UIT DE HISTORIE. VAN VERRE EN NABIJ. INGEZONDEN STUKKEN. KERKNIEUWS. Middelburg te 10 uur en de middagvergadering in de Noorderkerk te 2 uur. Daarin hopen te spreken Ds. N. Buffinga van Rotterdam over „De dialektische theologie" en Dr. C. Bouma van 's-Gravenhage over„De dingen, die boven zijn". Bekwame sprekers .alzoo over belangrijke onderwerpen. EEN ZEER BELANGRIJK BOEK. Karl Barth door Dr. G. C. Berkouwer. Uitg. J. H. Kok N.V., Kampen 1936. Met bijzondere ingenomenheid willen we op deze plaats aankondigen de hierboven genoemde studie van Dr. Berkouwer over den theoloog Karl Barth, die in dezen tijd in zeer breeden kring grooten invloed uitoefent. Over dezen Barth was in de kerkelijke pers al heel veel geschreven. Met name in „De Re formatie" verschenen al van voor lang en her haaldelijk artikelen van Prof. Schilder, die dan een krachtige waarschuwing deden hooren tegen wat deze theoloog leerde. Maar de groote verdienste van dit boek van Dr. Berkouwer is nu, dat het over de geheele theologie van Barth een saamvattend overzicht geeft, waarin wordt aangewezen, wat daarin de leidende gedachte is, hoe die in verschillende consequenties wordt vastgehouden, en waarom die theologie niet kan worden aanvaard. Temeer moet groote dankbaarheid over deze studie ons vervullen wanneer ze doet zien, hoe die consequenties voor de practijk van het Chris telijk leven verderfelijk zijn, en dat er zijn, die daarvoor geen oog hebbende, ongemerkt binnen halen wat de vrucht van jarenlange christelijke actie zou verwoesten. Berkouwer's boek bevat een ernstige en wel gedocumenteerde waarschu wing tegen het Barthianisme. Dit boek is nu niet wat men noemt „lichte kost". De stof is daarvoor te ingewikkeld, de vragen, die er in behandeld worden, zijn almee de allerdiepste vragen. Zeker kan aan Dr. Ber kouwer de eere worden gegeven, dat hij op hel dere wijze schrijft en zich blijvend heeft zoo duidelijk mogelijk de zaken uiteen te zetten. Toch vraagt de studie inspanning en is het geen lec tuur voor ieder. Maar die daartoe in staat is leze en bestudeere dit prachtige studiewerk, waarvoor we den ge leerden schrijver zeer dankbaar zijn. HEIJ. Mysticisme. Quietisme. We zagen, dat het Quietisme de kern van het Christelijk leven hierin zoekt, dat ze de ziel liefdevol wil laten rusten in God. Elke strijd, elke opwinding van den wil is overwonnen. Een merkwaardig man in dit verband was Michaël Molinos, een Spaansche priester, gebo ren 1640, gestorven 1697. Zijn roep van vroomheid en zachtheid ging van mond tot mond, zóó zelfs, dat kardinalen en zelfs de Paus Innocentius XI zijn vertrouwde vrienden waren. Molinos wilde niets anders dan de ziel laten rusten in God. Daarbij meende hij zich te kunnen beroepen op de Mystici van de Middeleeuwen. Echter redde hem dit niet van de vervolging. De Jezuïten en het hof van Lodewijk XIV deden hun best Molinos te veroordeelen, hetgeen hun gelukte. Een jaar lang zuchtte Molinos in de kerker en herriep zijn dwalingen. Toen hij gestorven was vond men niet minder dan 20.000 brieven uit alle hoeken van de we reld, die hem allen hun sympathie betuigden. Hieruit blijkt wel, dat het koude formalisme van de Roomsche Kerk niet allen bevredigde. Een ander merkwaardige verschijning was Madame Guyon. Ze wordt genoemd de meest invloedrijkste Quietiste. Geboren 1648, stierf ze in 1717. Toen ze 16 jaar was huwde ze met een man van 48. Hoewel ze trouw aan de kerk (Roomsche) was, gevoelde ze zich zeer onbevredigd door haar ongelukkige huiselijke leven. Begiftigd met buitengewone ga ven, beschouwde zij zichzelf spoedig als de ont vangster van visioenen, openbaringen, inspiraties die ze op schrift stelde. Met deze openbaringen achtte ze zichzelf verplicht Protestanten te be- keeren tot de ,,moeder"kerk. Toen dit mislukte, achtte ze het haar taak om „geestelijke" kinderen groot te brengen en dit ge lukte haar in zooverre, dat ze niet honderden, maar duizenden achter zich kreeg, hoewel zij meende millioenen. Al deze „ijver" haalde haar het misnoegen van de hooge geestelijkheid op de hals, en ze werd gevangen gezet in de Bastille, gedurende 7 jaar. Haar laatste levensdagen bracht ze door in het huis van haar dochter, waar ze iederen dag in haar kapel de mis ontving. Haar hoofdwerk is „La Bible avec des Explications et Reflexion, qui regardent la Vie Intérieure". (De bijbel met uitleggingen en overdenkingen betreffende het inwendige leven.) Dit werk heeft veel bijval, maar ook veel bestrijding ontvangen. Ze ver dedigde zich met een geschrift, dat ze in 1694 uitgaf. Later gaf ze nog gedichten uit die ge tuigenis afleggen van den grooten geest, waarmee ze begiftigd was. Aartsbisschop Fénélon trachtte Madame Guyon te steunen. Dit leidde er toe, dat hij zijn eigen vonnis van den kansel moest voorlezen. Hoewel Fénélon niet zoo ver ging als de beide eersten, heeft hij het Quietisme toch gesteund en zijn ook zijn geschriften van grooten invloed geweest. Gereformeerde Kerk van Middelburg. Door de notulenboeken met hiëroglyphen- schrift en raadselopgaafjes zijn we nu (gelukkig!) heen. 30 Augustus heeft de Christelijk Afge scheiden Gemeente zich de weelde veroorloofd om een echt Notulenboek aan te schaffen. De eerste bladzijden van dit notulenboek is direct al anders dan die van de vorige. Hier staan de namen van al diegenen, die de belijdenis moe ten onderteekenen. Het is o.i. niet ondienstig om eens te publi- ceeren waaronder ouderlingen, diakenen en die naren des Woords hun handteekening zetten. „Wij ondergeteekenden, ouderlingen en diake nen der Christel. Afgescheiden (deze twee woor den zijn later doorgestreept) Geref. Gemeente van Middelburg verklaren oprechtelijk in goede consciëntie voor den Heere met deze onze on- derteekening, dat wij van harte gevoelen en ge- looven, dat alle artikelen en stukken der leer in de belijdenis en catechismus der Gereformeerde Nederlandsche kerken begrepen, mitsgaders de verklaring over eenige stukken der voorzeide leer. in de Nationale Synode van Dordtrecht anno 1619 gedaan, in alles met Gods Woord overeenkomenbeloven derhalve de voorzeide leer getrouwelijk te zullen voorstaan en hand haven op poene, dat wij hiertegen doende van onzen dienst zullen afgezet worden." Dit stuk is in den loop der jaren onderteekend doorJ. Minderhout, C. van der Putte Czn., P. Louis, H. Willemse, C. Allaart, A. Flipse, D. Gideonse, A. W. van Kluijve, C. Vergouwe, C. Allaart, J. 't Hart, P. J. de Kruyter, J. A. Vertregt, L. Schuman, J. de Jonge, D. de Rijcke, P. C. van Dijk, H. van Driel Czn., P. Remijn, A. D. Littooij, C. P. Pouwer, W. B. Kroeze, C. v. d. Kleyn, J. Goote, L. J. Vroon, B. Schoon- aard, A. de Vos, S. Verlare Lzn., M. Walraven, M. Wagenaar. Diakenen T. Radder, P. Boon, W. de Rijcke, G. J. Gort, C. Vergouwe, P. van Eenennaam, W. de Wolf, G. Wisse, P. Breel, J. H. van Dit- mars, C. J. Luijk, I. A. Pouwer, A. Louwerse, W. A. de Rijcke, A. Lefevre, L. Oranje, J. J. Dik- kenberg, C. J. Hondius, F. J. van Ditmars, K. Houterman. Hoewel dit notulenboek slechts loopt tot 1867, heeft men bovengenoemde verklaring tot 1917 hierin onderteekend. A. H. OUSSOREN. Nog iets over de bioscoop en film. Dankbaar ben ik voor de brieven, die ik van verschillende zijden mocht ontvangen over mijn stukje „De Film, Bioscoop en K XVIII". Het was inderdaad zooals sommigen begrepen hebben mijn bedoeling om vragende ouders een antwoord te geven en tegelijk hun kinderen. Nu ben ik me zeer bewust, dat dit antwoord zeer onvolledig was. Het vraagstuk van den bioscoop heeft vele zijden. Eenerzijds echter moeten we ons als Christe nen wachten voor een negativisme, een buiten het leven gaan staan en alles veroordeelen wat in de wereld plaats vindt, anderzijds moeten we onze roeping verstaan onze overtuiging de we reld indragen en zeggen, dat de schatten en de zegeningen der cultuur van en voor onzen God zijn. We constateerden, dat de film een gave Gods is. Dat echter die film misbruikt wordt door den zondigen mensch, zóó misbruikt wordt, dat te recht de plaats waar die zondige film gedraaid wordt bij christenen in een verdacht licht staat. We mijden de bioscoop, niet omdat ze bios coop is, maar omdat ze de gave Gods misbruikt en die gave Gods in dienst stelt van het rijk van den Booze. We willen de zwakken een voor beeld zijn, we willen onze jonge menschen helpen in te roeien tegen die zuigende zondestroom, door die plaatsen te mijden, waar als regel den Heere niet gediend wordt. Een Christen echter die alleen maar mijdt, die alleen maar afzijdig staat, heeft het wel heel gemakkelijk. Wie alleen des Zondags maar rust, niet werkt, en niet positief dien dag heiligt, ver staat zijn roeping niet. Zoo moeten we ook hier niet alleen mijden, afzijdig staan, veroordeelen wat verkeerd is, maar we moeten ook positief de gave Gods in de film aanwenden tot Zijn eer. Hetzij dat gijlieden eet, hetzij dat gijlieden drinkt, doet het al ter eere Gods. Christenen hebben dus de roeping en de plicht om alle gave Gods dus ook de gave van de film aan te wenden tot Gods eer. Nu ben ik dankbaar, dat sommigen dit zoo goed verstaan hebben, dat ze aanstonds met het voorstel kwamen een „Comité" op te richten, dat tweeërlei doel voorstaateen doel met een positieve en negatieve zijde. A. Ie. filmen aan te vragen en te laten draai en in een der openbare gebouwen, natuurlijk na geoordeeld te zijn door het Comité, zoodat ouders met een gerust hart hun kinderen naar zulk een film kunnen heenzenden 2e. alle Jeugdvereenigingen, die op de basis staan van de Drie Formulieren van Eenigheid op de hoogte te stellen van hetgeen het Comité verricht op dit terrein 3e. een voorloopige saamspreking te hebben met vertegenwoordigers van deze Jeugdvereeni gingen. B. Ie. Ouders te wijzen op het groote gevaar verbonden aan bioscoopbezoek, van henzelf en hun kinderen 2e. Ouders en leiders verzoeken dit bezoek te mijden, althans tot het alleruiterste te beperken; 3e. te voorkomen, dat de wereld annexeert wat van den Heere is. We zijn een der eersten die willen erkennen, dat dit alles onvolledig is. Maar we willen juist door saamwerking en saamspreking trachten te komen tot een positief resultaat. Één opmerking willen we bij voorbaat maken: dat niemand nu ga denken, dat we in de toekomst niets anders meer krijgen dan filmen. De film blijve bijzaak, hulpmiddel, maar de bioscoop leert ons, dat de film een gevaarlijk instrument is in handen van den zondigen mensch. Het doel is om datgene wat gave van den Heere is, Hem weer toe te wijden en onze ge zinnen te bewaren voor de zuigende zonde kracht, die er ligt in de bioscoop. Uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Zoo ook hier. Patrimonium. Wegens gebrek aan plaatsruimte zullen we dit volgende week voortzetten. A. H. OUSSOREN. DIEP BESCHAMEND. Eenigen tijd geleden is er in deze Kerkbode op gewezen, dat er nog in vele onzer gezinnen neutrale bladen en illustraties komen en grif ge lezen en bekeken en dat het allerergste is, dat het verkeerde en gevaarlijke er niet van wordt in gezien. Toch is en blijft het zeer gevaarlijk en de wrange vrucht laat zich later maar al te dik wijls zien en dan wordt de klacht gehoord, wij begrijpen het niet, al is er een langzame afzak king naar het doolpad. Nogmaals zij een beroep gedaan op de ouders ditmaal door een toegezonden brief in onze Kerk bode over te nemen een brief, die iets verhaalt, dat wel diep beschamen mag, dat er door velen te weinig waakzaamheid wordt betoond in be trekking tot de lectuur. Het toegezonden schrijven luidt als volgt „Toen ik deze week in België vertoefde, be luisterde ik een gesprek, dat misschien wel waard is in de Zeeuwsche Kerkbode geplaatst te wor den. Het gesprek ging tusschen een Hollandsche schippersvrouw en eenige Belgische kinderen, varicerend tusschen 8 en 14 jaar. De Holland sche, blijkbaar aan de schoonmaak, wierp de kinderen eenige oude kranten toe, met de woor den „Hier hebben jullie eenige gazetten met plaatjes, ge kunt er mee bezig zijn". De kinderen, die de kranten opraapten en in zagen, verscheurden deze en zeiden tegen de Hollandsche „Dat is een ne slechte gazet, die meugen wij niet lezen". De jongste der kinderen, een meisje van plm. 8 jaar zeide „Het laatste nieuws" (zoo heet de krant) meugen wij niet lezen, want het strijdt tegen God, en daarin wordt niet geklapt van ons Lieven Heer," „Wie zegt dat?" was de vraag. „Onze pastere zegt het, dat God het ver biedt, omdat het tegen God strijdt. Het is een slechte gazet, madam, gij meugt dat niet lezen, gij." Het gesprek was afgeloopen de kinderen speelden verder misschien niet beseffend, dat ze de neutrale krant hadden veroordeeld. Deze Roomsche kinderen hebben over menig Christen een beschamend oordeel geveld. Ook over menig Gereformeerd Christen. Hoeveel Gereformeerde gezinnen zijn er nog in ons land, waar nog de zgn. neutrale bladen worden gele zen, en waar de kinderen 's avonds hunkerend uitzien naar de sensatievolle dagelijksche verha len en detectieveverhaaltjes met plaatjes. Hoe- vele van onze kinderen, die bondelingen zijn, zullen op het zien dezer bladen zeggen „Dat blad, deze krant strijdt tegen God". Waarlijk, het getuigenis van deze Roomsche kinderen is beschamend, ook voor vele Gerefor meerde jongeren en ouderen. Dominé, ik wou, dat U zelf de ernstige toon dezer kinderen had gehoord, U zou er ook door getroffen zijn geweest en ook Uw gedachte zou geweest zijn „Als al onze jongens en meisjes eens zoo een oordeel hadden over de neutrale krant, wat zou de Chr. pers dan een toekomst hebben." (H. C.) Met den inzender (H. C.) zijn we het van harte eens, dat er in dit opzicht nog veel te ver beteren is. Er ligt nog zooveel land braak, dat op bearbeiding roept en wacht. Er blijft evenwel een groote moeilijkheid in deze tijd en dat is de prijs onzer groote bladen, periodieken en illustraties. Zeker op zichzelf genomen en voor wat ge boden wordt, zal het wel niet voor minder kun nen. Kan dat niet, is dan de oplossing niet hierin te vinden, dat 2 of 3 gezinnen samen een goed christelijk dagblad lezen Als er een wil is, is er toch ook een weg te vinden. Juist in deze tijden is het zoo noodig dagelijks te worden gesterkt door een blad, dat de be proefde beginselen naar Gods Woord vertolkt met alle kracht. Steunt onze mannen van de pers, opdat de wetenschap, dat het christelijk volksdeel, als in gesloten colonne achter hen staat, hen stale. Onze broeder (H. C.) een woord van dank, alzoo me nog eens de gelegenheid te hebben ge boden op onze groote verantwoordelijkheid in dezen te wijzen. Kapelle-Biezelinge. A. SCHEELE. L. S. Oudergewoonte hoopt de afdeeling Zeeland van den Ned. Bond van J. V. op G. G. op Paaschmaandag weer in bondsdag bijeen te ko men. Voor de aangesloten vereenigingen kan zulk een vergadering van groote beteekenis zijn. Zoo nu en dan dienen onze Geref. jongelingen elkander eens te zien en aan te sporen tot de studie der beginselen. Doch ook mag zulk een vergadering voor de ouders onzer jonge menschen niet onverschillig zijn. Wanneer het goed is leven de ouders ook mee met den arbeid der Jongelingsvereenigingen. Hun meeleven is voor het leven der vereenigin gen van onmisbaar belang. Vooral nu, daar deze tijd met name voor het opkomend geslacht zoo heel ernstig is. Daar wordt een ontzaggelijke strijd gevoerd om het bezit der jeugd. Ook om het bezit van die jeugd, die staan mag in de lichtglanzen van Gods genadeverbond. En daarom rekenen en vertrouwen onze jonge menschen op het meeleven der ouderen. Het zal voor ons dan ook een rechte blijdschap zijn dat meeleven te mogen zien in het bezoek onzer provinciale vergadering. Dan zal er ongetwijfeld nog meerdere bezieling van onze samenkomst uitgaan, die den band van Kerk, gezin en jeugd versterken zal tot eer van den verrezen Christus! J. P. KöGELER, Voorzitter. JACQ. DE SMIT, Secretaris. DRIETAL TE Emmer Compascuum A. Douma, Cand. en hulppred. te Hardenberg. Cand. H. J. Heersink te Oude Schild. J. van Raaite te Laar (Graafsch. Bentheim). TielJ. P. Unger te Bruinisse. J. Wiepkema te Duisburg-Ruhrort. A. W. Wyminga te Jutrijp-Hommerts. BEROEPEN TE MijdrechtJ. C. Gilhuis te Ooster Nijkerk. AANGENOMEN NAAR Wierden A. J. Stolte te Gameren. Nijverdal. Door den kerkeraad der Geref. Kerk alhier is een commissie van 3 personen benoemd, met de opdracht te onderzoeken of eerlang een 2e predikantsplaats zou kunnen wor den gesticht. Theologische School. In dank ontvangen een legaat van wijlen Mej. Wed. Henderika WesterdijkBoode, laatstelijk gewoond hebbende te Franeker, en aldaar over leden 18 Mei 1935, groot twee honderd vijftig gulden 250.vrij van rechten en kosten. De Penningmeester, Zeist, 30 Maart 1936. A. M. DONNER. Nationale Vereeniging voor Geref. Voor bereidend Hooger Onderwijs te Kampen. De Algemeene vergadering zal plaats hebben D.V. Donderdag 25 juni 's middags te 2 uur in het Hospitium aan den Broederweg 15 te Kampen. Punten voor de Agenda van deze Vergadering worden vóór 28 Mei ingewacht bij den Secretaris Namens de Commissie van Toezicht, Dr. S. GREIJDANUS, w.n. Voorzitter. Dr. G. M. den Hartogh, Secretaris. Vloeddijk 91, Kampen. Dr. C. Rullmann, die pas 60 jaar ge worden is, is plotseling overleden. De ontslapene deed in 1902 cand.-examen aan de V.U. en aan vaardde het predikambt te Garijp in 1903; daarna diende hij de kerken van Berkel 1911'13, Utrecht 1913'28, en Wassenaar sinds 22 Juli 1928. Bekendheid verwierf hij door zijn vele ge schriften over de Nederlandsche kerkhistorie der vorige eeuw. Zijn wetenschappelijke ver diensten vonden waardeering door zijn benoe ming, bij gelegenheid van het gouden jubileum der V.U. in 1930, tot doctor theologiae honoris causa. Niet minder dan 23.000 Oostenrijkers traden in de afgeloopen jaren tot de Protestant- sche kerk toe. Toen Dollfuss aan het bewind kwam moest ieder Oostenrijker lid van een kerk zijn. Toen kwamen er duizenden naar de Protes- tantsche kerk. In Zuid-Weenen ontstond een groote opwekkingsbeweging. In Oostenrijk is een groote massa tot het Protestantisme gekomen, maar men heeft er niet de beschikking over be hoorlijke lokaliteiten of kerkgebouwen. Vooral in West-Weenen en Zuid-Weenen is de vraag naar kerkgebouwen zeer groot. De Rotterdammer van 3 April j.l. schrijft: Protestantsche kerken in N. Brabant en Lim burg zijn als eenzame posten in 't Roomsche land. Zoo een is ook de Geref. Kerk van Bergen op Zoom, die met haar nauwelijks 900 leden in een stad met 23000 inwoners wel een zeer bescheiden plaats inneemt, evenals de Herv. Kerk, die 2000 leden telt. Des te verheugender is het, in haar jaarboekje te lezen, dat zij die plaats niet onbenut laat en, naast het interne Kerkelijke leven, een actieve Evangelisatie-arbeid onderhoudt. Deze arbeid heeft zelfs zoodanig de aandacht, dat men er in geslaagd is, een theol. candidaat, de heer L. J. Schalekamp van Wassenaar te benoemen, die zich speciaal aan dit werk zal wijden. De pastor-loci Ds. W. M. Ie Cointre, schrijft aan het slot van zijn kerkelijk overzicht, dat hij zou wenschen meer-actief, zich ontplooiend, gees telijk leven. „Onze verantwoordelijkheid is zoo groot. De kansen, ons nu geboden, zijn zóó vele. Dat we ze grijpen, in een aan dezen grootschen tijd evenredigen „stijl" levend. Weg met alle tijdverspillen aan beuzelingen. Geen verdeeld heid, een hartelijke eens-gezindheid allereerst en ook een open oog, een warm hart, een kloeke hand ten opzichte van den velerlei nood van dezen tijd. De wereld mag ook wat ons aangaat, nu ze zucht en in barensnood bevangen is, niet tevergeefs reikhalzend uitzien naar de openbaring der kinderen Gods". De Gezangen in de Geref. Kerken. Ds. J. H. Telkamp schrijft in de Utrechtsche Kerkbode over het gebruik van den door de jongste Synode dezer kerken met een aantal nieuwe uitgebreiden Gezangenbundel achter de Psalmen. Ds. Telkamp verklaart dat zoowel hij als de andere predikanten er niet voor zijn, om „nu maar meer gezangen te gaan zingen". „In de eerste plaats niet, omdat de Synode van Mid delburg nadrukkelijk uitgesproken heeft, dat die gezangen voornamelijk dienen gebruikt te worden op de feestdagen een veelvuldig gebruik is dus in strijd met de bedoeling van de Synode die ze invoerde. En in de tweede plaats dient men den schijn te vermijden, alsof men geen rekening zou willen houden met de leden, die weinig of niets voor deze gezangen voelen. Het is natuurlijk iets anders om, zonder meer voor bezwaarden uit den weg te gaan en ze ongebruikt te laten. Er is geen enkel ding in het kerkelijk leven, of er zijn wel bezwaren. Maar Christenplicht is, om toch met de gevoeligheid van deze broeders en zusters te rekenen. Zelf gevoel ik er dan ook niets voor, om er een druk gebruik van te maken. En naar ik hoor, nemen thans al onze predikan ten hetzelfde standpunt in." Ernstige aanklacht. Ds. P. van Dijk, Geref. predikant te Zaandam, klaagt in het Noord-Hollandsch Kerkblad over den aard van vele feestelijkheden bij Christelijke vergaderingen. „Humor is goed", aldus Ds. van Dijk, „en een gezonden lach op een geestigen zet, een geestig boek, ik zou niet weten, waarom die zou zijn te wraken. Maar er worden op Christelijke ver-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1936 | | pagina 2