No. 15
Vrijdag 10 April 1936
50e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE.
MEDEWERKERS i D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d, ENDE, A. B. W. M. KOK, A, H. OUSSOREN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
STERVEN EN LEVEN.
„Die dood geweest is en weder levend
is geworden."
Openb. 2 8b.
Paschen.
Op Paschen dan spreken wij over Hem „die
dood geweest is en weder levend is geworden".
En als wij over iemand anders spreken dan vie
ren wij geen Paasch-féést
Christus wil dat we Hem in het centrum plaat
sen als den uit het graf verrezene Als den uit
den dood weer opgestane Levensvorst
De stikdonkere nacht van Golgotha en de hel-
lichtende morgen van Jozefs hof, we kunnen en
mogen ze niet scheiden, nu niet en nooit
Om het hemelsch-verrijzenislicht te verstaan
hebben we eerst de helle-duisternis te door
gronden Ach, wie kan ze doorgronden
Laat ons het anders zeggenwie niet op
Golgotha heeft vertoefd en daar den Christus
heeft zien bloeden, lijden en sterven om zijner
zonden wil, die kan ook niet gaan naar Jozefs
hof.
Daar is dan voor hem niets te zien en niets
te beleven.
Hoogstens zal schrik of onverschilligheid hem
bevangen enop de vlucht doen slaan.
Ach hoevelen zullen er ook nu weer zijn die
onverschillig het Paaschfeest ontvluchten Voor
wie Paschen niets zegt, aan wie de vreugd van
Paschen voorbijgaat.
O ja, ze vieren misschien wel feest, een vroo-
lijk feest, maar buiten Christus om.
Zelfs staan ze in het centrum, maar niet Hij
Eigen pret en vermaak is het hoogste.
Weet jongeren en ouderen, wilt gij vandaag
vreugd, blijdschap hebben, feestvieren, echt
Paaschfeest, dan hebt gij u zelf de vraag te stel
len „Wat beteekent Gethsemané en Golgotha
voor mij
Zijt gij met die vraag tot klaarheid en tot rust
gekomen in uw ziel
Dan kunt gij en moogt gij Paaschfeest vieren.
Dan ook alleen
Immers wie niet op Golgotha heeft vertoefd,
hij zal ook niet het groote wonder der verrijzenis
kunnen beleven
En ach, hoevelen zijn er niet, die ook in deze
voorbijgegane lijdensweken Golgotha weer zijn
voorbijgegaan
Voor wie de kruisprediking ergernis en dwaas
heid was. Ze lachtten en spotten met dien Jezus
den gekruisigde, of ze gingen onverschillig aan
Hem voorbij
O, eens in den dag der dagen zullen zij Hem
niet meer kunnen voorbijgaan en dan zullen ze
Hem moeten zien, Dien zij hier niet wilden zien
En dan zullen zij met hun lach en onverschil
lige spot geworpen worden in de buitenste duis
ternis. Daar zal het lachen ophouden, daar is de
plaats voor geween en knersing der tanden
En nu gij
Hebt gij op Golgotha vertoefd
Hebt gij Christus zien kruisigen
Hebt gij gezien dat Hij stierf; den dood inging?
Jazegt ge maar het komt er zeer aar
zelend uit en ge schijnt iets te willen vragen.
De vraag moet misschien duidelijker gesteld.
En daarom nog eensHebt gij den Christus
daar ook zien kruisigen voor u? Om uwer zonden
wil?
Ofzijt gij slechts toeschouwer geweest
zonder meer
O, geloof het, enkel toeschouwer te zijn op
Golgotha is gevaarlijk, levensgevaarlijk
Dan kunt gij misschien over Golgotha spreken
veel en mooi, maar dan zijt gij nog niet bij Jezus
geweest, uw Zaligmaker, uw Borg
Dan hebt gij de doodsnood en de zieleangst,
waarin Jezus heeft gestaan, misschien wel ge
hoord, maar niet verstaan.
Hierop komt het aan of gij gelooft, dat Hij
heeft geweend, gekermd, geschreeuwd in zijn
Godverlatenheid om uwentwil, om uwer zonden
wil.
Hierop komt het aan of gij gelooft, dat Hij
voor u den dood is ingegaan en uw zonde met
zich den dood heeft ingedragen, welke op Goede
Vrijdag met Hem begraven wordt.
Stel u daarom aan den vooravond van Paschen
en straks ook op Paschen deze vraag
Is de man van Smarten mijn Borg en mijn
Middelaar, mijn Joël, mijn Zondenvernieler
Ja... zegt ge weer, maar aarzelend! Want...
mijn zonden zijn zoo veel en zoo groot
Juistzegt Christus, daarom was Mijn lijden
zoo zwaar en zoo diep, ja daarom moest Ik
sterven
Maar geloof het nu dan ook, twijfel nu niet
meer„Ik heb uw zonden verslonden, uw dood
overwonnen Want Ik sta weer op, Ik ben dood
geweest, maar weer lévend geworden
Ik heb de hel doorwaad om u te voeren in
den hemel.
Komt dan met al uw zonden naar Golgotha,
laat ze slaan aan het kruis.
Hoor de striemen op Jezus rug
Hoor uw zonden gaan onder
Kom en zie, Jezus spreekt„Het is volbracht'
ze nemen Hem af van het kruis, ze leggen Hem
in het graf
Uw zonden gaan onder, worden met Hem
begraven
En danDie stierf, die dood geweest is,
wordt weder levend, is weder levend geworden
Want den dood heeft Hij overwonnen „opdat
Hij en mij de gerechtigheid, die Hij door Zijn
dood ons verworven had, konden deelachtig
maken".
Gaat nu uit Hem tegemoet en vier feest, écht
Paaschfeest.
Oostkapelle. M. J. VAN DIJKEN.
HET GEZANG VAN DE 144.000.
Openb. 14 15 (I).
Johannes mocht weer een blik in den hemel
werpen. „En ik zag, en zie, het Lam stond op
den berg Sion en met Hem 144.000 hebbende
den naam Zijns Vaders geschreven aan hun voor
hoofden."
En niet alleen mocht hij toen in den hemel
zien, hij mocht ook hooren het gezang van de
144.000. „En ik hoorde een stem uit den hemel
als een stem veler wateren en als een stem van
een grooten donderslag. En ik hoorde een stem
van citherspelers, spelende op hun citers en zij
zongen als een nieuw gezang." Dit laatste deel
wordt ook wel aldus vertaald„En de stem,
die ik hoorde (was) als van citerspelers, spe
lende op hun citers. En zij zongen een nieuw
gezang".
Als we nu in dat zingen een blijk zien van
de blijdschap der 144.000 en van de zaligheid,
die zij genoten, is dat niet omdat zingen altijd
een blijk van ware, echte vreugde zou zijn.
Het kan óók zijn, dat iemand liedekens zingt
bij een treurig hart (Spr. 25:20), dat er blijde
liederen gezongen worden, terwijl het hart vol
droefheid is. En dat behoeft dan nog niet on
oprechtheid te zijn of een bewijs van een zich
verhardend hart. Dat is dan niet altijd en onder
alle omstandigheden af te keuren. Dat kan de
vrucht zijn van een groote zelfverloochening in
zichzelf gevende liefde.
Als een verpleegster in een ziekenhuis haar
kranken te verzorgen heeft, kan het zijn, dat in
haar hart een groote droefheid is vanwege een
grooten rouw en dat zij toch met een treurig
hart een lied moet zingen, als haar werk haar
roept aan het ziekbed van een kind, dat opge
beurd moet worden en dat zij daar zingt het
kinderversje van de Liefde „O wij kind'ren, wij
leven als de vogeltjes blij, want de Heere daar
boven zorgt voor u en voor mij". Het kan haar
roeping zijn om, terwijl haar hart treurt, met een
opgewekt gelaat door de ziekenzalen te gaan,
want de kranken hebben dat noodig. En is dan
het lied en het opgewekte gelaat een blijk van
Christelijke zelfverloochening, het is toch geen
blijk van vreugde, groote vreugde.
Het kan zijn, dat iemand zingt, maar niet om
uiting te geven aan z'n blijdschap, maar om daar
in uit te klagen z'n droefheid. In den bijbel heb
ben we ook de klaagliederen.
In Psalm 137 vinden we het wondere geval
van een verklaring, dat men niet zingen kan en
de harpen heeft aan de wilgen gehangen, en die
verklaring wordt gegeven in een wonderschoon
lied, dat we nu nog zingen.
Wie kan denken aan blijdschap bij den dichter,
die zong'k Heb mijn tranen onder 't klagen tot
mijn spijze dag en nacht. En toch hij zong
dat en nu nog zingen we hem vaak die ontroe
rende klacht na.
Al dat zingen is dan echter niet, wat we waar
lijk zingen kunnen noemen. Hoe heeft soms de
stem, wanneer ze een klaagzang aanheft hoe
zwak is die stem, wanneer zij zingt bij een treu
rig hart. Dat alles is een heel ander zingen, dan
waarvan Johannes hier spreekt, dat hij hoorde
een stem als een stem veler wateren en als een
stem van een grooten donderslag.
In deze laatste omschrijving zoekt Johannes
blijkbaar naar woorden om aan te duiden den
machtigen indruk van de groote kracht in het
zingen., dat hij beluisteren mocht.
Het gezang was als de stem van vele wateren,
gelijk aan het machtig gedruisch van de door
een stormwind heftig bewogen golven der zee,
die breken op de kust. Het gezang was als de
stem van een grooten donderslag. Hoe geweldig
kan het geluid zijn van een losbarstend onweer
Hoe indrukwekkend de dreun van den donder
langs het luchtruim tot die in de verte wegsterft.
Zóó was nu de kracht van dat gezang in den
hemel. Dat was zingen met alle kracht omdat
het zingen was uit een blij gemoed. Dat was
zingen omdat niets, niets dat zingen ook maar
in een enkel opzicht belemmerde.
En dit zingen met zulk een geweldige kracht
was tegelijk een o zoo liefelijk zingen. Bijzonder
duidelijk komt dat uit in de nieuwe vertaling
„En de stem, die ik hoorde was als van citer
spelers, spelende op hun citers". Wat is liefe
lijker dan het geluid van een harp, als die door
meesterhand getokkeld wordt. Zoo was dat ge
zang in den hemelvol van kracht, maar ook
liefelijk, want de blijdschap, die daarin vertolkt
werd, kwam uit fijn besnaarde harten.
Dit machtig, teere lied kon van groote blijd
schap en zaligheid jubelen. Let maar op de plaats,
waar het gezongen werd. Johannes zag de 144.000
zangers staan op den berg Sion. En die berg
Sion was dan niet de aardsche berg van dien
naam. De berg Sion was het symbool van de
woning Gods. En de eigenlijke woning Gods is
in den hemel. Deze zangers zongen in den hemel.
Johannes hoorde hun gezang als een stem uit den
hemel.
En Johannes zag ze dan staan vóór den troon
Gods en vóór de vier levende wezens en vóór
de ouderlingen.
Vóór den troon Gods stonden ze, vóór Gods
aangezicht. En op aarde zongen deze zangers
reeds, dat Gods vriend'lijk aangezicht vroolijk-
heid en licht heeft voor alle oprechte harten.
Hoe moesten deze zangers zich dan geïnspireerd
voelen tot een machtig lied, als zij hier stonden
vóór Gods troon in het onbelemmerd licht van
Gods vriendelijk aangezicht.
En ze stonden hier ook voor de vier levende
wezens en voor de ouderlingen, voor de verte
genwoordigers van de verloste schepping, en die
van de verloste menschheid. Geen wonder, dat,
als zij zóó zingen mochten onder het licht van
Gods vriend'lijk aangezicht en vóór het oor van
de geheele verloste schepping, zij zich aange
vuurd gevoelden om met machtige stem uiting te
geven aan de groote blijdschap, die, vanwege de
groote zaligheid, hun harten vervoerde.
En dit machtige, blijde lied was dan het lied
van de 144.000 hebbende den Naam des Vaders,
geschreven aan hun voorhoofden.
Van die 144.000 wordt al gesproken in Openb.
7. En daar blijkt, dat bij die 144.000 te denken
is aan alle uitverkorenen van alle eeuwen en uit
de geheele wereld.
Het getal 144.000 wil dan niet op gewone
wijze het juiste getal aangeven, want de schare
der verlosten is een schare, die niemand tellen
kan (7:9). Het is een symbolisch getal om uit
te drukken de grootst mogelijke volheid, want
144.000 12 X 12 X 1000, dat is 3 X 4 X
3 X 4 X 10 X 10 X 10.
Van die 144.000 werd dan verder in Openb. 7
gezegd, dat ze verzegeld werden aan hun voor
hoofden, opdat zij bewaard zouden blijven te
midden van de oordeelen, die over de aarde
zouden komen.
En hier vinden we dan die 144.000 terug, als
we hier staan aan het einde. Gods oordeelen
zijn op de aarde geweest, maar temidden daarvan
zijn ze bewaard. Niet tevergeefs ontvingen zij
het teeken aan hun voorhoofden.
Zij deelen in de zaligheid en aan hun voor
hoofd hebben zij nu geschreven den Naam Gods
des Vaders, ten teeken, dat zij Hem toebehoo-
ren, dat ze Zijn kinderen zijn, die behooren bij
Hem in Zijn Vaderhuis.
ZEEUWSCHE
OUDERLINGEN-CONFERENTIE.
Aan de kerkeraden werd reeds toegezonden
het agendum voor de 17de Zeeuwsche Ouder
lingen-conferentie te houden op Woensdag 29
April a.s.
Dit jaar wordt die gehouden te Bergen op
Zoom in de Gereformeerde Kerk, Bolwerk-
Zuid 34.
Zijn de kerkeraden dus reeds met deze con
ferentie op de hoogte gesteld, het is gewenscht,
in de Kerkbode in breederen kring voor deze
belangrijke conferentie de aandacht te vragen en
daarom willen we er hier iets van zeggen.
Het agendum vermeldt twee referaten. Voor
de morgenvergadering van br. J. J. Boon te Ber
gen op Zoom over „De roeping onzer kerken
in verband met verschillende politieke richtingen
en tegenover leden, die zich aansluiten bij C.D.U.
of N.S.B.". Voor de middagvergadering van Ds.
W. H. van der Vegt te Goes over „Ons ambt
en de hypocrieten".
Zooals men ziet twee belangrijke onderwerpen,
waarvan het laatste altijd actueel is en het eerste
in deze dagen bijzonder actueel is, getuige ook
de bespreking daarvan in de kerkelijke pers en
de behandeling van eenzelfde onderwerp op een
Ouderlingen-conferentie te Almelo door Ds.
Prins van Deventer.
De bespreking heeft br. Boon gemakkelijk ge
maakt door een reeks van 7 stellingen te publi-
ceeren. Die stellingen nemen we hier op dan
kan elk daarover zijn gedachten reeds laten gaan.
Zijn stellingen zijn
I. Tot de roeping der Kerk behoort het licht
van Gods Woord te laten schijnen over ieder
terrein van het leven en dus ook over dat van
het politieke leven.
II. De vervulling dezer roeping geschiede
door de bediening des Woords, maar voorts door
alle ambtelijke bearbeiding van de leden der ge
meente.
III. Bij het vervullen dezer roeping worde
niet geschroomd concreet groepen of richtingen
aan te wijzen, die beginselen voorstaan strijdig
met Gods Woord, terwijl evenmin verzuimd
worde te wijzen op de positieve taak, die ieder
lid der Kerk heeft te vervullen om ook op het
terrein van het politieke leven actief mede te
werken aan de doorwerking der Christelijke be
ginselen, terwijl daarbij als ongehoorzaam moet
worden aangewezen een ieder, die deze roeping
niet vervult, of handelt in strijd met deze roeping.
IV. Zonder partij te kiezen voor een be
paalde politieke richting heeft de Kerk bij de
vervulling harer roeping wel de taak om thans,
naast andere partijen, ook de C.D.U. en N.S.B.
aan te wijzen als partijen, die beginselen voor
staan strijdig met Gods Woord.
V. Indien leden onzer Kerken openlijk sym
pathie betuigen met, zich aansluiten bij of pro
paganda voeren voor de C.D.U. of N.S.B., be
hooren zij hierover te worden vermaand, waar
noodig vooral grondig onderricht en nauwkeurig
gewezen op de consequenties, waartoe doorwer
king der beginselen dezer partijen voeren.
VI. Bij doorgezet welbewust afwijkend han
delen van leden onzer kerken is het roeping, én
om de leden zelf én om de Kerk, tot tuchtmaat
regelen ten opzichte van hen over te gaan, waar
bij moet rekening worden gehouden met
a. wat de kerkordening ten deze voorschrijft
en de Generale Synodes onzer Kerken in deze
of soortgelijke gevallen hebben geadviseerd
b. dat niet het lidmaatschap van C.D.U. of
N.S.B. als zoodanig censurabel stelt, doch het
„voeren van een onchristelijke leer"
c. steeds ieder geval met de noodige voor
zichtigheid afzonderlijk worde behandeld en
beoordeeld
d. de consequenties van een éénmaal aange
vangen tuchtmaatregel in ieder geval grondig
worden ingedacht.
VII. Tot de roeping onzer Kerken behoort
ook te streven naar een uniforme regeling, waar
toe behandeling op de a.s. Generale Synode aan
de hand van ingekomen voorstellen kan mede
werken, al wachten wij ons wel publiek een oor
deel te vellen over de handelwijze van één onzer
andere Kerken ten opzichte van haar leden, wijl
wij daartoe niet bevoegd zijn.
Verwacht mag worden, dat ook van Walche
ren een groot aantal ouderlingen en predikanten
deze conferentie zal bezoeken. Voor iemand, die
verstand van organiseeren heeft, is hier dan mis
schien een mooie gelegenheid om de reis daar
heen gezamenlijk te doen met autobussen. Dan
moet die zaak echter spoedig aangepakt worden,
want Woensdag 29 April is er reeds die con->
ferentie.
DE AFDEELINGS-VERGADERING OP
TWEEDEN PAASCHDAG.
De vergadering der afdeeling Zeeland van den
Geref. Jongelingsbond, mag zich in zulk een po-
pulairiteit verheugen, dat het niet noodig is daar
over veel te schrijven om tot bezoek daarvan
op te wekken.
We willen dan ook volstaan met een enkel
woord, van meedeeling, dat de morgenvergade
ring gehouden wordt in „De Vergenoeging" te