No. 34
Vrijdag 23 Augustus 1935
49c Jaargang
WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND.
UIT HET WOORD.
UIT DE HISTORIE.
VAN VERRE EN NABIJ.
ZEEUWSCHE KERKBODE
REDACTIE: Ds. A. C. HEI] TE KOUDEKERKE.
MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COINTRE, F. J. v. <L ENDE, A. B. W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN
ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2.—
Afzonderlijke nummers 8 cent.
ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement
van minstens 500 regels belangrijke
reductie.
UITGAVE VAN DE
PERSVEREENIGLNG ZEEUWSCHE KERKBODE
ADRES VAN DE ADMINISTRATIE:
FIRMA LITTOOIJ 6 OLTHOFF, MIDDELBURG
Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot
Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ
OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg.
TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280
ARBEIDEN ZONDER BEZORGD ZIJN.
Zaai Uw zaad in den morgenstond
en trek Uwe hand des avonds niet af
want gij weet niet, wat recht wezen
zal, öf dit, öf dat, öf dat die beide
tezamen goed zullen zijn.
Pred. 11:6.
De Prediker wekt het volk van God op om
in onbekommerdheid te leven. Geen zorg te heb
ben voor den dag van morgen. Gelijk de Heere
Jezus ons dat ook telkenmale voorhoudt, dat we
met onnoodige zorgen geen el tot onze lengte
zullen kunnen toedoen. Het leven is toch meer
dan het voedsel en het lichaam dan de kleeding.
God, die ons het leven gegeven heeft, die groote
gave, nooit te waardeeren of te schatten, zal
Hij ook ons het mindere niet geven Ge zegt
te gelooven in den Drieëenigen God, die hemel
en aarde geschapen heeft en ook nog als met
Zijn hand onderhoudt. Toon dan ook, als dis
cipel van Jezus, dat gij daarin waarlijk Hem
toebehoort, dat ge met een heilige onbekommerd
heid voor den dag van morgen door het leven
durft te gaan. Nu, in dezen tijd van maatschap
pelijke zorg voor velen is het goed naar zulk
een woord te luisteren en daarmee bezig te zijn.
De tijden zijn moeilijk en voor vele zakenmen-
schen levert een dag nieuwe verrassingen en
zorgen op, die er toe kunnen leiden, dat ge U
teveel aan de bezorgdheid overgeeft en de be
lofte van Uwen God vergeet.
Maar ge weet niet, wat de morgen of de toe
komst zal brengen, zegt de Prediker. Ge kunt
niet verder zien dan het heden. Dan de dag van
vandaag. Daarom geeft hij U den raad „Zaai
uw zaad in den morgenstond en trek uw hand
des avonds niet af, want gij weet niet, wat recht
wezen zal, öf dit, öf dat, öf dat die beide teza
men goed zullen zijn". Dit is hier een beeld,
ontleend aan het landbouwersleven. Maar niet
alleen daarvoor bedoeld. De landbouw is het
aambeeld van alle arbeid en zoo ook het zaaien,
één der bezigheden van den landbouwer, het
beeld van alle beroepsarbeid.
Zit U niet moe te peinzen over de vruchten
of de baten van Uw arbeid, vreezende en Uw
vertrouwen van God aftrekkende, maar zet U
maar tot den geregelden arbeid. Dat is het, wat
God van ons vraagt. Een gestadig bezig leven.
Een maar wagen met God en dan de hand aan
de ploeg slaan. Hij zal voor de toekomst zorgen.
Begin maar zoo vroeg het dag is. Maak dan
maar een aanvang met de zaaiïng en arbeid dan
den heelen dag door. Laat geen oogenblik on
benut en werk zoolang ge werken kunt tot den
avond. Gij weet niet, wat het beste is, öf het
één, öf het ander, öf die beide tezamen. Dit
alleen weet ge, de hand van den geloovige, die
den tijd hem gegeven, benut, zal gezegend wor
den. Er is geen bedrijf, dat zoo afhangt van den
zegen des hemels als het landbouwbedrijf. Zie,
daar vooral, is geloovig afwachten, het overla
ten aan den Heere noodig. Maar die heilige on
bezorgdheid, daar moeten we toch allen iets van
kennen. In welke arbeid we ook gesteld zijn.
Zaai uw zaad maar op den tijd, waar er ge
legenheid is. In den morgen, in den avond of
in die beiden. Die in 't geloof zaait, kan wach
ten en het verder aan den Heere overgeven,
't Gaat soms wel moeilijk in dezen tijd. Niet alle
zijn in gelijke positie gesteld. Niet allen ontvan
gen gelijke zegen. De moeilijkheden vermeerde
ren daarentegen wel eens dag aan dag. Toch
zegt uw God „Gij moet nu, o volk des Heeren
kennen die heilige onbezorgdheid, waardoor gij
de wereld beschaamt. Het is voor den geloovige
van de jeugd tot den ouderdom een gestadig
voortarbeiden in 't geloof. Een stellen van het
leven in de hand Gods. Een vastklemmen aan
Jezus Christus, die ook alle natuurlijke behoefte
vervult, daar Hij het uit genade voor U verwierf.
Een gelooven, dat ge door Hem ook in de
tijdelijke dingen weer verwachtend moogt op
blikken. En zoo de zorgen des levens op dien
Verlosser wentelende, het aandurven met Hem.
Hij zegt toch „Mijn Vader werkt tot nu toe
en ik ook". Jezus ging door het land, steeds weer
goeddoende. Nooit trok Hij Zijn hand van Zijn
arbeid af. Geloovende, dat Zijn Vader Zijn Mid-
delaarswerk met Zijn zegen zou bekronen.
En dat mogen en kunnen wij nu ook, zaaien
den heelen dag. En in den morgenstond reeds
en ook nog in den avond, tot de zon onder gaat.
In de jeugd ons hart aan Christus gegeven en
daarom in den God des heils vertrouwen en
moedig en sterk staan, moedig arbeiden, Uw
beste krachten geven. En als het leven zich ont
wikkelt, en de mannelijke leeftijd rijpt, ook dan
nog niet aflaten, maar op het eens ingeslagen
spoor voortgaan in het vertrouwen op God.
God zal het kronen. Het geloof beschaamt niet.
Zoo worden moeilijkheden overwonnen. En
zorgen, die onnoodig zijn gebannen. En ook dan
nog, als de avond des levens daar is, en God
schenkt nog krachten, doen, wat de hand vindt
om te doen.
Zaaien almaar blijven zaaien, 't Is wel eens
moeilijk. Want direct ziet de landbouwer de
vrucht niet. De plant moet groeien. Het zaad
rijpen. Er moet dan haast altijd even gewacht
worden. Dat vergt geduld. Dat vraagt van ons
geloof. Vertrouwend geloof. Kunnen we dat 7
Wachten, wachten, tot de Heere uitkomst geeft,
vruchten schenkt En beschaamt soms de uit
komst niet ons te weinig geloof
Ons haastig ongeduld Alles moet rijpen, ook
de .zegen Gods. Want gij moet vaak geloovig
wachten op wat God doet.
Schoondijke. D. DE VRIES.
Halachah en Haggadah.
In de encyclopaedie van Kok schrijft Prof.
Aalders bij dit woord „Halacha is gevormd van
het werkwoord, halach, gaan in overdrachtelijke
zin de leer of het voorschrift waarnaar men wan
delt. Bij het latere Jodendom is het de benaming
voor het geheel van de door de Schriftgeleerden
vastgestelde en overgeleverde wetsvoorschriften
en rechtsregels, die als uitlegging en toepassing
van de wet van Mozes gelden.
Nu onderscheidt men verder tusschen Hala
cha als juridische en casuistische verklaring van
de wettelijke bestanddeelen des Ouden Testa
ments van de Haggada die zich met de geschied
kundige leerstelligen zedelijken inhoud der Hei
lige Schrift bezig houdt".
Houden we het bovenstaande vast, dan zal het
volgende wellicht ook duidelijk zijn.
Het was de Torah, de Wet des Heeren die
door Esra weer met klem naar voren werd ge
bracht. Naar die wet moest het volk zich rich
ten, buiten die wet geen leven.
Maar er kwamen vragen op die men zonder
meer niet wist te beantwoorden uit des Heeren
wet. Er waren plaatsen in de Torah die niet
direct duidelijk waren zonder Schriftgeleerde. In
Ex. 18 20 stond „En verklaar hun de instellin
gen en de wetten en maak hun bekend den weg
waarin zij wandelen zullen en het werk dat zij
doen zullen." Welnu, de algemeene regels in de
wet van Mozes voor bizondere gevallen toepas
sen ziedaar het werk van de Schriftgeleerden.
En toen nu het aantal Halachoth zeer groot was
geworden, werd het noodzakelijk deze in te dee-
len en saam te voegen, en zoo werden alle de
Halachoth gedekt door den naam Halachah.
Rabbi Akiba was de man, die het fundament
heeft gelegd voor de groote collectie Halachoth.
Naar zijn meening moest Israël een georganiseerd
geheel bezitten van verklaringen der Wet en
niet langer afzonderlijke voorschriften.
Nu was zulk een Halachah afgeleid van de
Torah, zooals we zagen. Daarom was een Hala
chah ook bindend. Maar zoo verstaan we ook
hoe belangrijk de taak van hen was die de Hala
choth gaven. Het werd dan ook maar niet aan
de een of andere leeraar overgelaten om vast te
stellen wat de verklaring van een Wetsgedeelte
was. Neen, eerst vergaderde men en na zorg
vuldige studie, zoowel van de geschreven als
ongeschreven Torah werd tenslotte bij meerder
heid van stemmen de beteekenis vastgesteld.
Zulk een Halachah was bindend voor al de
Joden, ten minste voor al diegenen die de Fa-
rizeërs volgden.
Gereformeerde Kerk van Middelburg.
Toen in de gemeenten een beweging kwam die
veel gevoelde voor het vragen om vrijheid, stelde
Budding zooals we zagen zich tegenover die
broeders. Hij wenschte in geen enkel opzicht te
voldoen aan het Koninklijk besluit van Juli 1836.
Deze kwestie het vragen om vrijheid, werd een
van de oorzaken waardoor er een wrijving, ja
zelfs scheiding ontstond tusschen Ds. Budding
en de Zeeuwsche Kerken. En het zwijgen van
de notulen van 1838 en 1839 tot bijna '41 zal
wel mede met deze kwestie in verband staan.
Maar er was nog een andere kwestie in die
dagen waarover we reeds terloops spraken.
Dat was de kwestie der Psalmen. Nader van
de berijming der Psalmen. We zagen reeds dat
Budding tegen die Nieuwe Psalmen was. En de
„ouderen" in de gemeente ook. Men moest niets
van dat nieuwe gedoe hebben. Ze wilden het
oude. Want immers het oude was goed. Maar
sommigen dachten toch wat dieper door en stel
den deze vraag kan het oude misschien ook
verouderd zijn en ten deele zelfs foutief zijn. De
Psalmen in het Hebreeuwsch zijn ingegeven door
den Heiligen Geest. Maar de berijming der Psal
men is menschenwerk met al de fouten die aan
menschenwerk kleven.
En die berijming der Psalmen was zoo ver
ouderd, dat de massa niet eens meer begreep
wat men zong. Daarom oordeelde men het nood
zakelijk te komen tot een nieuwe berijming.
(We oordeelen hier niet over die nieuwe be
rijming als zoodanig maar wel over de nood
zakelijkheid.)
Maar neen velen oordeelden dat die nieuwe
„Salmen" een bewijs waren van de afval der
kerk. Bovendien en dat is juist was die
berijming op een wonderlijke manier tot stand
gekomen.
Budding trachtte dan ook de kerkeraad te
overtuigen van de slechtheid, onreinheid enz. van
de nieuwe Psalmen.
Tevergeefs: de kerkeraad oordeelde terecht,
dat een nieuwe Psalmberijming noodzakelijk was.
Dit verschil van gevoelen werkte treurig in de
gemeente. De gemeente werd verscheurd. Een
deel hield het met Budding en een ander deel
met den Kerkeraad. En onder de leuze voor
of tegen de oude Psalmen ontstond een verbit
terde twist.
A. H. OUSSOREN.
Rusland,
In Geloof en Vrijheid schrijft de Heer J. E.
Lasterie
4, Helpen is mogelijk.
En deze hulp moet bestaan uit tweeërlei arbeid.
Ten eerste is het noodig, dat zoo veel maar
mogelijk is, door woord, beeld en geschrift ken
nis wordt verspreid over gevaar en gruwel van
het godloos communisme. De nood onzer geloofs-
genooten moet bij alle Christenen bekend ge
maakt worden. En niet minder dient er op gewe
zen, waaruit deze ellende ontstaat, n.l. uit de
dwaasheid van een godloos stelsel, zooals we
in den aanvang van dit geschrift kort hebben
trachten aan te toonen.
Deze kennis omtrent de toestanden in Sovjet-
Rusland en omtrent doel en wezen van het bols
jewisme leidt bij den rechtgeaarden Christen als
vanzelf tot meeleven en helpen. Dan wordt in de
voorbede de nood der geloovigen in Rusland
door ons geklaagd voor den troon der Genade.
En dan kan het ook niet anders, of de stoffelijke
hulp volgt vanzelf. Dit is dan de tweede taak
van den Baltischen Ruslandarbeid.
Deze stoffelijke hulp bestaat in het zenden van
levensmiddelen of geld aan de vervolgden, wier
adressen bekend zijn. Allereerst worden gehol
pen, degenen die we zouden willen noemen steun
punten of middelpunten van het geestelijk en
kerkelijk leven dus priesters, predikanten, kos
ters, ouderlingen, enz. Verder wordt eerst ge
dacht aan de groote gezinnen of aan hen, die
het bijzonder moeilijk hebben. Maar voorts wordt
ieder geholpen, die om hulp smeekt, van welke
nationaliteit of van welke godsdienstige gezind
heid hij ook is. Dit alles natuurlijk zoo ver de
kas dit toelaat. Deze laatste voorwaarde ligt
echter in ónze hand wij, Christenen buiten Rus
land, behooren te zorgen dat deze hulpkas steeds
gevuld is. Heden worden 8000 personen regel
matig onderhouden, maar dat zijn er nog geen
20 millioen.
Tot dusver kwamen de zendingen altijd aan,
getuige de duizenden dankbrieven. Het gebeurt
zelfs dat een pakje ongeschonden weer in Riga
terugkomt, als de geadresseerde vertrokken of
gestorven is. Bijzonderheden over deze hulpver
leening kunnen ten allen tijde bij schrijver dezes
worden gevraagd.
J. E. LASTERIE.
'1
Wie eens op de hoogte wil komen van de
toestand in Sovjet Rusland, die bestelle eens
„Waarom ik U.S.S.R. verliet (10 a 15 cent)
door A. Rudolf. Speciaalnummer van Cilaoc.
Deze Rudolf is een oud ambtenaar bij de Sovjet
Syndicaten en bij de Roode internationale Syn
dicale en Oud adjunct directeur van de Roode
Tijding.
China,
Mevrouuw J. P. Leijnse vertelt dat ze op haar
tochten door China huizen tegenkwam zoo groot
als een kippenhok, waarin vijf tot zes menschen
moesten wonen.
Dat ze aan de andere kant huizen zag met
rood gelakte hekken, terwijl ze moest wandelen
van binnenplaats tot binnenplaats om eindelijk
in het huis te komen. Enkele van die huizen zijn
buitengewoon luxieus ingericht. Een horde van
dienstknechten steeds buigend ontving haar. Toen
ze eindelijk bij de „eerste vrouw" van het huis
kwam werd haar een klein diner aangeboden
met niet minder dan veertig schotels.
Tegenover deze overdaad staat het feit dat
anderen geen stoelen met een leuning hebben,
geen kleedjes op de vloer om op te liggen, geen
tijdschriften, geen boeken en geen enkele ver
gadering kunnen bijwonen.
Hoe veel is van dit alles roept Mevrouw Leijn
se uit, veranderd sinds haar werk met vele vrij
willigers in dienst van Koning Jezus. Bijna iedere
Zondagmorgen worden enkele schuchtere verle-
gene vrouwen geleid naar de kerk.
In mijn werk is het me herhaaldelijk opgeval
len, dat zoodra de Verlosser in het hart van den
zondaar zijn intrek heeft genomen, de vrede er
gaat heerschen. Vrede ook tusschen de familie
betrekkingen waar vroeger de ontevredenheid en
strijd heerschte.
Mijn programma betreft iedere week verschil
lende honderden vrouwen en mijn normale werk
uren zijn den geheelen dag. Ik heb getuigd van
mijn Verlosser op begrafenissen, bruiloften, ge
boortefeesten enz.
Ik heb dagelijks een geestelijke honger ontmoet
die me verbaasd deed staan maar ook aanvuurde.
Als er ooit een heerlijke gelegenheid is voor
het Zendingswerk in China, dan is het nu.
Het is nu de tijd voor openhartige, directe
Evangelieverkondiging. De Chineezen vragen er
om."
Het werk van de Christelijk Gereformeerde
Kerk van Amerika is inderdaad een prachtig
werk. En de liefde van de Zendelingen tot het
werk is buitengewoon groot, zooals ook blijkt
uit dit stuk. En de offervaardigheid van de Ame-
rikaansche zusterkerken is buitengewoon.
Spore het sommigen onder ons wier hart niet
brandende is van liefde tot verbreiding van het
Evangelie aan door dit schoone voorbeeld.
Amerika,
In The Banner lezen we onder „Betere Wets
toepassing" het volgende „Een Comité van de
Amerikaansche Rechterlijke Associatie, aange
steld om na te gaan hoe het best de misdaad zou
kunnen worden onderdrukt, rapporteert dat het
niet noodig is meer wetten te maken, maar een
betere uitvoering, van bestaande wetten.
We zijn verzekerd, dat een betere uitvoering
van de wet nog meer dan veranderingen in de
crimineele wet een verbetering zal tot stand
brengen.
De meeste fouten in de uitvoering zijn de fou
ten van de rechters, gezworenen, politieagenten
en andere ambtenaren.
Wat we noodig hebben dat is een hooger type
van rechters, officieren, politieagenten. Hoe we
ze zullen krijgen Hoe we betere ambtenaren zul
len krijgen als de massa zoo weinig plichtsgevoel
heeft verantwoordelijksgevoel voor God en de
mensch Het godsdienstige en zedelijke leven
van onze natie als geheel is ineengestort en tenzij
juist daar een verbetering komt zal alles ten
slotte falen.
Politieke reformatie zonder een dieper gods
dienstig leven en een grooter verantwoordelijk
heidsgevoel zal niets of zoo goed als niets uit
werken."
Al zijn gelukkig de toestanden in ons land nog
niet zoo, dat neemt niet weg, dat waar het
Woord van God en het Leven met God op de
achtergrond raakt, daar moet de chaos, ja den
dood komen.
A. H. OUSSOREN.