No, 23 Vrijdag 5 Juni 1936 50e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND, UIT HET WOORD, DADERS DES WOORDS. UIT DE HISTORIE. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE. MEDEWERKERS; D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, A. H. OUSSOREN, F. STAALPzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 „En zij waren volhardende in de leer der apostelen." Handel. 2 42a. De Geest is in de gemeente van Christus uit gestort. Deze uitstorting heeft geweldige gevol gen. We hooren van talen, van de bekeering van 3000 menschen, van gemeenschap der goederen, van vreeze over alle ziel. Kortom we kunnen merken dat Christus is opgestaan, dat er een machtige Koning leeft in den hemel. Jezus Chris tus brengt van uit den hemel Jeruzalem nogmaals in opschudding. Teekenen als van vuur, geluiden als van een orkaan. Jezus wil tot alle menschen zeggen, tot de kerk en tot de wereld reken met het feit, dat Ik leef en dat Ik ben opgestaan en dat Ik ben ten hemel gevaren. In Mij ligt de oor sprong van deze oplaaiende geestdrift, in Mij ligt de oorsprong van deze nieuwe beweging die de wereld veroveren zal. Pinksteren dat is vuur, Pinksteren dat is een loeiende storm, Christus is opgestaan en heeft alle macht in hemel en op aarde. Als we aan sluiting aan Hem hebben door den Geest, dan kunnen we dat merken. Als de electriciteit door stroomt dan fonkelen overal de lichten. Pinkste ren dat is vuur, vuur van liefde, vuur van aan bidding. In den hemel is een electrische centrale en daar wordt kracht opgewekt, een stroom van duizenden volts, het net staat onder hoogspan ning. De wereld wordt overwonnen, Rome komt onder den voet, we zien verslagenen, bekeerden, menschen die niet langer weten wat zij moeten doen, gebrokenen. Dat komt door die kracht van Christus. De lichten gaan aan, de lichten des Heiligen Geestes, ze gaan aan, overal, allerwe gen, de electriciteit stroomt, het komt uit den hemel. Er is licht in de wereld, licht in de duis ternis, er is geloof, aanbidding, rust, zaligheid, verlangen. En nu staat er schijnbaar zoo nuchter en koud: „en zij waren volhardende in de leer der apos telen". Buitengewone dingen zijn gebeurd op den Pinksterdag. En nu stuiten we weer op het gewone. Hoe alledaagsch, hoe gewoon. Bijna zijn we teleur gesteld. Verloopt het nu daarin Is dat nu alles Was het misschien toch geen stroovuur 't Begon zoo goed. Moet ik met deze beweging nu mee doen Wij menschen zijn verzot op het buitengewone. We willen door het vuur van een gloevolle rede worden meegesleept. We hooren graag van een sterfbed, van een buitengewone bekeering. En nu staat hier dat nuchtere „en zij waren volhardende in de leer der apostelen". Laten wij begrijpen, dat juist uit deze mededeeling zonne klaar blijkt, dat de beweging echt is. Een stroo vuur te doen branden is zoo moeilijk niet. Moei lijk is juist door te zetten, tegen alle bestrijding in, moeilijk is vol te houden. We kunnen dit alleen door een bijzondere kracht. Deze kracht is hier aanwezig. De 3000 menschen zijn werke lijk bekeerd. Ze leven niet bij een ontroerd oogenblik, maar ze leven door den Heiligen Geest, die hen doet blijven bij de leer der apos telen. Wat is dat, de leer der apostelen? Wij zouden zeggenhet is de ambtelijke bediening des Woords in het kerkinstituut. Wij zouden zeggen: ze gingen geregeld naar de kerk, ze luisterden aandachtig naar het Woord en ze namen het ter harte. De leer der apostelen, dat is de leer van Jezus' sterven en opstanding en hoe dit alles naar Gods Raad moest geschieden. Beschamend voor onzen tijd. Wij zoeken den Heiligen Geest bij voorkeur buiten het kerk instituut. In die doode, slapende kerk, in dat officieele christendom kan het toch niet zijn. Maar het is er juist wel, het is aanwezig, het vuur des Geestes, in die kerk die zich houdt aan het ambt, die uitgaat van de ambts-, dat is de aanstellingsgedachte. Weg met het willekeurige. Wij moeten het zoeken daar waar God ons den weg wijst. En daar waar God ons den weg wijst is ook den Heiligen Geest. Want de Geest is daar waar in trouw en volharding wordt vast gehouden aan het ambt en aan de leer der apos telen. In die volharding en die trouw openbaart zich den Heiligen Geest. Want van God is wat zich aan God en zijn Woord vasthoudt. Ge hoorzaamheid is de voornaamste vrucht in de doorwerking van den Geest. Wemeldinge. VAN DIJK. ONZE PREDIKANTEN-CONFERENTIE. Het vorig jaar hadden we, in afwijking van den sinds jaren gevolgden regel, een middag- en avondvergadering van onze Zeeuwsche Gerefor meerde predikanten-conferentie. Die afwijking was toen noodig met het oog op de Gemeenteraadsverkiezingen, die in vele plaatsen der provincie juist op dien dag werden gehouden. Daarvoor was ook de Particuliere Synode een dag later gesteld. Dit jaar kunnen we weer den gewonen gang van zaken volgen en hebben we een morgen en middagvergadering en dat ook nu in de plaats, waar de Particuliere Synode saamkomt, te Goes. En wel a.s. Dinsdag. In de enveloppen, waarin het agendum van de Particuliere Synode werd gezonden aan alle ker keraden, werd ook aan dat van de predikanten- conferentie een plaats gegund en alzoo werden alle predikanten met den belangrijken inhoud daarvan al op de hoogte gesteld. We kunnen hier dan wel volstaan met de meedeeling, dat in de morgenvergadering aan de orde komt een re feraat van Ds. van der Guchte te Veere over „Verhouding van het Koninkrijk Gods tot de „wereld" en in de middagvergadering een refe raat van Dr. W. H. van Zuylen te Wissekerke over: „Bartholomaeus Keckermann (1572-1609) in zijn beteekenis voor de Geref. theologie". We hopen, dat alle collega's in de gelegenheid zullen zijn de conferentie bij te wonen. Voor de jongere collega's worde hier meegedeeld, dat door de Particuliere Synode het bezoeken daar van gemakkelijk wordt gemaakt omdat de reis kosten worden vergoed en aan de conferentie gangers een maaltijd wordt aangeboden. Dit moge hen animeeren om dadelijk ter conferentie te verschijnen en dan zullen ze daarvan ook trouwe bezoekers worden. VOORBEREIDING VOOR HET UITGIETEN DER ZEVEN FIOLEN Openb. 15. (Waarom die voorbereiding Van twee zaken spreekt Openb. 15, die beide dienden om Johannes voor te bereiden op wat hij zou zien als de zeven fiolen, vol van den toorn Gods, zouden uitgegoten worden. Daarop werd hij voorbereid doordat hij mocht beluisteren het lied der zangers aan de glazen zee. Allen, die den Heere vreezen, behoeven voor die oordeelen Gods, hoe vreeselijk ook, niet te vreezen zij zullen daardoor niet getroffen worden. Hen wacht de zaligheid, dat zij, als alles zal volbracht zijn, zullen mogen zingen het lied van Mozes en het Lam. Daarop werd hij ook voorbereid door het zien van hen, die de uitvoerders der oordeelen Gods zouden zijn. Engelen waren het, heerlijke Enge len, komend uit den Tempel in plechtige ge waden en de fiolen, die zij moesten uitgieten, waren van zuiver goud. Van deze Engelen was niet te denken, dat zij ooit iets zouden doen, dat onheilig en onedel was. De vraag is der overweging waard, waarom die voorbereiding aan Johannes geschonken werd. En dat temeer omdat gelijk we zagen Jo hannes reeds meermalen zulk een voorbereiding ontving. Het antwoord op die vraag zullen we kunnen vinden, wanneer we denken aan een woord als in Ps. 367Uw oordeelen, o God, zijn een groote afgrond en in Ps. 119:120: het haar mijns vleesches is te berge gerezen van verschrik king voor U en ik heb gevreesd voor Uwe oor deelen. Er zijn wel menschen, die daarover anders denken, die zonder eenige vervaarnis over Gods oordeelen spreken, die bij voorkeur daarover spreken en die nooit op de gedachte komen, dat er eenige voorbereiding noodig kan zijn om daar over zonder gevaar te kunnen spreken. Maar die zöö denken, denken verkeerd en hun spreken is een hoogst ondoordacht spreken, dat oorzaak kan worden van veel kwaad. Typeerend is wat Ps. 36 7 zegt, dat Gods oordeelen een groote afgrond zijn. Gevaarlijk is het om in een afgrond te blikken, daar wordt een mensch duizelig van en dan kan de neiging opkomen om zich in dien afgrond te werpen. Zöö gaat het ook den mensch, die ziet op Gods oordeelen, die een groote afgrond zijn. Dien mensch bedreigen gevaren. Zijn denken wordt overstelpt. Toch is het noodig, dat hij ook een blik werpt in dien grooten afgrond. Dat was noodig voor Johannes. Maar de Heere rekende toen met het gevaar, dat hem bedreigde en de Heere gaf hem wat noodig was, om te kunnen aanschouwen de vreeselijke dingen, die hem zouden getoond wor den bij de uitgieting der zeven fiolen. Als er toch één gevaar is bij het zien van Gods oordeelen dan wel dit gevaar, dat Gods oordee len onrechtvaardig schijnen omdat ze te hard zijn. En daarom gaf God aan Johannes wat hem voor die gedachte kon bewaren. Johannes mocht zien de uitvoerders van Gods oordeelen. Deze kwamen rechtstreeks uit Gods tempel. En die uitvoerders waren geen lage we zens, instrumenten van onrecht, maar vorstelijke Engelen. En als zij uitgingen om Gods oordeelen te vol trekken, dan vonden ze geen tegenstand maar medewerking bij de vier levende wezens, bij de vertegenwoordigers van die Schepping, die zij met Gods oordeelen zouden aangrijpen. En wat Johannes nog meer moest treffen, dat was het gezang der verlosten het gezang, dat zal aangeheven worden, nadat al Gods oordeelen zullen volbracht zijn. Dat gezang zal zijn één verheerlijking op de oordeelen Gods, die wel vreeselijk zijn, maar ook rechtvaardig oordeelen, waardoor Gods volk verlossing ontvangt en God verheerlijkt wordt in de grootheid van Zijn werken. Door die voorbereiding zal het mogelijk zijn, dat Johannes aanschouwt de vreeselijke dingen, die door de uitgieting der zeven fiolen komen zullen, want dan zal bij hem blijven het geloof, dat God rechtvaardig is en waarachtig in al Zijn wegen. Door dit alles zullen we ons laten leeren om -te bedenken, dat God niet van ons vraagt, dat we altijd alleen maar zouden blikken in den die pen afgrond van Zijn oordeelen. Wij zullen ons vertrouwen niet geven aan hen, die alleen maar weten van Gods oordeelen. Wij zullen hun niet de eere geven, dat zij de getrou wen zijn. Met Gods Woord in de hand zullen we hen bestraffen, wanneer zij zöö maar, alsof het een gewone zaak is, over die ontzettende dingen spreken, alsof niet het ontvangen van de boodschap daarover eenige nadere voorbereiding eischte. Maar we zullen dan öök bedenken, dat het ook noodig is een blik te werpen in den diepen afgrond van Gods oordeelen en lezen wat God aan Johannes deed zien, als de fiolen, vol van den toorn Gods, werden omgekeerd en Gods oordeelen op de aarde kwamen. Daarbij mogen we dan niet vergeten, dat een juiste blik op Gods oordeelen alleen verkregen wordt als we daarachter staan en dat de Heere daarom, vóór Hij aan Johannes toonde de oor deelen van hoofdstuk 16, beluisteren deed den zang der verlosten, zooals die gezongen zal wor den, als zij achter die oordeelen zullen staan. Den rechten blik op Gods oordeelen over Farao had Israël pas toen het stond aan de Roode Zee en zingen mocht, dat het paard en zijn ruiter in de zee was geworpen. Daarvóór murmureerde Israël over dien weg Gods, waardoor ook hun lot werd verzwaard. Maar als zij staan aan de Roode Zee, waarin Farao met zijn leger verzwolgen was, dan is alle murmureering opgehouden dan is er maar één gejuich Zingt den Heere, want Hij is hoog ver heven. Dan zien ze de rechtvaardigheid en de waarachtigheid van Gods wegen. Zoo zullen de verlosten dan pas ten volle den rechten blik hebben op Gods oordeelen, wan neer zij daar achter zullen staan, en zooals Israël aan de Roode Zee zong het lied van Mo zes dan zullen mogen zingen het lied van Mozes en van het Lam. Dan eerst zullen zij ten volle verstaan den weg, dien God hield met het Lam, met den Christus, als Hij Hem overgaf tot den kruisdood en Hem onder Zijn oordeelen bezwijken deed. Dan zullen zij verstaan den weg, dien God hield met Zijn vijanden en met hen. En dan zullen ze in al die wegen slechts stof vinden om Hem te verheerlijken, den Almachtige, die groot en won derlijk is in Zijn werken, rechtvaardig en waar achtig in Zijn wegen. En daarom laat God ons dat lied nu reeds hooren, opdat we daardoor ons zouden laten leeren, wanneer we nog midden in die oordeelen Gods verkeeren en zouden gelooven datgene, waarvan zij zingende rechtvaardigheid en waarachtigheid van al Gods wegen. We hebben dat wel bijzonder noodig in onzen tijd, die vol wordt van de oordeelen Gods. Die oordeelen brengen benauwing ook over hen, die God vreezen. Het gaat dan met hen als met Israël in Egypte als God over Farao de plagen bracht, die zouden leiden tot Israëls verlossing. Onder die plagen leed ook soms Israël. En het murmureerde dan. Laat ons dan niet murmuree- ren, maar leven uit het geloof, dat God recht vaardig is. Laat er veel gebed zijn, opdat de Heere ons leere door Zijn Woord en Geest Hem te vreezen en te aanbidden. Dan zullen ook wij mogen zijn onder de zan gers, die zullen staan aan de glazen zee en die bij het liefelijk geluid van de harp, zullen zingen het gezang van Mozes den dienstknecht Gods en het gezang des Lams. HEIJ. De kerk. Het valt moeilijk te ontkennen, dat in den tegenwoordigen tijd het kerkbesef op den achter grond komt. Nu ja, we zijn leden van de kerk, maar in de eerste plaats zijn we leden van vereeniging A, voorts nog van vereeniging B, club C, dan hebben we nog onze speciale liefhebberijtjes, onze stok paardjes, en heelemaal achteraan sukkelt ook nog zoo iets als de kerk. Nietwaar, dat is toch wel de mentaliteit bij sommigen. Het bewustzijn dat gedoopte kinderen en be lijdende leden rijk zijn, werkelijk schatten bezit ten krachtens hun lid zijn van Christus' kerk, leeft niet meer bij velen. De kerk wordt gezien, wordt steeds meer ge zien in onze egoïstische en materialistische tijd als een „zaakje met een zakje" (Sikkel). En het is dan ook geen wonder, dat diegenen, die „buitenstaan", steeds meer sympathie gaan koesteren voor de menschen van de kerk. Dat de gapende kloof tusschen wereldling en kerk leden steeds kleiner wordt. En dat komt werkelijk niet hieruit voort, dat de wereld met haar houding dichter nadert tot de kerk. Dat ze meer principieel belijnd wil wor den, integendeel haar houding is wezenlijk de zelfde sedert alle eeuwen, alleen is ze thans nog geraffineerder. Maar als dan de houding van de wereld niet veranderd is, en de kloof is kleiner geworden, dan volgt hier heel logisch uit voort, dat de kerk dichter bij de wereld is gekomen en komt. Verwordingsverschijnselen, vallen op te mer ken. Innerlijke decadentie. Zelfvernielings- en zelfvernietigingsproces valt te constateeren. En dan denken we aan wereldgelijkvormigheid, aan Zondagsontheiliging, aan de gewoonte om on- noodig eenmaal den dienst bij te wonen, daarmee bewijzende, dat er geen honger is, geen begeerte, geen verlangen is naar geestelijke spijze, we den ken aan het dienen van den Mammon, het weg schuilen achter de crisis in het inhouden van zijn gaven, en dus het zondigen tegen het achtste ge bod, aan het zedenverval getuige sexueele uit spattingen, aan het doordringen van het Neo- malthusianisme, getuige het achteruitgaan van het aantal geboorten in onze kerken. We zouden meer kunnen noemen, maar dit zij genoeg om te doen verstaan, dat het er voldoende redenen aanwezig zijn om te trachten het kerkbesef te doen opleven, om slapenden wakker te schudden, om dommelende christenen hun rijkdom voor te houden. Want er is een slapen en dommelen van sommigen. In deze bij uitstek bewogen tijden verstaan ze niet de geweldige aanvallen op de kerk eenerzijds, en de groote rijkdom die zij en ons land en volk bezitten in de kerk, met de opleidingsscholen (Theologische School en Vrije Universiteit) anderzijds. Ieder, die een eenigszins leidende positie heeft, doet wel zooveel mogelijk op deze dingen te wij zen. Het bewustzijn moet weer levendig en meer levendig worden, dat we God danken moeten voor de zegeningen ons geschonken. Onze jon gens en meisjes moet het bewustzijn bijgebracht worden, dat zij deelen in de heerlijkste gaven, die iemand kan ontvangen in dit leven bonde lingen zijn ze, dat wil niets minder zeggen dan beelddragers Gods, dien de schatten van ver geving der zonden en het eeuwige leven rechtens toekomen. We moeten de machtige inhoud van woorden als kerk, bondeling, vergeving niet maar kennen als klanken, maar we moeten ze als grootste schatten meedragen in dit leven. We hopen, zoo de Heere wil, heel eenvoudig iets van die rijkdom, die wij leden van de kerk bezitten, te laten zien. Als we het woord kerk (ekklesia) in zijn grondbeteekenis nagaan, dan vinden we daarvoor saamgeroepen politieke menigte. Het was zoo in de Grieksche wereld dat, wanneer belangrijke beslissingen te nemen waren, het stadsbestuur de bevolking, d.w.z. stemgerechtigde burgers, bijeen riep b.v. in het theater. De menigte werd dezelf den naam gegeven als in het Nieuwe Testament de kerk van Christus ontvangt. Het klonk dan ook wel heel wonderlijk in de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1936 | | pagina 1