No, 24
Vrijdag 12 Juni 1936
50e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND,
UIT HET WOORD,
DADERS DES WOORDS.
UIT DE HISTORIE.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE.
MEDEWERKERS j D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, A. H. OUSSOREN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
„En niemand zeide, dat iets van het
geen hij had zijn eigen ware, maar alle
dingen waren hun gemeen."
Handelingen 4 32b.
Het is hier niet de plaats en de gelegenheid
uitvoerig uiteen te zetten hoe wij over het z.g.
communisme van de eerste christengemeente
moeten denken. Laten wij volstaan met de mede-
deeling, dat hier geen communisme is in de zin
van het hedendaagsche communisme, zooals men
dat in Rusland tracht te verwezenlijken. Hier is
een onderscheid als tusschen dag en nacht, licht
en duisternis. Niet alle goederen werden ver
kocht, alleen huizen en akkers en dan nog niet
alle huizen en akkers, want we lezen, dat als
Petrus uit de gevangenis vlucht, hij zich begeeft
naar het huis van Maria en dat een dienstmaagd
hem open doet, wel een bewijs, dat deze Maria
nog tot de welgestelden behoorde.
Er is nog een ander verschil. Het hedendaag
sche communisme werkt met dwang, het christe
lijke communisme met vrijwilligheid. Het eerste
wil zich verwerkelijken door haat, het tweede
door liefde. Het eerste kant zich tegen Christus,
het tweede leeft uit Christus. Het eerste wil
komen door den mensch, het tweede kan slechts
komen door God.
Wij spreken van christelijk communisme. Mo
gen wij dat doen Is deze term niet gevaarlijk
Neen, mits wij deze term niet verkeerd uitleggen.
Ook wij moeten communisten zijn, maar dan zoo,
dat we zien dat we alle dingen in Christus be
zitten en dat Christus de rechtmatige eigenaar is.
Het offeren aan de armen is eigenlijk een offeren
aan Christus. Hij heeft dat zelf tot zijn jongeren
gezegd „voor zooveel gij dit een van mijne
minste broederen gedaan hebt, hebt gij dit aan
Mij gedaan". Christus, de Koning, vraagt zijn
eigendommen. Dat kan Hij doen omdat Hij ver
heerlijkt is tot de rechterhand Gods en een Naam
heeft ontvangen boven alle naam.
Zoo offeren deze christenen aan Christus. En
wel alles wat zij hebben. Niemand zeide, dat iets
van hetgeen hij had zijn eigen ware. Als wij
offeren, dan geven we daarmee te kennen, dat
niet alleen datgene wat wij offeren den Heere
zal toebehooren, maar wij geven iets, omdat wij
weten, dat ons gansche bezit den Heere toebe
hoort en als een bewijs, als een teeken daarvan,
als een symbool, als een uiting schenken wij iets.
Als ons gansche leven niet den Heere toebehoort,
als we ons gansche bezit den Heere niet offeren,
dan kunnen wij ook een gedeelte niet offeren en
dan zal ons offer niet worden aangenomen zoo
als ook het offer van Kaïn niet werd aangenomen.
Ze hadden alle dingen gemeen. Niemand zeide,
dat iets van hetgeen hij had zijn eigen ware. Dat
wil zeggen ze gaven alles aan Christus. En aan
Zijn heilig lichaam, de Kerk, want het lichaam
behoort onafscheidelijk bij het Hoofd en als ze
het aan Christus geven, dan geven ze het dus
ook aan Zijn lichaam.
Zoo moeten wij de gemeenschap der goederen
zien. Christus is de Eigenaar, en Hij deelt uit
naar welgevallen. Christus is groot in dit gebeu
ren. Hij is barmhartig. Hij is de barmhartige
Hoogepriester. En dat kan Hij zijn, omdat Hij
mede is de verhoogde Koning, in Wien het
woord van Psalm 72 in aanvankelijke vervulling
gaat„de koningen van Tharsis en de eilanden
zullen geschenken aanbrengen, de koningen van
Scheba en Seba zullen vereeringen toevoeren".
En wij Wij moeten arm worden. Wij moeten
niets meer hebben dan in Christus. Christus toe
behooren beteekent arm worden, straatarm.
Het beteekent alles prijsgeven, alles verlaten,
alles verloochenen, huizen en akkers, geld en
hypotheeken, goud en zilver, kostbaarheden en
bezittingen. We mogen het alleen nog maar heb
ben in Christus. En we krijgen het van Hem
terug, omdat Hij de barmhartige Hoogepriester
is. Dan alleen als we het van Hem en in Hem
bezitten, zijn we rijk. En anders zijn we arm,
doodarm met al ons bezit en al ons goed. We
hebben er niets aan, zooals de wereld er niets
meer aan heeft en met haar bezit, haar techniek
en haar rijkdom te gronde gaat. Het bezit en
de cultuur zijn haar boven het hoofd gegroeid,
ze is niet arm geworden en kan daarom ook niet
rijk worden.
Brengen wij ons offer. En dan niet het offer
van Kaïn, maar van Abel. Dan doet de vreugde,
de vreugde van het geven haar intree. En de
dankbaarheid, want we hebben alles van Chris
tus. Rijke armen van de eerste Pinkstergemeente.
Allen zijn ze arm en allen worden ze bedeeld.
Wij moeten uit de bedeeling van Christus leven,
in Zijn armenhuis, zoo zijn we de dwazen van
het kruis in de wereld.
Wemeldinge. VAN DIJK.
ZENDINGSCONFERENTIES
TE LUNTEREN.
In de rubriek „Kerknieuws" laten we afdruk
ken het agendum van de Zomerconferenties van
den Zendingsstudie-raad, die dit jaar weer in
Lunteren gehouden worden.
Hier willen we met een enkel woord daarvoor
de aandacht vragen en aanbevelen om te over
wegen aan één of meer van die conferenties deel
te nemen.
Van algemeene bekendheid is, dat de Zen
dingsconferenties te Lunteren voor het Zendings
werk van groote beteekenis werden. Velen van
hen, die in de Zending arbeiden, werden daartoe
opgewekt doordat ze in Lunteren met het Zen
dingswerk nader in kennis kwamen, er belang
stelling voor kregen en die belangstelling leidde
tot de liefde voor dat werk, die hen de bezwaren
deed licht achten.
Maar niet alleen voor hen, die tot het Zen
dingswerk uitgaan, dienen die conferenties. Dat
werk heeft noodig gedragen te worden door het
gebed en de toewijding en den arbeid van de
Christenen in ons land.
En de uitkomst heeft geleerd, dat er in Lun
teren een Zendingshaard brandt, die velen warm
maakte in hun liefde voor de taak, waartoe de
kerk geroepen wordt.
Wat we noodig hebben is, dat de heele ge
meente zich hoe langer hoe meer die roeping
bewust wordt en daartoe kan meewerken, wan
neer er in haar midden zijn, die eens een Zen
dingsconferentie in Lunteren bijwoonden, en van
hun warme liefde weer meedeelen aan anderen.
Bijzonder willen we dan wijzen op de tweede
week (38 Aug.), waarin o.a. Ds. H. Bergema,
die enkele jaren arbeidde te Keboemen en straks
als docent naar Soemba zal gaan, spreken zal.
Het moet interessant zijn dezen buitengewoon
begaafden Zendingsman te hooren.
Ook op de derde week, waarin o.a. onze be
roepen Miss. Dienaar Cand. C. van Nes spreken
zal over „Midden Java ten Zuiden".
Men vrage dan een gratis prospectus aan bij
het bureau: „de Nye Wehme", Utrechtscheweg
64, Zeist.
HET UITGIETEN DER VIER EERSTE
FIOLEN
Openb. 16 19.
Als Johannes was voorbereid op het zien van
de komende oordeelen Gods, hoorde hij zoo
schrijft hij 16:1 een groote stem uit den
Tempel, zeggende tot de zeven Engelen gaat
henen en giet de zeven fiolen van den toorn
Gods uit op de aarde. En dan gaan op Gods
bevel, de zeven Engelen achtereenvolgens hun
fiolen uitgieten en doen ze de oordeelen Gods
op aarde komen.
Er blijkt dan overeenstemming te zijn tusschen
de oordeelen, die kwamen van de bazuinen en
die komen door de fiolen.
Bij de eeste bazuin werd de aarde getroffen
door hagel en vuur bij de tweede de zee door
een grooten berg van vuur bij de derde de
rivieren en de fonteinen der wateren, door de
ster genaamd Alsem en bij de vierde werd de
zon geslagen.
En hier wordt gezegd, dat door de eerste fiool
getroffen werd de aarde, door de tweede de zee,
door de derde de rivieren en de fonteinen der
wateren en door de vierde de zon.
Diezelfde overeenkomst is er ook tusschen de
verdere drie bazuinen en de overige drie fiolen.
Daarmee is niet gezegd, dat hier in cap. 16
hetzelfde vermeld wordt als in cap. 8 en 9. Want
bij de overeenkomst is er verschil.
Dat verschil is er wat betreft de instrumenten,
waardoor de oordeelen gezegd worden te komen.
In cap. 8 en 9 zijn dat bazuinen en hier fiolen.
Komt nu het oordeel door een bazuin, dan wil
dat zeggen, dat het zich luide aankondigt. Een
bazuinstoot is op verren afstand te hooren. Als
een legerstoet nadert onder bazuingeschal, wordt
men voor die komst gewaarschuwd en heeft men
gelegenheid zich in veiligheid te stellen. Wan
neer dus in cap. 8 en 9 sprake is van bazuinen
wordt daarmee bedoeld aan te wijzen, dat de
daar genoemde oordeelen ook met krachtig ge
luid opriepen tot bekeering.
Die luide opwekking tot bekeering ontbreekt
als de oordeelen komen door het uitgieten van
fiolen. Keert men zoo'n fiool, een groote, on
diepe schaal, om, zoo maakt dat geen gedruisch.
Daarmee worden de hier genoemde oordeelen
getypeerd. Deze dienen niet vooral om een
krachtigen oproep tot bekeering te doen uitgaan,
maar om Gods gramschap te doen komen.
In cap. 8 en 9 worden genoemd de oordeelen,
die in den loop der eeuwen telkenmale de wereld
troffen en waarvan dan uitging een krachtige
oproep tot bekeering. Alzoo is het niet met de
oordeelen van cap. 16. Hierbij is te denken aan
de oordeelen, die bijzonder komen zullen in 't
laatste der dagen en waarin nog wel zal uitgaan
een oproep tot bekeering, maar dan alleen door
het aanschouwen van de uitwerking van het
oordeel.
En is er zoo onderscheid voor wat betreft de
instrumenten, waardoor de oordeelen komen, er
is ook verschil inzake de uitwerking van de oor
deelen door de bazuinen en die door de fiolen.
Bij de oordeelen door de bazuinen werd tel
kens een derde deel getroffen een derde deel
van de aarde (8 7), een derde deel van de zee
(8:8), een derde deel van de rivieren en de
fonteinen der wateren (8: 10), een derde deel
van de zon (8 11).
Bij de oordeelen door de fiolen is van een ge
spaard worden van een tweederde deel geen
sprake meer.
Als nu de eerste Engel zijn fiool op de aarde
had uitgegoten werd daar een kwaad en boos
gezweer aan de menschen, die het merkteeken
van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden.
In deze plaag ligt weer een herinnering aan
één van de plagen, die als oordeel kwamen over
Farao en Egypte en waardoor Israels verlossing
werd bewerkt (Ex. 9:10). Mozes moest toen
zijn vuisten vol asch nemen en die asch naar den
hemel strooien en daar werden toen booze zwe
ren aan de menschen en aan het vee, alzoo dat
de toovenaars voor Mozes niet staan konden
vanwege de zweren, want aan de toovenaars
waren zweren en aan alle de Egyptenaren.
Dit oordeel trof dan de menschen, die het
merkteeken van het beest hadden en die zijn
beeld aanbaden. De menschen dus, die de staats
macht eerden als de hoogste macht die den
staat vereerden als God die in hun heele levens
openbaring zich kennen deden als vijanden Gods
en die zich zóó een plaats in deze wereld ver
zekerden om te kunnen koopen en verkoopen.
Maar evenmin als de toovenaars Farao kon
den helpen, maar zelf vanwege de boosaardige
zweren, niet konden staan voor Farao, evenmin
kon nu het beest, dat zij aanbaden hen helpen
om ze van de boosaardige zweren te verlossen.
Als de tweede Engel zijn fiool uitgoot in de
zee werd zij bloed als van een doode en alle
levende ziel is gestorven in de zee.
Soortgelijk was de uitwerking van de derde
fiool, die werd uitgegoten op de rivieren en de
fonteinen der wateren. Ook die wateren werden
bloed.
Hier treft weer de overeenkomst met één van
de plagen in Egypte. En daarin komt weer uit
de eenheid van de heele Schrift. In de verlossing
van Israël uit Egypte is als in beeld te zien de
groote verlossing van Gods volk uit de macht
van den anti-christ, die zich, evenals Farao,
tegen God zal stellen.
Eén van de tien plagen was dat water in bloed
veranderd werd (Ex. 7:20). Maar nu werd al
het water bloed het water van de zee en van
de rivieren en van de fonteinen der wateren.
Bloed als van een doode. De wateren werden
totaal onbruikbaar. In de zee sterft dan alle le
vende ziel. De mensch wordt gefolterd door
dorst, want één van de bronnen zijns levens
wordt hem afgesneden.
En daarbij komt dan het kwaad door het uit
gieten van de vierde fiool. Deze wordt uitgegoten
over de zon en haar wordt dan macht gegeven
de menschen te verhitten door vuur en de men
schen werden verhit met groote hitte en laster
den den Naam Gods, die macht heeft over deze
plagen en zij bekeerden zich niet om Hem heer
lijkheid te geven.
Een vloek wordt voor den mensch de zonne
warmte, die een zegen was. God behoeft maar
even de verhouding tusschen de zon en de aarde
wat te veranderen en de zon maakt den mensch
het leven op aarde onmogelijk.
Zoo waren het wel ontzettende, aangrijpende
dingen, die aan Johannes getoond werden.
Over de menschen kwamen boosaardige krank
heden, de bronnen van hun leven vloeiden niet
meer het leven werd hun schier onmogelijk ge
maakt. In een tijd, dat ze daaraan vanwege de
gloeiende hitte meer dan anders nog behoefte
hadden, ging hun het water ontbreken.
HEIJ.
De Kerk.
Zagen we in het eerste artikel over de kerk,
dat we in dezen tijd in het bizonder geroepen
zijn het kerkbesef levendig te doen worden,
dat het Nieuw Testamentische Woord eccle
sia ons twee lijnen laat zien
le. de lijn Gods, die alles bestuurt en die
vrijmachtig kiest, die zijn herauten uitzendt om
te vergaderen (Congresatie-actie Gods);
2e. de lijn des menschen, die met een vrije
daad samenkomen als coetus, daar zij hun roe
ping verstaan en leven willen naar het verbond
(coetus-daad des menschen),
nu willen we in dit artikel onze belijdenis eens
opslaan en wel artikel 29 en naar Calvijn luis
teren.
Het valt onmiddellijk op, dat de belijdenis hier
veel krachtiger, kloeker spreekt, dan velen in
dezen tijd wel willen hooren. Immers met niets
minder begint artikel 29 dan deze woorden
„Wij gelooven, dat men behoort te onder
scheiden welke de ware kerk zij.
Dit moet men doen naarstig en met goede
voorzichtigheid en uit het woord Gods."
Op dat woordje ware kerk zit hier nu eigen
lijk alles vast. Het is nog maar enkele maanden
geleden, dat we Prof. Schilder citeerden op dit
punt, toen hij inging tegen de onjuiste onder
scheiding van zuiver, zuiverder en meest zuivere
kerk.
Zoo staat het heel mooi afgedrukt in onze
catechisatieboekjes, zoo hebben we het allen ge
leerd, maar zoo spreekt onze belijdenis en Calvijn
niet en zoo kunnen we ook niet spreken als we
maar even nadenken.
Immers wie wil beweren, dat het een kwestie
van min of meerdere zuiverheid is, die stelt ver
schillende kerken op een rijtje naast elkaar.
No. 1 is 5 zuiver.
No. 2 is 10 zuiver.
No. 3 is 20 zuiver.
En als we dan nu bij 99 zuiver zijn aan
geland, dan kunnen we rustig „zalig worden".
Gereformeerden zouden op dit standpunt aldus
moeten redeneerenwij zijn het meest zuiver,
dan volgen b.v. Christelijk Gereformeerden, Oud
Gereformeerden, dan Hervormd, H. V. tot
Roomsch toe.
Natuurlijk redeneeren die andere groepen pre
cies tegenovergesteld en beginnen zij met zichzelf.
En even natuurlijk is de gevolgtrekking, dat
het dan toch heusch niet zooveel er aan toe doet
bij welke kerk men behoort. Immers het is maar
een graad verschil. Een kwestie van min of meer.
De eene kerk een paar procenten meer „zuiver"
dan de andere.
Maar zooals we reeds eerder schreven, het is
geen kwestie van „goeie dominees" of „lieve
menschen" of ook van „oude gebouwen", maar
deze kwestie dat men schuldig is zich bij de
ware kerk te voegen.
(We wijzen in dit verband op de prachtige
brochure „Ons aller moeder", die voor een ge
ringe prijs bij iederen boekhandelaar te verkrijgen
is, geschreven door Prof. Schilder.)
Calvijn zegtdat men geen twee of drie ker
ken kan vinden zonder dat Christus' lichaam
verscheurd wordt, wat onmogelijk is.
En heel sterk drukt Calvijn zich uit als hij
schrijft dat buiten haar schoot geen ver
geving der zonden verwacht mag worden en geen
zaligheid, gelijk Jesaja 37 32 en Joel 3 5 ge
tuigen.
En eveneens velen worden door trotschheid
of afkeer of naijver er toe gedreven, dat ze zich
zelf wijs maken, dat ze door bij zichzelf te lezen,
en te overdenken voldoende kunnen vorderen,
en worden er zoo toe gebracht dat ze de open
bare bijeenkomsten versmaden en de predikatie
overbodig achten. Ook dit citaat van Calvijn
wijst in de richting van „ieder is schuldig zich
bij de ware kerk te voegen".
Of we dan nu niet willen verklaren, dat de
Gereformeerde Kerken de alleenzaligmakende
zijn En of we dan nu niet alles gaan verkette
ren wat buiten onze kerken leeft
Ons eerste antwoord is we houden ons aan
onze belijdenis. En voorts zeggen we tot die
genen, die niet leven in onze kerken weest ge
hoorzaam. Spreek niet alleen, maar leef ook naar
het Woord van God.
En als we dan weer onze belijdenis opslaan,
dan lezen we, dat de kenmerken van de ware
(dus nietzuivere) kerk zijn zoo de kerk de
reine predikatie des Evangelies oefent, indien zij
gebruikt de reine bediening der sacramenten,
zoo de kerkelijke tucht gebruikt wordt.
Als we deze drie kenmerken neerschrijven, dan
is het wel dienstig om te laten hooren wat de
belijdenis verder zegt(men behoort te onder
scheiden welke de ware kerk zij) aangezien dat
alle secten die heden ten dage in de wereld zijn
zich met de naam der kerk bedekken.
Zoo komen we dus tot een drieërlei onder-