerend
aan de groote beteekenis van dezen geleerden
van internationale vermaardheid voor de V.U.
Wat de personalia betreft kan hieraan nog
worden toegevoegd, dat in de plaats van Dr.
Colijn, die aan de beurt van aftreden was, tot
directeur werd gekozen de Oud-Minister van
Onderwijs Mr. J. Terpstra en in de commissie
van toezicht op het geldelijk beheer in de plaats
van den heer H. A. Höveler, Mr. P. Borst te
Amsterdam.
Finantiëele toestand.
Wat over den finantiëelen toestand werd ge
rapporteerd in het jaarboek bl. 39 vlg. en ter
sprake werd gebracht door den voorzitter, deed
zien, dat we nog niet uit de zorgen zijn.
Wel werd het tekort van 1935 en vorige jaren,
groot 30.000 gedekt, maar de begrooting van
1936 sluit weer met een tekort van 25.000.
Bij de oprichting van de vierde faculteit was
berekend, dat de jaarlijksche contributies moes
ten omhoog gezet met 60.000, zouden de noo-
dige uitgaven kunnen bestreden worden. Maar
er was slechts een vermeerdering van 15.000.
Alzoo 45.000 tekort. Door besparingen op de
uitgaven werd dit bedrag met 10.000 vermin
derd, maar bleef een tekort van 35.000. Door
een bijzondere schenking van 10.000 werd het
teruggeleid tot 25.000. Door de opbrengst van
de collecte gehouden in de kerken van Noord-
Holland a 2000 en die van de collecte op de
jaarvergadering groot 718.wordt het nog
maals verminderd met 2700..en blijft dus nog
ruim 22.000. Er moet dus hard gearbeid wor
den om de contributies omhoog te zetten.
Gelukkig kan worden geconstateerd, dat er
nu een merkbare stijging in de contributie valt
waar te nemen. Het aantal bedankjes vermin
derde, ook dat van verlaging van de contributies,
en verhoogingen konden worden geboekt, terwijl
veel nieuwe contribuanten werden gewonnen.
Voor het heele land was het aantal 3564 en voor
onze provincie 206. In Zeeland ging het bedrag
van de contributie omhoog met 130.en in
't geheele land met 1602.65. Van de duizenden
waarmee de contributie moet omhoog gezet wor
den, hebben we dus nu de eerste anderhalf dui
zend.
Wat een arbeid moet dan nog worden ver
richt vóór we het eindstation bereikt zullen heb
ben. Maar dat we nu toch weer aan de win
nende hand zijn kan moed geven om dien arbeid
onverdroten voort te zetten.
Uit het V.U. blad No. 44 van Juni '36 blijkt,
dat er nog al correspondenten zijn, die in langen
tijd niets van zich deden hooren. Laten dezulken
toch aanpakken. Op menige plaats is in den laat-
sten tijd gebleken, dat er met flink te arbeiden
nog mooie resultaten te verkrijgen zijn.
Wanneer werd meegedeeld, dat nog een gift
groot 10.000 was toegezegd, moet daarbij even
wel worden bedacht, dat dit geld niet mag wor
den gebruikt tot vermindering van het tekort,
maar moet dienen voor enkele noodzakelijke
uitbreidingen.
Wat de actie in onze provincie betreft zij
hieraan nog toegevoegd, dat in 19 van de 66
correspondentschappen nieuwe contribuanten ge
wonnen werden, alzoo bleven er nog 47 corres
pondentschappen waar in de laatste tijden geen
nieuwe contribuant werd bijgewonnen. Nu zijn
er enkele, waar dit ook moeilijk meer kan wor
den verwacht omdat daar metterdaad het water
is afgevischt, maar van verreweg de meeste an
dere kan dat niet worden gezegd.
Moest Dr. Kuyper in 1912 te Haarlem klagen
over teveel plichtsverzuim, laat er in onze pro
vincie een ijver openbaar worden, dat dit straks
van ons niet meer kan worden gezegd.
Vrijwillig of gedwongen geven.
Zal het gelukken het aantal contribuanten uit
te breiden en het bedrag der contributies omhoog
te brengen, zoo zullen de correspondenten er op
uit moeten om de menschen van Gereformeerde
belijdenis te bewegen, dat zij vrijwillig voor deze
zaak offeren.
En bekend is het bezwaar, waarop ze dan vaak
zullen stuiten, dat men dan zegthet is altijd
maar weer geven.
Nu kan daartegenover er op gewezen worden,
dat er geen geven mogelijk is, tenzij we eerst
van God hebben ontvangen, want van ons zelf
hebben we niets. God gaf dan eerst aan ons, en
dat stelt ons voor de verantwoordelijke vraag,
wat de Heere wil, dat wij zullen doen met dat
gene, dat Hij ons gaf. En die vraag wordt vooral
dan klemmend, wanneer er een vraag komt om
bij te dragen voor een zoo belangrijken arbeid
in Gods Koninkrijk als door de V.U. wordt
verricht.
Maar we willen hier op nog iets anders wijzen,
op het verschil n.l. tusschen het vrijwillig en het
gedwongen geven.
In ons land bezitten we nog een groote mate
van vrijheid en dat we die nog bezitten, danken
we in den weg der middelen voor een groot deel
aan wat God ons gaf door den dienst van Zijn
Woord en de Christelijke actie op menig gebied,
die voor een belangrijk deel mogelijk werd door
den arbeid van de V.U. Voor al dien arbeid
heeft ons volk geldelijke offers gebracht, maar
dat offer werd dan niet tevergeefs gebracht.
Zie maar eens in andere landen, waar men dat
offeren niet kende. In Duitschland is de vrijheid
weg en daar neemt men van de menschen het
geld, en dan vaak voor een doel, dat niet be
doelt Gods eere, maar de verheerlijking van den
Godloozen staat.
Laat dat een waarschuwing zijn. Als men ons
nu een vrijwillige gave komt vragen, kunnen we
die weigeren. God wil alleen van een vrijwillig
volk gediend zijn. Maar laten we bedenken, wat
wel eens de gevolgen zouden kunnen zijn van
die weigering.