FEUILLETON
KLATERGOUD
VAN VERRE EN NABIJ.
KERKNIEUWS.
deze beweging zich over het grootste gedeelte
van Europa verspreid.
In Duitschland nam het de vorm aan van Pië
tisme. In Engeland de vorm van Quakerisme, in
Frankrijk de vorm van Jansenisme en in Spanje
en Italië van Quietisme.
Het was een terugkeer van de religie van de
vorm tot de religie van het hart, hoewel met
groote fouten.
Hoewel zij niet zooals vorige Mystici vervie
len in de fout van Pantheïsme, noch ook in de
fout van een opgaan van de ziel in God, zoo
hielden ze toch staande dat het doel moest zijn
eenheid met God.
Onder deze eenheid verstonden ze niet wat
Christenen onder „eenheid" verstaan vermaak
in de deugden Gods, onderwerping aan zijn wil,
neen, het was „iets" dat boven alle begrijpen
uitging. Het was een toestand waarin alle ge
dachte, alle activiteit werd opgeheven. Deze toe
stand wordt slechts door weinigen bereikt.
Natuurlijk dienen de gewone middelen der ge
nade niet tot het bereiken van zulk een hoogte.
De ziel moet juist verheven zijn boven het ge
bruik van kerk en sacrament. De ziel moet zelfs
boven Christus rijzen, daar het niet Christus is,
dien de ziel zoekt, noch ook God in Christus,
maar God als God, den Absolute, den oneindi-
gen God. Alle bewuste zelf-activiteit moet op
geheven worden, om volmaakt in God te rusten.
De ziel moet verkeeren in een toestand van ex
tase, moet uit zich zelf gaan staan, moet geen
ziel meer blijven.
Deze toestand kan verkregen worden door ne
gatie of abstractie, d.w.z. de abstractie van de
ziel van alles wat „buiten God is", van het schep
sel, van alle belangstelling en indrukken van
tastbare voorwerpen. Ieder gevoelt hier de ver
wantschap met het Ascetisme.
Niet slechts moet de ziel dus van het schepsel
afgetrokken worden, maar de ziel moet aan zich
zelf dood zijn.
Gebed kan er niet zijn, want gebed is iets
vragen voor zichzelf. Dankzegging is een on
mogelijkheid. want dankzegging houdt in dank
baarheid voor iets gedaan aan den mensch.
Het „Ik" moet opgelost worden.
Een voorkeur voor hemel of hel mag er even
min zijn.
Eén van de punten, waarop de Quietisten
sterk stonden was het bereidwilligheid om ver
doemd te worden, indien dit de wil des Heeren
zou zijn.
Hoewel de Mystici van deze periode zeer toe
gewijd leefden, gebruikten ze echter dikwijls
zulke uitdrukkingen, dat hun vijanden hen be
schuldigden van Antinomianisme. Zoo zeiden ze,
dat een ziel gevuld met liefde, niet kan zondigen.
De zonde die iemand deed, was niet in hem,
maar buiten hem.
We zien hier het telkens in de kerkhistorie
terugkeerend verschijnsel, dat men zich boven
de wet wil stellen, dat men Perfectist wil zijn en
men juist dan beneden de wet wegzinkt. Perfec-
tisme heeft menigmaal geleid tot Antinominia-
nisme.
Het is wel opmerkelijk, dat ook in onzen tijd
dergelijke geestelijke stroomingen zich weer
openbaren.
En dat juist in die kerken waar het wezen
van het dienen van God verwaarloosd wordt,
het als verbondskind gehoorzaam zijn, dat daar
juist geestelijke stroomingen zich openbaren, die
nog wel in naam, maar niet in werkelijkheid zich
houden aan het Woord van God.
Wie eerlijk de historie nagaat, kan ook uit
het bovenstaande zien, waarheen het valsch
Mysticisme, hier het Quietisme voert.
De dankbare Christen vraagtHeere, wat wilt
Gij, dat ik doen zal en hij zoekt niet „zoete rust"
in God. Dat is valsche rust.
Gereformeerde Kerk van Middelburg.
Ds. Middel is nu in 1850 predikant van de
Gereformeerde Kerk. Tijdens Ds. Middel wordt
de Oude kerk verkocht en wordt de Gasthuis-
kerk (de „nieuwe" kerk) zoodanig verbouwd,
dat er voor 600.een kosterswoning in ge
perst wordt.
De koster heeft vrij wonen, en moet verder
leven van de fooien van stoven-zetten en koffie
drinkers
Maar mochten de koffiedrinkers zeer weinigen
zijn, dan gelooft de kerkeraad hem tegemoet te
komen.
Van uit Serooskerke komt in dezen tijd het
verzoek om ten huize van Willem Janse gods
dienstoefeningen te mogen houden. Een ouder
ling wordt in het ambt bevestigd M. Maas, en
men wordt geadviseerd om zich met Oostkapelle
DOOR
H. KINGMANS
63)
„Je bent ook een mooie", verweet Truus hem
grappig. „Eerst kom je eenvoudig en dan pas
vraag je, of je welkom bent en of er wel plaats
is. En als je nu niet welkom bent en als er geen
plaats is?"
„Dan ga ik vanavond nog naar Beverwijk,
logeer daar en ga morgen terug naar Deventer."
„Hm, hm, wij zullen zien. Daar achter in den
tuin is een schuurtje en daar heb ik een oude
divan zien staan. Mogelijk kun je daar wel sla
pen. Dat is ook frisch in den zomer", zei Truus.
„Je bent heel vriendelijk. Als het niet anders
kan, neem ik er gaarne genoegen mede."
„Jongens, naar bed", commandeerde Truus.
,,'t Is méér dan tijd. Morgen mag je met oom
spelen en ravotten. Je behoeft hem niet te spa
ren, hoor. Dan moet hij maar niet zoo onver
wachts komen aanrollen."
„Zal ik even helpen vroeg Martha, ge
dienstig als steeds.
„Laat mij het alleen maar doen, zeg. Ze zijn
toch al dol genoeg."
Toen de drie jongens met veel plichtplegingen
en veel dralen goedennacht hadden gewenscht,
bleven mevrouw Heerema, Tjaard, Heino en
in verbinding te stellen, „waar veel opwekkinghe
is".
In dezen tijd spitst zich de strijd over den toga
toe. Dr. Bronsfeld schreef in zijn Reisfantaziën
„De tijd is voorbij waarin men niet behoefde te
vragen „Is U een dominee Men ontmoet geen
beenen meer alleen gedekt door een korten broek
en floretten kousen en geen voeten gestoken in
lage schoenen met of zonder zilveren gespen
en de steek dreigt voorwereldlijk te worden".
Een pastor die het waagde om zonder steek
of zonder punthoed aan de huizen te komen of
zich in het openbaar op zulk een wijze vertoon
de, ging niet voor „vol" door.
Hij werd aangemerkt als „commis-voyageur",
die men zoo spoedig mogelijk moest laten schie
ten en die men met tegenzin, ja met ergernis
groette.
Dit b.v. overkwam Ds. Beets, toen hij met zijn
standplaats ook zijn hoofddeksel verwisselde.
Maar 't ging niet alleen over dien beroemden
korten broek, ook niet alleen over die „mooie"
zwarte steek, maar het ging hier in Middelburg
vooral over die toga.
„Dekmantel der ongerechtigheden" scholden
sommigen dat kleed. En wie waagde zonder toga
op de kansel te komen, werd verzocht deze „min
voegzame kleeding" te veranderen voor een klee
ding „passend" met den ernst van den openbaren
eeredienst".
Op gewichtige vergaderingen werd door gewich
tige menschen een onderzoek ingesteld naar de
wenschelijkheid of onwenschelijkheid van het
dragen van de toga. De Synode van 1854 vond,
dat de toga met daarbij behoorende bef en baret
diende gekwalificeerd te worden als „deftig, ge
past en gemakkelijk ambtsgewaad".
A. H. OUSSOREN.
Patrimonium.
In een brochure, mij eenigen tijd geleden toe
gezonden, wordt propaganda gemaakt voor Pa
trimonium.
Nu werd nog maar enkele dagen geleden een
vergadering aangekondigd door Ds. Heij in dit
blad, waar Ds. Tunderman het woord heeft ge
voerd. Ds. Heij schreef onder meer „In een tijd,
waarin verkeerde en goddelooze beginselen on
der een schoonen schijn worden gepropageerd
is het noodig, dat de beginselen van Gods Woord
ook voor het sociale leven worden gekend en
beleden".
Inderdaad, alle christenen hebben tegenover
het sociale leven een roeping. En we spreken
niet te sterk als we zeggen, dat door onze men
schen hier in Zeeland deze roeping nog niet ten
volle wordt verstaan.
Willen we onze jongens, onze mannen en
vrouwen behouden, willen we hen sterk doen
staan tegen de zuigkracht van allerlei politieke
richtingen, dan moeten we hen wapenen, gees
telijk wapenen. De kerk moge de basis leggen
voor den strijd die zij te strijden hebben, dat
neemt niet weg, dat we in onzen tijd ons moeten
specialiseeren. Voor de speciale sociale strijd,
zijn speciaal sociale wapens noodig. En daarom
is het zulk een schoone gedachte als genoemde
brochure een oproep doet tot al onze jongeren
van de Jongelingsvereeniging naar Patrimonium.
Als we aan Patrimonium denken, dan zit bij
sommigen wel eens deze gedachte voormaar
Patrimonium is toch een werklieden verbond.
En ik ben toch geen werkman. Die conclusie
door velen getrokken is niet juist.
De oprichters hebben niet de bedoeling gehad
om Patrimonium te beperken tot de werklieden,
evenmin als de S.D.A.P. beperkt wordt tot de
arbeiders.
De bedoeling van Patrimonium is geweest,
ieder op het hart te drukken zijn roeping en hem
te zeggen, dat hij zich van het lot van zijn ar
beidende medebroeder niet kan afmaken door de
bewering geen arbeider te zijn. Neen, integen
deel, Patrimonium spreekt ons allen aan en zegt
tot ieder ChristenGij hoort in Patrimonium.
We moeten medehelpen aan de sociale ver
heffing van ons volk, ook juist in dezen tijd,
waar het gevaar van daling van het sociaal besef
niet denkbeeldig is.
Laten daarom onze jongeren niet een punt
zetten achter hun Vereenigingsleven als ze de
J. V. gepasseerd hebben, maar laten ze de lijn
van de J. V. naar Patrimonium doortrekken.
(Wordt vervolgd)
A. H. OUSSOREN.
Martha in den tuin. Er was even een gespannen
zwijgen, maar Tjaard verbrak dat, door een ge
sprek te beginnen, dat weldra algemeen was en
waaraan ook Martha spoedig deelnam. Tenslotte
zorgde een half uurtje later Truus voor de op
gewekte stemming, zoodat de avond spoedig
voorbij vloog.
De pensionhoudster had verklaard, dat zij nog
wel voor een behoorlijke slaapplaats zorgen kon,
zoodat ook die overigens geringe moeilijkheid
uit den weg was geruimd.
Twee dagen later, des avonds, inviteerde
Heino Martha, met hem te gaan wandelen. Hij
vroeg het zóó dringend, en zag haar daarbij zóó
eigenaardig aan, dat Martha's hart bonsde. Zij
stemde evenwel toe.
Zij liepen naast elkaar, zonder ook maar een
enkel woord te spreken.
Wijk en Duin hadden zij weldra achter zich
en Heino zocht een boschachtig gedeelte op,
hoewel Wijk aan Zee niet op boschrijkdom kan
bogen, zooals Bergen.
Bij een der boschages stond hij stil.
„Weet je, waarom ik nu naar Wijk aan Zee
gekomen ben, Martha vroeg hij.
Martha wist het. Zij had het begrepen van het
oogenblik af, toen Tjaards jongen vertellen
kwam, dat oom Heino op komst was
Maar zij gaf geen antwoord.
„Ik ben om jouw naar hier gekomen", zeide
AANGENOMEN NAAR
Epe J. Vrolijk te Opperdoes.
Emlichheim G. Visée te Nes en Wierum.
BEROEPEN TE
Wierden A. J. Stolte te Gameren.
Wijlen Mevr. de Wed. I. DaaneHui-
bregtsen te O. en W. Souburg heeft gelegateerd
aan de Geref. Kerk aldaar een bedrag van
4000.waarvan 1000.in contanten voor
de Diaconie en 3Ö00.in obligaties voor de
Kerk en aan de Vrije Universiteit 1000.
28 Maart 1936 hield de Vereeniging voor
Evangelisatie „De Autozending in Nederland"
haar jaarlijksche vergadering in de consistorie
kamer van de Geref. Kerk te Amsterdam-West,
Adm. de Ruijterweg, onder leiding van Ds. IJ.
v. d. Zee.
Blijkens het jaarverslag werden in 1935 106
openluchtsamenkomsten gehouden en wel 36 in
Noord-Holland, 28 in Zuid-Holland en Zeeland,
18 in Drente en Friesland, 15 in Utrecht en Gel
derland en 9 in België.
Verschillende predikanten en studenten ver
leenden welwillende medewerking. In de winter
maanden worden propaganda-avonden en Evan
gelisatiesamenkomsten gehouden voor volwasse
nen en kinderen met lichtbeelden. Dergelijke sa
menkomsten werden gehouden in Culemborg,
Geldermalsen, Dieren, Serooskerke, Axel, Vis
vliet, Vreeland, Hoogersmilde, Vrouwepolder,
Rinsumageest en Vlissingen.
De Afscheiding in Zeeland.
1936 in 't bizonder is het jaar van de Afschei
ding in Zeeland, vooral wat betreft het eiland
Zuid-Beveland.
Naar wij vernemen ligt het in de bedoeling
dezer Zeeuwsche kerken, dit herdenkingsjaar
1936 niet onopgemerkt voorbij te laten
gaan, maar te herdenken, hoe een eeuw geleden
deze kerken tot Reformatie kwamen.
De kerk van Oud-Vossemeer zet deze herden
king in. Zij kwam op 24 April 1836 tot open
baring. Dan volgen Poortvliet en Oosterland
omstreeks dezelfde tijd. De juiste datum is niet
precies bekend.
Op 29 Juni 1836 volgt Kruiningen, op 2 Sep
tember Middelburg, op 4 September Nieuwdorp,
op 11 September Heinkenszand, op 11 September
Goes, op 9 October Baarland, Krabbendijke half
October. Uit de kerk van Goes sproten voort
Wolfaartsdijk (20 Mei 1839) en Kapelle-Bieze-
linge (24 Oct. 1865) en 's-Gravenpolder (24
Nov. 1898). Yerseke, dat van 2 October 1836
af met Kruiningen vereenigd was, werd 18 Oct.
1866 zelfstandig.
Op de nog in 1935 gehouden vergadering der
Classis Goes is een voorstel aanvaard, dat alle
Zuid-Bevelandsche Geref. Kerken gezamenlijk
een Gedenkboek zullen uitgeven, waarin aller
historie (18361936) verhaald wordt. Het Ge
denkboek wordt geïllustreerd met tal van nog
ongepubliceerde documenten, en samengesteld
door den historicus-publicist A. M. Wessels te
Goes. A. R. 30-3-1936.
„Onderscheidenlijk" preeken.
Ds. J. D. v. d. Velden schrijft in de „Kral.
Kerkbode" „Deze uitdrukking wordt tegen
woordig nogal eens gebruikt. We vinden het
geen mooi woord, al wordt de bedoeling wel
begrepen.
Zeg liever: Schriftuurlijk preeken. Als we weten
willen, hoe we als Dienaren van het Woord
Gods preeken moeten, dienen wij naar den zin
van de H. Schrift het Woord te bedienen in de
gemeente des Heeren.
En dan spreekt onze Belijdenis het zoo juist
uit, dat in die Bediening des Woords de sleutel
des hemelrijks steeds moet worden gebruikt, zoo
als onze Heidelbergsche Catechismus het zoo
duidelijk mogelijk uitdrukt. Op de 84ste vraag
„Hoe wordt het hemelrijk door de prediking van
het heilig Evangelie ontsloten en toegesloten
wordt geantwoord
Alzoo, als, volgens het bevel van Christus aan
de geloovigen, allen en eenen iegelijk, verkon
digd en openlijk betuigd wordt, dat hun, zoo
dikwijls als zij de beloftenis des Evangelies met
een waar geloof aannemen, waarachtiglijk al
hunne zonden van God, om der verdiensten van
Christus wille vergeven zijn daarentegen allen
ongeloovigen, en die zich niet van harte bekee-
ren, verkondigd en betuigd wordt, dat de toorn
hij. „Ik drufde nóg niet, maar ik moest. Ik kon
niet langer wachten. Toentoen ik je vroeger
vertelde, dat ik jou liefhad en jou tot vrouw
begeerde, heb je mij geloofd. Waarom geloofde
je mij
„Omdat ik meende, dat je de waarheid sprak",
antwoordde Martha, moeilijk sprekend, en in de
war over zijn vreemde inleiding.
„Ik heb toen ook de waarheid gesproken",
zeide Heino. „God de Heere weet, dat ik waar
heid sprak. Wat daarna is gebeurd, was alles
leugen. En daar heb ik voor geboet. Het is
goed, dat het geschied is. Het is voor alles goed.
Allereerst voor mij zelf. Ik ben, Gode zij dank,
anders geworden, Martha, 'k Heb langs bittere
wegen geleerd, dat ik klatergoud heb nagejaagd."
Hij zweeg. Martha zweeg ook. Zij kon niet
spreken, want vóór haar stond een man, die
zich klein voor God gevoelde die door Gods
Geest was omgekeerd, als een blad aan een boom.
Weer zag hij haar aan.
„Heb jij toen waarheid gesproken, Martha
Had je mij lief
Martha knikte.
„Ik wist het", zeide hij. „Maar ik heb je
schandelijk behandeld. Terwijl ik je liefhad. Zóó
kan de zonde van de geldzucht iemand beheer-
schen. Ik ben dankbaar, dat je mij hebt kunnen
vergeven. Want verdiend heb ik die vergiffenis
niet."
„Ik heb je van ganscher harte vergeven, Heino.
Spreek er niet meer van."
„Kun je een moordenaar vergeven Ik heb
Gods en de eeuwige verdoemenis op hen ligt,
zoolang als zij zich niet bekeeren naar welk
getuigenis des Evangelies God zal oordeelen,
beide in dit en in het toekomende leven.
De prediking, die daaraan niet voldoet, is ge
oordeeld.
Zeker, het uitgangspunt moet zijn, zooals de
Apostel Paulus dit in het begin zijner zendbrie
ven zegt. Hij vangt o.a. den brief van Korinthe
aan „Aan de gemeente Gods, die te Korinthe
is, den geheiligden in Christus Jezus, den geroe
pen heiligen". Hij heeft daar niet de beschouwing,
zooals ge die meestal vindt in kringen, die gaarne
den term„onderscheidenlijk preeken" gebrui
ken van een vergadering van onbekeerde men
schen, waaronder zoo hier en daar enkelen, die
tot het „volk" behooren. Daar zou de Apostel
Paulus vierkant tegen in gaan. Hoewel hij echter
uitgaat van de vergadering der geloovigen en
het in Christus geheiligd zaad, vermaant hij toch
ernstig tot zelfonderzoek, tot zelfbeproeving.
Vindt ge niet in denzelfden brief aan de gemeente
te Korinthe „Onderzoekt u zeiven of gij in het
geloof zijt, beproeft u zeiven". Waren er niet,
die zichzelven een oordeel aten of dronken aan
de tafel des Heeren, niet onderscheiden het
lichaam des Heeren.
Zeker, we kunnen die niet aanwijzen, de kerk
oordeelt niet over het inwendige. Maar moet
het daarom in de prediking niet uitkomen, wat
het beteekent, hypocriet en onbekeerde te zijn,
terwijl men den naam van belijder draagt en een
plaats in de gemeente des Heeren inneemt
Moeten we dan een zoogenaamde „kenmerken-
prediking" hebben Neen, als het een theorie
wordt naar menschelijken vromen maatstaf,
waarbij de Heilige Schrift eigenlijk wordt los
gelaten.
Daartegen kan niet genoeg gewaarschuwd.
Wie dat „onderscheidelijk" preeken noemt,
verstaat er niets van.
Maar wel in den zin, zooals het kort onze
Catechismus omschrijft eenerzijds „die de be
loften des Evangelies met een waar geloof aan
nemen" en anderzijds „zoolang zij zich niet van
harte bekeeren."
Daarover moet het licht van het Woord Gods
schijnen in de Bediening des Woords. Zoo moet
de prediking een boodschap zijn, die persoonlijk
raakt en die zich niet in het abstracte verliest.
De ware prediking laat dus nooit het Verbond
los, maar zal wel onderscheiden, die in verbonds-
gehoorzaamheid wandelen of die naar het woord
van den Psalmist wel het verbond in hun mond
nemen, maar de woorden des verbonds achter
zich heenwerpen."
Verstrooiden in Frankrijk.
Zooals vele lezers wel zullen weten, is namens
onze Gereformeerde Kerken Ds. J. Maaskant,
predikant der Gereformeerde Kerk van Brussel,
belast met de geestelijke verzorging van de Ne
derlanders van Gereformeerde belijdenis, die
zich in Frankrijk bevinden. In navolging van
Nederl. Indië noemt men dezen arbeid „de ar
beid onder de verstrooiden in Frankrijk". Door
heel Frankrijk heen is er voor Ds. Maaskant
werk. Het is een taak, die hem enorm veel tijd
voor reizen kost, buitengewoon veel van zijn
krachten vergt, maar ook heel bijzonder wordt
gewaardeerd. Hij doet het werk met voorbeel
dige liefde en toewijding en ziet tegen geen moei
te op om z'n trouwe zielszorg te kunnen vol
brengen. Iedere maand moet de kerk van Brussel,
moet ook zijn vrouw hem afstaan gedurende 10
dagen. Dat is geen geringe opoffering.
Maar het werk gaat gezegend. Te Parijs is
er nu alle maand een kerkdienst voor de Gere
formeerden. Op Tweeden Kerstdag nam ik zelf
te Parijs deel aan een samenkomst van dezen
kring.
Thans schrijft mij Ds. Maaskant„Met onze
„groep in Parijs gaat het uitnemend. We hadden
„Zondag 42 personen (de baby, die gedoopt
„werd, inbegrepen)."
In het groote Parijs 42 personen Dan lijkt het
maar weinig. Maar denk U die 42 personen
ieder aan hun eigen lot overgelaten, en aan
stonds zegt ge wat een heerlijk werk voor die
allen Gods Woord te kunnen bedienen.
Laat ons belangstelling en gebed geven aan
onze landgenooten daar in den vreemde, vooral
ook om het werk, dat Ds. Maaskant voor hen
doet. (Kb. G.K. 's-Gravenhage)
K. B.
S.
mijn vrouw vermoord."
Martha wist wel in welken zin hij dat be
doelde.
„God heeft je zonden vergeven, Heino."
„Dat heeft Hij", zeide hij.
Wéér was het stil tusschen die beiden. Ge-
ruimen tijd. Het werd voor Martha een pijnlijke
stilte.
„Ik ben om jou naar hier gekomen", zeide hij
dan, zeer moeilijk sprekend. „Maar ik durf niet
zeggen, wat ik wilde zeggen. Ik weet niet, of ik
het zeggen mag. Ik wil het geluk grijpen, maar
'k weet niet, of ik het grijpen mag. Ik verdien
het niet."
En toen gebeurde het vreemde.
Het was Martha, die zijn beide handen greep.
En zóó stonden zij tegenover elkaar. En zij
blikten elkaar in de oogen, elkaar lezend in de
ziel.
„Wat wilde je zeggen of vragen, Heino?"
„Ik durf het niet", herhaalde hij. „Het geluk
is te groot. Het kan niet voor mij weggelegd zijn.
'k Heb het niet verdiend."
„Je wilt zeggen, dat je mij, ondanks alles,
steeds hebt liefgehad Maar, jongen dat zeg ik
ook. Je bent geen oogenblik uit mijn gedachten
geweest. En als ik nu zeg, dat het geluk niet
te groot is, dat God het je schenken wil, is het
dan goed
Toen trok hij de slanke gestalte naar zich toe.
En hij kuste haar.
EINDE.