VAN VERRE EN NABIJ» FEUILLETON KLATERGOUD KERKNIEUWS. met God ontwikkeld is (niet geopenbaard), is in de staat der verhooging deze eenheid opgelost in het goddelijk zijn. De kerk dat volgt nu vanzelf uit het voor afgaande is van weinig of geen beteekenis. Noch het Woord, noch de Sacramenten zijn middelen der genade. Het geloof is niet door het gehoor, maar door Christus-in-ons d.w.z. de levende substantie van God. die aan de ziel wordt meegedeeld. Deze vereeniging met God wordt verkregen door af te zien van het schepsel door contem platie en gebed. Ten opzichte van het Avondmaal nam hij een zelfstandig standpunt in. Noch de leer van de transsubstantiatie, noch die van de consubstan- tiatie, bevredigden hem. Ook van Calvinistische opvatting en de Zwingliaansche, verwiep hij. Zijn eigen opvatting is dezezooals brood bron van het leven is voor het leven van het lichaam, zoo is het lichaam van Christus, ge vormd uit het wezen Gods, de bron van het zieleleven. Schwenkfeld heeft in elk geval deze verdienste, dat hij consequent is en dat hij zijn mysticisme zoo duidelijk laat uitkomen, dat we nergens be hoeven te twijfelen aan dwaling. Een merkwaardig man was Jacob Boehme. In Silezië werd hij in 1575 geboren. Zijn ouders waren landbouwers en hij zelf schoenmaker. Merkwaardig is deze man, omdat zijn boeken, die hij geschreven heeft aan de grootste denkers een schat van gedachten hebben verschaft. Hegel, Schelling en Coleridge hebben de gedachten van dezen „cenvoudigen" man nagelplozen en ver wonderd gestaan om zijn geweldige denkkracht. Hoewel hij als ketter werd gebrandmerkt, zoo beschouwde hij zichzelf een trouwe zoon der kerk. Evenals bijna alle mystici, meende hij ook een licht ontvangen te hebben. Dat goddelijke licht ontving hij in antwoord op gebed en moest nu volgens zijn bewering, dat licht aan anderen mededeelen. Wat de Bijbel leerde van de Drieëenheid, vatte hij op als een verhaal van de ontwikkeling van het heelal uit God (wie iets van Hegel weet, ziet onmiddellijk het verband). Boehme trachtte als wijsgeer het enthousiasme te vermengen met objectieve waarneming en hulde al zijn gedach ten te kleeden in een waas van geheimzinnigheid. A. H. OUSSOREN. Frankrijk. Eenigen tijd geleden hebben we iets geschre ven over den toestand in de Protestantsche ker ken in Frankrijk. Tweeërlei richting was toen op te merken: le. een richting die vóór alles eenheid wenschte en de leergeschillen wilde ver geten. 2e. een richting die in gehoorzaamheid aan Gods Woord een eenheid wilde zoeken en al leen op die gezonde basis wilde leven. Wel kwamen er toen allerlei stemmen op om een brug te slaan tusschen deze twee, maar tel kens ging het om de vraag öf Gods Woord handhaven öf met de Vrijzinnigen meegaan en de waarheid Gods verzaken. In de dagbladen heeft reeds een bericht ge staan over de vernieuwde poging om tot eenheid te komen. Hierin werd min of meer de indruk gewekt, dat die eenheid er nu wel zou komen. Dat dit niet geheel juist is, zullen we hier onder aantoonen. Toch moet men bij het spreken over de een heidsbeweging bedenken, dat dit geheel iets an ders in Frankrijk is dan in ons land. le. Zijn daar ook. bij de orthodoxen de fijne puntjes er af. Indien onze kerken zulk Calvinisme zouden voorstaan als in de Fransche Gerefor meerde Kerken wordt verkondigd, zou dit niet alleen uitloopen op een scheuring, maar ook zou den we dan min of meer een toestand geschapen hebben als nu bestaat in het Synodaal Genoot schap of ook in het zoogenaamd ..Hersteld Ver band". 2e. De Vrijzinnigen kunnen niet vergeleken worden met de Vrijzinnigen bij ons. Door de tegenstelling met Rome handhaven zij meer de spedifiek Protestantsche waarheden en staan dus dichter bij ons dan de Vrijzinnigen in ons land. 3e. De Orthodoxen en de Vrijzinnigen in Frankrijk zien een groot gevaar in het opdrin gende communisme. In een artikel van Prof. DOOR H. KINGMANS 62) Zoo gleden de weken en maanden kalm voor bij. Over Martha werd door Heino, wanneer hij thuis was, niet gesproken. Hij las haar brieven aan zijn moeder en dan kwam haar persoon wel eens op de proppen, maar het gebeurde werd niet aangeraakt. Het was slechts eenmaal geschied en toen had Heino zijn moeder gezegd, dat hij Martha ge schreven had en om vergeving had gevraagd. En ook, dat zij hem volkomen vergeven had. Méér had hij niet gezegd. En toen was zijn moeder zoo tactisch geweest, om er verder het zwijgen toe te doen. Zij zou zeer gaarne zien, dat Heino en Martha man en vrouw werden, overtuigd, als zij er wel van was, dat Martha Heino nog steeds liefhad. Anders was er voor haar geen enkele reden, om wat mevrouw Heerema pertinent wist tot tweemaal toe een huwelijksaanzoek af te wijzen. Maar zij wist niet, hoe Heino er tegenover stond. Na die ééne maal sprak hij er niet meer van. Het was, of Martha niet meer voor hem bestond. En tóch geloofde zij dat niet, want zij Doumergue werd melding gemaakt van 80 communistische onderwijzers. Zoo verstaat men dat deze twee groepen op elkander zijn aange wezen. Of men nu echter zijn sterkte moet zoeken in een nog verdere verlating van Gods Woord dan wel door terug te keeren naar Gods Woord en zoo een eenheidsfront te vormen, daarop geeft het „Comité d'Entente Evangélique" in Frankrijk een antwoord. „De vergadering vat haar houding samen in één woord getrouwheid. Zij belast het Comité (een honderdtal predikanten en vele „leeken") de gebeurtenissen met belangstelling te volgen. Zij persisteert te geloovcn, dat de waarachtige eenheid niet kan voortkomen door een accoord van enkele texten, inaar wel uit een beweging van verootmoediging van reveil en terugkeer naar het Woord, van God. Zij wil geen kerkelijke positie handhaven, maar in de eerste plaats een getuigenis omtrent de waarheid. Zij verklaart, dat zij wat er ook gebeure, hand haaft de Evangelische Fransche Kerk op haar bestaande basis.'' Natuurlijk kunnen wij als buitenstaanders der gelijke verklaringen niet ten volle verstaan, daar we noch de personen noch hun positie kennen, maar zij wijst in ieder geval in de richting van een terugkeer naar Gods Woord om in dien weg de eenheid te zoeken. Welke eenheid er dus ook nog niet is. Amerika. Evenals in onze kerken zal de Christelijke Gereformeerde Kerk in Amerika dit jaar in Sy node bijeen komen. Dat evenals bij onze kerken het werk van die zusterkerk toeneemt, kan gezien worden uit de agenda die in 1932 192 pagina's telden, in 1934 198 pagina's en nu in 1936 288 pagina s. De vergadering zal gehouden worden op den lOen Juni en volgende dagen. Het agendum bevat onder meer geboorte beperking, echtscheiding, doop van aangenomen kinderen. Het eerste rapport is zeer kort en bevat slechts één pagina. We zouden haast zeggen natuurlijk. Het tweede over den doop van aangenomen kinderen werpt wat meer stof op. Het verdedigt, dat leden van de kerk die de schuldige partij waren in echtscheidingen-op-onbijbelsche gron den, en die vervolgens huwden, geen leden van de kerk kunnen zijn, zelfs wanneer zij hun zondes wenschen te belijden, zoo lang als hun wettige huwelijksgenooten nog leven. Ten opzichte van den doop van aangenomen kinderen zijn er drie meeningen. Deze staan ech ter in verband met vroegere beslissingen van die kerk. Ook over de Zending komt een breed rapport ter tafel. Men wil niet langer de Zendingszaken in handen geven van de verschillende classis, maar aan de Synodes. De huidige methode is veroordeeld als „in efficient" door gebrek aan eenheid, gebrek aan saamwerking, ongelijke verdeeling van krachten, gebrek aan „home mission strategy". We zijn benieuwd wat de Synode van deze kerken zal beslissen inzake de verschillende pun ten. Temeer waar immers aan deze kerken zoo vele herinneringen verbonden zijn met Zeeland. A. H. OUSSOREN. WILHELMUS a BRAKEL. Sprekend nadat hij gestorven is. Door zijn prediking is Brakels invloed groot geweest op zijn tijdgenooten. En het is hem tot vreugde geweest, dat de Heere hem door zijn predikdienst voor zoovelen ten zegen wilde stel len. Maar de Heere heeft hem nog meer gegeven. Ook voor het nageslacht mocht hij werkzaam zijn en zegen brengen door zijn geschriften. Hij achtte het werk van een dienstknecht van Chris tus onvergelijkelijk schoon en heerlijk, maar het stemde hem weemoedig, dat het maar weinige jaren duurde. Als de dood komt houdt het op. Wat geschreven werd evenwel kan de eeuwen verduren. En immers dat was het waard, want het is het Woord van God. In zijn voorrede van „De Redelijke Godsdienst" schrijft hij van den getrouwen dienstknecht van Christus „Hij leeft maar een korten tijd hij predikt maar voor wei nigen anderen verlichtende, verteert hij zich- zelven. De kortheid van den levenstijd van een leeraar, den kleinen kring der hoorders, vervult meende wel eens te bespeuren, dat hij wel aan Martha dacht. Echter ook dat gaf zij over in de handen van God, die ook hierin wist, wat goed was. In overleg met Tjaard en Truus was dan ook besloten, dat geen van drieën Martha en Heino, hoe dan ook, bij elkaar zouden brengen. Zoo viel het dan ook steeds mevrouw Heermea zorgde er wel voor dat, wanneer Martha in Groningen logeerde, Heino er nooit was. Evenals de vorige maal, bracht ook nu Martha haar vacantie tegelijk met de Heerema's te Wijk aan Zee door. Zij was eerst naar Groningen gekomen, waar zij vernomen had, dat Heino de vorige week thuis geweest was. Hij zou enkele weken later met een kennis uit Deventer een klein reisje langs den Rijn maken, om toch eenige ontspan ning te hebben. Wanneer hij dan weer zijn ge wone maandelijksche bezoek aan Groningen bracht, zou zijn moeder juist weer thuis zijn van het verblijf te Wijk aan Zee. Na den ganschen dag op het strand te hebben doorgebracht, vanwaar zij gebruind terugkeer den, had de familie in het pension gedineerd, om vervolgens den avond in den tuin door te bren gen, waar voor het theegerei was gezorgd. Vóór zij ter ruste gingen, mochten de kinde- God in onze dagen wonderbaar door de druk kunst aan de menschen bekend te maken... Nu kan een leeraar een geheele natie, ja wel de ge- heele wereld over prediken en dat eeuwen lang na zijn dood. Met vroolijke gewilligheid grijp ik deze gelegenheid aan om ook nog lang na mijn dood te prediken en dat voor geheel Neder land, naar de bekwaamheid, die de Heere mij verleend heeft, ze zij ook, zoo ze zij De vrijmoedigheid tot schrijven was bij Brakel ontwaakt, door den strijd, dien hij te voeren had. Er was toen wel gebleken, dat hij de dingen klaar en duidelijk zeggen kon en door zijn schrij ven de harten wist te treffen. Het was m den strijd met zijn collega David Flud van Giffen, dat hij het eerst naar de pen greep en zijn preek uitgaf over Psalm 8 2 onder den titel„Davids Hallelujah Ofte Lof des Heeren in den achtsten psalm". Het verschil van uitlegging van enkele woorden uit dezen psalm zou zeker den strijd niet waard geweest zijn, zoo niet Brakel er het doel mee gehad had om het Coxejanisme van zijn collega te bestrijden. Vervolgens heeft de beweging der Labadisten hem gedwongen naar de pen te grijpen, in meer dan een geschrift, dat we te voren reeds genoemd hebben. Voorts verschillende brieven of pam fletten ter waarschuwing en bestiering inzake de dwaling der Piëtisten, Quiëtisten en dergelijke, later opgenomen in „De Redelijke Godsdienst Ook verschenen van hem nog kleine geschriften over het H. Avondmaal over het doopen voor de dooden (1 Cor. 5:29) „Christus liefde voor arme zondaren, die Hem van harte zoeken" „Het leven des geloofs op de beloften", en enkele leerredenen. Ook op catechetisch gebied liet hij zijn stem hooren. Hij gaf een boekje uit, getiteld: „De eerste beginselen der Woorden Gods". Het bood heel beknopt de hoofdgedachten van zijn Redelijke Godsdienst, behandeld naar den Hei- delbergsche Catechismus eenvoudig verklarend. Het heeft 10 drukken beleefd. In de vorige eeuw is het door een ongenoemde tot een vragenboekje omgewrekt, maar bij 't verschijnen van zooveel nieuwere leerboekjes, heeft het niet veel opgang meer gemaakt. Ten laatste mogen we niet na laten te vermelden, dat hij, vele troostbrieven schrijvende en woorden van bemoediging voor worstelende zielen, ook een aangrijpenden troost brief zond aan de zoo ellendige Fransche Gere formeerden op de galeien. Het is een „Een brief tot opwekkinge. Tot Standvastigheyt in de Be- lijdenisse van den Heere Jezus Christus ende zijne Waarheyt, in tijd van vervolging ende Martel dom". Op teedere wijze toont Brakel daarin zijn meeleven met de voorwerpen van Rome's bloed dorst. 't Was of hij zelf onder de martelaren had behoord of verwachtte er in te zullen deelen. Hellenbroek schreef van hem „Dikwijls toonde Brakel wel een verborgen wensch, als er de Heere hem genade toe gaf, om door Bloedgetui genis Jezus Christus te verheerlijken". Men moet ook v/el iets van den martelaarsgeest in zich dragen om martelaars te kunnen vertroosten. Deze troostbrief is later ook opgenomen in De Redelijke Godsdienst. Dit boek was het voornaamste werk, dat Bra kel schreef en dat zijn naam door de eeuwen deed klinken. De aanleiding tot dit werk is wel ge weest zijn tractaat tegen Van Giffen over Psalm 8. Reeds toen had hij den wensch te kennen ge geven van dit geschriftje een uitgebreid werk te maken over het Verbond der Genade. En dat heeft hij uitgewerkt in zijn Redelijke Godsdienst. Dit werk toch is niet een wetenschappelijke dog matiek, al zijn al de Goddelijke waarheden hierin verhandeld, maar een populaire en zeer practi- sche behandeling dezer waarheden om het Ver bond Gods recht te doen verstaan. De titel luidt dan ook„Redelijke Godsdienst, in welke de Goddelijke waarheden des Genaden-Verbondts worden verklaard en tegen allerlei partijen be schermt, ende tot de practijcke aangedrongen". Het is een werk van drie deelen, in octavo, in twee banden; elke band meer dan elfhonderd bladzijden bevattend. Het eerste deel en de eer ste band is het dogmatische deel, over de kennis Gods uit de natuur en de Heilige Schrift over God en de drie personen in het Goddelijk We zen Gods besluiten, Schepping, Voorzienigheid, de zonde en hare gevolgen. Daarna het Genade- verbond en Christus' voldoening. De Kerk, den Borg des Verbonds, Roeping, Wedergeboorte, Geloof, Rechtvaardigmaking en de Sacramenten. Het tweede deel is meer practisch en handelt over de Heiligmaking, waarin verklaard wordt de Wet, het Gebed en allerlei christelijke deug den worden voorgehouden. Het derde deel gaat over de handelingen Gods met zijn kerk in Oud en Nieuw-Verbond en een verklaring van de Openbaring van Johannes. Flet was minder zijn doel om studenten en zijn collega's voorlichting te geven, ofschoon die ook wel zouden doen met het te lezen, maar hij had ren van Tjaard en Truus nog even in den tuin spelen. En toen gebeurde het, dat Tjaards oudste jon gen, die reeds een heele kerel begon te worden, opeens met een stralend gezicht van het hek op het gezelschap kwam toeloopen, roepend „Raad nu eens, wie daar in de verte komt Niemand wist het raadsel op te lossen, tot de jongen, vol trots, dat hij het gezien had, zeide „Oom Heino „Dat kan niet, vent. Oom Heino is in Duitsch- land." „Hij is het tóch", hield de jongen, die dolveel van zijn oom hield, vol. ,,'k Heb het zelf gezien en ga hem halen." En meteen holde hij den tuin door, den weg op, op den voet gevolgd door Tjaard, die bij het hek staan bleef, om den weg te overzien. „De rakkert heeft gelijk", zeide hij terugkee- rend. „Heino komt er werkelijk aanstappen." „Dat is me ook een verrassing", zeide me vrouw Heerema, ten hoogste verbaasd. Op hetzelfde oogenblik zag Truus, hoe Martha eerst kleurde en daarna bleek werd. En in haar oogen las zij de vraag „Weten jullie daar wat van „Het is voor ons allen een volkomen verras sing, Martha", fluisterde Truus, sterk op dat „allen" drukkend. Maar Martha had zich hersteld. Zij wist ten slotte wel, dat er geen opzet in het spel was. vooral het oog op de gemeente, die hij diende en die waar hij beroepen was maar ook voorts heel de kerk in ons vaderland. In zijn Voorrede schreef hij „U spreek ik aan. Gemeente Gods in Nederland en drage dit werk aan U op. In het bijzonder eigene zich dit boek, de Gemeente, die tegenwoordig mijn dienst geniet die Ge meenten in welke ik vóór dezen Opziener ge weest ben en die Gemeente, die mij tweemaal beroepen heeft, doch mij niet heeft kunnen be komen (dat is Middelburg) wegens den toestand der gemeente, waar ik toen was. Ontvangt het in toegenegenheid. Leest het met naarstigheid en aandachtigheid." Het was een groot werk en het kan ons niet verwonderen, dat (zooals een der geschiedschrij vers der vorige eeuw meldt) er eerst geen druk ker voor te vinden was, uit vreeze, dat het niet genoeg koopers zou vinden. Men verhaalt, dat een Roomschgezinde de eerste uitgave bezorgde, 't Bleek, dat de vrees voor geldelijke schade van den uitgever, een ijdele vrees was, want in een halfjaar tijds was deze eerste uitgave geheel uit verkocht, in 1700. De tweede druk verscheen in 1701. Herhaaldelijk werd dit werk herdrukt. Er zijn ongeveer 26 uitgaven geweest. In de vorige eeuw werd het nog herdrukt in latijnsche letter en vond het heel Nederland door nog koopers, zelfs in Noord-Amerika, Michigan en New- Jersey. Men heeft wel eens gezegd, dat de Redelijke Godsdienst geen werk meer is voor onzen tijd. We zouden dit, zonder meer, niet durven na zeggen, al is het dat we niet alles, zoomin naar vorm als inhoud zouden willen onderschrijven. Als b.v. Brakel schrijft, dat de aarde stilstaat en de zon zich om haar beweegt, wat hij met Ps. 104:5 en 19:6 wil bevestigen, verwerpen we die meening en we glimlachen als hij schrijft I blz. 224 dat de meening, dat de zon stilstaat en de aarde draait een verzinsel is van menschen, die 't hoofd te veel draait. En toch verwerpen we om dergelijke dingen niet het overige, want zelfs groote geleerden als Voetius en Descartes keken vreemd tegen het Copernicaansche stelsel aan. Dat er op zijn werk aanmerkingen te maken zijn is ongetwijfeld en dat zijn opvatting wel eens verschilde van onverdacht goede getuigen, maakt het niet waardeloos. Het Godgeleerde werk, waarin voornamelijk de Gereformeerde Dogmatiek moet gezocht worden, is het niet. Wetenschappelijk staat het niet vooraan. Maar 't is ongetwijfeld het populaire handboek bij uit nemendheid. 't Is in alles zoo practicaal en zoo op het leven toegepast, dat het is als een beeld, dat u overal aanziet, waar ge ook gaat of staat. Bij de zeer groote kennis der LI. Schrift had hij ook meer dan gewone kennis van het menschelijk hart. Voor verstand en hart is er ook in onzen tijd nog veel winst uit te halen uit zijn Redelijke Godsdienst. Ook nu nog is hij velen tot leering en stichting, vermaning en vertroosting, tot op bouw in het geloof, en spreekt hij nog lang na dat hij gestorven is. F. STAAL Pz. TWEETAL TE Wierden H. J. Riphagen te Schoonebeek. A. J. Stolte te Gameren. BEDANKT VOOR Terneuzen F. J. Scholten te Onstwedde. Ds. P. van Strien, die het beroep van de Geref. Kerk te Groningen aannam, heeft afscheid genomen van de kerk te Haarlemmermeer-Oost zijde met een predikatie over 1 Cor. 3 9. „Het Arbeidsfront, strijdblad voor de N. S. B. in Nederland" laat drukken „Professor Anema, de hoofdredacteur van het christelijkste aller christelijke dagbladen in Nederland, „De Standaard", is een geleerd man. Maar niet voor niets staat in den Bijbel het verhaal van Saulus, die op weg naar Da mascus werd toegeroepen „Saulus, Saulus, uw geleerdheid voert u tot razernij Anema dreigt ook slachtoffer van zijn eigen geleerd heid te worden." Koddig staal van Bijbelkennis bij „de christe lijkste aller christelijke" partijen. (Kerkbl. Haarlem e.o.) Een kerk zonder Christus, een huwelijks bevestiging zonder God. In de N.R.C. lezen we De „Duitsche volks kerk" vervangt bij huwelijksinzegeningen het kruisbeeld op het altaar door het hakenkruis en de Hitlergroet wordt gebracht bij de antwoorden Anders had men het reeds lang kunnen doen. Tjaard was inmiddels weer naar het hek ge- loopen, waar Heino en zijn jongen verschenen. De beide broeders drukten elkaar hartelijk de hand. „Wat nu, kerel? Wij meenden, dat je aan den Rijn waart." ,,'k Zal het straks verklaren, Tjaard. Anders moet ik het tweemaal achter elkaar doen", zeide Heino opgewekt. Hij omhelsde zijn moeder en groette de ande ren, daarbij Martha onbewogen aanziende. Ook zij was heel kalm en bespeurde, dat Heino er goed uitzag. Inderdaad was hij de laatste jaren zeer in zijn voordeel veranderd. Alle sporen van het doorgestane, sporen voornamelijk van zelf verwijt, waren van zijn gelaat verdwenen, sinds f de ommekeer bij hem gekomen was. De verklaring van zijn aanwezigheid was zeer eenvoudig en rationeelzijn Deventer reisgenoot was vrij plotseling ongesteld geworden, zoodat de voorgenomen reis naar Duitschland niet kon doorgaan. „En toen besloot ik, mijn vacantie hier te ver snoepen en hier de gezelligheid op te zoeken. Als ik tenminste bij allen welkom ben en er hier nog een slaapplaatsje is. Ik ben met alles tevre den. Zou het gaan (Slot volgt)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1936 | | pagina 2