No. 27
Vrijdag 3 Juli 1936
50e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
UIT DE HISTORIE.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE.
MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, A. H. OUSSOREN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
Toen zeide Hij tot mij Deze wateren
vlieten uit naar het voorste Galilea
daarna komen zij in de zee in de zee
uitgebracht zijnde, zoo worden de
wateren gezond.
Ezech. 47 8.
In Kanaan liggen dicht bij elkaar de Tempel
en de Doode Zee. Op den top der bergen ligt
de plaats van 's Heeren woning bij Zijn volk.
In de diepte tusschen de bergen ligt de zee des
doods, waarin geen leven mogelijk is en waar
omheen ook alle leven ontbreekt door de doo-
dende zoutlaag.
Vlak bij elkaar liggen 't gevolg van Gods
oordeel over de zonde de absolute dood.
En 't gevolg van 's Heeren genade over zon
daren de inwoning des Heeren te midden van
Zijn volk.
In Kanaan liggen vlak bij elkaar genade en
gericht. De Kanaanieten werden verdelgd van
den aardbodem, de vloek over de zonde werd
aan hen voltrokken de Israëlieten kregen een
vaderland van den Heere de vloek werd op
geheven, de balling uit 't paradijs ontving weer
een eigen plaats.
De absolute dood wordt gepredikt door de
Doode Zee; het leven is te vinden bij den Heere,
Die woont te Jeruzalem.
Wat is er voor verbinding tusschen Doode
Zee en Tempel?
Tot nu toe zijn Sodom en Gomorra, met 't
oordeel over die steden, niets dan waarschuwing.
„Als Sodom en Gomorra" wil zeggen de hoog
ste graad van zonde en onbeschaamdheid bereikt
hebben (Jes. 3:9; Jer. 23:14; Klaagl. 4:6).
„Als Sodom en Gomorra worden" zegtde
hoogste straf ontvangen (Jes. 1:9; 13:9; Zef.
2:9).
In het visioen, dat Ezechiël ziet, wordt een
verbinding geteekend tusschen Tempel en Doode
Zee, genade des Heeren en gericht des Heeren.
De gevolgen der zonde, de dood, worden weg
genomen door 't levenwekkende water, dat
vloeit uit den Tempel.
Jaar op jaar stroomde het levende, leven be
vattende en levenwekkende water van den Jor-
daan in de Doode Zee. Het hielp niets. De zee
bleef zout en dood 't water van den Jordaan
en 't leven in dat water werd juist aangetast
door dien dood. De visch, die terecht kwam in
de Doode Zee, moest sterven.
Wat heel die vloed van aardsche wateren niet
bereiken kon, doet het smalle stroompje, dat ont
springt in den Tempel.
Het gaat uit den Tempel naar 't Oosten, om
eerst 't woestijngebied tusschen Jeruzalem en
Doode Zee levend te maken en daarna de Doode
Zee zelf te heelen. („Voorste Galilea" in onze
tekst beteekent„Oostelijke landstreek", dus 't
gebied ten Oosten van Jeruzalem.)
Zoo gebeurt, wat door geen aardsche macht
geschieden kan De vloek des Heeren over de
aarde (woestijn) en over den mensch (Doode
Zee), n.l. de dood, wordt te niet gedaan.
Dat doet 't water uit den Tempel, beeld van
den Heiligen Geest en Zijn werking.
Nu moeten we twee dingen goed bedenken.
Er bestaat geen Tempel zonder altaar. Geen
wonen des Heeren bij Zijn volk, geen gemeen
schap met God zonder verzoening. Geen leven
door Gods Geest zonder 't kruis van Christus.
En daarna. Er is geen leven zonder Tempel.
Alle aardsche en tijdelijke leven is een gestadige
dood. Zooals 't levende Jordaanwater wordt
verteerd door de Doode Zee, zoo gaat alle leven
buiten God den dood in.
Maar als de Heere woont bij Zijn volk, blijft
die inwoning niet werkeloos. Er komt leven, dat
allen dood overwint.
Geen leven dus zonder Tempel. Waar wij
leven, eeuwig leven willen hebben, moet de
Heere bij ons wonen. En Hij woont in elk der
Zijnen dat herdachten we op het Pinksterfeest.
Maar nu ook omgekeerd Waar 't altaar is,
daar is de Tempel. Waar de tempel is, daar is
leven. Wie gelooft in 't kruis van Christus als
Verzoening van zijn zonden, bij hem woont de
Heere. En waar de Heere woont, daar is de
levenwekkende en doodvernietigende Geest des
Heeren werkzaam.
Daarom is de vraag Heb ik leven terug te
leiden tot de vraag Hebt gij een altaar ter ver
zoening Uwer zonden Gelooft ge in Jezus
Christus als Middelaar en Verlosser
't Stroompje is maar heel klein, als 't niet den
Tempel uitgaat, vergeleken met de groote water
vlakte van de Doode Zee. Als we alleen naar
de vruchten zien, kan wanhoop ontstaan, of de
Geest wel werkt in ons.
Daarom eerst naar Jezus Christus heen als
Verzoening der zonden. Dan weten we in 't ge
loof, dat 't leven des Geestes er is. En nu mogen
we zoeken naar vruchten van dat leven. Dat
onderzoek brengt tot verootmoediging over de
groote macht der zonde in ons.
En bidt tot Jezus Christus met de bede
Laat uw Geest toch meer werken in mijn leven,
breek alle tegenstand van mijn vleesch, laat de
vrucht des Geestes ook in mij meer gevonden
en gezien worden.
Wisskerke. VAN ZUYLEN.
HET UITGIETEN DER DRIE LAATSTE
FIOLEN
Openb. 16:10—21 (II).
Tenslotte komt de zevende Engel met de
zevende of laatste fiool en dan komt het einde.
De zevende Engel goot zijn fiool uit in de
lucht en toen kwam er een groote stem uit den
Tempel des hemels, van den troon, zeggende:
Het is geschied.
Met het oordeel van de zevende fiool moet
het einde komen. Zonder lucht kan de mensch
niet leven. Is het leven nog mogelijk ook dan
als het lijden komt en dat lijden zwaar wordt,
als den mensch de lucht ontnomen wordt is dat
voor hem het einde. En dat einde komt dan, als
de Engel de zevende bazuin uitgiet in de lucht.
Dat einde komt dan onder vreeselijke teeke
nen en met geweldige beroeringen.
Er geschiedden stemmen en donderslagen en
bliksemen en daar geschiedde een groote aard
beving zooals er nog nooit geweest was. En de
groote stad Babylon is in drie deelen gescheurd
en volkomen vernietigd.
Met den naam Babyion wordt niet bedoeld
te zeggen, dat die stad dezelfde is, als die in de
geschiedenis dien naam droeg. Babel was de
eerste stad, die Jeruzalem verwoestte en waarin
de koninkrijken der wereld zich stelden tegen het
Koninkrijk Gods. In dien naam worden dan ge
typeerd alle aardsche machten, die zich tegen
God stelden en die in den loop der eeuwen in
verschillende plaatsen hun middelpunt hadden.
Die centra worden vernietigd. Ze moeten
drinken den drinkbeker van den wijn des toorns
van Gods gramschap.
De gedaante der geheele aarde wordt veran
derd. Alle eiland is gevloden. De bergen zijn
niet gevonden.
En een groote hagel elk als een talentpond
(honderd pond) zwaar, viel neder uit den hemel
op de menschen. Dan gaat het als in de dagen
van Jozua, toen de Amorieten verpletterd wer
den voor Jozua's aangezicht (Joz. 10: 11).
Zoo komt het einde voor Gods vijanden, die
zich ondanks alles tegen God blijven verzetten.
Zelfs dan moet van hen gezegd en de menschen
lasterden God vanwege de plaag des hagels, want
deszelfs plaag was zeer groot.
Zelfs dan komt het bij hen niet tot een er
kennen van Gods heerlijkheid en majesteit. Zelfs
dan willen zij niet erkennen, dat al dat lijden
over hen komt vanwege het zich verzetten tegen
den Almachtige over hen komt omdat zij zich
niet tot Hem bekeeren.
Wanneer we dit alles lezen, moet het ons
ontroeren, omdat we in onzen tijd opmerken de
beginselen der dingen, die hier beschreven wor
den.
De klacht, die nu alom en bij den voortduur
gehoord wordt, is deze, dat de tijden zoo donker
zijn, dat er zoo weinig licht is, dat men met de
vraagstukken geen raad weet, dat men ze niet
aan kan.
Daarom is er zoo weinig hoop op de toe
komst. Op hoeveel wereldconferenties is de nood
der wereld al besproken en is gezocht naar een
uitweg. En als men het er dan nog over eens
werd welke die uitweg zou zijn, dan was er niet
de wil om dien weg te bewandelen. En men
bleef in het donker.
Dat alles is wel heel anders dan men voor
enkele jaren droomde. Toen meende men, dat
de menschheid op weg was te gaan wandelen in
het volle licht en dat men spoedig alle bezwaren
zou te boven zijn.
Er was het licht van de wetenschap, ook de
oeconomische en dat zou leiding geven. Daar
kwam bij het licht door de macht van de orga
nisaties die zouden zorgen, dat het leven naar
het licht der wetenschap geleid werd. Daardoor
zou ook bevorderd worden de internationale
broederschap. De menschen zouden hun eenheid
zich meer bewust worden en zoo bereid zijn om
tot aller welzijn te gaan in den weg der weten
schap.
Zoo droomde men, vertrouwend op de macht
van den mensch, en zijn werk.
En alles ging nu heel anders dan men het zich
voorstelde.
Er is niet een sterk besef van de eenheid der
menschen; de nationaliteitsgedachte overheerscht.
Elk volk wil alleen voor zichzelf zorgen.
De macht der organisaties, die de eenheid zou
den brengen, is gebroken.
Er wordt gehandeld in strijd met alle wetten
voor een gezond oeconomisch leven, zooals de
wetenschap die leert.
Daardoor worden de gedachten heengeleid
naar we hier lezen van de verduistering van het
rijk van Satan, als de vijfde fiool zal uitgegoten
worden op den troon van het beest.
Een andere zaak, die onderwerp is van vele
besprekingen, is die van de tegenstelling tusschen
het Oosten en het Westen. Wie heeft er nooit
gehoord van het „gele gevaar" Wat een be
langrijke plaats wordt, bij jle politieke overwe
gingen, nu al gegeven aan de verhoudingen in het
verre Oosten Er zijn staatslieden, die nu al
profeteeren een strijd van het Oosten tegen het
Westen.
Onze aandacht verdient dan wel wat hier
staat over het wegvallen van de groote hindernis,
door het droog worden van den Eufraat, opdat
bereid zou worden de weg der koningen van
het Oosten.
Temeer moet dat onze aandacht hebben, wan
neer we al de werkingen zien als van die drie
onreine geesten, die invloed uitoefenen op staat
kundig en geestelijk terrein in dienst van Satan.
Het beest uit de zee, de Staatkundige macht,
maakt zich al meer los van en stelt zich tegen
over alle erkenning van het gezag, dat toekomt
aan den Almachtigen God en van het gezag van
den door Hem gezalfden Koning, den Heere
Jezus Christus en van het gezag van Zijn Woord.
En het beest uit de aarde, de valsche profeet,
doet zijn werking uitgaan op geestelijk religieus
terrein.
Er is nu bij velen een behoefte aan religie. Die
behoefte kan alleen worden vervuld door den
dienst Gods en het geloof in den Heere Jezus
Christus.
Maar daartegenover stelt de valsche profetie
haar beweren, dat die behoefte op geheel andere
wijze kan bevredigd worden. Zelfs het socialisme
wordt als een religie voorgesteld, want religie
zoo zegt men is mogelijk zonder het geloof
in een God, die alles schiep en die alles bestuurt
en voor Wien alles zich moet buigen. En velen
laten daardoor zich misleiden.
Met dit alles is niet gezegd, dat de vijfde en
de zesde Engel hun fiolen al uitgegoten hebben,
maar, als we op deze dingen letten, dan is wel
duidelijk, dat er teekenen zijn, die er op wijzen,
dat de menschheid zich vatbaar maakt voor de
buitengewoon krachtige actie, waarmee de drie
onreine geesten de menschen in die richting zul
len stuwen en alzoo Satan zullen dienen. Hoe
blijkt dat op ontstellende wijze uit de lasterin
gen, waarmee de velen nu God durven lasteren.
Daarom is noodig te waken.
Daartoe vermaant dit Schriftdeel in vs. 15
Zie, Ik kom als een dief. Zalig is hij, die waakt
en zijn kleederen bewaart, opdat hij niet naakt
wandelt, en men zijn schaamte niet zie.
Ook in die laatste tijden zullen er zijn, die,
ondanks den algemeenen afval, aan God en Zijn
dienst vasthouden en gelooven, dat Jezus is de
Christus, de van God gezonden Verlosser.
Voor hen zal die tijd een tijd van groote ver
zoeking zijn. Daarom staat hier, midden in de
beschrijving der oordeelen, de vermaning, „waakt
en bewaart uw kleederen". Hun schande is be
dekt met het kleed van Christus' gerechtigheid.
Dat kleed moeten ze bewaren, door te waken
in het geloof, en in dat geloof Christus te ver
wachten. Wie volharden zal in het geloof, die
zal zalig worden. Wie niet zou volharden zou
toonen het ware geloof niet te hebben en die zou
straks naakt bevonden worden en beschaamd in
den grooten dag.
En die waarschuwing bevat ook een bemoedi
ging. Hem, die zöö waakt, noemt de Heere
zalig. Die den Heere verwachten zullen niet be
schaamd worden.
Zalig die mensch, die zich niet laat verleiden
maar die onder alle verdrukkingen, volhardt in
den dienst Gods door het geloof in den Heere
Jezus Christus.
DE N. C. RADIO VEREENIGING.
Het vorig jaar schreven we een paar artikelen
over de Ned. Christelijke Radiovereeniging.
Er is aanleiding weer eens op die Vereeni-
ging te wijzen, nu de AVRO, waarbij naar men
zegt, ook nog vele zijn aangesloten, die belijdenis
doen van den Naam van Christus, weer duidelijk
toont, dat zij geen eerbied heeft voor den Chris
tus Gods en voor de Christelijke traditie van
ons volk.
Nu de AVRO feest gaat vieren bij de opening
van haar nieuwe studio, stelt ze dat feest op
een Zondag. En dat, hoewel het heel anders kon
en er ook bij het bestuur op aangedrongen is,
daarvoor niet den Zondag te nemen.
Geen Christen hoort in zulk een vereeniging
thuis. Wie daar nog lid van zou zijn, in de mee
ning, dat daartegen geen bezwaar was, laten
zich nu leeren en sluite zich aan bij de Ned. Chr.
Radiovereeniging.
HEIJ.
Gereformeerde Kerk van Middelburg.
In het begin van het jaar 1866 komt er heel
wat beweging in de gemeente door het beroepen
van Ds. Renting.
Uit de notulen blijkt, dat men onder de rustige
en toch zekere leiding van dezen dienaar gebouwd
is en dat de gemeente naar den mensch te oor
deelen is vooruitgegaan.
Voor het vertrek van Ds. Renting naar Gro
ningen wil men trachten een opvolger te vinden.
Op een buitengewone ledenvergadering wor
den de volgende namen genoemd Ds. A. S. En-
tingh, Ds. Dosker en Ds. Bavinck.
Ds. Entingh wordt beroepen.
Het weggaan van Ds. Renting is aangenaam.
„Zijn Eerwaarde gevoelde zich gedrongen de
broeders hartelijk te danken voor de gulheid en
vriendschap en oprechtheid die hij van allen heeft
mogen genieten, alsook voor het bestuur en de
raadgevingen van de broeders genoten, terwijl
zijn Eerwaarde de kerkeraad en de gemeente
Gods dierbaarste zegeningen toewenscht, alsmede
dat het den Heere moge behagen om spoedig de
ledige plaats te vervullen met de man zijns
Raads."
Wederkeerig wordt Zijn Eerwaarde door de
broeders bedankt voor al den arbeid aan hen en
hunnen huisgenoten, alsook aan de gemeente
besteed, alsmede voor de liefde en vriendschap
hen bewezen, terwijl ook hem en zijn dierbare
betrekkingen Gods beste zegeningen worden toe-
gewenscht.
Broeder Minderhout wordt nu Praeses van de
vergadering.
Echter heeft het beroepen van Ds. Entinck
niet het gewenschte gevolg hij bedankt.
Ds. Bavinck brengt men niet op het drietal,
dat nu gevormd zal worden, daar zijn Eerwaarde
benoemd wordt als leeraar aan de School te
Kampen.
Ondanks dit besluit plaatst men op een vol
gende vergadering hem toch op een drietal en
welDs. Bavinck, Ds. Dosker en Ds. Op 't Holt.
Behalve dat men een drietal maakt, gaat er
ook een deputatie naar den Haarlemmermeer om
Ds. Visser te hooren.
Ds. J. J. Visser, die beroepen wordt, bedankt.
Voor de tweede keer wordt Ds. J. J. Visser
beroepen. Ook dit heeft geen resultaat.
Daarna wordt onder leiding van Ds. C. Ste-
ketee besloten Cand. A. Brink te beroepen.
Maar reeds op een volgende vergadering heeft
men bericht van bedanken.
Uit deze notulen blijkt wel hoe bevoorrecht
de gemeenten in onze dagen zijn nu het zooveel
vlotter gaat met het vervullen van een vacature.
Laten we ook de zegen zien van de „candidaten
overvloed".
De Kerk.
In de opvatting van de kerk als de ware, de
wettige kerk, worden we wel eens beschuldigd
voor te staan de Roomsche gedachte van alleen
zaligmakende kerk.
Behalve nu dat er geen kerk is die zalig maakt,
is deze gedachte onjuist, zooals ons zal blijken
uit de theorie die Rome over de kerk heeft.
De theorie bij Rome is immers afgeleid van
de oude theocratie of Godsregeering bij Israël.
En verder wil Rome een analogie, een overeen
komst trekken tusschen de staat en de kerk.
Nu was de theocratie onder de oude dispen
satie wezenlijk een uitwendig georganiseerd li
chaam.
Al de natuurlijke afstammelingen van Abra
ham, waren krachtens hun geboorte leden van
de „Staat van Israel".
Als zoodanig weren ze dan ook bevoorrecht
met de priviligiën van de huishouding waaronder
ze leefden, onafhankelijk van hun zedelijk karak
ter of dat van hun ouders.