No. 42 Vrijdag 18 October 1935 49e Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND. UIT HET WOORD. DADERS DES WOORDS* IEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE: Ds* A. C HEI] TE KOUDEKERKE, MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. d. ENDE, A. B. W. M. KOK, A. H. OUSSOREN, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling 2.—. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement yan minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERSVEREENIGING ZBEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ S OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 MET CHRISTUS ZIJN. En als Hij in het schip ging, bad Hem degene, die bezeten was geweest, dat hij met Hem mocht zijn. Doch Jezus liet hem dat niet toe, maar zeide tot hem Ga heen naar uw huis tot de uwen, en boodschap hun, wat groote dingen u de Heere gedaan heeft, en hoe Hij Zich uwer ontfermd heeft. Marcus V 18, 19. Als de bezetene van het land der Gadarenen door Jezus is bevrijd, komt hij tot zijn Redder met een verzoek. Hij bad Hem, dat hij met Hem mocht zijn. 't Is dus zijn dringende wensch altijd in Jezus' nabijheid te mogen verkeeren. 't Is liefde, 't is dankbaarheid, die deze bede doet opwellen in de ziel. Christus' liefde heeft wederliefde gewekt. Die liefde wil hij betoonen door met Jezus in 't schip te gaan en Hem te volgen naar de overzijde, naar Galiléa. Dat bidt de genezene. Lijnrecht staat zijn bede tegenover die van zijn landgenooten. Ook zij hadden een bede tot Jezus gericht. Maar hun bede bevatte juist het tegenovergestelde verzoek. Zij hadden gebeden dat Hij uit hun land weg ging. Ook dit verzoek had een oorzaak. Het optre den van Jezus was voor hun landstreek financieel een schadepost geweest. Duivelen had Jezus ver dreven, het is waar. Maar tegelijk had Hij hun zwijnen in zee gedreven. Dat verlies woog hun zwaar. Zoo is er een groote tegenstelling tusschen de bede van den genezene en die van zijn landge nooten. Zij wenschen Jezus ver weg. Hij wenscht Jezus in zijn nabijheid. Zijn ziel verlangt naar gemeenschap met Christus, bij Wien hij zich veilig weet, veilig tegen de verwijten van zijn medeburgers, die straks niet kunnen nalaten hem er aan te herinneren hoeveel zijn genezing hun gekost heeft, veilig ook tegen de demonen, die wel voor Jezus gevloekt zijn maar die wel eens zouden kunnen terugkeeren, als straks de Hei land de kust verlaten heeft. Daarom is het zijn ernstige begeerte met Jezus te zijn. En toch, Jezus laat dit niet toe. Hij mag niet meegaan in 't schip. Neen, hij moet blijven. Aan vrienden en broederen moet hij verkondigen welke groote dingen de Heere gedaan heeft. Jezus laat het niet toe. Eenzelfde houding heeft Hij later aangenomen tegenover Zijn jon geren. Als Hij is opgestaan uit de dooden, dan koesteren de discipelen heimelijk de hoop, dat spoedig de dag zal aanbreken waarop ze altijd met Hem zullen zijn. „Heere zult Gij in dezen tijd aan Israël het Koninkrijk wederoprichten Zult Gij nu spoedig in heerlijkheid verschijnen, en zullen wij dan eeuwig deelen in Uw Koninklij ke glorie Ook dit laat Jezus niet toe. De tijd is nog niet gekomen. Jezus, Die eens uit 't land der Gadarenen ver trok, vertrekt dan uit de wereld. Hij gaat naar 't Vaderhuis. Zijn discipelen kunnen niet mee gaan. Ze moeten achterblijven. Niet daarboven achter de wolken, maar beneden, in Jeruzalem ligt hun arbeidsveld. Als weleer de gewezen bezetene moeten ze verkondigen de groote din gen die ze gezien en gehoord hebben. „Gijlieden zult Mijn getuigen zijn" zoo luidt des Konings bevel. En zoo wordt ook hun wensch om met Jezus te zijn, niet vervuld. Dat geldt ook de Kerk van Christus in onze eeuw. Christus is in den hemel en wij zijn op aarde. Ook ons is het nog niet vergund met Hem te zijn in Zijn heerlijkheid. Ook wij hebben hier een taak, een strijd. Want ook wij hebben te verkondigen de groote dingen die Jezus Christus deed. Verhoort God de bede der zijnen niet Wijst Hij af het verlangen van de ziel die naar Zijn gemeenschap zoekt O neen. Hij hoort het ge bed. Hij geeft den wensch van allen die Hem vreezen. Alleen maar, Hij hoort dit gebed op an dere wijze dan wij hadden gedacht. De genezen bezetene van Gadara wordt ver hoord. Schijnbaar wijst Jezus hem af. En toch zal hij met Jezus zijn. Maar anders dan hij denkt. Daarin is hij met Jezus, dat hij den Naam van Christus in zijn land verkondigt. Daarin laat hij zien dat hij aan Jezus' zijde staat. Tevoren was een legioen van duivelen in hem gevaren. Nu is hij soldaat in dat legioen dat de wereld voor Christus zal doen zwichten. Zoo zal hij met Je zus zijn, hoewel hij in zijn land blijft. Hij zal met Jezus strijden voor de komst van Zijn Rijk. Zoo kan de strijdende kerk hier op aarde reeds zeggen dat ze met Christus is. Met Hem zijn wij als wij Zijn werken verkondigen, Zijn Naam uit dragen op elk terrein, in gezin en school in staat en maatschappij. Hieraan kennen wij dat wij met Hem zijn, als wij Zijn Naam belijden met een oprecht hart. De genezene verkondigde Christus' naam in het heidensch land der Gadarenen. Dat was een voorspel van 't Pinksterfeest, waarop in alle talen de Naam Gods zou worden grootgemaakt. De Kerk des Heeren verkondigt dien Naam onder alle volken. Allerlei gevloekten zullen op dit Woord ootmoedig tot Hem treden. Dit is voor spel van dien grooten dag waarop aller knie zich buigen zal. Als wij aan die verkondiging meewerken zijn we met Hem. Dan is onze bede verhoord. Dan hebben we gemeenschap met Hem, hoe ver Hij naar het lichaam van ons ver wijderd moge zijn. Als we op deze wijze met Christus zijn, dan zullen we ook ondervinden dat Hij met ons is. Hij bleef met den genezen bezetene. Al vertrok Hij uit het land, Zijn kracht bleef, dezelfde kracht, die dezen man uit Lazarus' greep had verlost. Deze kracht was het, die dezen man be kwaamde de werken van Christus bekend te maken. Die kracht bekwaamde hem om smaad te dragen en de duivelen te weerstaan. Dit geldt ook van ons. Jezus is opgenomen. Toch is Hij met ons. „Ik ben met ulieden al de dagen" zeide Hij tot Zijn kerk, nietwaar Hij is met ons, ja woont in ons door den Heiligen Geest, Die Zijn Kerk vervult met kracht uit de hoogte. Wordt dit altijd door ons beseft De genezen bezetene heeft het verstaan. Hij is gebleven, en heeft aan 's Heilands opdracht gehoor gegeven, 't Besef van den band die Hem aan Christus bond dreef hem tot krachtige daden. Treden wij in dat spoor Och, hoe moeten we ons schamen over onze traagheid. Hoe dikwijls zwijgen we van de groote dingen die God aan ons gedaan heeft. Hoe wei nig getuigt onze levenswandel van de hope die in ons is, van de weldaden, die we ontvangen hebben. En dat terwijl de genade aan ons be wezen, niet geringer is, dan die welke Jezus in 't land der Gadarenen bewees. Heeft Hij ook in ons niet de werken des duivels verbroken door Zijn verzoeningsdood O, laat ons niet meer zwijgen, maar spreken. O, Jeruzalem, gij verkondigster van goede bood schap, klim op een hooge berg hef uw stem op met macht, want God geeft u een boodschap ook tot de wereld van vandaag Laat klinken door uw tempelkoren, trompetten en bazuinge- klankLaat het zien aan die wereld dat gij met Hem zijt, omdat Hij met U is, dat er een innige band, een eenig verband bestaat tusschen den Heere en U. Verbreekt het zwijgen en spreekt. Stemt in met den Psalmdichter„Ik zal het in eeuwigheid verkondigen ik zal den God Jakobs psalmzin gen". „Gij hebt mijn weeklage veranderd in een reiGij hebt mijn zak ontbonden en mij met blijdschap omgord opdat mijn eer U psalmzinge, en niet zwijge. Heere mijn God in eeuwigheid zal ik U loven. Oostburg. TH. P. POTMA. Ds. L. BOUMA 80 JAAR. Zoo de Heere wil zal Ds. L. Bouma Vrijdag 25 October a.s. zijn tachtigsten verjaardag vie ren. Hij zal dan om met het bekende psalm woord te spreken den leeftijd der zeer sterken bereikt hebben. Met dat voorrecht willen we hem, en de zijnen, hartelijk gelukwenschen. Het zal velen, vooral in Middelburg, maar ook op Walcheren en in geheel Gereformeerd kerkelijk Zeeland, wel gaan als ons, dat ze vaak nog met dankbaarheid terug denken aan het goede, dat ze door hem, door zijn woord, ook het geschreven woord in de Kerkbode, en zijn geheele levensopenbaring mochten ontvangen. En dan gaan inzonderheid bij zulk een gedenkdag de gedachten naar hem uit en verblijden zij zich over de goedertieren heid Gods, hem bewezen. En een gelukwensch daarmee behoeft niet ach terwege te blijven, wanneer we denken ook aan het recht Gods en aan de soms zware beproevin gen, die God naar Zijn recht, over de Zijnen komen doet. Dan denken we aan het schoone woord dat Ds. Bouma sprak in de Gedachtenisrede bij zijn 40-jarige ambtsbediening „Neen, ik zou de goedertierenheid Gods nooit zoo hoog hebben leeren roemen, indien God er mij niet door de duidelijke bewijzen van het recht toegebracht had. Ik weet zeer wel, dat er ook later oogenblikken zijn ge weest, waarin de aanraking met de wet en het recht mij pijnlijk is geweest en dit zal ook nog wel eens meer voorkomen. Maar deze pijn wordt door vreugde vervangen, zoodra het oog weer opengaat, dat het niet is een straf, maar louter kastijding om ons het bewustzijn bij te brengen, dat wij kinde ren Gods zijn." Geve de Heere hem, in den grijzen ouderdom, te blijven verkondigen, dat de Heere recht is en te belijden Hij is mijn rotssteen en in Hem is geen onrecht. NOG EENSONZE INDRUK. We moeten nog eens terugkomen op wat Prof. Schilder in „De Reformatie" schreef, naar aan leiding van onze aankondiging van het „Calvi nistisch Weekblad". We hebben bijna geheel overgenomen zijn ar tikel, waarin zijn verzoek voorkwam een insinua tie, waaraan we ons, naar zijn oordeel, zouden schuldig gemaakt hebben, te bewijzen of terug te nemen. Daarop was ons antwoord, dat we die kwali ficatie van wat we schreven als insinuatie, met alle beslistheid afwezen. En dat we alleen in zoover aan zijn verzoek konden voldoen, dat we onzen lezers meedeelden de verklaring van Prof. Schilder, dat hij ten stelligste ontkent, dat een bestaande concentratie zou verbroken zijn door dat men op al te veel i's een punt ging zetten. Tot ons leedwezen blijft Prof. Schilder in „De Reformatie" van 11 Oct. j.l. die kwalificatie handhaven. Maar dan blijven wij ook ons standpunt hand haven, omdat wat Prof. Schilder daar verder schrijft, ons geen oorzaak geeft dat te veranderen. MEJ. C. BAARBÉ. Nu Mej. Baarbé Zondagavond j.l. in de sa menkomst der gemeente in de Hofpleinkerk, werd ingeleid tot het Zendingswerk, dat zij zich voor stelt te gaan doen onder de Javaansche- en Chi- neesche vrouwen en meisjes op ons Zendingster rein, willen we hier overnemen het sympathieke woord, door Ds. W. Breukelaar aan haar gewijd in het Zendingsblad van October. Daardoor zal zij onder ons meerdere bekend heid verkrijgen en dit is gewenscht voor een warm meeleven met haar heerlijken maar ook moeilijken arbeid. Ds. Breukelaar schreef dan Mej. C. Baarbé. De Zending van Zeeland, N. Brabant en Lim burg heeft de gelegenheid ontvangen een bijzon der begaafde en toegewijde arbeidskracht op zeer bijzondere voorwaarden te kunnen uitzenden naar haar Zendingsterrein om daar in haar dienst te arbeiden. D.V. zal Mej. C. Baarbé, uitgezon den door de kerk te Middelburg voor den arbeid onder de Inheemsche vrouwen en meisjes te Ma- gelang, met de Indrapoera d.d. 25 Oct. a.s. van Marseille vertrekken naar de plaats harer be stemming. Mej. Cornelia Baarbé is geboren te Amsterdam 27 Aug. 1894. Later is zij met haar ouders ver huisd naar Zaandam, waar zij haar schoolonder wijs ontving en is opgeleid voor het Christelijk onderwijs. Zij is in het bezit van de hoofdakte, enkele taaiakten en akte handwerken. Gedurende 22 jaren heeft zij het Christelijk onderwijs ge diend, waarvan 14 jaren in Indië op het Zen dingsterrein onzer kerken eerst 8 jaar te Solo waar zij gewerkt heeft aan de Javaansche en Chineesche meisjesschool, daarna te Magelang, waar zij 3 jaar hoofd geweest is van de Christ. Huishoudschool naast de arbeid op een lagere school, terwijl zij daarna aan het hoofd stond van de Christelijke Schakelschool. Het Javaansch is zij goed machtig. Op haar eigen verzoek heeft de Regeering haar op wachtgeld gesteld. Zij deed dit verzoek in de eerste plaats om gelegenheid te ontvangen haar kranke zuster, Mej. H. Baarbé, verpleegster aan het Zendingsziekenhuis te Solo, naar Europa te kunnen begeleiden. Maar de diepere oorzaak van haar verzoek was om in het vervolg zich geheel te kunnen wijden aan den arbeid der Zen ding onder de Javaansche en Chineesche vrouwen en meisjes. Het spreekt van zelf, dat zij dit werk, waarmede zij vroeger reeds voor een deel was begonnen, wenschte te doen in goed verband met de Zending. Zij stelde zich daarom ter beschik king van de kerken van Zeeland, N. Brabant en Limburg, die gaarne hare geoefende krachten wil den gebruiken in den dienst harer Zending te Magelang. De voorwaarden, die daarbij zijn gesteld, zijn wel zeer bijzonder. De Zending betaalt voor Mej. Baarbé alleen de kosten van haar overtocht. Salaris begeert Mej. Baarbé niet. Zij acht, dat haar wachtgeld, en later haar pensioen, voldoen de is voor haar levensonderhoud en voor de kosten, die aan haar arbeid zijn verbonden. Haar werk zal dus aan de Zending niets kosten. Mej. Baarbé ziet haar arbeid tweeledig. Voor eerst wenscht zij de krachten mobiel te maken, die daar aanwezig zijn onder de Javaansche en Chineesche Christen-vrouwen en meisjes, die reeds tot de kerk behooren, maar vaak nog zoo weinig haar roeping verstaan en betrachten te genover haar volksgenooten. Die sluimerende krachten op te wekken en te leiden stelt Mej. Baarbé zich voor als het eerste deel van haar werk. In de tweede plaats ziet zij het als haar arbeid te werken onder hen, die, vooral op de scholen, lagere en middelbare, in contact zijn gekomen met het Evangelie om dat contact te bewaren en onder den zegen Gods te verdiepen en te verinnigen, opdat het moge komen tot oprecht geloof en waarachtige overgave aan den Heere Jezus Christus. Vooral dit werk is zoo dringend noodig en kan door de genade des Heiligen Geestes tot rijken zegen worden. Mej. Baarbé weet zich bij dien voorgenomen arbeid diep afhankelijk van den Heere. Haar be geerte is alleen een werktuig te mogen zijn in de hand van den Heere Christus, opdat zijne schapen, die Hij daar te Magelang onder de Ja vaansche en Chineesche vrouwen en meisjes heeft, zijne stem mogen hooren. Mej. Baarbé denkt haar reis naar Java voor enkele dagen te onderbreken om in de Batak- landen kennis te maken met het werk onder vrouwen en meisjes, dat daar door God bijzonder gezegend wordt. Van harte wenschen we de Zending te Mage lang geluk met deze bijzonder begaafde en toe gewijde arbeidskracht, die daar niet vreemd is, maar nu zich geheel gaat wijden aan het werk der Zending, die al de liefde heeft van haar hart. Moge de zegen des Heeren in rijke mate op dien voorgenomen arbeid rusten W. B. VERGADERING PATRIMONIUM. De Afd. Middelburg van het Nederl. Werkl. Verbond „Patrimonium", hoopt D.V. 25 Oct. a.s. een propagandavergadering te houden, des avonds 8 uur in de bovenzaal Sociëteit „De Ver genoeging", Markt, alhier. De Burgemeester van Middelburg, de Edel achtbare Heer M. Fernhout, spreekt een inlei dend woord getiteld „Waardevolle bezittingen". De WelEerw. Heer Ds. A. H. Oussoren hoopt te spreken over het onderwerp „De middelen waardoor en het doel waarvoor we leven". Het Chr. Muziekgezelschap „Oefening na den Arbeid" heeft muzikale medewerking toegezegd. Wij wekken gaarne op tot het bezoeken van deze zeer belangrijke vergadering. Zoowel de Sprekers als de onderwerpen doen een groote opkomst verwachten. HEIJ.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1935 | | pagina 1