UIT DE HISTORIE.
FEUILLETON
KLATERGOUD
VAN VERRE EN NABIJ.
KERKNIEUWS*
Gereformeerde Kerk van Middelburg.
Afgezet was Ds. Budding. Het zingen van de
„Nieuwe Psalmen" was zulk een groot onover
komelijk bezwaar, dat hij zich liever liet ontslaan
dan die goddelooze liederen te zingen.
En drie jaar later dan zingt Ds. Budding, die
zelfde verzen, die hij eerst zoo verfoeide. Drie
jaar later zijn al de bezwaren weggevallen.
Had hij eerst geschreven„Onoverkomelijk
zijn de zwarigheden welke zich in den weg zullen
stellen"nu waren dan die onoverkomelijke
bezwaren verdwenen.
In het najaar van 1840 poogt Ds. Brummel-
kamp, die toen predikant van Schiedam was,
om Ds. Budding nogmaals voor de kerken der
Afscheiding te winnen.
Een algemeene Synode werd te Amsterdam
gehouden. Verschillende belangrijke punten zijn
op die Synode verhandeld. En bij die belangrijke
besprekingen wilde Ds. Brummelkamp Ds. Bud
ding betrekken om hem mede te doen werken aan
het verzoek gericht aan den Koning (die juist
op dien datum jarig was hetgeen expres zoo was
gekozen) om de rechten der Afgescheiden ker
ken te handhaven.
Ds. Brummelkamp schreef zelfs persoonlijk
aan Ds. Budding om toch niet weg te blijven.
Maar de eigenaardige man weigerde.
Nadat Ds. Budding voor de tweede maal ge
vangen is genomen en deze gevangenschap ach
ter den rug is (1840) wordt hij predikant te
Groningen van de Afgescheiden Gemeente.
Toen Ds. van der Meulen te Goes naar Ame
rika vertrok, beriep men hem aldaar. Met Ds.
Kleijn en Ds. Wildebeest stond Ds. Budding op
drietal. Na vier weken beraad, meende Ds. Bud
ding echter te moeten bedanken.
In Groningen ging het echter evenals op alle
andere plaatsen Ds. Budding had geen rust. En
zoo vertrok hij naar Amerika in 1848. Daar was
het weer hetzelfde geen rust.
En zoo kwam hij terug nadat zijn geloofsleven
een groote verandering had ondergaan.
10 November 1870 sterft Ds. Budding te Goes
en wordt 16 November begraven.
De Synagoge.
Het woord synagoge is afgeleid van een
Grieksch zelfstandig naamwoord dat „vergade
ring" beteekent.
Wanneer de synagoge is opgericht, is onbe
kend.
De eerste vermelding van een synagoge ge
schiedt op een veel later tijdstip dan het ont
staan. Maar algemeen neemt men aan, dat de
periode van de Gevangenschap zulke omstandig
heden aanbiedt dat uit deze het ontstaan van de
synagoge kan worden verklaard.
Onder de vele lasten en moeiten die het Jo
denvolk in de ballingschap te dragen had, was
deze niet de minste het missen van de Tempel
des Heeren.
Het moge waar zijn dat door den geloovige
in het Oude Testament de vreugde om naar de
Tempel te gaan slechts één- of tweemaal per
jaar werd genoten, maar dit is zeker blijdschap
was in zijn hart aanwezig om de wetenschap dat
zijn Jehova gediend werd.
Met de ballingschap nam deze blijde weten
schap ook een eind. Er was geen tempel meer.
De gevangenen waren beroofd van wat hun
steun en sterkte was. En zoo kwam de gedachte
in hen op, althans bij hun leiders wat zou er
op die wijze van den dienst van God terecht
komen.
Zoo kunnen we het verstaan dat ze bij elkan
der kwamen in het vreemde land. Dat kennissen
elkander opzochten en bemoedigden ook in het
geestelijk leven en met elkander de vraag be
spraken of er ook iets gedaan kan worden in
zake het bewaren van het erfdeel der Vaderen.
Al ontbreken ons ook de positieve gegevens
dat dit gebeurd is, toch laat dit zich gemakkelijk
verstaan, ook uit hetgeen naderhand voorvalt.
Bovendien wijst de liturgie en de geheele inrich
ting van de synagoge op een oorsprong
onafhankelijk van den Tempel.
Hoe deze synagoge in de Ballingschap zich nu
verder ontwikkelde kan niet nauwkeurig worden
gezegd. Maar het is redelijk om aan te nemen
dat men langzamerhand op den Sabbath, den dag
des Heeren, saamkwam en den Torah besprak.
Toen men weer terug gekomen was, hebben
zich deze saamkomsten waarschijnlijk voortgezet
en hadden genoegzame levenskracht ontvangen
om daar vast- te worden en verder te groeien.
A. H. OUSSOREN.
DOOR
H. KINGMANS
44)
Nu voel ik mij inderdaad een weinig schuldig,
'k Had eerder moeten schrijven. Maar och, je
weet, hoe dat gaat. Er komt in mijn gezinnetje
nogal veel kijken, vooral sinds je naamgenootje
gearriveerd is.
Laat ik maar gauw zeggen, dat die het heel
goed maakt, hoor. Zij groeit als kool en is een
lief ding. Peettante zal vast veel met haar op
hebben. Je komt immers binnenkort Nu, dan
zul je eens zien, wat een schat zij is en hoe wijs
de broertjes met haar zijn
Je zult het niet gelooven, maar Tjaard komt
soms van het kantoor geloopen met een quasie
boodschap. De juiste reden van zijn komst is
evenwel, dat hij eens even in de wieg moet kij
ken. Overigens is Martha de laatste dagen meer
in het loophek dan in de wieg. Zij is bijzonder
„vroolijk". Nu moet je niet lachen en zeggen, dat
alle moeders dat van haar kinderen beweren,
want wat ik schrijf, is heusch waar. Je zult het
moeten erkennen.
Maar om nu naar het begin van mijn verwar
den brief terug te keeren, ik heb toch niet alle
schuld, dat ik je nog niet heb geantwoord.
Met opzet heb ik juist gewacht, tot er eenige
zekerheid was. Die is er sinds vanmorgen.
Wij wilden in Juli graag een drie weken er
tusschen uit. Tjaard kan wel niet zoo lang, maar
Middelburg.
In het Maandblad „Gemeenteleven" van de
Nederduitsch Hervormde Gemeente te Middel
burg lezen we het volgende
Een uitspraak van den kerkeraad.
De Bijzondere Kerkeraad der Ned. Herv. Gem.
te Middelburg, bijeen in vergadering van 3 Oct.
1935,
vestigt de aandacht op het toenemend ge
bruik, dat predikanten der Ned. Herv. Kerk in
de Geref. Kerk in Hersteld Verband, welke zich
naast en tegenover onze kerk handhaaft, regel
matig spreekbeurten vervullen, hoewel op den
zelfden tijd het Evangelie van Jezus Christus
verkondigd wordt in de officieele diensten der
Hervormde Gemeente, en het verschil in gods
dienstige richting in deze geen rol speeit,
keurt de handelwijze dezer predikanten ten
sterkste af, als strijdig met de belangen der Ned.
Herv. Kerk, omdat daardoor meerdere hervorm
de leden worden verleid hun eigen kerk voorbij
te loopen, de eenheid in de Hervormde gemeente
wordt verbroken en een gezond kerkelijk besef
wordt ondermijnd,
meent, dat de lidmaten der Ned. Herv. Kerk
ook door een getrouw bezoek van de door den
Kerkeraad vastgestelde diensten hun belijdenis
belofte behooren na te komen,
en besluit dit oordeel ter kennis te brengen
van de bedoelde predikanten als ook van de
Ned. Herv. Gemeente te Middelburg.
P. J. F. v. VOORST VADER, Praeses.
M. v. EMPEL, Scriba.
We kunnen de uitspraak van den Kerkeraad
volkomen begrijpen.
Engeland.
In de serie „God en Leven" is een werkje
verschenen dat tot opschrift draagt„Wat ik
geloof" (Epworth Press London).
Verschillende antwoorden op deze vraag zijn
gegeven. De bedoeling van de uitgevers was in
zoo weinig mogelijk woorden zooveel mogelijk
te zeggen. Daarom werd ieder slechts een be
perkt aantal pagina's toegemeten opdat „ze niet
zouden uitwijden over onbelangrijke zaken".
Een zekere Dr. George Jackson geeft een ant
woord dat bij velen in den smaak zal vallen.
Op de vraag dan wat geloof ik, geeft hij dit
antwoord Het terrein van het geloofsleven be
staat uit Éwee concentrische cirkels. De binnenste
cirkel bestaat uit die zaken waarin de ziel leeft,
bestaat uit datgene waarvan ge zeker zijt. De
buitenste cirkel bestaat uit die zaken die waar
schijnlijk zijn, die mogelijk zijn.
Die zaken van den buitensten cirkel hebben geen
levenswaarde. Men kan er over redeneeren en
andere menschen kunnen ze belangrijk vinden,
maar van wezenlijk belang is alleen de binnenste.
Gij zelf, zegt de schrijver, hebt geleerd te le
ven alleen in dien binnenste. Uw geloofsbelijdenis
is ai hoe kleiner geworden. Maar als tegenwicht
dient dithet beledene is steeds meer zeker en
werkelijk geworden.
Wat is dan nu die binnenste cirkel Wel dit
eene woord „Ik geloof in Jezus Christus, Zijn
eenige Zoon, onze Heere".
En zoo roept de schrijver uitdat is mijn ge
loofsbelijdenis. Dit is in een absoluten zin alles
wat ik geloof.
Niets minder is voldoende, niets meer is nood
zakelijk.
Sommigen vragen misschien roept hij uit
„Kunt u dan niet de eerste woorden van de 12
artikelen herhalen Gelooft u dan niet in „God
den Vader, den Almachtige Inderdaad, dat doe
ik, maar dat doe ik slechts alleen omdat ik ge
loof in Jezus. Het eerste woord in des Christens
belijdenis is niet God, maar Jezus.
Hier hebben we weer een echt voorbeeld van
verwatering. Heel die erfenis der Vaderen in
onze prachtige belijdenisschriften, heel die wor
steling der kerk, waardoor fonkelende waarheden
uit het Woord Gods in helder licht werden ge
steld, wordt met een slag overboord geworpen.
Het lijkt zoo vroom „Jezus niets dan Jezus".
Maar met dit zgn. „ruime standpunt" halen we
de wereld in de kerk, verdoezelen we de grenzen,
en zijn ongewapend tegen alle mogelijke wind
van leer. Dit „ruime" standpunt is heel eng, om
dat het in de plaats van de breede belijdenis een
individualistisch getinte Jezus aanbidt, een Jezus,
zooals wij Dien willen zien, zooals ons Dien
hij beweert dat hij zich wel redden zal. 'k Moet
het nog zien, maar zeg er maar niets van.
Het was de bedoeling, dat moeder dan zou
meegaan. Voor haar is het van zeer groote be-
teekenis, eens in een andere omgeving te zijn.
Tjaard opperde het eerst het idee. De goeierd
deed het natuurlijk voor mij. Maar 'k had er niet
veel lust in, met Martha op reis te gaan. Met
kinderen beneden het jaar is niet bepaald ge-
wenscht, heb ik vaak gehoord. Met de jongens
heb ik het dan ook nooit gedaan.
Maar daar komt me verleden week Tjaard
binnen en zegt,,'k Heb den dokter gesproken
en die zegt, dat het niets schelen kan, dat je met
Martha op reis gaat't ligt alleen aan de ver
zorging en die is bij jou wel in goede handen.
Je behoeft om Martha ook niet naar de bosschen
te gaan, aan zee is ook geen bezwaar."
Ik had namelijk gezegd, dat men in ieder geval
niet naar zee moest gaan met een baby, al is dat
dan al een groote baby. Ook al eens gehoord,
moet je weten.
En nu wilde ik gaarne voor de jongens naar
zee. Zij kunnen zich zoo heerlijk vermaken aan
het strand
De dokter heeft er wat om gelachen en ge
zegd, dat wij Martha best kunnen meenemen
naar zee. Geen enkel bezwaar tegen. Integendeel:
zeer aanbevelenswaardig.
Nu, toen ik dat hoorde, kreeg ik toch ook
lust, er eens uit te gaan. Zonder Martha zou ik
het vast niet gedaan hebben. Tine Schuilma had
zich al bereidwillig aangeboden voor haar te zor
gen, maar daar wilde ik niet van weten.
Om kort te gaan, want ik ben, oudergewoonte,
erg langdradig, wij hebben besloten, te gaan. Drie
goeddunkt, en zooals wij Dien kunnen gebruiken.
Hier wordt de mensch geplaatst boven Gods
Woord en tegenover de met bloed en tranen
verkregen belijdenis.
Laten we niet meedoen met zulk een roepen,
maar onze Belijdenis in haar vollen omvang
handhaven.
A. H. OUSSOREN.
ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE
SCHRIFT.
48. Een noodzakelijk vereischte.
Kleine Betty was ziek. Nogal ernstig, want
ze had al een paar dagen vrij hooge koorts. En
ze kon zoo moeilijk slapen. Erg onrustig kon
ze wezen en dan weer zoo vreeselijk vermoeid
Het rustigste was ze nog, als moeder bij haar
bedje zat. Dan nam die het heete handje in de
hare en zat maar stil op haar kranke kindje te
kijken. Stil Ja, tenminste voor Betty en voor
de wegschuilende toeschouwers Want eigenlijk
was moeder dan wel heel werkzaam. Dan bad
ze haar stille gebeden en droeg haar zieke kindje
voortdurend op aan de genade haars Gods
Dat doet immers elke Godvruchtige moeder
en elke vrome vader Dat kan toch niet anders?
Als het even kon, ik bedoel, als Betty eens
wat kalm en minder koortsig was dan zei
moeder het ook wel tegen de kranke lieveling
„kind, moeder bidt voor je, dat de Heere onze
God je veilig moge leiden aan Zijn hand
Wat Betty op een keer zei, met een zacht
glimlachje om haar mond
„O, moeder, als u maar dicht bij me zit en
mijn hand vasthoudt, dan is het net, of ik minder
bang ben
Dat was voor die moeder heerlijk Maar te
vens een groote les
Dat kwam zóó.
De orde van het Bijbellezen had die morgen
juist aangewezen Exodus 33. En vader had dat
hoofdstuk gelezen, och, als altijd. Moeder had
geluisterd, ook als altijd. En de kinderen evenzoo.
Maar nu, nu ze die middag bij Betty zat en
deze haar die kinderlijke mededeeling gaf, nu
kwam bij moeder in volle kracht en met groote
helderheid dat woord des Heeren, weer boven
De Heere had aan Mozes gevraagd, in de moei
lijke en zware tijd voor Gods knecht„zoude
Mijn aangezicht moeten medegaan om u gerust
te stellen En Mozes had geantwoord, dat dit
metterdaad noodzakelijk was en daarin alleen
een grond voor zijn vertrouwen kon liggen.
Maar dan ook een vaste grond
Dit kranke kind gaf, onbewust, haar moeder
een buitengewone les.
Want wat kan een kind meer troosten dan
de liefdevolle nabijheid van moeder of vader
Maar wat zou dan een kind van God meer
kunnen troosten dan de genadige toezegging van
Zijn nabijheid dan een geleid worden aan Zijn
hand
En God zelf bood dat immers aan Legde
Zelf de woorden in Mozes' mond
Maar dan mag ook gerust zijn, die zijn hand
in het geloof mag leggen in Gods Vaderhand
Om Christus' wil en door Zijn genade Gerust
-te midden van de meest bange gevaren en van
de meest nijpende moeilijkheden
Staan wij niet dikwijls onszelf in de weg en
staan wij niet menigmaal onze kinderen in de
weg, om geloovige overgave in Gods hand te
verkrijgen
Dit is het noodzakelijk vereischteniet, dat
wij en onze kinderen duidelijk de weg zien,
waarlangs wij gaan zullen maar dat we onszelf
en ons kroost aanbevelen aan de goede hand
onzes Gods, aan Zijn genade in Christus Dat
kan troost en rust en vertrouwen geven, dat
alleen
Laten we dat maar veel tegen onszelf en tegen
onze kinderen zeggen. Daar kan heel ons gezin
niet anders dan wél bij varen.
Van W. te W.
BEROEPEN TE
Terneuzen W. v. d. Heide te Stadskanaal.
Paesens en ModdergatJ. J. Oranje,
Cand. en hulppred. te Den Oever.
AANGENOMEN NAAR
Surhuisterveen J. E. Booy te Hijken (Dr.).
weken. En dan zou moeder meegaan.
De vraag was toen waarheen. Van het mon
daine badplaatsgedoe moeten wij natuurlijk niets
hebben. Toen is ons Wijk aan Zee aangeraden
als een kalme, rustige familiebadplaats. Tjaard
heeft pension besproken. Het is alles in orde.
Dat weet ik pas sinds vanmorgen. En daarop
heb ik gewacht, om het je te schrijven. Je be
merkt dus, dat ik niet alle schuld heb met je zoo
lang te laten wachten. Al geef ik toe, dat ik je
best een briefje had kunnen schrijven.
Maar nu, waarom ik gewacht heb tot er eenige
zekerheid was.
Wij zouden je heel gaarne mee hebben naar
Wijk aan Zee. Buiten bezwaar van jouw schat
kist natuurlijk. Je zit altijd in het boschrijke
Utrecht, zoodat de zee je wel zal aantrekken.
Het zou dan zóó kunnen, dat je eerst een
week in Groningen kwaamt en dan met het heele
gezelschap naar Wijk aan Zee toogt. Vandaar
kun je dan weer naar de pastorie terugkeeren.
Denk eens over dit voorstel na, Marthaiief.
En meld dan zoo spoedig mogelijk,of je er of
niet op ingaat. Wij dwingen je natuurlijk niet.
Wanneer je geen idee hebt, dat moet ik van
moeder uitdrukkelijk schrijven, dan blijft moeder
hier en gaat niet met ons mee. Zij is veel te blij,
dat je vier lange weken komt.
Nu moet je zelf maar zien, wat je doet. De
tijd, dien wij hebben vastgesteld, komt aardig
met jouw vacantie overeen. Je zoudt alleen een
paar dagen vroeger moeten komen, maar daar
tegen zal wel geen bezwaar zijn. Je kunt in de
pastorie nogal een potje breken.
Ik reken er dus op, dat je zoo spoedig moge
lijk antwoord geeft op ons voorstel. Dan kan
's-Gravenpolder. Donderdag 10 October
1935 is het nieuwe kerkgebouw aldaar in gebruik
genomen, 't Was voor de Gereformeerden een
blijde gebeurtenis. 40 jaar geleden is er de arbeid
begonnen door enkele broeders en zusters, die
kerkelijk behoorden bij Goes of Heinkenszand.
Van die voortrekkers is maar een enkele nog in
leven o.a. br. W. de Schipper, die met zijn ga
ven en krachten zich gegeven heeft tot enkele
jaren geleden tot den opbouw en bestuur van de
Geref. Kerk van 's-Gravenpolder.
In 1898 is er de kerk geïnstitueerd en langzaam
is ze gegroeid tot het ledental van thans. Ze ver
gaderde in een oud gebouw, dat indertijd had ge
diend als school der Geref. Gem., doch die moest
gesloten, wijl men in conflict kwam met de
schoolwet.
Dit gebouw is een 40-tal jaren geleden ge
kocht en sinds heeft het gediend als plaats van
samenkomst en de gemeente heeft er menig goed
uur doorgebracht onder de bediening des Woords
en een Zondag in 's-Gravenpolder op te treden
was den Classispredikanten steeds aangenaam.
De ruimte werd te klein de gebreken vele
en eenstemmig kwam men tot het besluiteen
nieuw kerkgebouw te zetten met ruime consis
torie, die ontbrak en welker gemis telkens bij
vernieuwing werd gevoeld, 't Was nu voor
's-Gravenpolder het juiste oogenblik over te gaan
tot nieuwbouw. De gemeente heeft dat getoond,
want boven vermogen toonde zij gewilligheid.
In één woord gezegd 't is een mooi gebouw
en vooral niet opgesmukt, 't Was velen wonder
lijk Donderdagavond in dat verheugend uur met
de gemeente van 's-Gravenpolder te mogen mee-
vergaderen bij het in gebruik nemen der nieuwe
kerk. Ds. G. Leene van Baarland, consulent van
's-Gravenpolders kerk ging voor in de bediening
des Woords over 2 Kronieken 3 17. 't Was een
goed woord, dat in het bizonder de gemeente
wees op hare verplichting op de rechte wijze dit
gebouw te gebruiken tot 's Heeren eer.
De Koning der Kerk zette Zijn arbeid ook
te 's-Gravenpolder voort en kan het zijn op die
wijze, dat er niet alleen zij rijke groei in leven
en geloof, maar ook, dat het vroeger of later er
nog eens toe kome, dat ook die gemeente zich
verheugen kan in het bezit van een eigen herder
en leeraar.
Onze beste wenschen aan kerkeraad en ge
meente voor aller geestelijk heil.
Ds. J. E. Goudappel te Emlichheim, die
voornemens is wegens bekomen emeritaat 27
October a.s. afscheid te preeken, gaat zich met
terwoon vestigen te Velp.
Ds. J. H. Koers herdenkt 30 October a.s.
den dag waarop hij voor 25 jaar zijn intrede deed
bij de kerk van Oosterbeek. Ds. Koers heeft 24
Nov. a.s. 40 dienstjaren.
Theologische School. In dank ontvangen
een legaat van wijlen den heer Pieter Mos, over
leden te Dedemsvaart 16 Oct. 1934, groot één
duizend gulden 1000.—), blijvend, na aftrek
van rechten en kosten, 890.
De Penningmeester,
Zeist, 7 Oct. 1935. A. M. DONNER.
Het afscheid van Ds. B. van der Werff
als predikant der Geref. Kerk van Amsterdam-
West heeft niet op de gebruikelijke wijze kunnen
plaats hebben, omdat zijn voortdurend gestoorde
gezondheidstoestand het niet toeliet. Nu is de
afscheidspreek met portret in druk verschenen
ten bate van de kerk, die Ds. v. d. V/erff van
1927 tot op zijn emeriaat heeft gediend. De tekst
was Joh. 6 6669. Na de preek volgt een per
soonlijk woord over den 38-jarigen ambtsdienst,
begonnen in Kruiningen en via Grootegast, Har-
lingen, Dokkum, Den Helder en Doorn geëindigd
in Amsterdam-West. (A. Rott.)
In „Officieele Mededeelingen" van de
Geref. Kerk te Terneuzen komt voor een rubriek
„Iets over de Afscheiding". In het land van Axel
is het tot institueering gekomen in 1838. Wat
er nu volgt, nemen we het een en ander over
„Gij raadt nooit waar de samenkomst gehou
den werd, waarin de bevestiging plaats had der
eerste ouderlingen en diakenen.
De gemeente van Terneuzen en omgeving
vergadert op 17 Juni 1838 te Baarland in een
schuit van schipper A. Steketee, liggende aan
de kade. 's Morgens negen uur is men hier bijeen.
Er worden hier acht kinderen gedoopt.
Br. G. Weijns was wegens hoogen leeftijd niet
aanwezig. De andere verkozen ambtdragers
worden hier bevestigd.
Ja, wel was toen het gebed van den kerkeraad
noodig. Wat was er toen een wil, een drang,
Tjaard nog een plaats voor je in het pension
bespreken. Hij heeft het bij voorbaat reeds in
het midden gelaten. Want je moet er met de
pensions aan zee zoo vlug bij zijn. Ze zijn on-
middelijk bezet.
Wanneer wij in Wijk aan Zee zijn, dachten
wij eens naar Amsterdam te gaan, om Heino te
bezoeken. Er komt anders zoo weinig van, te
meer, daar Heino niet onduidelijk laat blijken,
dat hij liever geen bezoek heeft.
Ik zal er niet veel van schrijven. Je kent de
droeve historie. Moeder heeft je geschreven, dat
het kleine, teere poppetje overleden is. Tjaard
is er verleden week, op zijn doorreis, even ge
weest. Dat weet je nog niet, meen ik. Heino
was zeer stil. Het verlies van het kind heeft hem
blijkbaar aangegrepen, al spreekt hij er niet over.
En Gretha is ontroostbaar. Tjaard vreest, dat
haar overspanning nog meer zal toenemen. Hoe
zielig en medelijdenwekkend toch, dat Gretha
geen troost kan vinden. Een kindje verliezen is
heel erg. God geve, dat het ons nooit overkomt.
Maar als het geschiedde, dan zouden wij het
toch geloovig kunnen overgeven, wetende, dat
de Heere het tot Zich had genomen in Zijn heer
lijkheid. Dat alleen zou ons de troost geven in
ons bittere verdriet.
Maar dien troost moet Gretha missen. En hoe
moet het Heino, die beter weet, wel niet te
moede zijn Me dunkt, het moet hem wel bran
den op de ziel. God geve, dat hij door het ver
lies van zijn kleine meid tot inkeer komt. Wij
blijven voor hem bidden. Wij geven het niet op.
Want God is machtig, om ook aan Heino, vroeg
of laat, het wonder van Zijn genade te voltrek
ken. (Wordt vervolgd)