UIT DE HISTORIE.
VAN VERRE EN NABIJ.
INGEZONDEN STUKKEN.
KERKNIEUWS.
Middelburg te 10 uur en de middagvergadering
in de Noorderkerk te 2 uur.
Daarin hopen te spreken Ds. N. Buffinga van
Rotterdam over „De dialektische theologie" en
Dr. C. Bouma van 's-Gravenhage over„De
dingen, die boven zijn".
Bekwame sprekers .alzoo over belangrijke
onderwerpen.
EEN ZEER BELANGRIJK BOEK.
Karl Barth door Dr. G. C. Berkouwer.
Uitg. J. H. Kok N.V., Kampen 1936.
Met bijzondere ingenomenheid willen we op
deze plaats aankondigen de hierboven genoemde
studie van Dr. Berkouwer over den theoloog
Karl Barth, die in dezen tijd in zeer breeden kring
grooten invloed uitoefent.
Over dezen Barth was in de kerkelijke pers
al heel veel geschreven. Met name in „De Re
formatie" verschenen al van voor lang en her
haaldelijk artikelen van Prof. Schilder, die dan
een krachtige waarschuwing deden hooren tegen
wat deze theoloog leerde.
Maar de groote verdienste van dit boek van
Dr. Berkouwer is nu, dat het over de geheele
theologie van Barth een saamvattend overzicht
geeft, waarin wordt aangewezen, wat daarin de
leidende gedachte is, hoe die in verschillende
consequenties wordt vastgehouden, en waarom
die theologie niet kan worden aanvaard.
Temeer moet groote dankbaarheid over deze
studie ons vervullen wanneer ze doet zien, hoe
die consequenties voor de practijk van het Chris
telijk leven verderfelijk zijn, en dat er zijn, die
daarvoor geen oog hebbende, ongemerkt binnen
halen wat de vrucht van jarenlange christelijke
actie zou verwoesten. Berkouwer's boek bevat
een ernstige en wel gedocumenteerde waarschu
wing tegen het Barthianisme.
Dit boek is nu niet wat men noemt „lichte
kost". De stof is daarvoor te ingewikkeld, de
vragen, die er in behandeld worden, zijn almee
de allerdiepste vragen. Zeker kan aan Dr. Ber
kouwer de eere worden gegeven, dat hij op hel
dere wijze schrijft en zich blijvend heeft zoo
duidelijk mogelijk de zaken uiteen te zetten. Toch
vraagt de studie inspanning en is het geen lec
tuur voor ieder.
Maar die daartoe in staat is leze en bestudeere
dit prachtige studiewerk, waarvoor we den ge
leerden schrijver zeer dankbaar zijn.
HEIJ.
Mysticisme.
Quietisme.
We zagen, dat het Quietisme de kern van het
Christelijk leven hierin zoekt, dat ze de ziel
liefdevol wil laten rusten in God. Elke strijd, elke
opwinding van den wil is overwonnen.
Een merkwaardig man in dit verband was
Michaël Molinos, een Spaansche priester, gebo
ren 1640, gestorven 1697.
Zijn roep van vroomheid en zachtheid ging van
mond tot mond, zóó zelfs, dat kardinalen en zelfs
de Paus Innocentius XI zijn vertrouwde vrienden
waren.
Molinos wilde niets anders dan de ziel laten
rusten in God. Daarbij meende hij zich te kunnen
beroepen op de Mystici van de Middeleeuwen.
Echter redde hem dit niet van de vervolging.
De Jezuïten en het hof van Lodewijk XIV deden
hun best Molinos te veroordeelen, hetgeen hun
gelukte. Een jaar lang zuchtte Molinos in de
kerker en herriep zijn dwalingen.
Toen hij gestorven was vond men niet minder
dan 20.000 brieven uit alle hoeken van de we
reld, die hem allen hun sympathie betuigden.
Hieruit blijkt wel, dat het koude formalisme van
de Roomsche Kerk niet allen bevredigde.
Een ander merkwaardige verschijning was
Madame Guyon. Ze wordt genoemd de meest
invloedrijkste Quietiste.
Geboren 1648, stierf ze in 1717. Toen ze 16
jaar was huwde ze met een man van 48. Hoewel
ze trouw aan de kerk (Roomsche) was, gevoelde
ze zich zeer onbevredigd door haar ongelukkige
huiselijke leven. Begiftigd met buitengewone ga
ven, beschouwde zij zichzelf spoedig als de ont
vangster van visioenen, openbaringen, inspiraties
die ze op schrift stelde. Met deze openbaringen
achtte ze zichzelf verplicht Protestanten te be-
keeren tot de ,,moeder"kerk.
Toen dit mislukte, achtte ze het haar taak om
„geestelijke" kinderen groot te brengen en dit ge
lukte haar in zooverre, dat ze niet honderden,
maar duizenden achter zich kreeg, hoewel zij
meende millioenen.
Al deze „ijver" haalde haar het misnoegen van
de hooge geestelijkheid op de hals, en ze werd
gevangen gezet in de Bastille, gedurende 7 jaar.
Haar laatste levensdagen bracht ze door in het
huis van haar dochter, waar ze iederen dag in
haar kapel de mis ontving. Haar hoofdwerk is
„La Bible avec des Explications et Reflexion,
qui regardent la Vie Intérieure". (De bijbel met
uitleggingen en overdenkingen betreffende het
inwendige leven.) Dit werk heeft veel bijval,
maar ook veel bestrijding ontvangen. Ze ver
dedigde zich met een geschrift, dat ze in 1694
uitgaf. Later gaf ze nog gedichten uit die ge
tuigenis afleggen van den grooten geest, waarmee
ze begiftigd was.
Aartsbisschop Fénélon trachtte Madame
Guyon te steunen. Dit leidde er toe, dat hij zijn
eigen vonnis van den kansel moest voorlezen.
Hoewel Fénélon niet zoo ver ging als de beide
eersten, heeft hij het Quietisme toch gesteund en
zijn ook zijn geschriften van grooten invloed
geweest.
Gereformeerde Kerk van Middelburg.
Door de notulenboeken met hiëroglyphen-
schrift en raadselopgaafjes zijn we nu (gelukkig!)
heen. 30 Augustus heeft de Christelijk Afge
scheiden Gemeente zich de weelde veroorloofd
om een echt Notulenboek aan te schaffen.
De eerste bladzijden van dit notulenboek is
direct al anders dan die van de vorige. Hier staan
de namen van al diegenen, die de belijdenis moe
ten onderteekenen.
Het is o.i. niet ondienstig om eens te publi-
ceeren waaronder ouderlingen, diakenen en die
naren des Woords hun handteekening zetten.
„Wij ondergeteekenden, ouderlingen en diake
nen der Christel. Afgescheiden (deze twee woor
den zijn later doorgestreept) Geref. Gemeente
van Middelburg verklaren oprechtelijk in goede
consciëntie voor den Heere met deze onze on-
derteekening, dat wij van harte gevoelen en ge-
looven, dat alle artikelen en stukken der leer
in de belijdenis en catechismus der Gereformeerde
Nederlandsche kerken begrepen, mitsgaders de
verklaring over eenige stukken der voorzeide
leer. in de Nationale Synode van Dordtrecht
anno 1619 gedaan, in alles met Gods Woord
overeenkomenbeloven derhalve de voorzeide
leer getrouwelijk te zullen voorstaan en hand
haven op poene, dat wij hiertegen doende van
onzen dienst zullen afgezet worden."
Dit stuk is in den loop der jaren onderteekend
doorJ. Minderhout, C. van der Putte Czn.,
P. Louis, H. Willemse, C. Allaart, A. Flipse,
D. Gideonse, A. W. van Kluijve, C. Vergouwe,
C. Allaart, J. 't Hart, P. J. de Kruyter, J. A.
Vertregt, L. Schuman, J. de Jonge, D. de Rijcke,
P. C. van Dijk, H. van Driel Czn., P. Remijn,
A. D. Littooij, C. P. Pouwer, W. B. Kroeze,
C. v. d. Kleyn, J. Goote, L. J. Vroon, B. Schoon-
aard, A. de Vos, S. Verlare Lzn., M. Walraven,
M. Wagenaar.
Diakenen T. Radder, P. Boon, W. de Rijcke,
G. J. Gort, C. Vergouwe, P. van Eenennaam,
W. de Wolf, G. Wisse, P. Breel, J. H. van Dit-
mars, C. J. Luijk, I. A. Pouwer, A. Louwerse, W.
A. de Rijcke, A. Lefevre, L. Oranje, J. J. Dik-
kenberg, C. J. Hondius, F. J. van Ditmars, K.
Houterman.
Hoewel dit notulenboek slechts loopt tot 1867,
heeft men bovengenoemde verklaring tot 1917
hierin onderteekend.
A. H. OUSSOREN.
Nog iets over de bioscoop en film.
Dankbaar ben ik voor de brieven, die ik van
verschillende zijden mocht ontvangen over mijn
stukje „De Film, Bioscoop en K XVIII".
Het was inderdaad zooals sommigen begrepen
hebben mijn bedoeling om vragende ouders een
antwoord te geven en tegelijk hun kinderen.
Nu ben ik me zeer bewust, dat dit antwoord
zeer onvolledig was. Het vraagstuk van den
bioscoop heeft vele zijden.
Eenerzijds echter moeten we ons als Christe
nen wachten voor een negativisme, een buiten
het leven gaan staan en alles veroordeelen wat
in de wereld plaats vindt, anderzijds moeten we
onze roeping verstaan onze overtuiging de we
reld indragen en zeggen, dat de schatten en de
zegeningen der cultuur van en voor onzen God
zijn.
We constateerden, dat de film een gave Gods
is. Dat echter die film misbruikt wordt door den
zondigen mensch, zóó misbruikt wordt, dat te
recht de plaats waar die zondige film gedraaid
wordt bij christenen in een verdacht licht staat.
We mijden de bioscoop, niet omdat ze bios
coop is, maar omdat ze de gave Gods misbruikt
en die gave Gods in dienst stelt van het rijk van
den Booze. We willen de zwakken een voor
beeld zijn, we willen onze jonge menschen helpen
in te roeien tegen die zuigende zondestroom,
door die plaatsen te mijden, waar als regel den
Heere niet gediend wordt.
Een Christen echter die alleen maar mijdt, die
alleen maar afzijdig staat, heeft het wel heel
gemakkelijk. Wie alleen des Zondags maar rust,
niet werkt, en niet positief dien dag heiligt, ver
staat zijn roeping niet. Zoo moeten we ook hier
niet alleen mijden, afzijdig staan, veroordeelen
wat verkeerd is, maar we moeten ook positief
de gave Gods in de film aanwenden tot Zijn eer.
Hetzij dat gijlieden eet, hetzij dat gijlieden drinkt,
doet het al ter eere Gods. Christenen hebben dus
de roeping en de plicht om alle gave Gods dus
ook de gave van de film aan te wenden tot Gods
eer.
Nu ben ik dankbaar, dat sommigen dit zoo
goed verstaan hebben, dat ze aanstonds met het
voorstel kwamen een „Comité" op te richten,
dat tweeërlei doel voorstaateen doel met een
positieve en negatieve zijde.
A. Ie. filmen aan te vragen en te laten draai
en in een der openbare gebouwen, natuurlijk na
geoordeeld te zijn door het Comité, zoodat
ouders met een gerust hart hun kinderen naar
zulk een film kunnen heenzenden
2e. alle Jeugdvereenigingen, die op de basis
staan van de Drie Formulieren van Eenigheid
op de hoogte te stellen van hetgeen het Comité
verricht op dit terrein
3e. een voorloopige saamspreking te hebben
met vertegenwoordigers van deze Jeugdvereeni
gingen.
B. Ie. Ouders te wijzen op het groote gevaar
verbonden aan bioscoopbezoek, van henzelf en
hun kinderen
2e. Ouders en leiders verzoeken dit bezoek
te mijden, althans tot het alleruiterste te beperken;
3e. te voorkomen, dat de wereld annexeert
wat van den Heere is.
We zijn een der eersten die willen erkennen,
dat dit alles onvolledig is. Maar we willen juist
door saamwerking en saamspreking trachten te
komen tot een positief resultaat.
Één opmerking willen we bij voorbaat maken:
dat niemand nu ga denken, dat we in de toekomst
niets anders meer krijgen dan filmen. De film
blijve bijzaak, hulpmiddel, maar de bioscoop
leert ons, dat de film een gevaarlijk instrument
is in handen van den zondigen mensch.
Het doel is om datgene wat gave van den
Heere is, Hem weer toe te wijden en onze ge
zinnen te bewaren voor de zuigende zonde
kracht, die er ligt in de bioscoop.
Uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle
dingen.
Zoo ook hier.
Patrimonium.
Wegens gebrek aan plaatsruimte zullen we dit
volgende week voortzetten.
A. H. OUSSOREN.
DIEP BESCHAMEND.
Eenigen tijd geleden is er in deze Kerkbode
op gewezen, dat er nog in vele onzer gezinnen
neutrale bladen en illustraties komen en grif ge
lezen en bekeken en dat het allerergste is, dat
het verkeerde en gevaarlijke er niet van wordt in
gezien. Toch is en blijft het zeer gevaarlijk en
de wrange vrucht laat zich later maar al te dik
wijls zien en dan wordt de klacht gehoord, wij
begrijpen het niet, al is er een langzame afzak
king naar het doolpad.
Nogmaals zij een beroep gedaan op de ouders
ditmaal door een toegezonden brief in onze Kerk
bode over te nemen een brief, die iets verhaalt,
dat wel diep beschamen mag, dat er door velen
te weinig waakzaamheid wordt betoond in be
trekking tot de lectuur.
Het toegezonden schrijven luidt als volgt
„Toen ik deze week in België vertoefde, be
luisterde ik een gesprek, dat misschien wel waard
is in de Zeeuwsche Kerkbode geplaatst te wor
den. Het gesprek ging tusschen een Hollandsche
schippersvrouw en eenige Belgische kinderen,
varicerend tusschen 8 en 14 jaar. De Holland
sche, blijkbaar aan de schoonmaak, wierp de
kinderen eenige oude kranten toe, met de woor
den „Hier hebben jullie eenige gazetten met
plaatjes, ge kunt er mee bezig zijn".
De kinderen, die de kranten opraapten en in
zagen, verscheurden deze en zeiden tegen de
Hollandsche „Dat is een ne slechte gazet, die
meugen wij niet lezen".
De jongste der kinderen, een meisje van plm.
8 jaar zeide „Het laatste nieuws" (zoo heet de
krant) meugen wij niet lezen, want het strijdt
tegen God, en daarin wordt niet geklapt van
ons Lieven Heer," „Wie zegt dat?" was de
vraag. „Onze pastere zegt het, dat God het ver
biedt, omdat het tegen God strijdt. Het is een
slechte gazet, madam, gij meugt dat niet lezen,
gij." Het gesprek was afgeloopen de kinderen
speelden verder misschien niet beseffend, dat ze
de neutrale krant hadden veroordeeld.
Deze Roomsche kinderen hebben over menig
Christen een beschamend oordeel geveld. Ook
over menig Gereformeerd Christen. Hoeveel
Gereformeerde gezinnen zijn er nog in ons land,
waar nog de zgn. neutrale bladen worden gele
zen, en waar de kinderen 's avonds hunkerend
uitzien naar de sensatievolle dagelijksche verha
len en detectieveverhaaltjes met plaatjes. Hoe-
vele van onze kinderen, die bondelingen zijn,
zullen op het zien dezer bladen zeggen „Dat
blad, deze krant strijdt tegen God".
Waarlijk, het getuigenis van deze Roomsche
kinderen is beschamend, ook voor vele Gerefor
meerde jongeren en ouderen.
Dominé, ik wou, dat U zelf de ernstige toon
dezer kinderen had gehoord, U zou er ook door
getroffen zijn geweest en ook Uw gedachte zou
geweest zijn „Als al onze jongens en meisjes
eens zoo een oordeel hadden over de neutrale
krant, wat zou de Chr. pers dan een toekomst
hebben." (H. C.)
Met den inzender (H. C.) zijn we het van
harte eens, dat er in dit opzicht nog veel te ver
beteren is. Er ligt nog zooveel land braak, dat
op bearbeiding roept en wacht.
Er blijft evenwel een groote moeilijkheid in
deze tijd en dat is de prijs onzer groote bladen,
periodieken en illustraties.
Zeker op zichzelf genomen en voor wat ge
boden wordt, zal het wel niet voor minder kun
nen. Kan dat niet, is dan de oplossing niet hierin
te vinden, dat 2 of 3 gezinnen samen een goed
christelijk dagblad lezen
Als er een wil is, is er toch ook een weg te
vinden.
Juist in deze tijden is het zoo noodig dagelijks
te worden gesterkt door een blad, dat de be
proefde beginselen naar Gods Woord vertolkt
met alle kracht.
Steunt onze mannen van de pers, opdat de
wetenschap, dat het christelijk volksdeel, als in
gesloten colonne achter hen staat, hen stale.
Onze broeder (H. C.) een woord van dank,
alzoo me nog eens de gelegenheid te hebben ge
boden op onze groote verantwoordelijkheid in
dezen te wijzen.
Kapelle-Biezelinge. A. SCHEELE.
L. S.
Oudergewoonte hoopt de afdeeling Zeeland
van den Ned. Bond van J. V. op G. G. op
Paaschmaandag weer in bondsdag bijeen te ko
men. Voor de aangesloten vereenigingen kan
zulk een vergadering van groote beteekenis zijn.
Zoo nu en dan dienen onze Geref. jongelingen
elkander eens te zien en aan te sporen tot de
studie der beginselen.
Doch ook mag zulk een vergadering voor de
ouders onzer jonge menschen niet onverschillig
zijn. Wanneer het goed is leven de ouders ook
mee met den arbeid der Jongelingsvereenigingen.
Hun meeleven is voor het leven der vereenigin
gen van onmisbaar belang. Vooral nu, daar deze
tijd met name voor het opkomend geslacht zoo
heel ernstig is. Daar wordt een ontzaggelijke
strijd gevoerd om het bezit der jeugd. Ook om
het bezit van die jeugd, die staan mag in de
lichtglanzen van Gods genadeverbond.
En daarom rekenen en vertrouwen onze jonge
menschen op het meeleven der ouderen. Het zal
voor ons dan ook een rechte blijdschap zijn dat
meeleven te mogen zien in het bezoek onzer
provinciale vergadering. Dan zal er ongetwijfeld
nog meerdere bezieling van onze samenkomst
uitgaan, die den band van Kerk, gezin en jeugd
versterken zal tot eer van den verrezen Christus!
J. P. KöGELER, Voorzitter.
JACQ. DE SMIT, Secretaris.
DRIETAL TE
Emmer Compascuum A. Douma,
Cand. en hulppred. te Hardenberg.
Cand. H. J. Heersink te Oude Schild.
J. van Raaite te Laar (Graafsch. Bentheim).
TielJ. P. Unger te Bruinisse.
J. Wiepkema te Duisburg-Ruhrort.
A. W. Wyminga te Jutrijp-Hommerts.
BEROEPEN TE
MijdrechtJ. C. Gilhuis te Ooster Nijkerk.
AANGENOMEN NAAR
Wierden A. J. Stolte te Gameren.
Nijverdal. Door den kerkeraad der Geref.
Kerk alhier is een commissie van 3 personen
benoemd, met de opdracht te onderzoeken of
eerlang een 2e predikantsplaats zou kunnen wor
den gesticht.
Theologische School.
In dank ontvangen een legaat van wijlen Mej.
Wed. Henderika WesterdijkBoode, laatstelijk
gewoond hebbende te Franeker, en aldaar over
leden 18 Mei 1935, groot twee honderd vijftig
gulden 250.vrij van rechten en kosten.
De Penningmeester,
Zeist, 30 Maart 1936. A. M. DONNER.
Nationale Vereeniging voor Geref. Voor
bereidend Hooger Onderwijs te Kampen.
De Algemeene vergadering zal plaats hebben
D.V. Donderdag 25 juni 's middags te 2 uur in
het Hospitium aan den Broederweg 15 te Kampen.
Punten voor de Agenda van deze Vergadering
worden vóór 28 Mei ingewacht bij den Secretaris
Namens de Commissie van Toezicht,
Dr. S. GREIJDANUS, w.n. Voorzitter.
Dr. G. M. den Hartogh, Secretaris.
Vloeddijk 91, Kampen.
Dr. C. Rullmann, die pas 60 jaar ge
worden is, is plotseling overleden. De ontslapene
deed in 1902 cand.-examen aan de V.U. en aan
vaardde het predikambt te Garijp in 1903; daarna
diende hij de kerken van Berkel 1911'13,
Utrecht 1913'28, en Wassenaar sinds 22 Juli
1928. Bekendheid verwierf hij door zijn vele ge
schriften over de Nederlandsche kerkhistorie
der vorige eeuw. Zijn wetenschappelijke ver
diensten vonden waardeering door zijn benoe
ming, bij gelegenheid van het gouden jubileum
der V.U. in 1930, tot doctor theologiae honoris
causa.
Niet minder dan 23.000 Oostenrijkers
traden in de afgeloopen jaren tot de Protestant-
sche kerk toe. Toen Dollfuss aan het bewind
kwam moest ieder Oostenrijker lid van een kerk
zijn. Toen kwamen er duizenden naar de Protes-
tantsche kerk. In Zuid-Weenen ontstond een
groote opwekkingsbeweging. In Oostenrijk is een
groote massa tot het Protestantisme gekomen,
maar men heeft er niet de beschikking over be
hoorlijke lokaliteiten of kerkgebouwen. Vooral
in West-Weenen en Zuid-Weenen is de vraag
naar kerkgebouwen zeer groot.
De Rotterdammer van 3 April j.l. schrijft:
Protestantsche kerken in N. Brabant en Lim
burg zijn als eenzame posten in 't Roomsche land.
Zoo een is ook de Geref. Kerk van Bergen op
Zoom, die met haar nauwelijks 900 leden in een
stad met 23000 inwoners wel een zeer bescheiden
plaats inneemt, evenals de Herv. Kerk, die 2000
leden telt. Des te verheugender is het, in haar
jaarboekje te lezen, dat zij die plaats niet onbenut
laat en, naast het interne Kerkelijke leven, een
actieve Evangelisatie-arbeid onderhoudt. Deze
arbeid heeft zelfs zoodanig de aandacht, dat men
er in geslaagd is, een theol. candidaat, de heer
L. J. Schalekamp van Wassenaar te benoemen,
die zich speciaal aan dit werk zal wijden. De
pastor-loci Ds. W. M. Ie Cointre, schrijft aan het
slot van zijn kerkelijk overzicht, dat hij zou
wenschen meer-actief, zich ontplooiend, gees
telijk leven. „Onze verantwoordelijkheid is zoo
groot. De kansen, ons nu geboden, zijn zóó vele.
Dat we ze grijpen, in een aan dezen grootschen
tijd evenredigen „stijl" levend. Weg met alle
tijdverspillen aan beuzelingen. Geen verdeeld
heid, een hartelijke eens-gezindheid allereerst en
ook een open oog, een warm hart, een kloeke
hand ten opzichte van den velerlei nood van
dezen tijd. De wereld mag ook wat ons aangaat,
nu ze zucht en in barensnood bevangen is, niet
tevergeefs reikhalzend uitzien naar de openbaring
der kinderen Gods".
De Gezangen in de Geref. Kerken.
Ds. J. H. Telkamp schrijft in de Utrechtsche
Kerkbode over het gebruik van den door de
jongste Synode dezer kerken met een aantal
nieuwe uitgebreiden Gezangenbundel achter de
Psalmen. Ds. Telkamp verklaart dat zoowel hij
als de andere predikanten er niet voor zijn, om
„nu maar meer gezangen te gaan zingen". „In
de eerste plaats niet, omdat de Synode van Mid
delburg nadrukkelijk uitgesproken heeft, dat die
gezangen voornamelijk dienen gebruikt te worden
op de feestdagen een veelvuldig gebruik is dus
in strijd met de bedoeling van de Synode die ze
invoerde. En in de tweede plaats dient men den
schijn te vermijden, alsof men geen rekening zou
willen houden met de leden, die weinig of niets
voor deze gezangen voelen. Het is natuurlijk iets
anders om, zonder meer voor bezwaarden uit
den weg te gaan en ze ongebruikt te laten. Er
is geen enkel ding in het kerkelijk leven, of er
zijn wel bezwaren. Maar Christenplicht is, om
toch met de gevoeligheid van deze broeders en
zusters te rekenen. Zelf gevoel ik er dan ook
niets voor, om er een druk gebruik van te maken.
En naar ik hoor, nemen thans al onze predikan
ten hetzelfde standpunt in."
Ernstige aanklacht.
Ds. P. van Dijk, Geref. predikant te Zaandam,
klaagt in het Noord-Hollandsch Kerkblad over
den aard van vele feestelijkheden bij Christelijke
vergaderingen.
„Humor is goed", aldus Ds. van Dijk, „en een
gezonden lach op een geestigen zet, een geestig
boek, ik zou niet weten, waarom die zou zijn
te wraken. Maar er worden op Christelijke ver-