No. 11 Vrijdag 13 Maart 1936 50e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS* HIT DE HISTORIE* VAN VERRE EN NABIJ. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIEs Ds. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE. MEDEWERKERS; D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, A. H. OUSSOREN, F. STAALPzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6 OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 DE VOETWASSCHING. Daarna goot Hij water in het bekken en begon de voeten der discipelen te wasschen en af te drogen met den lin nen doek, waarmede Hij omgord was. Joh. 13:5. De voetwassching was een zinnebeeldige daad, waardoor Jezus Christus als Profeet de beteeke- nis van Zijn lijden en sterven ons heeft verklaard. Het was in het Oosten gewoonte om des mor gens een bad te nemen, waarbij het geheele li chaam werd gewasschen. Daar de Oosterling echter alleen met sandalen was geschoeid, zoo dat zijn voeten telkens weer werden verontrei nigd door het stof van den weg, had meermalen per dag de voetwassching plaats, b.v. bij het binnentreden van een huis en vooral vóór den maaltijd. Bij de aanzienlijken werden de voeten der gasten dan door een slaaf gewasschen. Dit gewone dagelijksche gebeuren nu stelde Christus als Profeet tot zinnebeeld van de rei niging der zonden. Let er nu op, hoe Jezus Zelf dezen slaven dienst aan Zijn jongeren heeft verricht. Jezus toch alleen kan Zijn volk zalig maken van hun zonden. Maar om deze priesterlijke daad van reiniging te volbrengen, moest de Heere en Meester Zich voor Zijn discipelen vernederen, moest de groote Koning, Wien de Vader alle dingen in de han den had gegegeven, Zich voor de Zijnen dienst baar stellen. Zijn bovenkleeren legde Jezus af, om slechts met een linnen doek omgord, voor Zijn disci pelen het werk der voetwassching te verrichten als hun aller dienstknecht. Met deze symbolische daad heeft Jezus Chris tus profetisch Zijn lijden en sterven ons ver klaard De Koning ons van Israels God ge geven, heeft Zich vernederd, de gestalte van een dienstknecht aangenomen hebbende, is Hij ge hoorzaam geweest tot den dood, den smadelijken vloekdood aan het kruis. Zoo heeft Jezus Zich voor ons dienstbaar gesteld om ons te kunnen reinigen van alle zonde. Wie door den Priester Christus is gewasschen, is geheel rein. Het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt ons van alle zonde. Wie door het geloof deel aan Christus Jezus heeft, is voor éénmaal gewasschen door het bad der wedergeboorte. Daarvan is de H. Doop het teeken en zegel, de Doop, die wij éénmaal ont vangen. Maar ook wordt de geloovige herhaaldelijk en bij den voortduur door den Priester Christus gereinigd van alle wederkeerende zonde, waar mee hij zich dagelijks opnieuw bevlekt. Daarvan is de voetwassching het symbool van de voort gaande wassching, van de steeds wederkeerende reiniging, van de bekeering in ruimen zin, van de dagelijksche heiliging, de voortdurende hei ligmaking. Welke een troost is het, dat wij Jezus Chris tus kennen mogen zooals Johannes ons Hem tee kent bezig in de Paaschzaal als een dienstknecht, slechts met een linnen doek omgord, de voeten der Zijnen wasschend. Hoe meer wij daarover nadenken, hoe beter wij onzen Middelaar in Zijn ambtelijk werk gaan kennen. Dienstbaar voor de Zijnen heeft Koning Chris tus Zich vernederd tot den smadelijken dood, om Zijn volk als Priester te reinigen van alle zonde. Dat heeft Jezus als Christus gedaan, als Gezalfde, in liefdevolle gehoorzaamheid aan Zijn gcddelijken Vader en wat Zijn discipelen, Zijn Kerk betreft, heeft Jezus aldus gedaan, omdat Hij de Zijnen heeft liefgehad tot het einde. Laat ons dan altijd tot onze verlossing en zaligheid op Jezus Christus zien, Wiens gehoor zaamheid aan den Vader zoo groot, Wiens liefde voor Zijn volk zoo wonderbaar, zoo gansch onuitsprekelijk is. Wanneer wij telkens weer uit zwakheid in zonde vallen, herhaaldelijk ons hart en leven bezoedelen en bevlekken, wanneer deswege moe deloosheid ons overvalt of er nóg wel weer ver geving en reiniging voor ons te verkrijgen is, dan heft Christus' zinnebeeldige daad der voetwas sching dat symbool der steeds weerkeerende reiniging ons op, dan weten wij het tot onze troost opnieuwChristus wascht ons als lief hebbend Priester keer op keer. Hij, Die Zich eenmaal aan de Zijnen dienst baar stelde in het slavenwerk der voetwassching, Christus, Die ons éénmaal heeft gediend in ver nedering tot den smadelijken dood, ziet, Hij dient nog dagelijks ons in Zijn verhooging. Koning Christus, Die door slavendienst en slavendood heen, uit deze wereld overgegaan is tot den Vader en nu zit bij den Vader in den troon, Hij stelt Zijn koningschap nog dienstbaar aan Zijn volk. In verhooging deelt Koning Chris tus ons de vruchten van Zijn slavenwerk in ver nedering, uit. Hij wascht nog onze voeten, dag aan dag Hij reinigt ons van alle zonde, elke stond. Met water waschte Christus de voeten der discipelen met Zijn bloed en Geest wascht Christus ons van alle ongerechtigheid, herhaal delijk, tot het einde toe. Nu weten wij het vast, telkens weer, wanneer wij in geloof op Jezus Christus zien, in slaven kleed de voeten Zijner jongeren wasschend, dat wij zeker éénmaal onbevlekt in het eeuwige leven zullen gesteld worden. BorsselenDriewegen. H. FRANSEN. HET BEEST UIT DE ZEE (2) Openb. 12:18—13—10. (Wat daaronder te verstaan). Tot beantwoording der vraag, waaraan bij dit dier is te denken, kan dienen de profetie in Dan.7. In Dan. 7 is sprake van vier dieren het eerste als een leeuw, het tweede als -een beer, het derde als een luipaard, terwijl het vierde dier dan niet met.een bijzonderen dierennaam wordt genoemd. Het beest, dat Johannes uit de zee zag op komen vereenigde alzoo in zich verschillende eigenaardigheden van drie dieren uit Dan. 7 het was deels luipaard, deels beer, deels leeuw. De verdervende kracht van deze drie beesten werd in dit ééne beest geconcentreerd. Die beesten in Daniels profetie zijn symbolen van de vier achtereenvolgens opkomende wereld rijken. Bij het beest, dat uit de zee opkomt, is dus te denken aan wereldmacht, aan staatkundige grootheid, aan wat de Catechismus, bij de ont vouwing der tweede bede, heerschappij noemt. De zee is dan de volkerenzee, waaruit dat beest, waaruit de wereldheerschappij opkomt. En dit beest vereenigt dan in zich de verder vende macht van de onderscheiden wereldrijken. En dat ook bij dit beest te denken is aan wereld heerschappij blijkt uit de tien kronen, waarmee zijn tien hoornen gekroond zijn. De zeven hoof den wijzen dan op het groote intellect in dat we reldrijk en de tien hoornen op de groote macht, waarover het beschikt. Is alzoo bij dit beest, dat uit de zee opkwam, te denken aan een wereldmacht, dan is te ver staan wat in vers 7 gezegd wordt, dat aan dat beest macht gegeven werd. Daar. is zoo leert Rom. 13 geen macht dan van God en de machten die daar zijn, die zijn van God geordineerd. Die machten hebben dan de roeping, het booze tegen te staan. De oversten zijn niet tot een vrees den goeden wer ken, maar den kwaden. Zij is Gods dienaresse en wreekster tot straf dengenen, die kwaad doen. Omdat de macht van God komt moet men zich aan haar onderwerpen. Die de ordinantie Gods wederstaat zal over zichzelve een oordeel halen (Rom. 13 2). Is het dan, dat de overheid iemand in de gevangenis en naar den dood leidt, zoo moet hij zich aan die overheid onderwerpen (Openb. 12:10). Van het beest uit de zee wordt nu gezegd, dat het macht en troon en kracht ontving van den draak. Uit die meedeeling blijkt ook weer duidelijk, dat de draak onderscheiden is van het beest. De duivel is een andere macht dan die van de aardsche heerschappijen. De duivel die, naar Jezus' woord, de overste der wereld is, (Joh. 12 31) geeft zijn macht en troon en kracht aan het beest. En het beest maakt zich het gewillig instrument van den draak. Op zijn hoofden draagt het een naam van Godslastering. De heerschappijen der wereld maken zich gewillige instrumenten van Satan om God te lasteren en Zijn volk tegen te staan en zoo mogelijk te dooden. Van die geconcentreerde macht, die zich tegen God stelde, was nu het Romeinsche rijk, het vierde beest bij Daniël, de vertegenwoordiger. Dat vierde beest is in wezen gelijk aan het beest, dat Johannes uit de zee zag opkomen. Met dat wereldrijk gebeurt er nu als een won der. Het schijnt in één van zijn hoofden doodelijk gewond. Men verwacht het einde, den onder gang, maar het geneest weer, het herstelt zich weer. Men verwijst hier wel naar bepaalde data. Naar het jaar 476, toen het West-Romeinsche rijk onderging en naar 1453, toen het Oost- Romeinsche rijk eindigde met de verovering van Constantinopel door de Turken. Daarmee kwam echter niet voor goed een einde aan het bestaan van een Gode vijandige wereldmacht. En wan neer die weer opkomt, komt er verwondering over die macht en die kracht en die troon. En die verwondering wordt bewondering, als die heerschappij alles overwint en door geen macht te stuiten blijkt. Dan komt de uitroep der bewon dering daarover „Wat is daaraan gelijk Wie kan daartegen krijg voeren En die bewonde ring leidt dan tot aanbidding van die onoverwin bare staatsmacht. Die aanbidding van de staatsmacht leidt dan verder tot het spreken van groote woorden en Godslasteringen. De staat stelt zich in de plaats van God. De machtigen der aarde gaan groote woorden spreken, alsof in hun hand alle macht ligt, alsof zij alles zouden kunnen. En zoo spre ken ze Godslasterlijk. Zoo eischen zij voor zich de eere, die Gode alleen toekomt. Ja, ze gaan nog verder. Ze durven de uit spraak aan. dat God het groote kwaad is en dat de kerk het groote kwaad is en ze lasteren degenen, die in den Heere ontsliepen en in den hemel ingingen. Zoo is het doorgaande karakter van de heer schappijen op de aarde, al de 42 maanden van den tijd tusschen Christus' hemelvaart en Zijn wederkomst. Altijd maar weer dat tegenstaan en onderdrukken van Gods volk, het tegenstaan van de twee getuigen Gods, de krijg tegen de heili gen, die op de aarde wonen, om die te over winnen. En het beest jaagt dit na, dat er één rijk kome over alle geslacht en taal en volk, één rijk, dat zijn geconcentreerde kracht en troon en macht zal stellen tegen Gods heiligen, een rijk, waarin geen verheerlijking zal worden geduld dan die van den mensch. Uitgeroeid moeten al len, die niet willen meedoen aan de mensch ver heerlijking. aan de verheerlijking van den almach- tigen staat, die als een God voor de onderdanen zorgt. Eindelijk zal dan ook de tijd aanbreken, dat de getuigen zullen gedood worden (11 7): „dan zullen allen, die op de aarde wonen het beest aanbidden, behalve zij, wier namen geschreven zijn in het boek des levens des Lams. Maar voor hen zal er dan lijdzaamheid noodig zijn, lijd zaamheid, die er ook zal kunnen zijn door het geloof, dat toch niet de machtigen der aarde re- geeren, maar dat God, de HEERE regeert. Dit Schriftdeel bevat dan wel een zeer ernstige waarschuwing tegen staats-verheerlijking en een vermaning om te waken tegen de zonde van staats-aanbidding. Indien iemand ooren heeft, die hoore. Het leven gaat al meer in die richting van de aanbidding van de staatsmacht, van de staats- almacht, van de staats-aloverheersching. En daarbij ontbreekt niet ondanks alle te leurstellingen, die de menschen met die staats macht opdoen het groote woord, niet de mond, die groote dingen spreekt. Wat groote woorden zijn nu eiken dag te be luisteren van menschen, die zeggen geef mij de staatsmacht en ik zal het land redden. En er is de neiging om op die groote woorden die hulp beloven te vertrouwen. Er is de neiging om op den staat te leunen en het van den staat te verwachten. De moeilijke tijdsomstandigheden werken daartoe mee, nu staatshulp in vele ge vallen onontbeerlijk is. Neen, niet elke staatshulp is af te wijzen als zondig. De overheid heeft ook te waken over haar onderdanen en de zwakken, die zouden dreigen onder te gaan, te helpen. Maar wel moet bedacht, dat die staatshulp abnormaal is en die toestand niet als de regel matig goede mag worden aangemerkt. Dit Schriftdeel waarschuwt tegen een ver keerde beschouwing van den staat en van de overheid. De staat is niet" uit den duivel, maar uit God. De staat is daarom ook niet de duivel zelf. Het overheidsambt is uit God en moet daarom naar Gods ordinantie bediend worden. Dan ligt er in het overheidsambt een rijke zegen. Daarom is het zoo groot voorrecht, wanneer de overheid, naar haar roeping, erkent dat zij ha-r ambt van God ontvangen heeft om het te bedienen tot Zijn eer en alzoo ook tot waarachtig heil van de onderdanen. Daarom is er ook een roeping om, wanneer een volk op de saamstelling van de overheid invloed kan uitoefenen, die invloed te gebruiken opdat tot dat overheidsambt geroepen worden die God eeren als de allerhoogste Sou- verein. Want groot wordt het kwaad als de over heid, zich stelt in den dienst van den duivel en zich zelve als God laat vereeren. HEIJ. Mysticisme. Mysticisme is de theorie volgens welke de kennis van God verkregen wordt niet door de middelen der genade, maar vooral door bovennatuurlijke en onmid- delijke goddelijke invloeden. Het Montanisme heeft den nadruk gelegd op een Openbaring zonder het Woord. Het Neoplatonisme tracht de mystiek van het hei dendom met de Christelijke religie te verbinden. De Middeleeuwen kenmerken zich door twee hoofd richtingen Scholastiek en Mystiek. Eckart, Ruysbroek. Het kan niet ontkend worden, dat onder de Reformatoren mystici geweest zijn. Sommigen zelfs hebben een fanatieke beweging ontketend. Tot op zekere hoogte is dit toe te schrijven aan Carlstadt. Eerst was hij een vriend en mede werker van Luther, maar toen een zekere Storch en Stübner beweerden profeten te zijn, kwam Carlstadt gedurende de gevangenschap van Luther, op de Wartburg en deelde hem mede, dat men in de eerste plaats moest afgaan op het inwendige licht. Zoover ging Carlstadt zelfs, dat hij zijn studenten (hij was Professor in Witten berg) de raad gaf met de studie op te houden en handenarbeid te gaan verrichten. Hierdoor ontstond heftige beroering in de gelederen van de Reformatoren. Luther verliet zelf de Wartburg. En na veel moeite slaagde hij er in het tumult bij te leggen. Carlstadt vertrok uit Wittenberg en vereenigde zich met Schwenkfeld, die nog meer dan Carl stadt, het mysticisme was toegedaan. Schwenkfeld was een Silezich' edelman. Het was een man met veel energie, met een sterk karakter, met een voorbeeldige levenswandel, met veel kennis en met een buitengewone ijver. Aanvankelijk stond hij aan de zijde van Luther en Melachton. Spoedig echter wilde hij zijn eigen weg gaan. Zijn geheele leven bracht hij door in strijd. Door allerlei synodes werd hij veroor deeld, werd verdreven van stad tot stad en stierf in 1561 (geboren 1490). Volgende week iets over zijn leer. Inrichting van de Synagoge. Een van de voornaamste meubelen in de sy nagoge is de ark. Dit is een kast waarin de verschillende wetsrollen bewaard worden. Even als in de ark des verbonds van Tabernakel en Tempel de steenen tafelen lagen, zoo moeten nu de wetsrollen in deze ark veilig geborgen zijn. Meestal is de ark van hout gemaakt. Later ook wel van andere stoffen b.v. marmer. Evenals in de tabernakel tusschen het Heilige en Allerheiligste een voorhang hing zoo ook ziet men voor de ark thans een voorhang die kunst vol bewerkt is. Vlak bij deze heilige wetkast of ark staat de kansel vóór in het gebouw. Vroeger was. het de gewoonte om van een platform af te spreken, die op verschillende plaatsen werd neergezet. Behalve de persoon die uit de wetsrol moet voor lezen staat op dit platvorm nog een stoel voor den persoon die de wetsrol na lezing weer moet oprollen. De vrouwen hadden in vroegeren tijd een plaats achter de mannen. Later werden ze „verhoogd" tot de galerij. Een traliewerk was zelfs aangebracht óm de plaats waar de vrouwen zaten, maar in dezen tijd wordt dit weggelaten. De dienst in de synagoge valt uiteen in twee deelende wet en de Psalmen. De wetslezing neemt een voorname plaats in. Hoewel soms een gedeelte uit de profeten wordt gelezen, zoo blijft de wetslezing toch het voornaamste. In de gebeden zijn veel psalmen ingevoegd. Aan het einde van den dienst wordt de hooge- priesterlijke zegen uit Numeri over de verzamel de gemeente uitgesproken. Dit mag alleen een priester doen de cohen. Voor hij den zegen uitspreekt doet hij het schoeisel van de voeten en moeten zij zich de handen laten wasschen. Merkwaardig is nog dat de Joden tijdens de godsdienstoefeningen het hoofd bedekt houden. Dit geldt „eenerzijds als uitdrukking van onder danige vereering der goddelijke majesteit, ander zijds werd het als voorrecht van den vrijen man beschouwd dat hij het hoofd bedekt mocht laten blijven. Het is een privilegie van Israël dat het de Openbering van den koning aller koningen gemoedelijk zittend en met gedekten hoofde ver nemen kan, terwijl de dienaren der aardsche macht alle proclamaties met ontbloot hoofd on der schrik en beven aanhooren". (Het Jodendom door Jac. van Nes, pg. 72 v.v.) A. H. OUSSOREN De K XVIII, de Film, de Bioscoop. Ons aller hart heeft geklopt, toen de K XVIII haar wereldreis voltoaid had en toen „onze jon gens" weer behouden aan wal stapten. We zouden geen Hollanders moeten zijn, en niet in Zeeland moeten wonen om geen bewon dering te hebben voor die geweldige prestatie Wij van ouds, zeevarend volk, we hebben met hen meegeleefd en aan de vervlogen roem van onze gouden eeuw hebben niet weinigen gedacht. En wat ons Hollandsch hart zoo goed deed onze vlag is gezien in alle landen en men had eerbied voor de prestatie van onze mannen. Die tocht is vastgelegd op een film. Precies als we allen in de laatste weken de V.U.-film gezien hebben en voor eenigen tijd terug de Magelang-film, zoo zouden we nu kunnen zien de film van de K XVIII. In alle havens en op de ruwste zeeën waren foto's genomen en de leiders verheugden zich bij voorbaat in de ge dachte, dat men weldra in Holland hetzelfde zou kunnen meemaken wat zij hadden meegemaakt. Nu zal geen weldenkend mensch tegen de film als zoodanig kunnen zijn. Als er werkelijk be zwaar tegen bestond, dan moest het klachten ge regend hebben bij de Kerkeraden, die de Mage- lang- en de V.U.-film hebben laten draaien. Immers als de film-als-zoodanig verkeerd zou zijn, dan mogen we die noch gebruiken voor de Zending noch ook voor de V.U. Neen, we heb ben de film te zien als een gave Gods, die we evenals alle dingen en precies als boeken en ra dio, kunnen gebruiken en misbruiken. Wie de V.U.-film gezien heeft, weet, dat Prof. Dr. Waterink de film gebruikt om zijn leerlingen onderwijs te geven. We kunnen dus door een film soms leeren. Wat we zien, kunnen we gemakkelijk opnemen. De film is dan ook een zeer belangrijk apparaat voor het onderwijs en voor allerlei wetenschappelijke doeleinden. Zoo willen we ook de K XVIII zien. Het is een film, die onze jongens en meisjes en ouderen veel kan leeren. We leeren hoe groot de Schepper is, ook als we de boot zien stampen in de oceanen. We zien hoe Hij gaven heeft gegeven aan de menschen om de machten der natuur aan zich te onder werpen. We staan verwonderd te staren naar de vindingrijkheid als we een blik slaan in de boot zelf. Landen en volken zien we. We maken ken nis met allerlei, dat we niet wisten. De K XVIII is bij uitstek leerzaam. Wat nu echter zeer, zeer jammer is, is het volgende. Dat die mooie film op zulk een lee- lijke plaats werd afgedraaid. We zouden als Christenen al heel wat overboord moeten gooien, als we met een gerust geweten gingen zitten in een gebouw waar gevloekt, gespot wordt. Waar oneerbare dingen worden vertoond, zoodat zich ieder eerbaar mensch zich schaamt er heen te gaan. We zouden al een heel slecht voorbeeld geven aan onze mede-broeders en -zusters en met recht zouden we de wereld met den vinger naar ons laten wijzen, indien we naar zulk een plaats gingen. Ieder zal zich toch ook schamen een achter- buurtkroeg binnen te gaan. Zullen we als Chris tenen ons dan niet schamen zulk een plaats te bezoeken, die geen rekening houdt met de ge boden des Heeren, maar waar moord, diefstal, onzedelijkheid enz. ons worden vertoond. Wat een verpestende invloed de bioscoop kan hebben op jonge levens, zou ik uit de practijk kunnen aantoonen. Toen de slang Eva verleidde, zeide ze God weet ten dage als gij daarvan eet, zoo zullen uw oogen geopend worden en gij zult als God wezen kennende het goed en het kwaad. Als iets begeerlijks, wordt het kennen van goed en kwaad voorgesteld. De duivel gebruikt dit argument meer om hetgeen verkeerd is te verdedigen met de bewering, dat we toch beiden moeten kennen het goed en het kwaad, om er over te kunnen oordeelen. Het eenige dat we hier willen zeggen is de mensch is gevallen door de begeerte, dat goed en kwaad te kennen en laat ons dus nooit dit argument gebruiken om bioscoop-bezoek goed te praten. Tenslotte het spijt ons, dat die mooie film niet vertoond kon worden door „onze menschen". Op deze wijze maakt de wereld het aan Chris tenen moeilijk om definitief „neen" te zeggen. Toch moet dit beslist. We moeten anderen en vooral onze jongens en meisjes niet in verzoeking brengen. We moeten zulke plaatsen mijden. En voorts hebben we een achterstand in te halen. De film is van God, maar moet ook tot God worden opgeheven. Evenals radio, boeken enz. Uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Laten we allen er aan meewerken ook hier de lijnen scherp te trekken. A. H. OUSSOREN. L. S. Zooals de desbetreffende advertentie in dit blad U doet zien, zal D.V. op Vrijdag 20 Maart a.s. des avonds 8 uur in de Hofpleinkerk worden vertoond de film van de Geref. Evangelisatie onder Schippers, de dusgenaamde G.E.O.S.-film. Deze film doet U in hoofdzaak zien het evan gelisatiewerk, dat wordt verricht onder de schip pers in de havens van Rotterdam. Ds. J. Versteegt, Geref. predikant te Nieuw- Loosdrecht, de leider van dit werk, zal op de verschillende beelden een korte toelichting geven. Wij wekken U allen zeer hartelijk op, om Vrijdag 20 Maart vrij te houden voor deze sa menkomst in de Hofpleinkerk. Ook daardoor kunt ge toonen, dat de arbeid der Evangelisatie, ook buiten onze stad, U niet onverschillig is. Neen, niet om de film als zoodanig moet het U te doen zijn, maar om Uw belangstelling te doen blijken in een werk, dat, evenals alle Evangeli satie-arbeid, geen zaak is van eigen liefhebberij, maar een zaak van gehoorzaamheid aan onzen verhoogden Koning, Jezus Christus. De toegang is geheel vrij, alleen zal van U een gave voor bovengenoemd werk worden ge vraagd door middel van een collecte. Laat er dan een goede opkomst zijn en G.E.O.S. door een flinke collecte worden verrast. D. BREMMER.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1936 | | pagina 1