No. 14 Vrijdag 3 April 1936 50e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS. UIT DE HISTORIE, ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE. MEDEWERKERS; D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, A. H. OUSSOREN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE cn R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS 15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ G OLTHOFF, MIDDELBURG WEENENDE VROUWEN. Weent niet over mij. Lucas 23 28m. Jezus Christus is op weg naar Golgotha. Het „Kruis Hem heeft gedreund tegen de muren van Pilatus' praetorium, heeft als zware stortzeeën het slanke vaartuig van 's landvoogds rechtsgevoel overstroomd en het doen zinken in het koude graf van onrecht en geweld. Pilatus heeft geoordeeld, dat hun eisch ge schieden zal en hij heeft Jezus overgegeven ter kruisiging. Daar gaat nu de Middelaar des nieu wen verbonds om zijn Nebo te bestijgen. Maar meer dan Mozes is hier. Een groote menigte, nieuwsgierig, belust op sensatie, trekt mee. En daaronder een groot aan tal vrouwen. Het zijn niet de vrouwen, die Jezus dienden van hun goederen, maar het zijn vrouwen uit Jeruzalem, saamgekomen uit de straten en stegen van de Koningsstad. Huiverend bevend slaan ze gade het ontzaglijk drama, dat thans zich voor hun oog ontrok. Spoedig volgt de eene klacht op de andere. Luid klinkt straks hun gesnik en geklaag, het weenen en gekerm achter den lijdenden Heiland. En i s Hij inderdaad niet beklagenswaardig Ziet zijn gelaat, door smart schier onkenbaar geworden, bezoedeld door bloed en speeksel. Ziet de doornenkroon op zijn hoofd gedrukt door ruwe soldatenhanden, Hem schrijnend in her vleesch. Ach, die arme Jezus Weet ge nog wel, hoe Hij kort geleden, de zelfde stad op een ezelin is binnengereden, de zelfde stad, die Hij n u verlaat? Hoe toen de Hosanna's niet van de lucht waren, evenmin als n u de kruis-roep „Waar zijn de blinden, die Ik genezen heb, zoodat ze mijn aangezicht zagen Waar zijn de kreupelen en lammen, die Ik heb doen opsprin gen en God loven Waar zijn de dooven, wie Ik het gehoor heb teruggegeven, zoodat ze hoor den mijn stem Waar is Lazarus en het doch tertje van Jaïrus en de jongeling van Naïm Waar zijn ze Ik zie alleen maar vijandige Fa rizeeën en Schriftgeleerden om mij heen Waar zijn mijn discipelen? O, mijn God, waar is mijn kerk Weent toch, vrouwen van Jeruzalem Weent over Hem Wie zou niet weenen, vandaag Maar Jezus wijst dat medelijden af. Hij wil er niets van weten en moet er niets van hebben. Willen de dochters van Jeruzalem weenen Laat hen dan weenen. Want inderdaad is dit een dag van groot geklag. Maar laat hen weenen over zichzelf. Want de donder van het oordeel Gods rommelt al in de verte. O, Jeruzalem O, dochters van Jeruzalem Gij weent thans wel 0 m Mij, maar waarom gelooft ge nog altijd niet 1 n Mij Waarom volhardt ge door Uw tranen heen, in Uw Messiasverwerping O, de toorn des Almachtigen en zijn ver- bondsvloek Want ge protesteert niet tegen de leiders van Israëls bondsvolk, die den Heilige en Rechtvaardige dooden gaan Ge valt nog niet voor Mij op de knieën, om eindelijk in Mij als Messias te gelooven. Maar ge weent tranen van zwakke sentimentaliteit, van oogenblikkelijke ontroering der ziel, van oppervlakkige aandoe ning van het hart. En ge beeldt U natuurlijk in, dat ge niet zoo slecht zijt als die schreeuwende bende vijanden en geweldenaars daar. G ij kunt tenminste nog weenen, nietwaar Bedenkt toch, dochters van Jeruzalem, dat uw gevoelvolle tranen en Uw sentimenteel gesnik, niet meer waard zijn, dan het gevloek van den Romeinschen soldaat daar en het „Kruis Hem" van volk en vaderland, niet meer waard dan kinnebakslag en speerdorst. Ook g ij zult ontwaren straks het grimmig toorngelaat van den oppersten Rechter. Gij zult het ontwaren, wanneer de smart begint, en uw schoone stad, o dochters van Jeruzalem, uit Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 gehongerd en uitgemoord zal worden door Ro- meinsche geweldenaars. Gij zult dat ontwaren wanneer de smart voleindigd wordt en de eeuwige dood verschijnt en verslindt. Dan zult ge roepen om ondergang, om begraven en ver- gruizeld te worden onder neerstortende bergen en heuvelen. Alle oog zal Hem zien. Alle oog, Ook degenen, die Hem doorstoken hebben. Ook degenen, die over Hem geweend hebben, als Jezus. Hij wil niet als Jezus worden be- schreid, doch als Jezus Christus worden geloofd. W e e n t daarom niet over mij, gij doch ters van Jeruzalem, maar gelooft in Mij Verwerpt mij niet langer als uw Vorst en Mid delaar. O, kinderen des verbonds, bekeert U tot Mij. Dat is niet het verbond houden over Jezus weenen Dat is bonds breuk. Maar dit is het verbond houden in Jezus gelooven en Hem uitroepen als Koning van heel uw leven Ach, die weenende vrouwen Ach, die verbondskinderen, die weenen over Jezus, maar niet door Hem leven in het verbond, doch Hem verwerpen. Ze weenen in hevig ge- moedsbeweeg over den mensch Jezus, en vallen niet in geloof aan zijn voetenmijn Heer en God. Ze gelooven niet in den Christus der Schrif ten, ze erkennen Hem niet als Koning en Profeet en Priester, maar een traan willen ze nog wel storten op den kruisweg en den kruisheuvel, om het verontrust gemoed in slaap te wiegen. Want dan hebben ze immers een troostmiddel: „Ik ben nog niet geheel ongevoelig en onver schillig. Verschrikkelijk toch die soldaten en die Joodsche tempelwachters. Hoe is het mogelijk „Weent niet over Mij Christus rukt af het masker van zelfbehagen en vroomheidsvertoon. Hij wil op den kruisweg niet beklaagd worden en beschreid. Hij wil ge loof. Hij wil uw hart. Hij wil uw leven. Dan houdt ge des Heeren verbond, door Hem. Door zijn heerlijke kracht. Dan troost ge U niet met tranen van sentimenteele godsdienstigheid, maar geloof ge èn wordt behouden. Weent nietGelooft alleen Krabbendijke. M. ROS. HET BEEST UIT DE AARDE (3) Openb. 13:11—18 (De valsche profetie). Om een plaats te kunnen hebben in het leven zoo wist het beeld uit de aarde te bewerken was noodig te dragen het teeken, den naam, het getal van den naam van het beest uit de zee. Dat getal zoo schrijft Johannes in vers 18 is het getal eens menschen. Johannes heeft een beest gezien, maar dat beest is een mensch. Dat beest is het beeld van een macht, die in de menschenwereld zal opkomen. Menschen zijn het, die de staatsmacht bezitten en deze dan kee- ren tegen God en Zijn Christus en Zijn volk. En tenslotte zal die staatsmacht geconcentreerd zijn in één mensch, de mensch der zonde, de anti-christ. De valsche profetie zal tenslotte haar volein ding en voltooiing vinden in den valschen profeet. En de valsche profeet zal dan de dienaar en heraut zijn van den mensch der zonde, die alle aardsche macht in ,zijn persoon vereenigen zal en al zijn groote macht dan keeren zal tegen God en Zijn volk. En het getal nu van dien mensch is 666. Over dat getal is al heel wat te doen geweest. En tallooze verklaringen zijn er van gegeven, die berusten op louter fantasie. Het getal 666 is natuurlijk ook een symbolisch getal, zooals de andere getallen, die in de Open baring genoemd worden. De wijsheid, die zich door Gods Woord laat leiden vindt de verklaring en beteekenis van dit getal. Het getal zeven zoo zagen we reeds is het getal van de goddelijke volkomenheid. Zes is daarentegen het getal, dat wel de vol komenheid nadert, maar die toch niet bereikt. Zes is de volheid van het geschapene zonder de voltooiing. De zes scheppingsdagen vnoden hun voltooiing in den zevenden dag, den dag der rust. Nu is 666 samengesteld uit drie zessen. Drie is ook een getal van volkomenheid. Drie zessen spreken dus ook van een zekere volkomenheid, maar dan van de volkomenheid van het onvol- komene. Het getal van het beest is 666. Dat getal spreekt alzoo van de volkomenheid van het men- schelijk kunnen. Dit heeft zich in zijn volkomen (drie) krachtsontwikkeling geopenbaard, maar dan blijft het toch nog het onvolkomene van de 6. Dat menschelijk werken leidt niet tot de rust. Het blijft een jagen naar het volkomene, maar zonder dat te grijpen. Dat getal spreekt dus zooals Prof. Grey- danus het kort samenvat van de volheid der gansche wereld in haar hoogste ontwikkeling, volledige samenwerking en uiterste krachtsin spanning. En die zal er komen door en in den mensch, die de beheerscher der wereld zal zijn, die op het hoogste punt zal staan van alle men schelijk weten en kunnen, die de geheele wereld tot zijn beschikking zal hebben om dat alles dan te keeren tegen God. Maar het zal dien mensch dan niet gelukken om God te onttroonen en zelf eeuwig te heer- schen, want zijn getal is niet 777 maar 666, het getal van het onvolkomene van het schepsel. Zoo bevat dit Schriftdeel tegen de valsche profetie een ernstige waarschuwing, die wel ter harte moet genomen. Hoe groot is heden ten dage het aantal der valsche profeten, die met gloed en vuur en harts tocht de eere uitroepen van het beest uit de zee, van de tegen God zich keerende staatsmacht en die daarin uitroepen de eere van den mensch. Op onderscheiden wijze geschiedt dit dan. Daar is de verheerlijking van het socialisme en het communisme. Daar is ook die van het fas cisme en het Nationaal-Socialisme. Maar die alle zijn hierin gelijk, dat ze geen macht erken nen boven den staat. En aan die valsche profetie maakt zich dienst baar de valsche wetenschap, die voor wetenschap uitgeeft, wat geen ware wetenschap is, maar leugenachtige filosofie. Dat we dan niet het oor leenen aan die val sche profetie. Ook wanneer ze wonderen en teekenen doet zullen we ons door haar niet laten misleiden. Haar wonderen en teekenen wijzen niet op goddelijke zending. Het beest, dat uit de aarde komt spreekt uit de aarde en de teekenen, die het doet bedoelen niet en daaraan zijn ze te onderkennen Gods eere. Dat we leerlingen willen zijn van den Heere Jezus Christus, in Wien God ons gegeven heeft den hoogsten Profeet, die ons leidt in de waar heid. Dan alleen zijn we veilig voor de verlei ding, die ons wil brengen tot de aanbidding van het beest en zijn beeld. Dit Schriftdeel bevat zoo ook een vermaning. De vermaning te zorgen, dat de ware profetie haar stem doe hooren, dat de dienst van Gods Woord onderhouden worde en zuiver gehouden worde. Het beest uit de aarde toont zich met hoornen als des Lams hoornen. De wolven ver- toonen zich ook in schaapskleederen. Zoo heeft dan de kerk des Heeren de roeping om de wol ven van de schaapskooi van Christus te weren en de waarheid Gods te handhaven tegenover alle leugenleer. En als we bedenken, dat de valsche profetie aan zich dienstbaar maakt de valsche wetenschap en filosofie, dan moeten we verstaan onze heilige roeping om daartegenover te stellen de beoefe ning der wetenschap in het licht van Gods Woord en in dienst van de waarheid. Voor het geloof bevat dit Woord ook een bemoediging. De valsche profetie ijvert met grooten ijver in haar propaganda voor het beest uit de zee, de anti-goddelijke .staatsmacht. En dat werk draagt vrucht. En is al op ontstellende wijze het mis bruiken van de staatsmacht tegen Gods heiligen. Er is al het misbruiken van allerlei organisatie, die geen plaats gunt aan hen, die God vreezen en het beest niet aanbidden. Daardoor komt er benauwing over degenen, die den Heere vreezen. Maar dan komt dit Woord hen ook sterken met een goddelijke be moediging. Die aardsche macht is niet de hoogste en zal er niet eeuwig zijn. Ze komt wel ver en reikt wel hoog, ze komt tot 6, ja tot de volkomenheid van 6 in 666. Maar om het hoogste te grijpen, zou ze moeten komen tot de volkomenheid van 7 dus tot 777, daarin is uitgedrukt de volkomen heid en de rust van het goddelijk werken. Wee dan dengenen, die het beest aanbidden. Ze zullen met dat beest geoordeeld worden en vergaan. Zalig zij, die weigeren het beest te aanbidden, die, ondanks allen druk en vervolging, den Heere vreezen en in Christus gelooven. Zij zullen dee- len in de vrucht van het goddelijk werken, dat volkomen is en voert naar de rust. OPENB. 13:11—18 EN DE VRIJE UNIVERSITEIT. Wat Gods Woord ons in Openb. 13 leert aangaande het beest uit de zee en dat uit de aarde, aangaande de staatsmacht, die zich stelt in dienst van den Satan en de valsche profetie, die de aanbidding opvordert voor den staats macht, geeft ons gereede aanleiding nog eens met allen ernst te wijzen op de groote beteekenis van onze Vrije Universiteit. Tegenover die valsche profetie, die ook ge bruik maakt van wat zich wetenschap noemt, maar geen ware wetenschap is, doch ijdele filo sofie, moet gesteld worden een beoefening der wetenschap op den grondslag en in het licht van Gods Woord, gelijk de V.U. zich ten doel stelt. En als nu toch iets moet duidelijk zijn dan dit, dat elk Christen, die zich door Gods Woord, gelijk dat ook in Openb. 13 tot ons komt, laat leiden en waarschuwen, de heilige roeping heeft, tegenover die anti-goddelijke machten, die ons volk ten verderve voeren, te steunen en te ster ken die Universiteit met den Bijbel. Tegenover de werken der duisternis moeten we aandoen de wapenen des lichts (Rom. 13:12). Als we maar niet wat ijdel praten over den ernstigen tijd, dien we beleven, maar waarlijk dien ernst verstaan, en ons geroepen weten te strijden tegen de onheilige machten, dan zullen we den Heere danken, dat Hij ons in Zijn groote genade zulk een Universiteit geschonken heeft, die ons de wapenen kan verschaffen, waarmee wij strijden kunnen en dan zullen we begrijpen, dat, als de instandhouding van Gods kerk een eerste eisch is, als een tweede kan aangemerkt de instandhouding van die hoogeschool. Dan zullen we niet alsof die zaak een weelde was, die we wel zouden kunnen missen onze contributie voor de V.U. opzeggen of ver minderen, of het zou absoluut noodzakelijk moe ten zijn. Dan zullen we, als het maar even kan, niet alleen onze contributie handhaven, maar verhoogen. Dat er reden is hierop met allen nadruk aan te dringen zal men verstaan als we meedeelen, dat de contributie in Zeeland in totaal vermin derde met een bedrag van 170.65. Er kwam in het laatste halfjaar van 1935 een verhooging van 79.35, maar daarnaast helaas een achter uitgang van 250.zoodat het totaal 170.65 daalde. Broeders en zusters, dat mag zoo niet door gaan. Dan laten wij aan de valsche profetie vrij spel en maken we ons schuldig aan een groote zonde van nalatigheid. Vooruit moeten we met onze contributie. Zul len we in onze provincie doen wat redelijker wijze van ons kan verwacht worden, dan moet de contributie met 3000.omhoog worden gezet. En als er maar is een verstaan en volgen van de roeping, dan kan dat bedrag bereikt worden. In heel Zeeland zijn er maar 41 leden, d.w.z. contribuanten, die minstens 25.per jaar bij dragen, en daaronder zijn dan nog 13 kerken, dus maar 28 personen. Het is toch geen onmoge lijke onderstelling, dat er in de heele provincie nog velen gevonden worden, die een contributie van 25.per jaar, zij 't al met eenige op offering, nog wel zouden kunnen betalen. En dat offer mag dan nu worden gevraagd. En dat zal worden gebracht, als we maar het oog open hebben voor het groote gevaar van de valsche profetie, voor de goddelooze actie van het beest uit de aarde. En hoevelen zijn er, die nog nooit contribu eerden en die nu eindelijk eens moeten gaan in zien, dat het nu zeker tijd wordt, om mede hun schouders te zetten onder dit hoog noodige werk. Het moet ons een voorrecht en een heilige roeping zijn tegenover de valsche profeten niet alleen te stellen de verkondiging van Gods Woord in onze kerken, maar ook de weten schappelijke arbeid van onze Vrije Universiteit met den Bijbel. HEIJ. Mysticisme. Quictisme. Het woord „quietisme" is afgeleid van het Latijn- sche woord quies rust. Het quietisme wil de kern van het christelijk leven hierin zoekendat dc ziel liefdevol cust in God. Het is een bizondere verschijningsvorm van het Mysticisme. Bij het Mysticisme gaat het o.m. om een laten verzinken van onzen wil in Gods wil. Maar dan zóó, dat de vereeniging van onzen wil met Gods wil. onzen-wil-als-zoodanig onderstelt. Bij het quietisme is er echter niets meer van onzen wil overgebleven. Elke strijd, elke opwinding, elke innerlijke beweging van den wil is overwonnen. Tegen het eind van de zeventiende eeuw heeft

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1936 | | pagina 1