No. 20
Vrijdag 15 Mei 1936
50e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
UIT DE HISTORIE.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE.
MEDEWERKERS; D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, A. H. OUSSOREN, F. STAALPzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
GEEN KAARS ONDER EEN KORENMAAT
Matth. 5:15.
Waarom heeft Christus ons tot lichtdragers
gemaakt Op deze vraag kan slechts één ant
woord gegeven worden wij hebben het licht
ontvangen, om 't te doen uitstralen, zoo ver als
maar mogelijk is. Het is de taak van de gemeen
te, waaraan wij allen hebben mee te werken,
heel de wereld met al haar levensterreinen te
beschijnen met het uitstralend licht. Het licht mag
niet verborgen blijven. Integendeelde gemeente
moet zijn als een stad, die boven op een berg
is gebouwd, zóó dat iedereen haar zien kan, zóó
dat zij opvalt door haar schoonheid en sierlijk
heid. En wanneer de gemeente maar leeft, dan
zal het licht tevoorschijn schieten uit de vensters
van de huizen, want de stad op den berg be
hoort een lichtstad te zijn, schitterend afstekend
bij de duisternis der wereld.
Het is de aard, de natuur van het licht, dat
het uitstraalt, zijn schijnsel in het rond werpt.
Daarom zet men 't ook niet onder een korenmaat
en ook niet, zooals Marcus en Lucas zeggen
onder een bed. Dat is eenvoudig dwaasheid, dat
gaat tegen den aard van het licht lijnrecht in.
Men steekt 't aan om 't schijnsel te gebruiken
en anders heeft een lamp geen zin.
De gelijkenis is duidelijk genoeg. Jezus zegt
hier tot de gemeente „Gij hebt 't licht uit ge
nade ontvangen laat het nu ook schijnen". Zoo
wil Christus u aanvuren.
Dat is noodig. Want helaas zien we telkens
het bedroevende verschijnsel, dat zij, die zich
noemen naar Christus en meenen het licht te
hebben, toch de neiging vertoonen, dat licht on
der een korenmaat of onder een bed te plaatsen.
Die korenmaat herinnert ons aan het practi-
sche leven, met name aan het zakenleven. Niet
zonder opzet zal Jezus juist dit beeld gekozen
hebben. Want waardoor lijdt de uitstraling van
Christus' licht zoo telkens schade Waardoor
wordt de glans van onze liefde, onze heiligheid,
onze goedheid zoo gedurig verdoft Omdat wij
nog te veel opgaan in de dingen van deze we
reld, omdat wij nog zoo vast zitten aan het stof.
Daarom gaat het licht telkens schuil achter de
korenmaat, achter het zakelijke, het wereldsche,
het eigen belang.
En dan gebruikt Jezus nog het beeld van de
kaars onder het bed. Het ligt voor de hand, hier
te denken aan geestelijke traagheid en slapheid,
waardoor wij lang niet genoeg bezig zijn met de
uitzending van het licht. Och, velen konden meer
doen voor het Koninkrijk der hemelen. Ze kon
den zich veel meer geven. Maar zij hebben de
rust te lief, ze zien tegen de inspanning op en
de kaars wordt onder het bed gezet.
Maar waar werkelijk de lampen zijn aange
stoken door Jezus Christus, daar kan het licht
nooit lang verborgen blijven, maar het zoekt
steeds naar een uitweg om te schijnen tot ver
in het rond.
Wij moeten ons ernstig onderzoeken, of er
wel iets van ons uitgaat. Zijn bij ons inderdaad
de lampen brandende En zijn ze zóó gesteld,
dat de stralen in de wereld vallen Gaat er van
ons werkelijk kracht en licht en warmte uit
Wie een overtuiging heeft en hij is er vol van,
zoekt ook anderen voor zijn overtuiging te win
nen. Hij spreekt er over, grijpt elke goede ge
legenheid aan, om zijn standpunt uiteen te zetten
en zijn licht te doen schijnen. Iemand heeft de
idee, dat er iets in het maatschappelijke leven
verkeerd is en dat dit of dat maar eens „anders"
moet worden. En zie, zijn gedachten maken hem
welbespraakt. Overal spreekt hij over 't kromme,
dat hij meent ontdekt te hebben. Gij kunt 't eiken
dag hooren, tot vermoeiens toe. Maar ik vraag
mij dikwijls afHebben onze menschen niet iets
anders te doen Moeten ze het vuur van hun
ijver niet geven aan een betere zaak? Waarom
hooren we hier en daar zooveel van de quaesties
van den dag, van de korenmaat en zien wij zoo
weinig van het licht
Als gij werkelijk licht hebt en licht zijt, dan
moet dat uitstralen. De kaars moet op den kan
delaar de lamp moet ingeschakeld zijn en licht
geven allen, die in het huis zijn.
Die in het huis zijn. Ja, wij moeten beginnen
bij het begin. Er zijn menschen, die graag hun
licht buitenshuis laten schijnen, en dan door al
hun ijver het eigen huis te veel vergeten. Maar
in het Christelijk huisgezin hebben vader en moe
der en kinderen er om te denken, dat de lampen
van liefde en rechtvaardigheid, goedertierenheid
en zachtmoedigheid altijd brandende moeten zijn,
om elkander te verlichten, te verwarmen, te ver
troosten. Ouders, laat uw kinderen gevoelen de
liefde van Christus toont hun de heiligheid van
Christus gaat hun voor op den weg van Chris
tus en zorgt er voor, dat zij altijd weer in u zien
de lichtende gestalte van onzen Heere en Heiland.
Maar als de lamp in het huis haar schijnsel
geeft, zal het licht vanzelf ook door de vensters
naar buiten vallen. In de wereld is duisternis.
Paulus zegt 't met sterke woorden in de wereld
leeft een krom en verdraaid geslacht. Daar is
de nacht van de onwetendheid nog steeds over
de velden uitgespreid. En nu moet gij uw hooge
en heilige taak zien. Gij zijt nu van Christus'
wege geroepen om in de wereld op te heffen het
licht van Zijn genade. Zooals Christus Zelf ge
werkt heeft als profeet, priester en koning, zoo
moet gij opheffen de lamp van het Woord, het
licht van de liefde, de fakkel van de Koninklijke
gerechtigheid.
Er moet iets van u uitgaan. En er zal iets van
u uitgaan, als gij maar waarlijk levend contact
hebt met de bron van alle troost en licht. Er is
niets zoo gevaarlijk en ellendig voor de zaak van
Jezus Christus als het naam-Christendom, dat
wel den schijn, maar niet het schijnsel van het
geloof vertoont. Door dit naam-Christendom is
al wat schade toegebracht aan de kerk des Hee-
ren. En daarom kunnen wij elkaar nooit genoeg
opwekkenOnderzoekt toch uzelf, of ge wel
in het licht zijt, of ge wel leeft in de nabijheid
van Christus
Ja, ik weet 't wel, dat de Satan zeer begeert,
uw licht te dempen met de korenmaat. En het
lukt hem ook maar al te vaak. Wij allen moeten
ons er steeds van beschuldigen, dat wij nog zulke
flakkerende kaarsen en zulke zwakke lichtpunten
zijn. Wij moeten 't met schaamte belijden, dat
de korenmaat zooveel glans wegneemt.
Maar een ieder, die de liefde van Jezus Chris
tus draagt in zijn ziel en met den Heiland in ver
binding staat, die weet, dat 't tegen de natuur
van het licht ingaat, als het niet uitstraalt. De
oprechte discipel zal dan ook strijden tegen alles,
wat de uitzending van het licht in den weg staat
en hij zal bidden „O, geest van Christus, ver
breek de werken der duisternis en alles, wat Uw
licht verbleekt".
Vlissingen. G. SMEENK.
CHRISTUS' KOMST TEN OORDEEL.
Openb. 14:14—20
(De oogst der aarde) II.
Het oogstwerk, waartoe de Zoon des men
schen komt, zal ook zijn tot dood en verderfenis.
Zal de goede tarwe worden ingedragen in de
schuur, het onkruid zal worden verbrand (Matt.
13:30).
Over dien anderen oogst spreken de verzen
17—20.
Daarbij zal de Zoon des menschen niet op
dezelfde wijze werkzaam zijn als bij den tarwe
oogst. De sikkeldrager daarbij is niet de Zoon
des menschen, maar een andere Engel, vs. 17.
En een andere Engel kwam uit den Tempel, die
in den hemel is, hebbende ook zelf een scherpe
sikkel. Uit den Tempel komt deze Engel met
een opdracht Gods in dienst van den Zoon des
menschen.
Ook deze Engel moet vóór hij zijn werk kan
aanvangen wachten op een nader bevel, dat hem
straks wordt gebracht door een anderen Engel,
die van het altaar kwam, een Engel, die macht
had over het vuur (vs. 18).
Van het altaar kwam deze Engel. Van dat
altaar, waaronder volgens 6 10 de zielen
waren, die gedood waren om het Woord Gods
en om de getuigenis, die zij hadden en die riepen
om wraak „hoe lang, o heilige en waarachtige
Heerscher, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet
van degenen, die op de aarde wonen De En
gel, die van dat altaar komt en macht heeft over
het vuur, is de Engel, die het wraakvuur, het
vuur der vergelding ontsteekt.
En deze, van het altaar komende Engel, brengt
dan aan den Engel, die de scherpe sikkel heeft,
het bevelZend uw scherpe sikkel en snijd af
de druiventakken van den wijngaard der aarde.
(Een nieuwe vertaling leest hierde druiven
trossen van den wijnstok der aarde.)
De Engel zond toen zijn sikkel op de aarde
en sneed af den wijnstok der aarde en wierp dien
in den grooten wijnpersbak van den toorn Gods.
Met den wijnstok der aarde worden aangeduid
alle goddeloozen der aarde in hun eenheid. Er
is bij allen één booze wortel van het kwaad en
éénzelfde booze vrucht. En als die vrucht dan
rijp geworden is, als de zonde tot haar volkomen
ontwikkeling gekomen is, dan komt het oordeel.
En dat oordeel is dan volkomen. De wijnstok
wordt afgesneden en geworpen in den wijnpers
bak van Gods toorn.
In overeenstemming met het beeld van den
wijnstok is het beeld van den wijnpersbak van
den toorn Gods, waarin de druiven vertreden
worden.
Het oordeel, dat alzoo over de goddeloozen
komt, is wel vreeselijk. Die wijnpersbak staat
buiten de stad, buiten het nieuwe Jeruzalem en
als dan de wijnstok vertreden wordt, dan komt
er bloed uit dien wijnpersbak tot aan de toornen
der paarden, duizend zeshonderd stadiën ver.
Eén stadie is 192 Meter. 1600 stadiën is dus
ruim 310 K.M., of ongeveer 60 uur gaans. Ook
hier is het getal 1600 symbolisch. 1600 4 X4
X 10 X 10, en stelt voor de volheid in de
hoogste mate. Zoover strekte zich de bloed
stroom uit en dan komend tot de toornen der
paarden.
Als zóó van die stroomen bloeds wordt ge
sproken wijst dit op een oorlog, waarin heel veel
bloed zal vergoten worden. Het einde zal komen
met een vreeselijken krijg, waarin de mensch-
heid zich zelf verteeren zal. Van dien strijd
spreekt Openb. 16:14 dat de geheele wereld
vergaderd zal worden tot den krijg van dien
grooten dag des almachtigen Gods. Ook Openb.
20 7, dat de Satan zal uitgaan om de volken te
verleiden, die in de vier hoeken der aarde zijn,
Gog en Magog, om hen te vergaderen tot den
krijg, welker getal is als het zand aan de zee.
Zoo zal in Gods gericht de ondergang komen
en de eeuwige verbrijzeling der goddeloozen.
Waartoe dient nu de Openbaring aangaande
deze dingen
Die vraag mag wel onder 't oog gezien, om
dat hier dreigt het gevaar van een zeker fata
lisme. Het gevaar voor de gedachte, dat het nu
eenmaal zoo komen moet en dat niemand zijn
noodlot kan ontgaan.
Die gedachte zou dan echter een zondige dwa
ling zijn. Er is geen fatum, geen noodlot. Alles
gaat naar het bestel Gods, die de wereld regeert
naar Zijn rechtvaardige en wijze wetten. En God
komt niet met Zijn oordeel dan nadat de men
schen zich voor dat oordeel hebben rijp gemaakt
door de voltooiing hunner zonden in het zich
verzetten tegen den almachtigen God, in het ver
werpen van Zijn genade in Christus. En God
geeft ons dit Woord juist daarom, dat we niet
zouden zondigen, maar ons aan Hem zouden
onderwerpen en de genade Gods in Christus
zouden aannemen.
Waartoe die Openbaring
Opdat we zouden weten van de heerlijkheid
van Christus, die ook daarin uitkomt, dat de ver
houding, waarin de mensch zich stelt tegenover
Christus, beslist over Zijn eeuwige bestemming
hetzij ten leven, hetzij ten doode.
Maar dan ook om te bewegen tot het geloof
in dezen Christus. Om allen, die nog niet voor
Hem leerden buigen, toe te roepen erkent Hem,
als den van God gegeven Zaligmaker, opdat gij
eenmaal zonder verschrikken voor Hem zult
kunnen verschijnen.
En eindelijk ook om te troosten, die in Hem
gelooven, die Hem erkennen als hun Heer en
God, als hun Borg, die daarom gekruisigd werd,
opdat Hij Zich om hunnentwille voor Gods ge
richt zou stellen en allen vloek van hen weg
nemen. Zij mogen Hem, die komt als Rechter
verwachten met blijdschap, want ze mogen we
ten, dat Hij hen met alle uitverkorenen tot zich
in de hemelsche blijdschap en zaligheid nemen zal.
Dit woord spreekt dan zoo van de eindcrisis,
waarheen we op weg zijn.
Nu is er een andere crisis, die op heel het
denken beslag zoekt te leggen, omdat ze de vraag
insluit aangaande tijdelijke welvaart of armoede.
En nu komt dit Schriftwoord om ons te zeg
gen, dat belangrijker dan de vraag tijdelijke ar
moede of tijdelijke rijkdom, de vraag is eeuwige
armoede of eeuwige rijkdom Eeuwig leven of
eeuwige dood
En het antwoord op die vraag is in wezen
dezelfde vraag als deze welke is uw verhouding
tot Jezus Christus, die is gekruisigd en gestorven
maar ook opgewekt en verheerlijkt.
Daarom meene niemand, dat hij nu geen tijd
zou hebben om zich met die vraag bezig te hou
den, omdat hij alles moet doen voor zijn maat
schappelijke welvaart om daar 't hoofd boven
water te houden.
Wat hij allereerst noodig heeft is niet, dat het
maatschappelijk met hem in orde kome, maar
dat verlost worde en zich verlossen late door
Hem, die kwam om zondaren te verlossen.
Wee toch dien mensch, die de liefde van
Christus versmaden zou en de tijdelijke goederen
hooger schatten dan de eeuwige, voor welker
verwerving Jezus Zijn leven gaf.
In deze crisisdagen blijve men denken aan de
boodschap aangaande de groote eindcrisis en
bedenken, dat daarin alleen zij zullen bestaan,
die geloofd hebben in den Heere Jezus Christus
en Hem heerlijkheid gegeven hebben.
HEIJ.
Nog enkele critische opmerkingen betreffende
het Mysticisme.
Wie het inwendig licht hooger stelt dan het
Woord des Heeren, vergete niet, dat dat „licht"
wel eens valsch licht kan zijn. De satan dient zich
aan als een engel des lichts. Natuurlijk moeten
we vasthouden aan de Openbaringen aan apos
telen en profeten. De Heilige Schrift leert ons
uitdrukkelijk, dat deze van den God der lichten
komen, maar als we dit aanvaarden, dan gaan
we daarmede nog niet de vermeende openbarin
gen van de menschen-van-nu op een lijn stellen.
Wat hebben zich velen geïnspireerd gedacht
door Gods geest, en hoe dikwijls bleek het later
een valsche geest te zijn. En wat zijn er ook in
onzen tijd niet velen, die ten volle overtuigd zijn,
dat zij de waarheid dienen, en ze dienen den leu
gen. Daarom is het noodig, ieder steeds weer te
wijzen op een Gids, die met goddelijk gezag is
bekleed. Als God zich aan de ziel openbaart,
dan doet Hij dit door het Woord.
Als we vragen naar de vruchten van het valsch
Mysticisme, dan moeten we constateeren, dat het
wrange vruchten zijn. De valsche mystici hebben
in den regel zeer weinig waardeering voor de
geïnstitueerde kerk, voor de ambten, voor de
sacramenten (ondanks alle bewering-van-hoog-
achting, ziet men in de ongehoorzaamheid b. v.
tegenover het avondmaal geringschatting) en last
not least voor de Schrift.
Wat heeft het valsch Mysticisme door de
eeuwen heen een sociale misstanden gekweekt
en wat heeft het soms uitspattingen in de hand
gewerkt.
Dat is natuurlijk niet te verwonderen in het
licht van het voorafgaande. Wie het inwendig
licht ontvangen heeft, kan nooit tot de wet en
tot de getuigenis worden geroepen, hij heeft een
hoogere openbaring en al wat op papier in den
Bijbel staat, staat veel beter en in zijn ziel ge
grift. En die Bijbel moet tenslotte wijken voor
hetgeen God direct aan de ziel geopenbaard heeft.
Het is dan ook geen wonder, dat bezoek van
ambtsdragers bij valsche Mystici in den regel met
onvruchtbaarheid gedoemd is. Immers die ambts
dragers zijn menschen, die leven naar het papie
ren Woord, maar zij zijn de menschen die leven
naar het „goddelijke" Woord.
Welke argumenten men ook inbrengt, en wel
ke „bewijzen" uit Gods Woord men ook aan
haalt, het baat niets het laatste woord is aan
den valschen mysticus, die ieder verslaan kan,
want God heeft het zelf direct aan zijn ziel ge
openbaard. Niet de mensch die buigt voor het
Woord des Heeren, maar de mensch die zich
stelt boven de Heilige Schrift heeft het laatste
woord.
Voorts is niet te ontkennen, dat de valsche
Mystiek niet de eere Gods zoekt op alle levens
terrein, maar dat ze vooral zoekt eigen zaligheid
en genieting.
Vandaar de begeerte, dat speciale zieltjes spe
ciaal behandeld worden, d.w.z. in dit verband,
speciaal eere wordt toegebracht. Gaarne spreken
dezulken met een verkleinwoord over zichzelf
het volksje onze arme zieltjes een zoet
woordje ja, ze willen den Heere niet oneer
biedig aanspreken, maar intusschen verkleinen ze
ook Hem en ze spreken Hem aan met je en jij.
Zelfs heb ik nog wel eens andere woorden in het
gebed gehoord, waarbij de Groote God als een
kind toegesproken werd. De achtergrond van dit
gedoe is meestal zelfverheerlijking men moet
hooren welk een intiemen omgang Die ziel wel
met God heeft.
Maar de ware mystiek zal niet zichzelf zoe
ken de ware Mystiek heeft God op het oog.
Gods verborgen omgang vinden zielen waar zijn