No* 52
Vrijdag 27 December 1935
49e Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND*
UIT HET WOORD*
DADERS DES WOORDS.
UIT DE HISTORIE.
VAN VERRE EN NABIJ.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE* Ds. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE.
MEDEWERKERSD.D. W. M. LE COINTRE, F* v. d. ENDE, A. B. W, M. KOK, A. H. OUSSOREN, F. STAAL Pzn„ A. SCHEELE en R, J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij yooruitbetaling 2.
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
yan minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGING ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
OUDEJAARSAVOND.
En de boeken werden geopend.
Dan. 7 10 1. g.
Oudejaar sluit een jaar van veel woeling en
onrust. Het leven der volken is niet alleen ge
jaagd en gedrukt, maar ook vol beroering en
strijd. Allerlei geesten waren om, om de volken
den vrede te rooven. Niet alleen het stoffelijk
goed, ook de geestelijke woorden worden aan
gevallen en bedreigd. Revolutionaire woelingen
die de grondslagen van het menschelijk leven
loswrikken zijn er overal. En er is een geestelijke
kamp tegen den Allerhoogste, tegen zijn Woord,
zijn volk, en zijn dienst. Geestelijke bomaansla
gen op alle heerlijkheid van het Koninkrijk Gods.
In meer dan één opzicht eindigt dit jaar in een
nacht van donkerheid.
Voor het volk, dat God vreest, zijn dat druk
kende tijden, want de worsteling is vooral om
het Sion Gods van de aarde te verdoen. Dan
gaat de verzuchting op „Wie zal van Jacob
blijven staan Want hij is klein". Zoo mengt
zich door den ernst der vergankelijkheid, de
vreeze voor de toekomst. Maar Gode zij dank,
't ontbreekt in de donkerste nachten niet aan
licht, zoolang Gods Woord de lamp voor den
voet en 't licht op het pad blijft. Dat geldt ook
in 't persoonlijke leven, als allerlei donkerheid
kwelt en allerlei levenszorg benauwt.
Nu moeten we niet denken, dat het alleen in
onze dagen een tijd is van onrust en woeling,
van verheffing van de machten der boosheid.
Zoo is het ook in vorige eeuwen geweest. We
kunnen daarvan lezen in de H. Schrift en in de
ongewijde geschiedenis. Wat in de wereld ge
beurd is, is beschreven in een boek. Wel niet
in bijzonderheden maar toch in hoofdlijnen ge-
teekend. Nu schrijven wij veelal de dingen van
ons leven niet op. Dat gaat alleen, en ook in
hoofdzaak, in herinnering mee, zoodat er voor
ons veel verloren gaat. Toch gaat er in werke
lijkheid niets verloren. Al wat wij doen en laten,
heel ons persoonlijk en huiselijk leven, wordt
door onzichtbare hand aangeteekend. Het staat
voor Gods oog als in een boek geschreven, met
letters, die niet verbleeken. Wij schrijven het
als 't ware zelf in ons levensboek. Op Oude
jaarsavond zoeken we nog wel eens een enkele
bladzijde te lezen, door het voor onzen geest
te roepen. Dingen, die ons verblijden of die ons
bedroeven, die tot dank of tot beschaming zijn.
De nieuwsbladen doen het evenzoo aan het
einde van het jaar. Daar wordt herinnerd aan
wat gebeurd is op allerlei gebied en de verstan-
digen zoeken door 't lezen van dit blad des his
torie wijsheid te vergaren.
Nu zien we, dat in Davids dagen de wereld
soms ook geweldig bewogen was. Hij zag dat
woelige wereldleven onder het beeld van de zee,
waarover de winden van vier zijden losbreken
en ze deden koken en bruisen. Opkomende we
reldmachten worden voorgesteld onder 't beeld
van vier dieren, die uit de zee opkomen roof
dieren, wel verschillend in gedaante, maar gelijk
van aard. Een leeuw, een beer, een luipaard en
een monster, waarvoor geen benaming was,
vanwege de gruwzaamheid. Ze wijzen op het
Babylonische, het Medo-Perzische, en het
Grieksch-Macedonische rijk, die alle gruwzame
slachtingen hebben aangericht. Het laatste dier
wijst op het Romeinsche rijk, en de daaropvol
gende wereldmachten, die steeds gruwzamer
worden niet alleen veel bloed en tranen bren
gen, maar ook een schrikkelijke machtsopenba
ring zijn van lastering en goddeloosheid om de
geestelijke schatten te verderven.
In Daniëls dagen kon dus de wereld ook al
beroerd worden en werd allerlei ellende, zuch
ting en wee gekend. En tegelijk was het alles
profetie van de weeën, die nu over de wereld
gaan. Op ontzettende wijze zien we het wereld
leven bewogen, het volkerenleven beroerd en
ontwricht, en weeën over huisgezinnen en per
sonen uitgegoten. Armoede en ellende drukt al
om. Maar het vreeselijkst is de gruwel van las
tering van den Allerhoogste en de haat tegen
Christus. Al meer verlaten de volken den leven
den God, verscheuren ze de banden en maken
ze de touwen los.
Zoo worden de boeken volgeschreven door
de volken der wereld. Zoo schrijven de macht
hebbers en de volksmassa's. Zoo schrijven wij
al te maal, elk op zijne wijze, in ons levensboek.
De een aangedreven door den geest der wereld,
de ander door den Geest Gods. Maar we ver
geten veelal vandaag, wat we gisteren ingevuld
hebben. En dan komt Oudejaar ons dringen er
eens op te letten, door dat ernstig getuigenis van
het einde. Want om al deze dingen doet God
ons komen in 't gericht.
Als Daniël, die woelige menschenzee gezien
heeft hier beneden, ziet hij op naar boven, en
daar wordt op menschelijke wijze, in zinnebeeld,
hem te zien gegeven, wat geschieden zal. Daar
werden tronen gezet, gerichtszetels, als voor een
groot gerechtshof. God zelf komt ten gericht en
daarom is het een bron vol majesteit en heer
lijkheid. Majestueus is de beschrijving van 's Hee-
ren verschijning. Hij zet zich als ,,de Oude van
dagen", de Eeuwige. Zijn kleed is als de sneeuw
en het haar zijns hoofd als zuivere wol. Zinne
beeld van onbevlekte heiligheid. Zijn troon was
vuurvonken deszelfs raderen een brandend vuur.
Een vurige rivier vloeide en ging van Hem uit.
Zijn troon staat als in een vuurkolk en beweegt
zich voort op brandend vuur, naar alle zijden en
machtige legers van engelen omringen Hem, ge
reed om Hem te dienen. Voor dien Rechter vol
majesteit zullen allen verschijnen, de Nebukad-
nezars en de Alexanders, de Nero's en de Grego-
rissen, de Roberpiere's en de Chamberlains, de
Trotski's en de Stalins, de Hitiers en de Musso-
linis, de grooten en de kleinen.
Richtend gaat God ook wel de wereld door.
Hij slaat de volken, die zich van Hem afkeeren
en Hem bestrijden, met verblinding en dwaas
heid, met verharding en verstoktheid. Hij slaat
ze met schande en schaamte, met armoede en el
lende met werkeloosheid, niet alleen den werk
man, maar ook de grootmachten in handel en
scheepvaart. Hij slaat met verwarring en alle
boozen handel. Hij slaat met storm, wind en
watervloed, met vuur en met aardbeving. Het
oude jaar was ook in dit opzicht een gerichts-
jaar van den Almachtige, die de vuurvonken van
zijn heilig recht doet rondvliegen. En zoo richtte
Hij ook nu families en geslachten, huisgezinnen
en personen.
Toch is de wereldgeschiedenis niet het wereld
gericht zooals wel eens gezegd wordt, 't Is
slechts voorspel van het groote gericht in het
eind der dagen, waarvan Daniël zegt„en de
boeken werden geopend".
Op Oudejaarsavond slaan we ons levensboek
ook wel eens open, maar dan lezen we de dingen
zooals ze van onzen kant worden belicht. Op
dien dag echter wordt het gezien in het licht,
dat God er op vallen laat. Dan worden de boe
ken (in 't meervoud), geopend. Allereerst het
boek Gods. Er is een gedenkboek voor zijn aan
gezicht. Voor Zijne Alwetendheid is niets ver
borgen. „Uw onbepaalde wetenschap, kent mij
nen weg van stap tot stap". God kent heel ons
zondenregister, ons in- en uitwendig leven. Dat
zal Hij voor ons openleggen, en doen zien in 't
licht zijner heiligheid. Er is niets in vergeten.
Maar ook ons boek wordt geopend, het boek
van onze consciëntie, dat velen zoo gaarne ge
sloten houden. In dien dag zal dat boek open
springen, om tot in de kleinste onderscheidingen
het alles te laten lezen.
Daar zijn wel tijden in 't leven, dat God eens
een enkele bladzijde van dat boek onzer consciën
tie openlegt. Soms op een ziek- of sterfbed. Ook
wel in tijden van nood en gevaar. Ja, ook wel
bij het enge gevoel van vergankelijkheid op
Oudejaarsavond. En zoo'n enkele bladzijde kan
benauwen, want alles veroordeelt ons. Maar in
dit leven is er nog een dag van genade en red
ding, waarop we den eeuwigen toorn Gods nog
kunnen ontvlieden. Doch op den dag, dat God
ook zijn boek opent, is de tijd der genade voorbij.
Oudejaarsavond, die van den snellen gang der
jaren spreekt, komt ons toeroepen „De dag des
Heeren genaakt". Dan zal Hij de wereld, nu
zoo vol onrecht en verdrukking, richten in ge
rechtigheid en de volken in alle rechtmatigheid.
Dan zal Hij „een iegelijk vergelden gelijk zijn
werk zal zijn".
Hoe zal die dag u vinden Wat staat er in
uw boek te lezen Wat zal Gods boek u doen
zien Als er in Gods gedenkboek en 't boek
van uw consciëntie niets staat dan van zonde
en schuld is er geen verwachting, dan het oor
deel en het eeuwig verderf. Hoe vreeselijk zou
dat zijn voor een die het teeken van Gods ver
bond draagt en onder 't Evangelie der genade
verkeerd heeft. Want vreeselijk is het, te vallen
in de handen van den levenden God. Maar als
er in die boeken ook staat, dat ge in het bloed
des kruises verzoening vond en uw leven met
Christus verborgen is in God, is er verwachting
van zaligheid. Rust dan niet, voordat ge die
veiligheid kent bij God in Christus.
Vinde Oudejaarsavond ons met een oprecht
verootmoedigd hart voor Gods troon, schuilend
in onzen Borg. Dan hebben we den Rechter niet
te vreezen. Dan wordt het geopende boek als
een boek des levens. Dan hebben we niet te
schrikken voor den troon vol vuurvonken, want
dan is het een troon der genade. En blijve het
onze overige levensdagen maar gedurig de bede:
Houd ons gemoed voor U bereid,
Opdat het blij Uw komst verbeid',
Daar 't in een stil vertrouwen leeft,
Dat Gij ons onze schuld vergeeft.
F. STAAL Pz.
BELANGRIJKE VERGADERING,
Gaarne voldoen we aan het verzoek, de aan
dacht te vestigen op een vergadering, waarin
de heer J. Schouten, het bekende lid van de
Tweede Kamer, zal spreken over het „Het eco
nomisch beleid van de regeering en Patrimoni-
um's taak".
Deze vergadering is gesteld op Zaterdag 4
Januari wordt dan gehouden in de bovenzaal
van de Sociëteit „De Vergenoeging" op de
Markt te Middelburg en vangt aan te half drie.
Het initiatief tot deze vergadering is gelijk
uit het onderwerp al blijkt uitgegaan van de
gewestelijke organisatie Zeeland van Patrimo
nium.
De bedoeling is dan echter niet alleen daar
de leden van Patrimonium te laten genieten van
de heldere voorlichting van den heer Schouten
en van zijn bezielend woord. Met allen aandrang
worden tot deze vergadering ook uitgenoodigd
alle belangstellende geestverwanten, zooals leden
van A.R. en C.H. Kiesvereenigingen, en van
allerlei Chr. sociale organisaties e.a. We hopen
zeer, dat de uitnoodiging tot deze vergadering
gaarne zal worden aanvaard. Wat we nu noo-
dig hebben is heldere voorlichting temidden van
zooveel misleiding, met name aangaande het
economisch beleid van de regeering én bezieling,
om met ijver zich te wijden aan de taak, die
God ons op de hand zette. Beide is te verwach
ten van den heer Schouten.
Na de lezing zal er gelegenheid zijn voor be
spreking. Zoo kan deze vergadering uitermate
vruchtbaar worden.
Dus Zaterdag 4 Januari naar de vergadering
in Middelburg.
HEIJ.
Gereformeerde Kerk van Middelburg.
(Vervolg reis Ds. Kleyn,)
Behalve Ds. Kleyn, de ouderling Lankester
en Kotvis, was ook aan boord de Heer Huis-
soon, later leeraar te Paterson en de bekende
huisgezinnen, de Pree, Kolijn en andere.
Van onze scheepsbevolking schreef later Ds.
van der Meulen in „The Hope", dat op geen
ander emigranten-schip zooveel leeraars over
voeren dan op de Leyela. Ds. Kleyn was reeds
leeraar, en hij met de twee gebroeders de Pree,
de beide broeders Moerdijk, met Huissoon en
Zwemer maakten een zevental uit, waarvan zes
in Amerika hun opleiding kregen.
De zeven en dertigste avond werd van den
topmast geroepen „Land, land". Dien avond
konden wij nog niets zien.
Maar den volgenden morgen lagen de kusten
van Long Island aan de rechterzijde voor ons
evenals prachtige huizen „alsof we aan de gren
zen van het Paradijs kwamen".
Mevrouw Kleyn werd in een stoel van den
kapitein naar boven gedragen. Haar geest werd
levendig „evenals bij Jacob". Ze had gedacht
nooit weer land te zullen zien.
Op aanraden van den dokter bleef ze echter
verder beneden. Hoewel Mevr. Kleyn niet ziek
was, was ze zeer zwak.
Allen werden weldra gekeurd en gezond ver
klaard.
We waren nu in Amerika's zeehaven. Voorbij
heuvelachtige kusten voer men voort tot de lan
dingsplaats.
De douane ondervroeg en onderzocht of er
ook wapenen aan boord waren. Maar dit onder
zoek kon geen onderzoek heeten.
Eindelijk konden we van het schip afgaan.
Op vasten bodem loopen na 38 dagen was een
vreemd gevoel voor onze voeten.
Tal van kooplui en zwendelaars wilden nu de
overgeschoten levensmiddelen koopen, die an
ders toch maar in zee zouden worden geworpen
volgens hun bewering.
Beladen met pakjes en allerlei zaken stonden
we daar eigenlijk verlegen, we wisten niets beters
tot elkander te zeggen: „Nu zijn we in Amerika".
Ds. Kleyn, Lankester en Kotvis hadden het
adres van Mijnh. d' Ooge die een kantoor ge
opend had om landverhuizers voort te helpen.
Een knecht van Mijnh. d' Ooge kwam ons aan
het schip verwelkomen. In een rijtuig gingen nu
Mevrouw en Ds. Kleyn, de Heer Kotvis, de fa
milie Zwemer en de Heer Lankester naar het
huis van den Heer d' Ooge die hen vriendelijk
ontving.
(Wordt vervolgd)
A. H. OUSSOREN.
Rusland.
De Gereformeerde Kerk van Odessa, die in
1842 is geïnstitueerd door Zwitsers, is op hoog
bevel van het Executieve Comité gesloten, om
deze kerk te gebruiken als beschavingscentrum.
Met het oog op cultuurvorming moest men
deze kerk dus afstaan.
Als we ons zoo eens even de oogen uitwrijven
en we gaan eens na, wat er zoo al den laatsten
tijd gedaan wordt in naam van de cultuur en
beschaving, dan is dat toch heel watItalië
beschaaft Abessiniërs met bommen enz.
Duitschland beschaaft duizenden door de kerk
in een staatscorset te persen. Kerk is toch im
mers een onderdeel van de cultuur geworden.
En Rusland beschaaft de menschen door de
kerk te sluiten en ze tot „musea" en andere
fraaiigheden in te richten.
Maar wel is het opmerkelijk, dat juist die lan
den waar de innerlijke beschaving des harten,
de vernieuwing van den mensch wordt tegen
gestaan, zooveel spreken over cultuur, bescha
ving.
Tusschen het spreken over beschaving en cul
tuur, en het beschaafd-zijn, wordt het verschil
grooter.
De scherpste schaaf, die het meeste wegneemt
is die schaaf die Gods Geest hanteert en ons
omvormt van een schuw-leelijk zondaar tot een
kind van God.
A. H. OUSSOREN.
WILHELMUS a BRAKEL.
Jeugdjaren en toebereiding tot het ambt.
Vele merkwaardigheden zijn uit het leven van
Brakels jeugd niet bekend. Toch wordt er al
iets gevonden van de lijnen, die zijn leven tee
kenen.
Een vroolijke jeugd was hem niet bereid. Het
leed, dat geleden werd in zijn ouderlijk huis,
door het sterven zijner zusters, gaf een zekere
gedrukte, sombere stemming. Niet alsof zijn
ouders, dit kruis niet gewillig droegen maar het
roofde toch zoozeer de vreugde, die anders in
een gezin met opgroeiende kinderen heerschen
mag.
De nardusgeur der liefde tot God vervulde
evenwel het huis. Daar werd alles van doortrok
ken, ook het jonge leven van onzen Willem.
Genade is wel geen erfgoed der ouders, maar
„de Heere gedenkt zijn verbond tot in der
eeuwigheid, het Woord, dat Hij ingesteld heeft,
tot in duizend geslachten". En ,,'t Verbond met
Abraham zijn vrind, bevestigt Hij van kind tot
kind". Hij mocht, als Obadja, zeggen „Ik uw
knecht vrees den Heere van mijn jonkheid af
(1 Kon. 18:12)". „Den eersten tijd van ver-