UIT DE HISTORIE. FEUILLETON KLATERGOUD VAN VERRE EN NABIJ. KERKNIEUWS* Gereformeerde Kerk van Middelburg. Afgezet was Ds. Budding. Het zingen van de „Nieuwe Psalmen" was zulk een groot onover komelijk bezwaar, dat hij zich liever liet ontslaan dan die goddelooze liederen te zingen. En drie jaar later dan zingt Ds. Budding, die zelfde verzen, die hij eerst zoo verfoeide. Drie jaar later zijn al de bezwaren weggevallen. Had hij eerst geschreven„Onoverkomelijk zijn de zwarigheden welke zich in den weg zullen stellen"nu waren dan die onoverkomelijke bezwaren verdwenen. In het najaar van 1840 poogt Ds. Brummel- kamp, die toen predikant van Schiedam was, om Ds. Budding nogmaals voor de kerken der Afscheiding te winnen. Een algemeene Synode werd te Amsterdam gehouden. Verschillende belangrijke punten zijn op die Synode verhandeld. En bij die belangrijke besprekingen wilde Ds. Brummelkamp Ds. Bud ding betrekken om hem mede te doen werken aan het verzoek gericht aan den Koning (die juist op dien datum jarig was hetgeen expres zoo was gekozen) om de rechten der Afgescheiden ker ken te handhaven. Ds. Brummelkamp schreef zelfs persoonlijk aan Ds. Budding om toch niet weg te blijven. Maar de eigenaardige man weigerde. Nadat Ds. Budding voor de tweede maal ge vangen is genomen en deze gevangenschap ach ter den rug is (1840) wordt hij predikant te Groningen van de Afgescheiden Gemeente. Toen Ds. van der Meulen te Goes naar Ame rika vertrok, beriep men hem aldaar. Met Ds. Kleijn en Ds. Wildebeest stond Ds. Budding op drietal. Na vier weken beraad, meende Ds. Bud ding echter te moeten bedanken. In Groningen ging het echter evenals op alle andere plaatsen Ds. Budding had geen rust. En zoo vertrok hij naar Amerika in 1848. Daar was het weer hetzelfde geen rust. En zoo kwam hij terug nadat zijn geloofsleven een groote verandering had ondergaan. 10 November 1870 sterft Ds. Budding te Goes en wordt 16 November begraven. De Synagoge. Het woord synagoge is afgeleid van een Grieksch zelfstandig naamwoord dat „vergade ring" beteekent. Wanneer de synagoge is opgericht, is onbe kend. De eerste vermelding van een synagoge ge schiedt op een veel later tijdstip dan het ont staan. Maar algemeen neemt men aan, dat de periode van de Gevangenschap zulke omstandig heden aanbiedt dat uit deze het ontstaan van de synagoge kan worden verklaard. Onder de vele lasten en moeiten die het Jo denvolk in de ballingschap te dragen had, was deze niet de minste het missen van de Tempel des Heeren. Het moge waar zijn dat door den geloovige in het Oude Testament de vreugde om naar de Tempel te gaan slechts één- of tweemaal per jaar werd genoten, maar dit is zeker blijdschap was in zijn hart aanwezig om de wetenschap dat zijn Jehova gediend werd. Met de ballingschap nam deze blijde weten schap ook een eind. Er was geen tempel meer. De gevangenen waren beroofd van wat hun steun en sterkte was. En zoo kwam de gedachte in hen op, althans bij hun leiders wat zou er op die wijze van den dienst van God terecht komen. Zoo kunnen we het verstaan dat ze bij elkan der kwamen in het vreemde land. Dat kennissen elkander opzochten en bemoedigden ook in het geestelijk leven en met elkander de vraag be spraken of er ook iets gedaan kan worden in zake het bewaren van het erfdeel der Vaderen. Al ontbreken ons ook de positieve gegevens dat dit gebeurd is, toch laat dit zich gemakkelijk verstaan, ook uit hetgeen naderhand voorvalt. Bovendien wijst de liturgie en de geheele inrich ting van de synagoge op een oorsprong onafhankelijk van den Tempel. Hoe deze synagoge in de Ballingschap zich nu verder ontwikkelde kan niet nauwkeurig worden gezegd. Maar het is redelijk om aan te nemen dat men langzamerhand op den Sabbath, den dag des Heeren, saamkwam en den Torah besprak. Toen men weer terug gekomen was, hebben zich deze saamkomsten waarschijnlijk voortgezet en hadden genoegzame levenskracht ontvangen om daar vast- te worden en verder te groeien. A. H. OUSSOREN. DOOR H. KINGMANS 44) Nu voel ik mij inderdaad een weinig schuldig, 'k Had eerder moeten schrijven. Maar och, je weet, hoe dat gaat. Er komt in mijn gezinnetje nogal veel kijken, vooral sinds je naamgenootje gearriveerd is. Laat ik maar gauw zeggen, dat die het heel goed maakt, hoor. Zij groeit als kool en is een lief ding. Peettante zal vast veel met haar op hebben. Je komt immers binnenkort Nu, dan zul je eens zien, wat een schat zij is en hoe wijs de broertjes met haar zijn Je zult het niet gelooven, maar Tjaard komt soms van het kantoor geloopen met een quasie boodschap. De juiste reden van zijn komst is evenwel, dat hij eens even in de wieg moet kij ken. Overigens is Martha de laatste dagen meer in het loophek dan in de wieg. Zij is bijzonder „vroolijk". Nu moet je niet lachen en zeggen, dat alle moeders dat van haar kinderen beweren, want wat ik schrijf, is heusch waar. Je zult het moeten erkennen. Maar om nu naar het begin van mijn verwar den brief terug te keeren, ik heb toch niet alle schuld, dat ik je nog niet heb geantwoord. Met opzet heb ik juist gewacht, tot er eenige zekerheid was. Die is er sinds vanmorgen. Wij wilden in Juli graag een drie weken er tusschen uit. Tjaard kan wel niet zoo lang, maar Middelburg. In het Maandblad „Gemeenteleven" van de Nederduitsch Hervormde Gemeente te Middel burg lezen we het volgende Een uitspraak van den kerkeraad. De Bijzondere Kerkeraad der Ned. Herv. Gem. te Middelburg, bijeen in vergadering van 3 Oct. 1935, vestigt de aandacht op het toenemend ge bruik, dat predikanten der Ned. Herv. Kerk in de Geref. Kerk in Hersteld Verband, welke zich naast en tegenover onze kerk handhaaft, regel matig spreekbeurten vervullen, hoewel op den zelfden tijd het Evangelie van Jezus Christus verkondigd wordt in de officieele diensten der Hervormde Gemeente, en het verschil in gods dienstige richting in deze geen rol speeit, keurt de handelwijze dezer predikanten ten sterkste af, als strijdig met de belangen der Ned. Herv. Kerk, omdat daardoor meerdere hervorm de leden worden verleid hun eigen kerk voorbij te loopen, de eenheid in de Hervormde gemeente wordt verbroken en een gezond kerkelijk besef wordt ondermijnd, meent, dat de lidmaten der Ned. Herv. Kerk ook door een getrouw bezoek van de door den Kerkeraad vastgestelde diensten hun belijdenis belofte behooren na te komen, en besluit dit oordeel ter kennis te brengen van de bedoelde predikanten als ook van de Ned. Herv. Gemeente te Middelburg. P. J. F. v. VOORST VADER, Praeses. M. v. EMPEL, Scriba. We kunnen de uitspraak van den Kerkeraad volkomen begrijpen. Engeland. In de serie „God en Leven" is een werkje verschenen dat tot opschrift draagt„Wat ik geloof" (Epworth Press London). Verschillende antwoorden op deze vraag zijn gegeven. De bedoeling van de uitgevers was in zoo weinig mogelijk woorden zooveel mogelijk te zeggen. Daarom werd ieder slechts een be perkt aantal pagina's toegemeten opdat „ze niet zouden uitwijden over onbelangrijke zaken". Een zekere Dr. George Jackson geeft een ant woord dat bij velen in den smaak zal vallen. Op de vraag dan wat geloof ik, geeft hij dit antwoord Het terrein van het geloofsleven be staat uit Éwee concentrische cirkels. De binnenste cirkel bestaat uit die zaken waarin de ziel leeft, bestaat uit datgene waarvan ge zeker zijt. De buitenste cirkel bestaat uit die zaken die waar schijnlijk zijn, die mogelijk zijn. Die zaken van den buitensten cirkel hebben geen levenswaarde. Men kan er over redeneeren en andere menschen kunnen ze belangrijk vinden, maar van wezenlijk belang is alleen de binnenste. Gij zelf, zegt de schrijver, hebt geleerd te le ven alleen in dien binnenste. Uw geloofsbelijdenis is ai hoe kleiner geworden. Maar als tegenwicht dient dithet beledene is steeds meer zeker en werkelijk geworden. Wat is dan nu die binnenste cirkel Wel dit eene woord „Ik geloof in Jezus Christus, Zijn eenige Zoon, onze Heere". En zoo roept de schrijver uitdat is mijn ge loofsbelijdenis. Dit is in een absoluten zin alles wat ik geloof. Niets minder is voldoende, niets meer is nood zakelijk. Sommigen vragen misschien roept hij uit „Kunt u dan niet de eerste woorden van de 12 artikelen herhalen Gelooft u dan niet in „God den Vader, den Almachtige Inderdaad, dat doe ik, maar dat doe ik slechts alleen omdat ik ge loof in Jezus. Het eerste woord in des Christens belijdenis is niet God, maar Jezus. Hier hebben we weer een echt voorbeeld van verwatering. Heel die erfenis der Vaderen in onze prachtige belijdenisschriften, heel die wor steling der kerk, waardoor fonkelende waarheden uit het Woord Gods in helder licht werden ge steld, wordt met een slag overboord geworpen. Het lijkt zoo vroom „Jezus niets dan Jezus". Maar met dit zgn. „ruime standpunt" halen we de wereld in de kerk, verdoezelen we de grenzen, en zijn ongewapend tegen alle mogelijke wind van leer. Dit „ruime" standpunt is heel eng, om dat het in de plaats van de breede belijdenis een individualistisch getinte Jezus aanbidt, een Jezus, zooals wij Dien willen zien, zooals ons Dien hij beweert dat hij zich wel redden zal. 'k Moet het nog zien, maar zeg er maar niets van. Het was de bedoeling, dat moeder dan zou meegaan. Voor haar is het van zeer groote be- teekenis, eens in een andere omgeving te zijn. Tjaard opperde het eerst het idee. De goeierd deed het natuurlijk voor mij. Maar 'k had er niet veel lust in, met Martha op reis te gaan. Met kinderen beneden het jaar is niet bepaald ge- wenscht, heb ik vaak gehoord. Met de jongens heb ik het dan ook nooit gedaan. Maar daar komt me verleden week Tjaard binnen en zegt,,'k Heb den dokter gesproken en die zegt, dat het niets schelen kan, dat je met Martha op reis gaat't ligt alleen aan de ver zorging en die is bij jou wel in goede handen. Je behoeft om Martha ook niet naar de bosschen te gaan, aan zee is ook geen bezwaar." Ik had namelijk gezegd, dat men in ieder geval niet naar zee moest gaan met een baby, al is dat dan al een groote baby. Ook al eens gehoord, moet je weten. En nu wilde ik gaarne voor de jongens naar zee. Zij kunnen zich zoo heerlijk vermaken aan het strand De dokter heeft er wat om gelachen en ge zegd, dat wij Martha best kunnen meenemen naar zee. Geen enkel bezwaar tegen. Integendeel: zeer aanbevelenswaardig. Nu, toen ik dat hoorde, kreeg ik toch ook lust, er eens uit te gaan. Zonder Martha zou ik het vast niet gedaan hebben. Tine Schuilma had zich al bereidwillig aangeboden voor haar te zor gen, maar daar wilde ik niet van weten. Om kort te gaan, want ik ben, oudergewoonte, erg langdradig, wij hebben besloten, te gaan. Drie goeddunkt, en zooals wij Dien kunnen gebruiken. Hier wordt de mensch geplaatst boven Gods Woord en tegenover de met bloed en tranen verkregen belijdenis. Laten we niet meedoen met zulk een roepen, maar onze Belijdenis in haar vollen omvang handhaven. A. H. OUSSOREN. ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE SCHRIFT. 48. Een noodzakelijk vereischte. Kleine Betty was ziek. Nogal ernstig, want ze had al een paar dagen vrij hooge koorts. En ze kon zoo moeilijk slapen. Erg onrustig kon ze wezen en dan weer zoo vreeselijk vermoeid Het rustigste was ze nog, als moeder bij haar bedje zat. Dan nam die het heete handje in de hare en zat maar stil op haar kranke kindje te kijken. Stil Ja, tenminste voor Betty en voor de wegschuilende toeschouwers Want eigenlijk was moeder dan wel heel werkzaam. Dan bad ze haar stille gebeden en droeg haar zieke kindje voortdurend op aan de genade haars Gods Dat doet immers elke Godvruchtige moeder en elke vrome vader Dat kan toch niet anders? Als het even kon, ik bedoel, als Betty eens wat kalm en minder koortsig was dan zei moeder het ook wel tegen de kranke lieveling „kind, moeder bidt voor je, dat de Heere onze God je veilig moge leiden aan Zijn hand Wat Betty op een keer zei, met een zacht glimlachje om haar mond „O, moeder, als u maar dicht bij me zit en mijn hand vasthoudt, dan is het net, of ik minder bang ben Dat was voor die moeder heerlijk Maar te vens een groote les Dat kwam zóó. De orde van het Bijbellezen had die morgen juist aangewezen Exodus 33. En vader had dat hoofdstuk gelezen, och, als altijd. Moeder had geluisterd, ook als altijd. En de kinderen evenzoo. Maar nu, nu ze die middag bij Betty zat en deze haar die kinderlijke mededeeling gaf, nu kwam bij moeder in volle kracht en met groote helderheid dat woord des Heeren, weer boven De Heere had aan Mozes gevraagd, in de moei lijke en zware tijd voor Gods knecht„zoude Mijn aangezicht moeten medegaan om u gerust te stellen En Mozes had geantwoord, dat dit metterdaad noodzakelijk was en daarin alleen een grond voor zijn vertrouwen kon liggen. Maar dan ook een vaste grond Dit kranke kind gaf, onbewust, haar moeder een buitengewone les. Want wat kan een kind meer troosten dan de liefdevolle nabijheid van moeder of vader Maar wat zou dan een kind van God meer kunnen troosten dan de genadige toezegging van Zijn nabijheid dan een geleid worden aan Zijn hand En God zelf bood dat immers aan Legde Zelf de woorden in Mozes' mond Maar dan mag ook gerust zijn, die zijn hand in het geloof mag leggen in Gods Vaderhand Om Christus' wil en door Zijn genade Gerust -te midden van de meest bange gevaren en van de meest nijpende moeilijkheden Staan wij niet dikwijls onszelf in de weg en staan wij niet menigmaal onze kinderen in de weg, om geloovige overgave in Gods hand te verkrijgen Dit is het noodzakelijk vereischteniet, dat wij en onze kinderen duidelijk de weg zien, waarlangs wij gaan zullen maar dat we onszelf en ons kroost aanbevelen aan de goede hand onzes Gods, aan Zijn genade in Christus Dat kan troost en rust en vertrouwen geven, dat alleen Laten we dat maar veel tegen onszelf en tegen onze kinderen zeggen. Daar kan heel ons gezin niet anders dan wél bij varen. Van W. te W. BEROEPEN TE Terneuzen W. v. d. Heide te Stadskanaal. Paesens en ModdergatJ. J. Oranje, Cand. en hulppred. te Den Oever. AANGENOMEN NAAR Surhuisterveen J. E. Booy te Hijken (Dr.). weken. En dan zou moeder meegaan. De vraag was toen waarheen. Van het mon daine badplaatsgedoe moeten wij natuurlijk niets hebben. Toen is ons Wijk aan Zee aangeraden als een kalme, rustige familiebadplaats. Tjaard heeft pension besproken. Het is alles in orde. Dat weet ik pas sinds vanmorgen. En daarop heb ik gewacht, om het je te schrijven. Je be merkt dus, dat ik niet alle schuld heb met je zoo lang te laten wachten. Al geef ik toe, dat ik je best een briefje had kunnen schrijven. Maar nu, waarom ik gewacht heb tot er eenige zekerheid was. Wij zouden je heel gaarne mee hebben naar Wijk aan Zee. Buiten bezwaar van jouw schat kist natuurlijk. Je zit altijd in het boschrijke Utrecht, zoodat de zee je wel zal aantrekken. Het zou dan zóó kunnen, dat je eerst een week in Groningen kwaamt en dan met het heele gezelschap naar Wijk aan Zee toogt. Vandaar kun je dan weer naar de pastorie terugkeeren. Denk eens over dit voorstel na, Marthaiief. En meld dan zoo spoedig mogelijk,of je er of niet op ingaat. Wij dwingen je natuurlijk niet. Wanneer je geen idee hebt, dat moet ik van moeder uitdrukkelijk schrijven, dan blijft moeder hier en gaat niet met ons mee. Zij is veel te blij, dat je vier lange weken komt. Nu moet je zelf maar zien, wat je doet. De tijd, dien wij hebben vastgesteld, komt aardig met jouw vacantie overeen. Je zoudt alleen een paar dagen vroeger moeten komen, maar daar tegen zal wel geen bezwaar zijn. Je kunt in de pastorie nogal een potje breken. Ik reken er dus op, dat je zoo spoedig moge lijk antwoord geeft op ons voorstel. Dan kan 's-Gravenpolder. Donderdag 10 October 1935 is het nieuwe kerkgebouw aldaar in gebruik genomen, 't Was voor de Gereformeerden een blijde gebeurtenis. 40 jaar geleden is er de arbeid begonnen door enkele broeders en zusters, die kerkelijk behoorden bij Goes of Heinkenszand. Van die voortrekkers is maar een enkele nog in leven o.a. br. W. de Schipper, die met zijn ga ven en krachten zich gegeven heeft tot enkele jaren geleden tot den opbouw en bestuur van de Geref. Kerk van 's-Gravenpolder. In 1898 is er de kerk geïnstitueerd en langzaam is ze gegroeid tot het ledental van thans. Ze ver gaderde in een oud gebouw, dat indertijd had ge diend als school der Geref. Gem., doch die moest gesloten, wijl men in conflict kwam met de schoolwet. Dit gebouw is een 40-tal jaren geleden ge kocht en sinds heeft het gediend als plaats van samenkomst en de gemeente heeft er menig goed uur doorgebracht onder de bediening des Woords en een Zondag in 's-Gravenpolder op te treden was den Classispredikanten steeds aangenaam. De ruimte werd te klein de gebreken vele en eenstemmig kwam men tot het besluiteen nieuw kerkgebouw te zetten met ruime consis torie, die ontbrak en welker gemis telkens bij vernieuwing werd gevoeld, 't Was nu voor 's-Gravenpolder het juiste oogenblik over te gaan tot nieuwbouw. De gemeente heeft dat getoond, want boven vermogen toonde zij gewilligheid. In één woord gezegd 't is een mooi gebouw en vooral niet opgesmukt, 't Was velen wonder lijk Donderdagavond in dat verheugend uur met de gemeente van 's-Gravenpolder te mogen mee- vergaderen bij het in gebruik nemen der nieuwe kerk. Ds. G. Leene van Baarland, consulent van 's-Gravenpolders kerk ging voor in de bediening des Woords over 2 Kronieken 3 17. 't Was een goed woord, dat in het bizonder de gemeente wees op hare verplichting op de rechte wijze dit gebouw te gebruiken tot 's Heeren eer. De Koning der Kerk zette Zijn arbeid ook te 's-Gravenpolder voort en kan het zijn op die wijze, dat er niet alleen zij rijke groei in leven en geloof, maar ook, dat het vroeger of later er nog eens toe kome, dat ook die gemeente zich verheugen kan in het bezit van een eigen herder en leeraar. Onze beste wenschen aan kerkeraad en ge meente voor aller geestelijk heil. Ds. J. E. Goudappel te Emlichheim, die voornemens is wegens bekomen emeritaat 27 October a.s. afscheid te preeken, gaat zich met terwoon vestigen te Velp. Ds. J. H. Koers herdenkt 30 October a.s. den dag waarop hij voor 25 jaar zijn intrede deed bij de kerk van Oosterbeek. Ds. Koers heeft 24 Nov. a.s. 40 dienstjaren. Theologische School. In dank ontvangen een legaat van wijlen den heer Pieter Mos, over leden te Dedemsvaart 16 Oct. 1934, groot één duizend gulden 1000.—), blijvend, na aftrek van rechten en kosten, 890. De Penningmeester, Zeist, 7 Oct. 1935. A. M. DONNER. Het afscheid van Ds. B. van der Werff als predikant der Geref. Kerk van Amsterdam- West heeft niet op de gebruikelijke wijze kunnen plaats hebben, omdat zijn voortdurend gestoorde gezondheidstoestand het niet toeliet. Nu is de afscheidspreek met portret in druk verschenen ten bate van de kerk, die Ds. v. d. V/erff van 1927 tot op zijn emeriaat heeft gediend. De tekst was Joh. 6 6669. Na de preek volgt een per soonlijk woord over den 38-jarigen ambtsdienst, begonnen in Kruiningen en via Grootegast, Har- lingen, Dokkum, Den Helder en Doorn geëindigd in Amsterdam-West. (A. Rott.) In „Officieele Mededeelingen" van de Geref. Kerk te Terneuzen komt voor een rubriek „Iets over de Afscheiding". In het land van Axel is het tot institueering gekomen in 1838. Wat er nu volgt, nemen we het een en ander over „Gij raadt nooit waar de samenkomst gehou den werd, waarin de bevestiging plaats had der eerste ouderlingen en diakenen. De gemeente van Terneuzen en omgeving vergadert op 17 Juni 1838 te Baarland in een schuit van schipper A. Steketee, liggende aan de kade. 's Morgens negen uur is men hier bijeen. Er worden hier acht kinderen gedoopt. Br. G. Weijns was wegens hoogen leeftijd niet aanwezig. De andere verkozen ambtdragers worden hier bevestigd. Ja, wel was toen het gebed van den kerkeraad noodig. Wat was er toen een wil, een drang, Tjaard nog een plaats voor je in het pension bespreken. Hij heeft het bij voorbaat reeds in het midden gelaten. Want je moet er met de pensions aan zee zoo vlug bij zijn. Ze zijn on- middelijk bezet. Wanneer wij in Wijk aan Zee zijn, dachten wij eens naar Amsterdam te gaan, om Heino te bezoeken. Er komt anders zoo weinig van, te meer, daar Heino niet onduidelijk laat blijken, dat hij liever geen bezoek heeft. Ik zal er niet veel van schrijven. Je kent de droeve historie. Moeder heeft je geschreven, dat het kleine, teere poppetje overleden is. Tjaard is er verleden week, op zijn doorreis, even ge weest. Dat weet je nog niet, meen ik. Heino was zeer stil. Het verlies van het kind heeft hem blijkbaar aangegrepen, al spreekt hij er niet over. En Gretha is ontroostbaar. Tjaard vreest, dat haar overspanning nog meer zal toenemen. Hoe zielig en medelijdenwekkend toch, dat Gretha geen troost kan vinden. Een kindje verliezen is heel erg. God geve, dat het ons nooit overkomt. Maar als het geschiedde, dan zouden wij het toch geloovig kunnen overgeven, wetende, dat de Heere het tot Zich had genomen in Zijn heer lijkheid. Dat alleen zou ons de troost geven in ons bittere verdriet. Maar dien troost moet Gretha missen. En hoe moet het Heino, die beter weet, wel niet te moede zijn Me dunkt, het moet hem wel bran den op de ziel. God geve, dat hij door het ver lies van zijn kleine meid tot inkeer komt. Wij blijven voor hem bidden. Wij geven het niet op. Want God is machtig, om ook aan Heino, vroeg of laat, het wonder van Zijn genade te voltrek ken. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1935 | | pagina 2