No. 44 Vrijdag 1 November 1935 49e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND* UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS* UIT DE HISTORIE. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE: Ds. A, C, HEIJ TE KOUDEKERKE. MEDEWERKERS: D.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, A. H. OUSSOREN, F, STAAL Pzn„ A. SCHEELE cn R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVER1ENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGENG ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 DE ACHTERGROND VAN HET WERELDGEBEUREN. Toen zeide hij tot mij Vrees niet, Daniëlwant van den eersten dag aan, dat gij uw hart begaaft om te verstaan en uzelven te verootmoedigen voor het aangezicht uws Gods, zijn uwe woorden gehoord, en om uwer woorden wil ben ik gekomen. Doch de vorst van het koninkrijk van Perzië stond tegenover mij een en twintig dagen en ziet, Mi- chaël, een van de eerste vorsten kwam om mij te helpen en ik werd aldaar gelaten bij de koningen van Perzië. Nu ben ik gekomen om u te doen verstaan hetgeen uw volk bejegenen zal. Daniël 10: 12—14. Wie iets wil verstaan van wat er ook nu in deze dagen gebeurt op het wereldtooneel moet naar de Schrift heen. Men zegt wel eens van menschen, die het fijne van de zaak weten, dat zij achter de coulissen gekeken hebben. Nu, zoo opent het Woord Gods ons een deur, waardoor wij zien wat er zich afspeelt achter het groote wereldgebeuren. Dat is in het boek Daniël wel heel bijzonder. Wij krijgen hier een blik op den geestelijken achtergrond der dingen. Daniël had tot God gebeden om de gangen Gods met zijn volk te verstaan. Hij had daarbij gevast en geweend. En terstond, bij zijn eerste bidden, was hij verhoord. Een engel was uit den hemel gezonden om die verhooring hem bekend te maken. Deze engel echter was drie weken onderweg geweest om Daniël te bereiken. Dat lag natuur lijk niet aan den weg van den hemel naar de aarde, alsof die zoo lang is. Engelen weten van geen afstand. Wat was echter het geval geweest De engel was op weg naar Daniël opgehouden hij had tegen den vorst van Perzië moeten strijden. Met dezen vorst van Perzië wordt dan geen aardsche vorst bedoeld, hier is sprake van een vorst onder de duivelen. Drie weken lang had de engel tegen dien boozen geest gevochten om de demonische invloeden in Perzië tegen te gaan en te breken. Die strijd was zoo spannend geweest, dat hij het nooit gewonnen had, indien Michaël, een vorst des hemels, hem niet te hulp gekomen was. Daardoor was de strijd spoedig beslist. Met ver eende krachten was de vorst, de duivel van Per zië, verslagen. Zoo kreeg de engel eindelijk den weg vrij naar Daniël. Daar blijkt wel uit, dat er heel wat in de wereld gebeuren kan, dat voor het menschelijk oog verborgen is. Een booze geest was in Perzië dag en nacht werkzaam om volk en vorst op te hitsen tegen de kerk des Heeren. En deze duivel had zoo'n grooten invloed op den gang van za ken aan het hof, dat hij vorst van Perzië ge noemd werd. Daar waren in het Perzische rijk dus twee vorsten de koning op den troon en een duivel uit de hel. Daar hebt ge meteen de verklaring, dat het in de wereld vaak zoo goddeloos kan toegaan. Satan kiest blijkbaar zeer gaarne een koninklijk hof tot operatie-terrein. Het leven van een vorst en volk kan staan onder direkte Satanische in werking. En vandaar dat op onverklaarbare wijze de vorsten en voorsten der aarde kunnen aangegrepen worden door zelfverdwazing en zelfverblinding, die heel de wereld in onrust brengt. Onder dit licht hebben wij ook het wereld gebeuren van deze dagen te zien. De grootste vijanden van het volkerenleven zijn niet de ge weldenaars, de mannen van naam, die met hun plompen voet vertreden al wat hun wil weer staat. Er zijn onzienlijke vijanden en zij kiezen nog koninklijke hoven en de vergaderingen der machthebbers tot hun werkplaats en stookplaats. Vandaar de onrust en het onrecht onder volken en vorsten. Duivelen roeren zich daarin. Het gaat daarbij om de vraag wie de heerschappij zal hebben Christus of Satan. Doch dan leert hier het Woord Gods ook, dat er andere mach ten in de wereld werken dan de ondergrondsche machten der demonen. God de Heere zendt zijn engel. En als één het niet winnen kan, komt zelfs Michaël, de strijder Gods, hem te hulp. Zoo zou de macht der duivelen verbroken wor den. Het heidensch rijk der Perzen moest den Koning der koningen dienen. Daarin ligt voor ons niet enkel troost. Hier is ook onze roeping gewezen. Daniël heeft bij de overwinning van Michaël een belangrijke plaats bekleed. Hij was het, die door zijn gebed zelfs de engelenwereld in beweging bracht. Want als verhooring op zijn gebed begon de engel den strijd tegen een duivel. Ja zelfs Michaël wapent zich als verhooring op Daniëls gebed. Daar ziet ge uit wat de wereld beweegt 't Is niet de macht der menschen en de majesteit der vorsten, die beslist. Het is het gebed der kerk. De kerk heeft wereldbeteekenis. Het gebed der kerk is van grooter gewicht dan de wijsheid der diplomaten en de samenwerking der volke ren. De kerk met haar gebed oefent meer in vloed dan eenig koning der wereld, meer dan de koningin der aarde de wereldpers. Op het gebed der kerk wordt de wereld veranderd. Ja, op het gebed der kerk wordt de wereld ver nieuwd. Want die God, die in Daniëls dagen een engel zond op het geloovig gebed van zijn knecht, Hij zal straks aan het eind der dagen als verhooring op het gebed der kerk duizenden engelen zenden. En Jezus Christus zal aan het hoofd zijner engelen staan. Laat ons in dit geloof op het wereldgebeuren merken. Dan weten wij in allen strijd wij strij den in gemeenschap met Gods heilige engelen. En al is de strijd zwaar en de beroering der wereld groot, het einde is overwinning voor al len, die van Christus zijn De Heer zal opstaan tot den strijd Hij zal zijn haters, v/ijd en zijd, Verjaagd, verstrooid doen zuchten. Goes. W. H. VAN DER VEGT. NADERE VOORBEREIDING Openb. 10 (Het geopende boekske), In de voorafgaande hoofdstukken is gesproken over het bazuinen van zes der zeven engelen, die Johannes zag na de opening van het zevende zegel. Zoo verwacht men, dat dit hoofdstuk zal gaan spreken over de zevende bazuin en de uitwer king daarvan. Toch is dat niet het geval. Van het bazuinen door den zevenden Engel wordt pas melding gemaakt in Openb. 11 15. Hier doet zich hetzelfde voor als bij de zeven zegelen. Als in het zesde hoofdstuk vermeld is de opening van de eerste zes zegels, volgt niet aanstonds in hoofdstuk 7, die van het zevende zegel. Eerst 8 1 spreekt daarvan. Op de ope ning van het zevende zegel moet Johannes nader worden voorbereid. Daarover handelt hoofd stuk 7. Zoo ook hier. Als zes bazuinen gebazuind hebben, ontvangt Johannes een nadere voorbe reiding voordat de zevende Engel gaat bazuinen. Over die nadere voorbereiding spreekt 10 1— 11 14. Johannes zag dan een sterken Engel afkomende van den hemel, die bekleed was met een wolk, en een regenboog was boven zijn hoofd en zijn aangezicht was als de zon en zijn voeten waren als pilaren van vuur. En hij had in zijn hand een boekske dat geopend was en hij zette zijn rechtervoet op de zee en den linker op de aarde. De vraag of bij dezen Engel te denken is aan den Heere Jezus Christus of aan een geschapen Engel, laten we rusten omdat het voor het ver staan van dit hoofdstuk niet noodig is tusschen deze twee opvattingen te kiezen. Het gaat hier niet om den persoon van den Engel, maar om wat hij doet en zegt. De verschijning van den Engel sprak van groote macht en heerlijkheid. Hij was bekleed met een wolk, die was als een hemelsch voer tuig, dat den Engel droeg. Er was een regen boog boven zijn hoofd, gevormd door den glans, die van hem afstraalde op de hem omringende wolk, en die dan wees op Gods trouw aan Zijn beloften. Zijn heerlijkheid kwam ook daarin uit, dat zijn aangezicht blonk als de zon. En als hij zijn voeten, die waren als pilaren van vuur, zette op de zee en op de aarde, werd daarin aange wezen, dat zijn verschijning verband hield met de geheele wereld, met aarde en zee. In overeenstemming daarmee dat zijn bood schap de geheele wereld raakte, was zijn stem, als van een leeuw, die brult. En op dien roep lieten zich hooren de zeven donderslagen. Het bijzondere bij deze zeven donderslagen was, dat ze duidelijk waarneembare woorden spraken. Hun eigen stemmen, staat erd.w.z. dat zij elk afzonderlijk een eigen spraak of stem haddendat elk weer een bijzonder oordeel aankondigde. Johannes wilde aanstonds, wat die zeven don derslagen gesproken hadden, opschrijven, maar hem werd toen gezegd, dat hij dat niet opschrij ven moest. Wat de inhoud was van het spreken dezer donderslagen, met welke oordeelen zij de menschen zouden treffen, mocht Johannes niet bekend maken. De Engel legde dan onder eede de verklaring af, dat Gods Raad nu ten einde spoedde. Zijn hand opheffende naar den hemel zwoer hij bij dien, die leeft in alle eeuwigheid, die den hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is, en de aarde en hetgeen daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, dat daar geen tijd meer zal zijn maar in de dagen der stem des zevenden Engels, wanneer hij bazuinen zal, zoo zal de verborgen heid Gods vervuld worden, gelijk Hij Zijnen dienstknechten den profeten verkondigd heeft. Met de „verborgenheid Gods" wordt bedoeld Gods raad over alle dingen niet omdat die raad Gods geheel onbekend zou zijn, want die werd juist aan Johannes geopenbaard, maar omdat die raad toch alleen door openbaring gekend kan worden. Die raad Gods zal nu vervuld worden. In verband daarmee is te letten op wat in vers 6 wordt gezegd dat daar geen tijd meer zal zijn. Die woorden vatten we n.l. zöö op, dat de ver borgenheid van Gods raad nu zonder nader uit stel zal uitgevoerd worden dat de laatste oor deelen, die aan het einde zullen voorafgaan, spoedig komen zullen. Dit alles wordt door den Engel verklaard onder eede, met plechtige aanroeping van den Naam Gods, waarmee de waarheid van die ver klaring op de meest nadrukkelijke wijze werd verzekerd. Dan wordt tot Johannes gezegd, dat hij moet heenengaan en nemen het geopende boeksken, dat de Engel in zijn hand had. Op zijn vraag aan den Engel, hem dat boeksken te geven, ant woordt deze Neem dat en eet het op en het zal uwen buik bitter maken, maar in uwen mond zal het zoet zijn als honig. En zooals die Engel zeide dat het zou zijn, was het. Johannes nam dat boeksken uit de hand des Engels en hij at dat op en het was in zijn mond zoet als honig en als hij het gegeten had, werd zijn buik bitter. De bedoeling van het bevel aan Johannes om dat boeksken te eten is wel duidelijk die is deze, dat Johannes den inhoud van dat boeksken in zich moest opnemen, zoodat die ten volle zijn eigendom zou worden zooals bij het eten van de spijze, die geheel in ons opgenomen wordt, en alzoo een deel van ons zelf wordt. Dit boeks ke was geopend van den inhoud kon Johannes dus kennis nemen en dien geheel in zich opnemen. Op de vraag, waaraan bij dat boeksken te denken is, wordt door de uitleggers niet een eenstemmig antwoord gegeven. Die opvatting lijkt ons de juiste, die hierbij denkt aan een deel van Gods raad, bevattende de laatste oordeelen, die over de menschen zullen komen. Van de rechten des Heeren wordt in Ps. 19 gezegd, dat ze waarheid zijn en tezamen recht vaardig, dat ze begeerlijker zijn dan goud, ja dan veel fijn goud en zoeter dan honig en ho nigzeem. Maar de oordeelen Gods zijn ook een diepe afgrond. Daarvan zegt Ps. 119:120: het haar mijns vleesches is te berge gerezen van verschrik king voor u en ik heb gevreesd voor Uwe oor deelen. Was al het eerste vernemen van die woorden Gods voor Johannes zoet, als hij die woorden ten volle in zich opnam en verwerkte, werd hij daardoor in zijn innerlijk leven aangegrepen dan ontroerde het hem. Was het zoet in zijn mond, het maakte zijn buik bitter. Zeker naar waarheid heeft een uitlegger hierbij aangeteekend„Het lijkt een bekoorlijke taak, geroepen te zijn om zulke verborgenheden des Heeren te ontsluieren. Maar door den vreeselij- ken inhoud van dit boeksken wordt ge het al spoedig anders gewaar en ondervindt ge hoe moeilijk het is zulke ontzettende oordeelen te moeten verkondigen". En dat was Johannes' taak. Hij moest weder om profeteeren voor vele volken en natiën en talen en koningen. Zoo werd Johannes dan tot die taak nader voorbereid. Wat hij zou te profeteeren hebben, zouden zijn Gods oordeelen over de vijanden Gods. Ontroering zou dan zijn binnenste aan grijpen. Desondanks moest hij dat woord ver kondigen, want welhaast zouden die dingen geschieden en de groote Engel, die met zijn rechtervoet op de zee stond en met zijn linker voet op de aarde, zou al die dingen doen komen. OOK ONZE GELUKWENSCH. We vernamen, dat de heer A. Janse, hoofd van de School met den Bijbel te Biggekerke, zoo de Heere wil Vrijdag 1 Nov. a.s. mag her denken, dat hij voor 25 jaren zijn arbeid bij het onderwijs mocht beginnen. Er vormde zich een Comité, dat het initiatief nam om hem Zaterdag 2 Nov. een eenvoudig bewijs van erkentelijkheid te overhandigen na mens de velen in den lande, die hem om zijn arbeid waardeeren. Die arbeid beperkte zich toch niet tot zijn school en tot het onderwijs, maar op veel bree der terrein bood de heer Janse principieele voor lichting. Reeds menig geschrift van zijn hand zag het licht, dat er getuigenis van aflegt, hoe hij de gave ontving om de beginselen, die het leven beheerschen, tot in hun diepte te peilen om ze dan te beoordeelen in het licht van het Woord Gods. Als voorbeeld kan hier wel dienen zijn brochure over „Nationaal-Socialistische fascis ten-politiek". Maar in elk ander geschrift van hem komt dat duidelijk uit. En zoo heeft hij ve len aan zich verplicht door de voorlichting, die hij bood en die hen in staat stelde beter de din gen te onderscheiden en den weg te zien, dien zij hadden te bewandelen. Ook het kerkelijk leven had zijn belangstelling, getuige zijn „Van Dordt tot '34" en voor de besturing van het geestelijk leven gaf hij koste lijke wenken, o.a. in „Lourens Ingelse" een epi sode uit het godsdienstig leven op Walcheren omstreeks 1780, dat eerst als feuilleton in onze Kerkbode verscheen. Daarom voegen we gaarne onze hartelijke gelukwenschen bij de vele, die hem van onder scheiden zullen ten deel vallen. Moge de Heere hem ook verder bekwamen om met de hem ge schonken rijke gaven het Gereformeerde leven te dienen, opdat het hoe langer hoe meer be antwoorde aan en overeenkome met den eisch van het Woord Gods. HEIJ. Gereformeerde Kerk van Middelburg, Ds. van Raalte had dan voor het beroep naar de Gereformeerde Kerk van Middelburg bedankt. Op advies van Ds. Brummelkamp en op aan dringen van Ds. van der Meulen gaat men spoe dig weer over tot het beroepen. Op de ver gadering van 24 December 1841 wordt een zekere Ds. Klijn (wiens naam in de necrologie der Gereformeerde predikanten niet voorkomt) geschreven en medegedeeld de gewenschte man te zijn. Op 26 December ontvangt de kerkeraad een schrijven om nadere inlichtingen aangaande den beroepsbrief. Helaas eindigen hier weer de notulen tot het jaar 1845. Dit is zeer jammer, temeer waar dit gedeelte juist de historie bevat van het beroepingswerk en het komen der eerste predikant Ds. J. L. Lankhorst. Wel bezit het archief een intrede preek die mij vorig jaar ter hand werd gesteld, van genoemde Ds. Lankhorst. We moeten dus aannemen dat Ds. Klijn bedankt heeft en dat hij later, toen hij voor den tweeden maal beroepen werd in 1845 het beroep heeft aangenomen. We zijn dus genoodzaakt het tijdperk van 18421845 over te slaan. Dus ook over te slaan het geheele tijdperk van Ds. J. L. Lankhorst. De notulen van 18 April 1845 beginnen aldus „Kerkeraadsvergadering gehouden 18 April „1845. De vergadering geopend door den leeraar „met gebed. Aanwezig de leeraar, ouderling Min derhout en Geelhoet en de diaken Putte. „Zijnde de eerste, die wij door des Heeren „ontferming met onzen Leeraar den Weleer waarde Heer Kleyn mogte hebben die den 17 „April met de zijnen hier arriveerde aan den „avond van dien dag door den Weleerw. Heer „van der Meulen werd bevestigt en den volgen den Zondag alhier zijn dienstwerk als Herder „en leeraar aanvaarde met de woorden van den „profeet Jesaja Cap. 40 vers 8 het laatste ge deelte „Maar het Woord Gods blijft in der eeuwigheid". „Op deze vergadering heeft de leeraar zijne „attestatie van de gemeente Kockenge meege- „bracht". Op deze vergadering heeft Ds. Kleyn reeds gesproken over het ambtsgewaad waarover later in de Gereformeerde Kerk zooveel te doen is geweest. Het blijkt, dat er sommigen zijn in de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1935 | | pagina 1