No. 11
Vrijdag 13 Maart 1936
50e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
DADERS DES WOORDS*
HIT DE HISTORIE*
VAN VERRE EN NABIJ.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIEs Ds. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE.
MEDEWERKERS; D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, A. H. OUSSOREN, F. STAALPzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ 6
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
DE VOETWASSCHING.
Daarna goot Hij water in het bekken
en begon de voeten der discipelen te
wasschen en af te drogen met den lin
nen doek, waarmede Hij omgord was.
Joh. 13:5.
De voetwassching was een zinnebeeldige daad,
waardoor Jezus Christus als Profeet de beteeke-
nis van Zijn lijden en sterven ons heeft verklaard.
Het was in het Oosten gewoonte om des mor
gens een bad te nemen, waarbij het geheele li
chaam werd gewasschen. Daar de Oosterling
echter alleen met sandalen was geschoeid, zoo
dat zijn voeten telkens weer werden verontrei
nigd door het stof van den weg, had meermalen
per dag de voetwassching plaats, b.v. bij het
binnentreden van een huis en vooral vóór den
maaltijd. Bij de aanzienlijken werden de voeten
der gasten dan door een slaaf gewasschen.
Dit gewone dagelijksche gebeuren nu stelde
Christus als Profeet tot zinnebeeld van de rei
niging der zonden.
Let er nu op, hoe Jezus Zelf dezen slaven
dienst aan Zijn jongeren heeft verricht. Jezus
toch alleen kan Zijn volk zalig maken van hun
zonden.
Maar om deze priesterlijke daad van reiniging
te volbrengen, moest de Heere en Meester Zich
voor Zijn discipelen vernederen, moest de groote
Koning, Wien de Vader alle dingen in de han
den had gegegeven, Zich voor de Zijnen dienst
baar stellen.
Zijn bovenkleeren legde Jezus af, om slechts
met een linnen doek omgord, voor Zijn disci
pelen het werk der voetwassching te verrichten
als hun aller dienstknecht.
Met deze symbolische daad heeft Jezus Chris
tus profetisch Zijn lijden en sterven ons ver
klaard De Koning ons van Israels God ge
geven, heeft Zich vernederd, de gestalte van een
dienstknecht aangenomen hebbende, is Hij ge
hoorzaam geweest tot den dood, den smadelijken
vloekdood aan het kruis. Zoo heeft Jezus Zich
voor ons dienstbaar gesteld om ons te kunnen
reinigen van alle zonde.
Wie door den Priester Christus is gewasschen,
is geheel rein. Het bloed van Jezus Christus,
Gods Zoon, reinigt ons van alle zonde.
Wie door het geloof deel aan Christus Jezus
heeft, is voor éénmaal gewasschen door het bad
der wedergeboorte. Daarvan is de H. Doop het
teeken en zegel, de Doop, die wij éénmaal ont
vangen.
Maar ook wordt de geloovige herhaaldelijk
en bij den voortduur door den Priester Christus
gereinigd van alle wederkeerende zonde, waar
mee hij zich dagelijks opnieuw bevlekt. Daarvan
is de voetwassching het symbool van de voort
gaande wassching, van de steeds wederkeerende
reiniging, van de bekeering in ruimen zin, van
de dagelijksche heiliging, de voortdurende hei
ligmaking.
Welke een troost is het, dat wij Jezus Chris
tus kennen mogen zooals Johannes ons Hem tee
kent bezig in de Paaschzaal als een dienstknecht,
slechts met een linnen doek omgord, de voeten
der Zijnen wasschend.
Hoe meer wij daarover nadenken, hoe beter
wij onzen Middelaar in Zijn ambtelijk werk gaan
kennen.
Dienstbaar voor de Zijnen heeft Koning Chris
tus Zich vernederd tot den smadelijken dood,
om Zijn volk als Priester te reinigen van alle
zonde. Dat heeft Jezus als Christus gedaan, als
Gezalfde, in liefdevolle gehoorzaamheid aan Zijn
gcddelijken Vader en wat Zijn discipelen, Zijn
Kerk betreft, heeft Jezus aldus gedaan, omdat Hij
de Zijnen heeft liefgehad tot het einde.
Laat ons dan altijd tot onze verlossing en
zaligheid op Jezus Christus zien, Wiens gehoor
zaamheid aan den Vader zoo groot, Wiens liefde
voor Zijn volk zoo wonderbaar, zoo gansch
onuitsprekelijk is.
Wanneer wij telkens weer uit zwakheid in
zonde vallen, herhaaldelijk ons hart en leven
bezoedelen en bevlekken, wanneer deswege moe
deloosheid ons overvalt of er nóg wel weer ver
geving en reiniging voor ons te verkrijgen is, dan
heft Christus' zinnebeeldige daad der voetwas
sching dat symbool der steeds weerkeerende
reiniging ons op, dan weten wij het tot onze
troost opnieuwChristus wascht ons als lief
hebbend Priester keer op keer.
Hij, Die Zich eenmaal aan de Zijnen dienst
baar stelde in het slavenwerk der voetwassching,
Christus, Die ons éénmaal heeft gediend in ver
nedering tot den smadelijken dood, ziet, Hij
dient nog dagelijks ons in Zijn verhooging.
Koning Christus, Die door slavendienst en
slavendood heen, uit deze wereld overgegaan is
tot den Vader en nu zit bij den Vader in den
troon, Hij stelt Zijn koningschap nog dienstbaar
aan Zijn volk. In verhooging deelt Koning Chris
tus ons de vruchten van Zijn slavenwerk in ver
nedering, uit. Hij wascht nog onze voeten, dag
aan dag Hij reinigt ons van alle zonde, elke
stond.
Met water waschte Christus de voeten der
discipelen met Zijn bloed en Geest wascht
Christus ons van alle ongerechtigheid, herhaal
delijk, tot het einde toe.
Nu weten wij het vast, telkens weer, wanneer
wij in geloof op Jezus Christus zien, in slaven
kleed de voeten Zijner jongeren wasschend, dat
wij zeker éénmaal onbevlekt in het eeuwige leven
zullen gesteld worden.
BorsselenDriewegen. H. FRANSEN.
HET BEEST UIT DE ZEE (2)
Openb. 12:18—13—10.
(Wat daaronder te verstaan).
Tot beantwoording der vraag, waaraan bij dit
dier is te denken, kan dienen de profetie in Dan.7.
In Dan. 7 is sprake van vier dieren het eerste
als een leeuw, het tweede als -een beer, het derde
als een luipaard, terwijl het vierde dier dan niet
met.een bijzonderen dierennaam wordt genoemd.
Het beest, dat Johannes uit de zee zag op
komen vereenigde alzoo in zich verschillende
eigenaardigheden van drie dieren uit Dan. 7
het was deels luipaard, deels beer, deels leeuw.
De verdervende kracht van deze drie beesten
werd in dit ééne beest geconcentreerd.
Die beesten in Daniels profetie zijn symbolen
van de vier achtereenvolgens opkomende wereld
rijken. Bij het beest, dat uit de zee opkomt, is
dus te denken aan wereldmacht, aan staatkundige
grootheid, aan wat de Catechismus, bij de ont
vouwing der tweede bede, heerschappij noemt.
De zee is dan de volkerenzee, waaruit dat beest,
waaruit de wereldheerschappij opkomt.
En dit beest vereenigt dan in zich de verder
vende macht van de onderscheiden wereldrijken.
En dat ook bij dit beest te denken is aan wereld
heerschappij blijkt uit de tien kronen, waarmee
zijn tien hoornen gekroond zijn. De zeven hoof
den wijzen dan op het groote intellect in dat we
reldrijk en de tien hoornen op de groote macht,
waarover het beschikt.
Is alzoo bij dit beest, dat uit de zee opkwam,
te denken aan een wereldmacht, dan is te ver
staan wat in vers 7 gezegd wordt, dat aan dat
beest macht gegeven werd.
Daar. is zoo leert Rom. 13 geen macht
dan van God en de machten die daar zijn, die
zijn van God geordineerd. Die machten hebben
dan de roeping, het booze tegen te staan. De
oversten zijn niet tot een vrees den goeden wer
ken, maar den kwaden. Zij is Gods dienaresse
en wreekster tot straf dengenen, die kwaad doen.
Omdat de macht van God komt moet men zich
aan haar onderwerpen. Die de ordinantie Gods
wederstaat zal over zichzelve een oordeel halen
(Rom. 13 2). Is het dan, dat de overheid iemand
in de gevangenis en naar den dood leidt, zoo
moet hij zich aan die overheid onderwerpen
(Openb. 12:10).
Van het beest uit de zee wordt nu gezegd,
dat het macht en troon en kracht ontving van
den draak. Uit die meedeeling blijkt ook weer
duidelijk, dat de draak onderscheiden is van het
beest. De duivel is een andere macht dan die van
de aardsche heerschappijen. De duivel die, naar
Jezus' woord, de overste der wereld is, (Joh.
12 31) geeft zijn macht en troon en kracht aan
het beest.
En het beest maakt zich het gewillig instrument
van den draak. Op zijn hoofden draagt het een
naam van Godslastering. De heerschappijen der
wereld maken zich gewillige instrumenten van
Satan om God te lasteren en Zijn volk tegen te
staan en zoo mogelijk te dooden.
Van die geconcentreerde macht, die zich tegen
God stelde, was nu het Romeinsche rijk, het
vierde beest bij Daniël, de vertegenwoordiger.
Dat vierde beest is in wezen gelijk aan het beest,
dat Johannes uit de zee zag opkomen.
Met dat wereldrijk gebeurt er nu als een won
der. Het schijnt in één van zijn hoofden doodelijk
gewond. Men verwacht het einde, den onder
gang, maar het geneest weer, het herstelt zich
weer.
Men verwijst hier wel naar bepaalde data.
Naar het jaar 476, toen het West-Romeinsche
rijk onderging en naar 1453, toen het Oost-
Romeinsche rijk eindigde met de verovering van
Constantinopel door de Turken. Daarmee kwam
echter niet voor goed een einde aan het bestaan
van een Gode vijandige wereldmacht. En wan
neer die weer opkomt, komt er verwondering
over die macht en die kracht en die troon. En
die verwondering wordt bewondering, als die
heerschappij alles overwint en door geen macht
te stuiten blijkt. Dan komt de uitroep der bewon
dering daarover „Wat is daaraan gelijk Wie
kan daartegen krijg voeren En die bewonde
ring leidt dan tot aanbidding van die onoverwin
bare staatsmacht.
Die aanbidding van de staatsmacht leidt dan
verder tot het spreken van groote woorden en
Godslasteringen. De staat stelt zich in de plaats
van God. De machtigen der aarde gaan groote
woorden spreken, alsof in hun hand alle macht
ligt, alsof zij alles zouden kunnen. En zoo spre
ken ze Godslasterlijk. Zoo eischen zij voor zich
de eere, die Gode alleen toekomt.
Ja, ze gaan nog verder. Ze durven de uit
spraak aan. dat God het groote kwaad is en
dat de kerk het groote kwaad is en ze lasteren
degenen, die in den Heere ontsliepen en in den
hemel ingingen.
Zoo is het doorgaande karakter van de heer
schappijen op de aarde, al de 42 maanden van
den tijd tusschen Christus' hemelvaart en Zijn
wederkomst. Altijd maar weer dat tegenstaan en
onderdrukken van Gods volk, het tegenstaan van
de twee getuigen Gods, de krijg tegen de heili
gen, die op de aarde wonen, om die te over
winnen.
En het beest jaagt dit na, dat er één rijk
kome over alle geslacht en taal en volk, één
rijk, dat zijn geconcentreerde kracht en troon en
macht zal stellen tegen Gods heiligen, een rijk,
waarin geen verheerlijking zal worden geduld
dan die van den mensch. Uitgeroeid moeten al
len, die niet willen meedoen aan de mensch ver
heerlijking. aan de verheerlijking van den almach-
tigen staat, die als een God voor de onderdanen
zorgt.
Eindelijk zal dan ook de tijd aanbreken, dat
de getuigen zullen gedood worden (11 7): „dan
zullen allen, die op de aarde wonen het beest
aanbidden, behalve zij, wier namen geschreven
zijn in het boek des levens des Lams. Maar voor
hen zal er dan lijdzaamheid noodig zijn, lijd
zaamheid, die er ook zal kunnen zijn door het
geloof, dat toch niet de machtigen der aarde re-
geeren, maar dat God, de HEERE regeert.
Dit Schriftdeel bevat dan wel een zeer ernstige
waarschuwing tegen staats-verheerlijking en een
vermaning om te waken tegen de zonde van
staats-aanbidding.
Indien iemand ooren heeft, die hoore.
Het leven gaat al meer in die richting van de
aanbidding van de staatsmacht, van de staats-
almacht, van de staats-aloverheersching.
En daarbij ontbreekt niet ondanks alle te
leurstellingen, die de menschen met die staats
macht opdoen het groote woord, niet de
mond, die groote dingen spreekt.
Wat groote woorden zijn nu eiken dag te be
luisteren van menschen, die zeggen geef mij de
staatsmacht en ik zal het land redden.
En er is de neiging om op die groote woorden
die hulp beloven te vertrouwen. Er is de neiging
om op den staat te leunen en het van den staat
te verwachten. De moeilijke tijdsomstandigheden
werken daartoe mee, nu staatshulp in vele ge
vallen onontbeerlijk is.
Neen, niet elke staatshulp is af te wijzen als
zondig. De overheid heeft ook te waken over
haar onderdanen en de zwakken, die zouden
dreigen onder te gaan, te helpen.
Maar wel moet bedacht, dat die staatshulp
abnormaal is en die toestand niet als de regel
matig goede mag worden aangemerkt.
Dit Schriftdeel waarschuwt tegen een ver
keerde beschouwing van den staat en van de
overheid.
De staat is niet" uit den duivel, maar uit God.
De staat is daarom ook niet de duivel zelf. Het
overheidsambt is uit God en moet daarom naar
Gods ordinantie bediend worden. Dan ligt er in
het overheidsambt een rijke zegen. Daarom is
het zoo groot voorrecht, wanneer de overheid,
naar haar roeping, erkent dat zij ha-r ambt van
God ontvangen heeft om het te bedienen tot Zijn
eer en alzoo ook tot waarachtig heil van de
onderdanen. Daarom is er ook een roeping om,
wanneer een volk op de saamstelling van de
overheid invloed kan uitoefenen, die invloed te
gebruiken opdat tot dat overheidsambt geroepen
worden die God eeren als de allerhoogste Sou-
verein.
Want groot wordt het kwaad als de over
heid, zich stelt in den dienst van den duivel en
zich zelve als God laat vereeren.
HEIJ.
Mysticisme.
Mysticisme is de theorie volgens welke de kennis
van God verkregen wordt niet door de middelen der
genade, maar vooral door bovennatuurlijke en onmid-
delijke goddelijke invloeden.
Het Montanisme heeft den nadruk gelegd op een
Openbaring zonder het Woord.
Het Neoplatonisme tracht de mystiek van het hei
dendom met de Christelijke religie te verbinden.
De Middeleeuwen kenmerken zich door twee hoofd
richtingen Scholastiek en Mystiek. Eckart, Ruysbroek.
Het kan niet ontkend worden, dat onder de
Reformatoren mystici geweest zijn. Sommigen
zelfs hebben een fanatieke beweging ontketend.
Tot op zekere hoogte is dit toe te schrijven aan
Carlstadt. Eerst was hij een vriend en mede
werker van Luther, maar toen een zekere Storch
en Stübner beweerden profeten te zijn, kwam
Carlstadt gedurende de gevangenschap van
Luther, op de Wartburg en deelde hem mede,
dat men in de eerste plaats moest afgaan op het
inwendige licht. Zoover ging Carlstadt zelfs, dat
hij zijn studenten (hij was Professor in Witten
berg) de raad gaf met de studie op te houden
en handenarbeid te gaan verrichten. Hierdoor
ontstond heftige beroering in de gelederen van
de Reformatoren.
Luther verliet zelf de Wartburg. En na veel
moeite slaagde hij er in het tumult bij te leggen.
Carlstadt vertrok uit Wittenberg en vereenigde
zich met Schwenkfeld, die nog meer dan Carl
stadt, het mysticisme was toegedaan.
Schwenkfeld was een Silezich' edelman. Het
was een man met veel energie, met een sterk
karakter, met een voorbeeldige levenswandel,
met veel kennis en met een buitengewone ijver.
Aanvankelijk stond hij aan de zijde van Luther
en Melachton. Spoedig echter wilde hij zijn eigen
weg gaan. Zijn geheele leven bracht hij door in
strijd. Door allerlei synodes werd hij veroor
deeld, werd verdreven van stad tot stad en stierf
in 1561 (geboren 1490).
Volgende week iets over zijn leer.
Inrichting van de Synagoge.
Een van de voornaamste meubelen in de sy
nagoge is de ark. Dit is een kast waarin de
verschillende wetsrollen bewaard worden. Even
als in de ark des verbonds van Tabernakel en
Tempel de steenen tafelen lagen, zoo moeten nu
de wetsrollen in deze ark veilig geborgen zijn.
Meestal is de ark van hout gemaakt. Later ook
wel van andere stoffen b.v. marmer.
Evenals in de tabernakel tusschen het Heilige
en Allerheiligste een voorhang hing zoo ook ziet
men voor de ark thans een voorhang die kunst
vol bewerkt is.
Vlak bij deze heilige wetkast of ark staat
de kansel vóór in het gebouw. Vroeger was. het
de gewoonte om van een platform af te spreken,
die op verschillende plaatsen werd neergezet.
Behalve de persoon die uit de wetsrol moet voor
lezen staat op dit platvorm nog een stoel voor
den persoon die de wetsrol na lezing weer moet
oprollen.
De vrouwen hadden in vroegeren tijd een
plaats achter de mannen. Later werden ze
„verhoogd" tot de galerij. Een traliewerk was
zelfs aangebracht óm de plaats waar de vrouwen
zaten, maar in dezen tijd wordt dit weggelaten.
De dienst in de synagoge valt uiteen in twee
deelende wet en de Psalmen. De wetslezing
neemt een voorname plaats in. Hoewel soms een
gedeelte uit de profeten wordt gelezen, zoo blijft
de wetslezing toch het voornaamste.
In de gebeden zijn veel psalmen ingevoegd.
Aan het einde van den dienst wordt de hooge-
priesterlijke zegen uit Numeri over de verzamel
de gemeente uitgesproken.
Dit mag alleen een priester doen de cohen.
Voor hij den zegen uitspreekt doet hij het
schoeisel van de voeten en moeten zij zich de
handen laten wasschen.
Merkwaardig is nog dat de Joden tijdens de
godsdienstoefeningen het hoofd bedekt houden.
Dit geldt „eenerzijds als uitdrukking van onder
danige vereering der goddelijke majesteit, ander
zijds werd het als voorrecht van den vrijen man
beschouwd dat hij het hoofd bedekt mocht laten
blijven. Het is een privilegie van Israël dat het
de Openbering van den koning aller koningen
gemoedelijk zittend en met gedekten hoofde ver
nemen kan, terwijl de dienaren der aardsche
macht alle proclamaties met ontbloot hoofd on
der schrik en beven aanhooren". (Het Jodendom
door Jac. van Nes, pg. 72 v.v.)
A. H. OUSSOREN
De K XVIII, de Film, de Bioscoop.
Ons aller hart heeft geklopt, toen de K XVIII
haar wereldreis voltoaid had en toen „onze jon
gens" weer behouden aan wal stapten.
We zouden geen Hollanders moeten zijn, en
niet in Zeeland moeten wonen om geen bewon
dering te hebben voor die geweldige prestatie
Wij van ouds, zeevarend volk, we hebben met
hen meegeleefd en aan de vervlogen roem van
onze gouden eeuw hebben niet weinigen gedacht.
En wat ons Hollandsch hart zoo goed deed
onze vlag is gezien in alle landen en men had
eerbied voor de prestatie van onze mannen.
Die tocht is vastgelegd op een film. Precies
als we allen in de laatste weken de V.U.-film
gezien hebben en voor eenigen tijd terug de
Magelang-film, zoo zouden we nu kunnen zien
de film van de K XVIII. In alle havens en op
de ruwste zeeën waren foto's genomen en de
leiders verheugden zich bij voorbaat in de ge
dachte, dat men weldra in Holland hetzelfde zou
kunnen meemaken wat zij hadden meegemaakt.
Nu zal geen weldenkend mensch tegen de film
als zoodanig kunnen zijn. Als er werkelijk be
zwaar tegen bestond, dan moest het klachten ge
regend hebben bij de Kerkeraden, die de Mage-
lang- en de V.U.-film hebben laten draaien.
Immers als de film-als-zoodanig verkeerd zou
zijn, dan mogen we die noch gebruiken voor de
Zending noch ook voor de V.U. Neen, we heb
ben de film te zien als een gave Gods, die we
evenals alle dingen en precies als boeken en ra
dio, kunnen gebruiken en misbruiken.
Wie de V.U.-film gezien heeft, weet, dat
Prof. Dr. Waterink de film gebruikt om zijn
leerlingen onderwijs te geven. We kunnen dus
door een film soms leeren. Wat we zien, kunnen
we gemakkelijk opnemen. De film is dan ook
een zeer belangrijk apparaat voor het onderwijs
en voor allerlei wetenschappelijke doeleinden.
Zoo willen we ook de K XVIII zien. Het is
een film, die onze jongens en meisjes en ouderen
veel kan leeren.
We leeren hoe groot de Schepper is, ook als
we de boot zien stampen in de oceanen. We zien
hoe Hij gaven heeft gegeven aan de menschen
om de machten der natuur aan zich te onder
werpen. We staan verwonderd te staren naar de
vindingrijkheid als we een blik slaan in de boot
zelf. Landen en volken zien we. We maken ken
nis met allerlei, dat we niet wisten. De K XVIII
is bij uitstek leerzaam.
Wat nu echter zeer, zeer jammer is, is het
volgende. Dat die mooie film op zulk een lee-
lijke plaats werd afgedraaid. We zouden als
Christenen al heel wat overboord moeten gooien,
als we met een gerust geweten gingen zitten in
een gebouw waar gevloekt, gespot wordt. Waar
oneerbare dingen worden vertoond, zoodat zich
ieder eerbaar mensch zich schaamt er heen te
gaan. We zouden al een heel slecht voorbeeld
geven aan onze mede-broeders en -zusters en
met recht zouden we de wereld met den vinger
naar ons laten wijzen, indien we naar zulk een
plaats gingen.
Ieder zal zich toch ook schamen een achter-
buurtkroeg binnen te gaan. Zullen we als Chris
tenen ons dan niet schamen zulk een plaats te
bezoeken, die geen rekening houdt met de ge
boden des Heeren, maar waar moord, diefstal,
onzedelijkheid enz. ons worden vertoond. Wat
een verpestende invloed de bioscoop kan hebben
op jonge levens, zou ik uit de practijk kunnen
aantoonen.
Toen de slang Eva verleidde, zeide ze God
weet ten dage als gij daarvan eet, zoo zullen
uw oogen geopend worden en gij zult als God
wezen kennende het goed en het kwaad. Als iets
begeerlijks, wordt het kennen van goed en kwaad
voorgesteld. De duivel gebruikt dit argument
meer om hetgeen verkeerd is te verdedigen met
de bewering, dat we toch beiden moeten kennen
het goed en het kwaad, om er over te kunnen
oordeelen. Het eenige dat we hier willen zeggen
is de mensch is gevallen door de begeerte, dat
goed en kwaad te kennen en laat ons dus nooit
dit argument gebruiken om bioscoop-bezoek goed
te praten.
Tenslotte het spijt ons, dat die mooie film niet
vertoond kon worden door „onze menschen".
Op deze wijze maakt de wereld het aan Chris
tenen moeilijk om definitief „neen" te zeggen.
Toch moet dit beslist. We moeten anderen en
vooral onze jongens en meisjes niet in verzoeking
brengen. We moeten zulke plaatsen mijden.
En voorts hebben we een achterstand in te
halen. De film is van God, maar moet ook tot
God worden opgeheven. Evenals radio, boeken
enz. Uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle
dingen. Laten we allen er aan meewerken ook
hier de lijnen scherp te trekken.
A. H. OUSSOREN.
L. S.
Zooals de desbetreffende advertentie in dit
blad U doet zien, zal D.V. op Vrijdag 20 Maart
a.s. des avonds 8 uur in de Hofpleinkerk worden
vertoond de film van de Geref. Evangelisatie
onder Schippers, de dusgenaamde G.E.O.S.-film.
Deze film doet U in hoofdzaak zien het evan
gelisatiewerk, dat wordt verricht onder de schip
pers in de havens van Rotterdam.
Ds. J. Versteegt, Geref. predikant te Nieuw-
Loosdrecht, de leider van dit werk, zal op de
verschillende beelden een korte toelichting geven.
Wij wekken U allen zeer hartelijk op, om
Vrijdag 20 Maart vrij te houden voor deze sa
menkomst in de Hofpleinkerk. Ook daardoor
kunt ge toonen, dat de arbeid der Evangelisatie,
ook buiten onze stad, U niet onverschillig is.
Neen, niet om de film als zoodanig moet het U
te doen zijn, maar om Uw belangstelling te doen
blijken in een werk, dat, evenals alle Evangeli
satie-arbeid, geen zaak is van eigen liefhebberij,
maar een zaak van gehoorzaamheid aan onzen
verhoogden Koning, Jezus Christus.
De toegang is geheel vrij, alleen zal van U
een gave voor bovengenoemd werk worden ge
vraagd door middel van een collecte. Laat er
dan een goede opkomst zijn en G.E.O.S. door
een flinke collecte worden verrast.
D. BREMMER.