No, 16 Vrijdag 17 April 1936 50e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD, DADERS DES WOORDS. UIT DE HISTORIE. ZEEUWSCHE KERKBODE. REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE. MEDEWERKERS j D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, A. H. OUSSOREN, F, STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 LEVEN EN STERVEN. „Die dood geweest is en weder levend is geworden." Openb. 2 8b. Wij zagen de vorige maal, dat Christus als Middelaar gerechtigheid verworven heeft, omdat Hij gehoorzaam was tot in den dood. Die gerechtigheid was echter niet voor Hem zelf, maar voor ons. En die maakt Hij ons nu deel door het geloof. Daardoor worden wij weer rechtvaardigen voor God. Want God ziet ons nu aan in Christus Jezus. „Hij immers droeg den vloek voor mij. Hij is voor mij gestorven. Heeft gena voor mij verworven. Ik ben van dood en zonden vrij." En wie dat nu in het geloof heeft mogen zeg gen, is niet meer dood, maar leeft. Is dood geweest, maar met Christus weder levend geworden. Dat is evenals de opstanding van Jezus Chris tus een wonder van onzen God. In ons gewerkt door den Heiligen Geest. Dat verstaat alleen de echte Paaschfeestvierder! Van nature zijn wij allen dood in zonden en misdaden, maar, als wij in gemeenschap met Christus komen, dan worden wij levend, evenals Christus weer levend is geworden. Hij immers zegt het ons„Ik leef en gij zult leven". Echte Paaschfeestvierders zijn dan ook levende menschen, door Gods Geest weer levend ge maakte menschen. Dat is een genadegave onzes Gods, dat wij dat weer mogen zijn. Maar dat moeten wij dan ook zijn, dat is een eisch onzes Gods En als wij dat niet zijn, dan is het niet in orde! En dan hebben wij ons zelf de vraag te stellen: heb ik dan wel Paaschfeest, echt Paaschfeest gevierd Of stond ik er nog buiten Is het nog aan mij voorbijgegaan Hebben wij de klacht van Jezus' dood gehoord, evenzeer moeten wij dan de roep van Zijn leven vernemen, want Hij roept het ons allen toe „Ik ben dood geweest en... weder levend geworden". En wederom „Ik ben niet een God der doo- den, maar der levenden." „Ik leef en gij zult leven." Welnu, deze vraag „Leeft gij Ja, gij leeft indien gij gelooft in Jezus Christus als uw Borg en Middelaar. Immers „wie in Hem gelooft zal leven al ware Hij ook gestorven". O, gelooft dan in Jezus Christus, Die dood geweest is, maar nu leeft, leeft ook voor u En hoe meer gij nu Hem omhelst, des te meer ook zult gij de kracht van Zijn leven in uw leven ervaren. Des te meer zult ook gij opstaan tot een nieuw leven en een hartelijke vreugde in God door Christus Jezus smaken. En daarnaast zal er in u zijn een „lust en liefde om voortaan naar den wil Gods in alle goede werken te leven". Ja, dan zal de vreugd, de Paaschvreugd in u blijvend zijn. Dan zal het feest in uw ziel blijven O neen, dan vergeet gij Golgotha, dat donkere kruishout niet, maar steeds meer zal de „Man van Smarten" u aangrijpen in Zijn ondoorgron- lijke liefde. En als gij Hem dan weer voor u ziet in dat donkere lijden, in dat vreeselijke sterven, o, dan weet gij het, dat er ook in u iets, ja alles moet sterven, ondergaan. Dat gij u zelf moet verliezen En dan is er droefheid, zoo dikwijls gij u zelf nog handhaaft en Christus voorbijgaat. Dan is er smart als gij zondigt, struikelt keer op keer En dan verstoort dat uw vreugd, maar zalig gij die treurt, want gij zult vertroost worden als gij vlucht met uw zonden in oprecht berouw tot Christus, Die ze u genadiglijk vergeeft, en u de blijdschap der zondenvergeving doet smaken, maar Die u ook oproept tot den strijd, den groo- ten strijd tegen de zonde Immers wie met Christus leeft kan geen ge meenschap meer hebben met de zonde waarvoor Christus is gestorven. Neen, die moet nu ook de zonde af-sterven Gaat dat gemakkelijk Of spoedig Neen, dat is een leven-lange strijd Daarvoor is noodig een wakend en biddend leven Een leven dicht bij het Woord van onzen God. Leef dan dicht bij God, dicht bij Zijn Woord, dan kunt gij strijden. Niet in eigen kracht, maar in de kracht van Jezus Christus, Die dood geweest is en weder levend geworden. En dan zult ook gij niet sterven, maar leven Leven met uw Heiland en Heer Hier reeds op aarde en eens in den Hemel. Daar zal alle zondetraan over de zonde zijn opgehouden, daar zal zijn eeuwige, ongestoorde vreugd. Eens, ja eens zal alle zonde ook in uw leven zijn opgehouden. Dan zal uw blijdschap ten hoogste toppunt stijgen Als de Levensvorst u zal doen verrijzen uit uw doodsgraf en u zal binnenvoeren in den Hof van het eeuwig licht, in den Hof van het Nieuwe Paradijs, waar geen schrik, geen vrees, geen twijfel, geen on geloof meer zal zijn. Oostkapelle. M. J. VAN DIJKEN. HET GEZANG VAN DE 144.000. Openb. 14:1—5 (II) (Wie deze zangers zijn). Van de 144.000 verzegelden, die in den hemel, vóór het aangezicht Gods, hun machtig, blij, teer lied mochten uitjubelen, wordt in vers 4 en 5 nog een nadere omschrijving gegeven. Vierderlei wordt daar van hen gezegd. Dat zij met vrouwen niet bevlekt zijn, maar maagden zijn. Dat zij het Lam volgen, waar het ook heengaat. Dat zij gekochten zijn tot eerstelingen voor God en het Lam. Dat in hun mond geen bedrog was, maar ze onberispelijk zijn. En in vers 1 gaat daaraan nog vooraf wat we hier als vijfde noemen, dat ze stonden rondom het Lam. Allereerst dus dezen zijn het, die met vrou wen niet bevlekt zijn, want ze zijn maagden. 't Behoeft onder ons wel geen lang betoog, dat we hier niet moeten zien een verheerlijking van den ongehuwden staat, als zou het gehuwde leven een smet brengen. Gods Woord leert het ons wel anders, wanneer we om dit ééne maar te noemen in Hebr. 13 lezen, dat het huwelijk eerlijk is onder allen en het bed on bevlekt. Bovendien zou als het huwelijk een smet zou brengen het heele vers onverstaanbaar worden, omdat alleen van mannen kan gezegd, dat zij met vrouwen niet bevlekt zijn en dan hier van die mannen wordt gezegd, dat zij maagden zijn. De bedoeling is wel duidelijk. Hier wordt ge sproken niet alleen van mannen, maar ook van vrouwen. En dan van zulke mannen en zulke vrouwen, die zich maagdelijk rein hebben ge houden voor den Heere, door niet, in geestelijke hoererij van Hem af te hoereeren, maar alleen Hem te dienen. Zij hebben zich verre gehouden van de be smetting der zonde en van de wereld. Van hen gold niet het droeve woord, dat Petrus van som migen moest schrijven, dat zij, nadat zij door de kennis des Heeren en Zaligmakers Jezus Christus de besmettingen der wereld ontvloden waren, wederom in dezelve ingewikkeld daarvan over wonnen werden, welker laatste erger was dan het eerste (2 Petri 2:20). Voor hen was niet tevergeefs de vermaning uitgegaandewijl wij dan deze beloften hebben, laat ons onszelve rei nigen van alle besmetting des vleesches en des geestes, voleindigende de heiligmaking in de vreeze Gods (2 Cor. 7:1). Het tweede dat van deze zangers wordt ver meld is, dat zij het Lam volgden, waar het ook heenging. Tot Petrus zeide de Heere: „volg Mij", „volg gij Mij" ook wanneer het zal zijn dat een ander u gorden zal en brengen waar gij niet wilt (Joh. 21). Jezus te volgen is de eisch voor allen, die Hem willen toebehooren. En dezen volgden het Lam, waarheen het ook ging, want in het Lam zagen zij den Leidsman, die hen leidde tot levende fonteinen der \Vateren (Op. 7:17). Als derde wordt van hen gezegd, dat zij ge kocht waren uit de menschen tot eerstelingen voor God en het Lam. Ook zij behoorden tot de menschen, waren uit den eersten Adam. Maar ze werden uit de men schen gekocht tot den prijs van het bloed des Lams, want zij behoorden tot den tweeden Adam. En daardoor zijn ze eerstelingen voor God en het Lam. De eerstelingen zijn voor God (Ex. 23 19 22 29). Die eerstelingen zijn zij. In de groote wedergeboorte aller dingen gaat hun ver heerlijking voorop. En in de vierde plaats zegt vers 5 van hen „en in hun mond is geen bedrog gevonden, want zij zijn onberispelijk vóór den troon Gods. De liefde tot de waarheid kwam in hun leven vaak op een zware proef te staan, wanneer zij kiezen moesten óf de belijdenis der waarheid los te laten en met hun mond bedrog te spreken óf het leven te verliezen. Maar in hun mond werd dan geen bedrog, geen leugen gevonden. Zij bleven der waarheid getrouw en beleden die in 't midden der wereld. Zij bleven trouw als het moest tot in den dood. Zoo waren zij dan onberispelijk voor God en het Lam. En omdat zij onberispelijk waren kon den zij staan vóór God en het Lam. Het is echter noodig op nog iets te letten om te verstaan de zaligheid van deze 144.000, die hen deed zingen in blijden jubel, en dat is, dat deze zaligheid door hen genoten werd rondom het Lam, in gemeenschap met het Lam. Daarop wordt al dadelijk in vers 1 de aan dacht gevestigd. „En ik zag, en zie, het Lam stond op den berg en met Hem 144.000." Omdat het Lam op den berg stond, daarom konden er ook die 144.000 staan. Als het Lam daar niet gestaan had, zou er voor die 144.000 geen plaats zijn geweest. Het is alleen in dat Lam, dat we een antwoord vinden op de vragen, die bij ons oprijzen, wan neer we lezen de beschrijving van hen, door wie die groote zaligheid genoten wordt. Die worden daarin toch genoemd als zulken, die zich rein gehouden hebben van alle geeste lijke hoereij, die alleen den Heere dienden, die zich verre hielden van alle besmetting des vleesches en des geestes. En dan vragen we ons af, wie van de bijbel- heiligen aan die beschrijving beantwoordt Heeft een David zich dan altijd vrijgehouden van alle besmetting des vleesches en des geestes? Was een Jacob dan altijd zoo heilig in zijn over leggingen Van hen lezen we, dat er geen bedrog in hun mond was en zij onberispelijk voor God gevon den werden. Maar zelfs Abraham ging met be drog om, als hij in kleingeloof Sara deed door gaan voor z'n zuster. En in Petrus' mond was toch wel bedrog, wanneer hij Jezus verloochende en ontkende, dat hij tot diens discipelen behoorde. Zouden dan Abraham en Jacob en David en Petrus ontbreken onder deze zalige zangers Niemand, die dat ook maar een oogenblik denkt. Maar hoe kunnen dan zij, die wel ontrouw werden en die wel aan bedrog zich schuldig maakten, genoemd worden onder hen, die on berispelijk stonden vóór God De verklaring ligt in het Lam waaromheen de 144.000 zich scharen. In het Lam, dat geslacht werd, in den Middelaar, die zich offerde opdat hun zonden zouden verzoend worden en opdat zij, met de gerechtigheid van het Lam bekleed, zouden kunnen staan vóór God. Als deze 144.000 de eerstelingen zijn voor God en het Lam, dan is het omdat zij uit de menschen gekocht zijn. Zij óók waren verdoe melijk als de anderen, maar zij werden uit de menschen gekocht door het bloed des Lams, opdat zij door genade Gode en het Lam zouden toebehooren. Dat al hebben deze 144.000 verstaan. Daarom kennen zij een nauwen band aan het Lam. Hij is hun gerechtigheid. Hij is hun de Leidsman naar de levende fonteinen der wateren. En dat komt niet alleen uit als ze op den berg zich scharen rondom het Lam, maar dat kwam in hun leven op aarde reeds uit, als zij het Lam volgden, waar het ook heenging. Zij volgden het Lam om door het geloof Hem vast te houden tot hun gerechtigheid. Zij volgden het Lam om in de gemeenschap met Hem ver nieuwd te worden naar Zijn beeld, om steeds meer te worden wat zij in Hem al waren, on berispelijk vóór God. Het Lam lieten ze niet los, konden ze niet loslaten. Het Lam was de grond voor hun hoop en de inhoud van hun lied. Het gezang, dat zij zongen zoo staat er nog in vers 3 kon niemand leeren dan de 144.000, die van de aarde gekocht waren. In het lied, dat zij zongen is iets, dat zelfs de Engelen niet ken nen. Om dat lied te kunnen meezingen is noodig te smaken het zoet van de vergeving der zonden door den Heere Jezus Christus, is noodig te sma ken de heerlijkheid der genade, tot den prijs van het bloed des Lams gekocht te zijn van de aarde. Als we op dit alles letten dan verstaan we, dat voor hèn die zaligheid was. En dan verstaan we óók, dat hun die zaligheid groot is en dat zij met machtige stem van die zaligheid zingen. DISTRICTSVERGADERING. Het is altijd wel gewenscht zoo spoedig mo gelijk een vergadering aan te kondigen, opdat men den daarvoor bestemden datum zou kunnen aanteekenen en dien dag daarvoor dan vrij houden. Daarom willen we nu reeds de aandacht vra gen voor den datum van de vergadering van District IX van den Schoolraad, n.l. Vrijdag 8 Mei, te Middelburg. Als sprekers hopen dan op te treden Dr. K. Huizenga, directeur van de Chr. Kweekschool te Middelburg en Ds. J. Barbas, Ned. Herv. Pred. te Hengelo, voorzitter van den Schoolraad. Later hopen we nog nader op deze vergade ring terug te komen. HEIJ. Mysticisme. Zagen we, dat Mysticisme de theorie is, volgens welke de kennis van God niet verkregen wordt door de middelen der genade, maar door bovennatuurlijke en goddelijke invloeden, het Quietisme wil den wil des menschen liefdevol laten rusten in God. Michael Molinos, Madame Guyon en Aartsbisschop Fénélon, zijn typische vertegenwoordigers. De Quakers. Een zeer merkwaardig type van Mysticisme vinden we bij de Quakers (spreek uit: kweekers). Nog bestaan ze. Ze hebben zeer groote invloed uitgeoefend in alle deelen van de wereld, ook in Zeeland. In het jaar 1624 werd een zekere George Fox te Drayton, in Engeland geboren. Zijn beroep was schoenmaker. Als jongen speelde hij niet met zijn makkers, maar scheidde zich van hen af en las in den Bijbel. Zijn geloof in de kerk verloor hij, daar al de corruptie en agitatie, die hij zag. Mannen van naam werkten elkaar in het geniep tegen. Men speelde met de heiligste dingen. Gods Naam werd gelasterd. In deze droeve omstandigheden meende hij een roepstem van God te hebben ontvangen, om openlijk de kerk aan te klagen. Bovendien moest hij een nieuwe geestelijke bedeeling inluiden. De apostolische eeuw moest hersteld worden (denk aan het Montanisme) toen de kerk „zich alleen liet leiden door den Geest zonder de tusschen- komst van het Woord". Men sprak nu dan ook niet langer naar het Woord, maar zooals de Geest hen te spreken gaf. Dit laatste maakt hun naam duidelijk. Ze stonden onder voortdurende invloed van den Heiligen Geest voor Wien ze beefden. Ook spraken ze elkander aan met deze woorden beef voor het oordeel Gods. We zouden ze dus kun nen noemen „bevenden". Aanvankelijk liet men de Quakers met rust. Het waren eenvoudige, welmeenende, dwalende menschen. Ze waren tegen geweld, twist en vooral tegen den oorlog. Later echter veranderde dit, vooral toen ze weigerden tienden te betalen, den eed af te leg gen, in militairen dienst te gaan, enz. Ze werden vervolgd. Bovendien kwamen ze langzamerhand meer uit hun schuilhoeken te voorschijn. Man nen van naam verbonden zich met hen en zoo vormden ze een organisatie, die grooten invloed uitoefende. William Penn is een der invloedrijke personen geweest, die de Quakers bekend deed worden. Hij was de zoon van een Britschen Admiraal. Bespotting en verachting werd ook zijn deel toen hij zich gaf aan een secte, die niet mee kon doen met de „upper ten". Toch bewerkte hij als gunsteling van Jacobus II, dat er veel gedaan werd voor zijn broeders. Hij ontving n.l. een gave van den kroon en wel Pennsylvania. Hierheen liet Penn nu een groot gedeelte der Quakers transporteeren. Een overzicht te geven van de leer der Qua kers is in een kort bestek een onmogelijkheid. De leer n.l. van de Quakers is geen afgerond geheel. Op de belangrijkste punten verschillen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1936 | | pagina 1