No. 7 Vrijdag 14 Februari 1936 50e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. DADERS DES WOORDS. UIT DE HISTORIE. VAN VERRE EN NABIJ. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE: Da. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE. MEDEWERKERS; D.D. W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, A. H. OUSSOREN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 Gegadigden voor één vrijgekomen aandeel voor de Persvereeniging „Zeeuwsche Kerk bode" gelieven zich aan te melden bij den Secre taris en wel volgens artikel 6 van de statuten, dat is met naam, voornaam, woonplaats, leeftijd, beroep, bewijs van lidmaatschap van ééne der Gereformeerde Kerken in Zeeland. De Secretaris, J. BROEKSTRA. AdresGoes, Koningstraat. DE VROUW VERVOLGD DOOR DEN ROODEN DRAAK Openb. 12:12b—17 (De beveiliging temidden van de vervolging). 't Zou wel heel donker zijn, wanneer alleen maar gesproken kon worden van de benauwing der Nieuw-Testamentische gemeente door den Satan. De Schrift spreekt in Openb. 12 ook van de beveiliging, waarmee de gemeente bij die ver volging en temidden van die gevaren beveiligd wordt. En aan de vrouw zijn gegeven twee vleugelen eens grooten arends, opdat zij zou vliegen in de woestijn, in hare plaats, alwaar zij gevoed wordt een tijd en tijden en een halven tijd (vs. 14). En de aarde kwam de vrouw te hulp en de aarde opende haren mond en verzwolg de rivier, welke de draak uit zijn mond had geworpen (vs. 16). Wat vleugels heeft kan de aan de aarde ge bonden slang ontvluchten en zich buiten haar bereik stellen. Als een slang een arend zou be dreigen, heeft die vogel maar z'n breede vleugels uit te breiden en zich in majesteit te verheffen van de aarde en de vogel is veilig. Aan de vrouw werden dan twee vleugels ge geven. En in die vleugels ontving ze dan geen wapenen om mee aan te vallen en zoo zich te gen den draak te verweren. Daarvoor deugen vleugels niet. Die vleugels werden haar gegeven om daar mee te vliegen en alzoo het gevaar te ontvluch ten. En met die twee vleugels vloog de vrouw dan, al vluchtend, naar de woestijn. Die woestijn was haar plaats en daar werd ze gevoed en onderhouden. In die woestijn was ze buiten het gezicht der slang, was ze buiten het gevaar om verslonden te worden. En ze be hoefde dan niet uit die woestijn uit te gaan om haar voedsel te vinden daar werd ze ook ge voed. En wanneer de slang water uit haar mond wierp achter de vrouw, water als een stroom om de vrouw weg te voeren, dan kwam de aarde de vrouw te hulp, door dat water te verzwelgen. Hier wordt in beeld getoond welke beveiliging de Nieuw-Testamentische gemeente genieten mag tegenover en temidden van de benauwende vervolging, waarmee de Satan vervolgt. Aan die gemeente worden dan geen wapenen gegeven, waarmee zij zich zelve tegen den Satan verweren kan en hem in een strijd overwinnen. Haar worden twee vleugels gegeven, opdat zij, al vliegend, voor Satan zou kunnen vluchten daarheen, waar God haar veiligheid schenkt, in de woestijn. Er is in de uitlegging geen overeenstemming bij het antwoord op de vraag, waaraan bij die twee vleugels te denken is. Volgens ééne op vatting zijn die het geloof en het gebed volgens de andere het gebed en de goede werken. 't Komt ons voor, dat de laatste opvatting de juiste is. Geloof en gebed bieden geen onder scheiding. Het echte gebed is zonder het geloof onbestaanbaar. Maar een onderscheiding is er wel tusschen het gebed en de goede werken terwijl dan aan beide het geloof moet ten grond slag liggen. In die beide het gebed en de goede werken, ligt de kracht van den geloovige daardoor kan hij beveiliging genieten tegen de aanvallen van den Satan. Wat de gemeente moet doen is, den Satan en de wereld te ontvluchten en vluchtend de toevlucht te nemen tot God in het gebed. Wat de gemeente moet doen, dat is vliegen, zich in Gods kracht verheffen tot de daad, die God van haar vraagt. Naar ons doopsformulier is dat de wereld verlaten, onze oude natuur dooden en in een nieuw Godzalig leven wandelen. Dat is, haar verwachting niet hebben van zichzelf, maar alleen van den Heere en daarom, in voort durend gebed tot Hem zich wenden. De gemeente moet naar de woestijn, d.i. naar de afzondering, naar de ontbering, naar den nood soms. En als zij naar de woestijn vlucht met de haar van God gegeven vleugels, dan moet zij vertrouwen, dat ze daar gevoed zal worden een tijd en tijden en een halven tijd, al den tijd van Christus' hemelvaart tot Zijn wederkomst. De Heere vergeet Zijn gemeente op aarde niet. Hij onderhoudt haar. Hij zorgt voor de stoffelijke behoeften van Zijn geloovigen. God laat door de raven aan Elia zijn spijs brengen. Hij voedde Israël in de woestijn met het manna, het wonder- brood, dat van den hemel neerdaalde. God zorgt voor het onderhoud van het geestelijk leven. Hij geeft aan de gemeente Zijn Woord, en de dienst des Woords en der Sacramenten om haar ge loof te sterken. De Heere zorgt voor de beveiliging van Zijn gemeente op aarde. Als zij zich maar op Hem verlaat, in de gebeden tot Hem altijd weer de toevlucht neemt en als zij maar wandelt in goede werken in gehoorzaamheid aan Zijn Woord, dan blijft zij in de plaats, haar bereid, in de plaats van haar afzondering van de wereld en dan is ze veilig. Ja, wanneer de Satan in zijn woede het uiterste gaat doen en poogt door hooggaande nooden de geloovigen zöö te benauwen, dat zij schier niet meer aan God kunnen vasthouden, dan geeft God ook ongedachte uitreddingen. Dan kan het zijn, dat Saul denkt„nu is David in mijn macht" en dat David kon twijfelen aan de waarachtig heid van Gods beloften, maar dan komt tot dien Saul de boodschap, dat de vijanden in 't land gevallen zijn en dan moet hij van David aflaten. Hoe scheen het soms dat de kerk den ondergang nabij was, en dat een ongedachte uitredding kwam. Zeker, somber is het woordwee de aarde en de zee, want de duivel is tot u afgekomen. Zeker, groot is de benauwing, waarmee de vrouw door den draak, waarmee de Nieuw-Testamen tische gemeente door den duivel benauwd wordt. Nochtans is zij veilig, in de plaats haar bereid, waar zij gevoed wordt. Veilig, wanneer zij daar heen vlucht, zich opheffend op haar beide vleu gels, het gebed en het leven der gehoorzaamheid. Wanneer nu dit Woord Gods door ons wordt verstaan en ter harte genomen, dan zal er bij ons zijn een vluchten naar de woestijn, naar de afzondering van de wereld, om te wandelen in nieuwe gehoorzaamheid. Dan zal er bij ons zijn een vluchten, niet in doodelijke vrees, maar zoo als de adelaar vlucht, die de wieken uitbreidt en in zijn vluchten nog majesteit toont. In dien koninklijke vogel moet de Christen, in zijn vluch ten, zijn beeld hebben, want zöö te mogen vluch ten, is wat God Zijn geloovigen schenkt. Zoo moet de Christen bidden en werken. Zoo moet hij in de benauwdheid tot God z'n toevlucht nemen en in gehoorzaamheid aan zijn God wan delen. DE V.U.-FILM. De actie voor onze Vrije Universiteit zal met kracht moeten worden voortgezet. Binnenkort hopen we daarop nader terug te komen. Nu alleen een enkel woord over de V. U.-film, die reeds op enkele plaatsen in Zeeland vertoond is, maar op nog vele andere plaatsen staat te komen. Met allen aandrang willen we opwekken deze film te gaan zien. Naar we hooren, moet ze uit stekend geslaagd zijn en zeer geschikt om aan de V.U. meerdere bekendheid te geven. En dat is juist wat noodig is. Het is onze overtuiging, dat, wanneer tot ons Gereformeerd volk maar meer doordringt de groote beteekenis van deze Universiteit met den Bijbel, de offer vaardigheid dan groot genoeg zal blijken om haar in stand te houden. En nu is een film wel niet het middel om de groote geestelijke beteekenis van deze stichting in 't licht te stellen, maar toch wel geschikt om op haar bestaan de volle aandacht te concen- treeren. En het gesproken woord op die samen komsten èn van de correspondenten bij het per soonlijk bezoek aan de broeders en zusters, moet de rest doen. Moge dan ook deze vorm van propaganda rijke vrucht dragen. HEIJ. Mysticisme. Mysticisme is de theorie volgens welke de kennis van God verkregen wordt niet door de middelen der genade, maar vooral door bovennatuurlijke en onmid- delijke goddelijke invloeden. Het Mortarisme /jeeft den nadruk gelegd op een Openbaring zonder het Woord. Het Neoplatonisme tracht de mystiek van het hei dendom met de Christelijke religie te verbinden. De Middeleeuwen kenmerken zich door twee hoofd richtingen Scholastiek en Mysticisme. Een typisch vertegenwoordiger is Eckart, die een sterk panthe ïstisch systeem opbouwt. Dat Eckart niet bepaald christelijk dacht, heb ben we in het kort reeds de vorige week gezien. God en mensch zouden volkomen één moeten worden. Er is in onze ziel een Godsvonk en die Godsvonk streeft naar eenheid met het absolute, waarin de ziel alle onderscheidenheid en gedeeld- heid van deze wereld achter zich laat en in on gescheiden gemeenschap de volle eenheid met God geniet. Het hoogste doel is dus niet een dienen van God met al zijn krachten, zooals Calvijn dit wil, het is niet een geven van zijn gaven als profeet, priester en koning, maar een opgeven van zijn wil in volslagen rusten, een wegdoen van de persoonlijkheid, een zinken, wegzinken in het Al. Tenslotte is deze leer meer heidensch dan Chris telijk, evenals alle Mysticisme. Een ander invloedrijk Mysticus was Jan van Ruysbroek, die van 12931381 in België geleefd heeft. Terwijl bij Eckart Scholastiek en Mystiek verbonden waren, beginnen deze zich bij Ruys broek van elkaar los te maken. Het hoogste was immers bij Eckart bovenredelijke kennis. Bij Ruysbroek is dit anders. God is bij hem de boven-wezenlijk Zijnde, die alle dingen insluit. „Alle schepselen zijn in God, „evenals gedachten voor hun schepping. God „zag en erkende de dingen in zichzelf en hoewel „niet geheel verschillend, toch verschillend van „Zichzelf, want wat in God is, is God". „Al diegenen, die verheven zijn tot de hoogte „van het beschouwende leven, zijn één met de „vergoddelijkende heerlijkheid en worden een en „hetzelfde licht als het licht dat ze aanschouwen. „Tot zulk een hoogte verheft de geest zich boven „zichzelf en wordt ze één gemaakt met God." Hier blijkt uit, dat Ruysbroek heel sterk de nadruk legt op de immanentie Gods. Echter beweert hij te dikwijls en te vurig, dat in het beschouwende leven van den mensch met God er nog altijd verschil blijft, dan dat we ge rechtigd zouden zijn tot de bewering, dat hij pantheïst is. Het „Gij mijn God" komt herhaaldelijk bij Ruysbroek voor. De invloed van Ruysbroek is groot geweest. Een van zijn bekendste leerlingen is Geert Groo te, de stichter van de gemeenschap van de broe ders des gemeenen levens te Deventer. Terwijl nij bij Eckart en bij Ruysbroek min of meer de grenzen tusschen schepsel en schepper worden uitgewischt, is dit geheel anders bij Bern- hard van Clairvaux. Deze laatste, geboren 1091, gestorven 1153, sluit zich in zijn denken aan bij Augustinus. De hoogste wijsbegeerte van Bernhard is te kennen den gekruisten Christus en Hem te genieten. Zijn mystiek vervalt dan ook niet tot panthe ïsme. De eenheid met God is niet van dien aard. dat de grenzen tusschen Schepper en schepsel worden uitgewischt. De mensch is naar het beeld van God gescha pen. Dit beeld is verloren door de zonde, wordt herwonnen door de genade Gods. Hoewel Bern hard wel eens uitdrukkingen gebruikt, die aan pantheïsme doen denken, zoo is hij toch niet op één lijn te stellen met genoemde Eckart en ook niet Ruysbroek. Thomas a Kempis, Hugo van St. Victor en anderen zijn niet geheel vrij te pleiten van pan theïsme. Hoe verbreid het boekje van Thomas ook moge zijn (de Imitatie van Christus), het ademt een geheel andere geest dan het Calvinisme. Gereformeerde Kerk van Middelburg. We hebben getracht in het kort het leven van de twee eerste dienaren van Middelburg's kerk na te gaan. Ds. L. Lankhorst diende haar van 3 Maart 184419 Mei 1844. Ds. H. G. Kleyn van 17 April 1845—18 Juni 1849. Dr. Henry Beets van Grand Rapids deelt me nog mede, dat Ds. Kleyn een leerling was van Ds. Scholte te Utrecht. Hij was geboren in 1793 en kwam in Amerika 1851. Eerst predikant te Graafschap, toen te Milwaukee. Van 1854 tot 1857 te Grand Rapids, waar hij eerst medeging met de beweging van 1857, waaruit de Christe lijke Gereformeerde Kerk aldaar ontstond. (Men weet, dat de Christelijke Gereformeerde Kerk in Amerika op één lijn staat met onze Gerefor meerde Kerken en de Gereformeerde Kerk in Amerika te vergelijken is met „de Hervormde Kerk".) Ds. Kleyn onttrok zich echter spoedig, schrijft Dr. Beets, en diende hij de Gereformeerde Ker ken van Kalamazoo en Chicago. Hij werd eme ritus in 1868 en is gestorven 1 Dec. 1883. Het laatste woord van Ds. H. G. Kleyn was geweest„Ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen." (Mattheus 28:20). Het schijnt, dat men intusschen Ds. Gezelle Meerburg beroepen heeft. De notulen n.l. van 18 Juni 1849 bevatten de mededeeling, dat ge noemde leeraar bedankt heeft. Nu heeft men het oog op Ds. Dijksterhuis en ook dezen leeraar wordt beroepen. Bedankt echter ook. In Sept. 1849 wordt ter sprake gebracht of men niet des avonds zal vergaderen. Maar de meerderheid is hiertegen „uit hoofde, dat de kos ten zoo buitengewoon groot zijn vanwege het licht". Op de vergadering van Juni 1850 wordt „ge resolveerd om Ds. Oggel te beroepen en de ge meente op te wekken tot gebed". Op de verga dering van Aug. 1850 wordt echter medegedeeld, dat Ds. Oggel bedankt heeft. Tevens wordt op die vergadering den naam genoemd van Ds. Middel te Gorinchem. Broeder van de Putte wordt benoemd om te gaan naar Gorinchem om „hem nog eens te hooren willende echter vragen aan Maurik, die tevens naar Go rinchem wilde reizen tegelijk leidsman wilde we zen". A. H. OUSSOREN. B~r- - - De Romeinsche Adelaar en het Christendom. Het volgend jaar zal te Rome een grootsche tentoonstelling gehouden worden. Deze tentoon stelling ter gelegenheid van het tweeduizendjarig bestaan van het Romeinsche rijk, zal dienen ter verheerlijking van Caesar en Augustus. Het programma kondigt aan, dat de tentoon stelling een sectie zal bevatten, die het Christen dom zal voorstellen in zijn ontwikkeling in de eerste eeuwen. Daarin zal aangetoond worden de geestelijke overwinning van het Christendom over de we reld, geschiedde onder voogdijschap van den adelaar. „De Osservatore" protesteert tegen de woor den „Onder voogdijschap van den adelaar". Neen, het was geen voogdijschap, maar het was een wreed juk van Nero tot Diocletianus. Het was onder de wreede klauwen van den adelaar. Ondanks den druk, heeft het Christendom zich ontwikkeld. De adelaar verheugde zich in bloe dige festijnen, in martelaren die voor de wilde dieren werden geworpen. Het zou beter zijn, gaat het blad voort, om de wreede folteringen en de ruwe veroordeelin gen eens te laten zien dan te schrijven „onder voogdijschap van den adelaar". De roem van Rome komt niet toe aan den Caesar noch aan Augustus, maar aan den Heere, die het heidensche Rome veranderd heeft in een geestelijk. Overigens is het geen wonder, dat men die histories niet wil ophalen. Italië zoekt meer zijn kracht in de herstelling van het oude heidensche rijk van Caesar en Augustus, dan in de her stelling van het oude Christendom. Duitschland. Een heidensch tijdschrift getiteld „Aan de Heilige Bron van de Duitsche Kracht", tracht het christendom te vervangen door het heiden dom. De uitgever van dit blad heeft nu een speciale vergunning gekregen van den minister van oor log om voortaan in alle kazernes dit tijdschrift neer te leggen. Ludendorff is de geestelijke vader van dit tijd schrift. 67000 exemplaren worden iedere veertien dagen verspreid. Langzamerhand zal men toch wel gaan geloo- ven, dat het in Duitschland dezelfde richting uit gaat als in Rusland De heilige bron van kracht wordt niet in God, maar in den mensch gezocht. A. H. OUSSOREN. WILHELMUS a BRAKEL. In Frieslands hoofdstad. Toen in 1673 in Leeuwarden een predikants plaats opengevallen was, werd het oog gericht op Ds. W. a Brakel van Harlingen, die ook be roepen werd en op 17 Nov. van dat jaar be vestigd werd „en met hartelijke zegenwenschinge verwellekoomt werd". Weer was 't voor hem een breeden arbeids veld. In drie kerken kwam de gemeente saam in de Groote of Jacobijnen Kerk, de Galileër- kerk en de Westerkerk. Door zes predikanten werden de diensten vervuld. Driemaal was er des Zondags prediking in de Groote Kerk, twee diensten werden in de beide andere kerken ver-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1936 | | pagina 1