FEUILLETON KLATERGOUD H. KINGMANS hebben. In de auto zitten we al spoedig te pra ten over het kerkelijk leven in Holland en Indië, over de Zending en over de taak, die ik daar zou verrichten en we moesten ons gesprek af breken om Mevrouw Mak te groeten, wier gas ten we voor enkele dagen zouden zijn. We heb ben een program van werkzaamheden opge maakt, waartoe ook behoorde kerkvisitatie van de Geref. Kerk van Medan en Pemalang Siantar en voorts zou ik me bezighouden met de Javaan- sche gemeente en haar goeroe Tjokrosoesilo. Over de kerkvisitatie kan ik U niet veel mee- deelen, maar dit moet ik toch neerschrijven, dat er waarschijnlijk geen predikanten meer gekort zijn op hun salaris dan de predikanten van Pematang-Siantar en van Medan. De leden van de kerk zijn daar zelf ook onprettig over ge stemd, maar wat moet men als de leden ontslag krijgen en repatrieeren. En dan wat een werk doen deze predikanten. Van de 12 maanden zijn zij er 5 op reis en moet de vrouw maar zien hoe zij het in die 5 maanden redt en de predi kant moet zien dat hij, die in zijn tractement zoo achteruitging, toch de vele verstrooiden met blijdschap bewerkt. En hoe is 't vaak onder de verstrooiden Er is reden tot dankbaarheid wanneer ge hoort van trouw in 't belijden, van geestelijke kracht in 't lijden en van blij geloof in het sterven, dan is er reden te over om God te danken voor het werk, dat onder de ver strooiden geschiedt. Maar hoe ernstig laat zich daarom de arbeid onder de verstrooiden aan zien. Hoe moet het gaan wanneer straks beide predikanten niet langer gehandhaafd kunnen worden, 't Is wel te hopen dat de kerken in Nederland dien arbeid krachtig blijven steunen. De collecten, die daar gehouden worden voor den arbeid onder de verstrooiden vinden niet al tijd voldoende waardeering tot er plotseling een familielid naar Indië gaat en in de eenzaamheid van zijn leven telkens wordt opgezocht door een der predikanten Ds. Mak of Ds. de Jong en nu ook Ds. Sybesma van Palembang. Dinsdag 11 Juni. Mijn vrouw en ik vinden het fijn niet meer op de boot te zijn we gaan samen naar Samuël, den Javaanschen goeroe. De Geref. Kerken van Medan en Tematang-Siantar verrichten een mooi Zendingswerk. Er wonen in de omstreken van deze plaatsen een 300.000 Ja vanen, die van Java zijn gekomen om in Deli te werken op koffieplantages, rubberondernemin gen, tabaksplantages, aanplantingen van olie- palmen enz. Onder die Javanen zijn vele reeds op Java 1 gedoopt, maar in Deli vonden ze geen kerkge meenschap, waar ze zich bij konden aansluiten. Niet dat het daar aan kerken ontbreekt, maar in al die inheemsche kerken bedienen ze zich van een andere taal, van 't Maleisch, 't Bataksch, Nederlandsch enz. en zoo kwamen de Christen Javanen daar afzonderlijk te staan, zonder gees telijke verzorging. De kerken van Medan en Tematang-Siantar hebben zich hun lot aange trokken en hebben gesteund door de Generale Kas den arbeid onder de Javanen flink ter hand genomen. Samuël woont achter de kerk wat een mooi eenvoudig kerkje en wat zijn onze Javanen blij, dat ze deze plaats van samenkomst hebben vroeger vergaderden ze in het kerkgebouw van de Hollandsche kerk, maar dat was zoo echt leentjebuur spelen en wonen op eens anders erf; maar nu hebben ze hun eigen terrein. En Zon dags als het Avondmaal bediend wordt komen ze van ver, honderden kilometers ver, om aan het Avondmaal deel te nemen. Dat is een heele reis voor die arme broeders ze verdienen maar 32 cent per dag om die lange reis te maken, waarvoor ze een paar gulden betalen moeten aan autobussen, moeten ze een voorschot vragen aan den chef van de onderneming. Wanneer deze chef een goed man is, geeft hij het gevraagde voorschot, dat dan aan het eind van de maand van hun sober salarisje wordt afgetrokken an dere chefs verbieden het eenvoudig en dan zijn ze genoodzaakt op hun onderneming te blijven. De goeroe Samuël zat te vertellen van zijn rei zen, die hij eens per maand onderneemt om al die verstrooide Javanen op te zoeken. Ongeveer 26 plaatsen, op afstanden van 28200 K.M. van Medan gelegen, komt hij op geregelde tijden om hier een, daar twee Javanen te bezoeken en aan te sporen tot volharding. Hier en daar wordt zelfs een samenkomst gehouden op een onderneming en er is op een onderneming een onderwijzer, die daar eenige hulp verleent. In Medan zelf wonen ook heel wat Javanen en de goeroe is ijverig iij zijn bezoeken. Hij ver haalt van een paar hadji's, menschen, die de reis DOOR 35) „Er is een diepe kloof, die niet te overbrug gen is. 't Is ontzettend, dat Heino in een onge- loovig milieu terecht gekomen is. Hij is verloren, als God niet een wonder bewerkt." „Heb je vandaag nog met hem gepraat „Neen, na gister daarover niet meer. Het baat immers toch niet Hij leeft trouwens thans ge heel in een roes." „Je zoudt zeggen, dat zij elkaar echt lief heb ben", meende Truus, weifelend. „Zij doen ten minste alsof." „Het is zéér wel mogelijk, dat wij ons ver gissen, vrouwtje, 't Is te hopen." „Er valt ook niets van te zeggen. Ze zijn nog niet getrouwd. Ik blijf toch gelooven, dat Heino niet los is van Martha. Toen ik hem vertelde, dat Martha in betrekking gaat, kleurde hij als een jongejuffrouw. En is het niet opmerkelijk, dat hij na mijn mededeeling over Martha besloten heeft, eerst over twee weken naar Groningen te komen. Volgende week, heeft hij bemerkt, loopt hij kans, dat Martha nog thuis is, al vermoed ik het niet. Over twee weken heeft hij dat risico niet en daarom stelt hij uit." „Misschien is het een samenloop van omstan digheden", verontschuldigde Tjaard Heino. „Bo vendien valt het te begrijpen, zoo al niet te bil lijken, dat hij, na het gebeurde, Martha liever naar Mekka gemaakt hebben en die tot bekee ring zijn gekomen en het teeken van den Heiligen Doop hebben ontvangen. Een van die hadji's heb ik opgezocht en het was aandoenlijk hem te hooren vertellen, hoe hij van jongsaf geleid is geworden. Als jongen van 6 jaar is hij reeds door zijn familie meegenomen naar Mekka heeft daar vele jaren gewoond en na Java bezocht te hebben is hij andermaal naar Mekka gegaan. Hij weet dus wel wat het godsdienstig leven der Mohammedanen is. Maar rust vond hij niet. Bij een begrafenisplechtigheid ontmoette hij voor het eerst onzen goeroe Samuël. Deze eerste aanra king werd door meerdere bezoeken gevolgd tot hij met groote beslistheid en blijdschap zijn ge loof in den Heere Jezus beleed. Maar nu had ge des Zondags eens moeten zien hoeveel fana tieke Mohammedanen voor het kerkgebouw stonden. Gelukkig was daar de politie om de Christenen te beschermen, anders zou het er voor de Christen-Javanen slecht hebben uitge zien. Nu deze hadji heeft reeds heel wat moeten lijden om Christus' wil. Op weg is hij eenmaal aangevallen, trok men zijn hoofddoek van 't hoofd en werd hij lichtelijk mishandeld. De man, die hem deze mishandeling aandeed is echter door den rechter flink gestraft en het is wel duidelijk dat de Christenen onder bescherming der politie staan. Toch zijn er wel honderden manieren om de Christenen te plagen. In hun desa's worden ze gedwongen om het dubbele van de gewone huur te betalen of anders te verhuizen de koet siers vragen meermalen het drievoudige wanneer ze merken, dat hun vrachtje een Christen is. Tengevolge daarvan zijn er ook nog al Nicode- mussen, die graag nader onderwezen worden omtrent den weg des heils, maar toch ook gaarne voor mishandeling bewaard blijven. Ik kan het zoo goed begrijpen dat de goeroe wou komen tot de vestiging van een soort Christen-desa, dat moest dienen als een spelonk van Adullam, waar elke benauwde van ziel een goede schuliplaats zou kunnen vinden. Ik heb echter aan den goeroe duidelijk gemaakt, dat we dien weg niet opmoe ten. Op Java is er op Zendingsgebied al ellende genoeg beleefd van zulke afscheidingen der chris tenen uit het desaleven en het samenbrengen van deze menschen in aparte kolonies. Het worden Christenen en gemeenten zonder ruggegraat, die weinig smaad hebben te verduren en tot belijden van hun geloof maar weinig kans hebben. Neen, hier moeten we denken aan de voorbede Va der, ik bid U, niet dat ge ze uit de wereld weg neemt, maar van den booze bewaart. Laat de Christenen maar wonen in een vijandige omge ving en tegenstand verduren en smaad lijden, als daar maar tegenover staat de gemeenschap met de broeders, met de gemeente in haar samenkom sten, in haar gebed en als de Christenen zelf maar veel contact met elkaar hebben. Elke hand having van een Christen, die zijn geloof in zijn desa belijdt, loopt op een overwinning uit. Samuël zou graag een hulp willen hebben. Hij heeft reeds eenige hulp in den colporteur een goed man, die zijn werk met toewijding verricht. Hij verkoopt wel niet veel boeken, maar kan toch een vergelijking met zijn collega's op Java goed doorstaan. De beteekenis van den colpor teur zit 'n echter niet zoozeer in een grooten omzet van boeken, hoe aangenaam dit ook we zen mag, maar in het contact dat hij verkrijgt met de Javanen. Deze colporteur komt er van lieverlede achter waar in Medan en straks op de ondernemingen de Javanen wonen wie van hen op Java reeds gedoopt werden en zoo is hij reeds een uitnemende hulp voor Samuël. Als Samuël zelf er op uit moest om te onder zoeken wie voor nadere bearbeiding in aanmer king komen zou zijn arbeid ongemeen verzwaard worden en zou hij moeten doen wat nu de col porteur doet. De colporteur brengt nu telkens de adressen aan van personen, die nader bewerkt moet worden en onder de Christenen neemt hij een goede plaats in van iemand die telkens mee helpt in het steunen van den goeroe. Toch is deze hulp niet genoeg. Er zou nog een goeroe bij moeten zoodat die verstrooiden wat meer bezocht konden worden en opdat die bezoek- arbeid aan de verstrooide Christenen nog meer dienstbaar gemaakt kunnen worden van Evan gelisatie doeleinden. Zaterdag 15 Juni. Een mooie avond gehad een avond, die duidelijk maakte de groote be teekenis van den arbeid van Samuël en tevens welke steun hij noodig heeft. Daar zitten aan een tafel in de kerk 13 Javanen en 2 van andere nationaliteit, die met een Javaansche vrouw ge trouwd zijn. Al deze menschen begeeren hun ge uit den weg blijft." „Ben je van meening veranderd, Tjaard Meen je, dat het geld bij deze verbintenis géén rol speelt „Zij gaan aardig en lief met elkaar om", meende hij. „Ik beweer niet, dat het geld geen rol speelt, maar „Eerlijk gezegd 'k twijfel ook wel eens. Maar 't zou niet de eerste maal zijn dat Heino komedie speelt. Daar weet Martha van mee te praten." „Truus, hoor eens", zei hij, opeens heel ernstig. „Ja, wat heb je „Kun je niet wat milder over Heino denken Je spreekt zoo sarcastisch over hem en moogt hem niet meer lijden." ,,'t Is misschien niet goed van mij, maar ik kan dat gehuichel niet uitstaan. Maar je hebt gelijk, 'k moest wat van jouw vergevingsgezind heid hebben. Maar, ga je dan goedkeuren, wat Heino doet „Dat weet je wel beter. Maar wij moeten medelijden met hem hebben. Als het waar is, wat wij vermoeden, dan is hij diep gezonken en dan heeft de duivel hem te pakken door hem aan te tasten in zijn zwak zucht naar geld. Dat is een ontzettende zonde, die hem ten verderve voert, als er geen inkeer komt. En daarom moe ten wij medelijden met hem hebben. En voor hem bidden. Is dat niet veel beter dan sarcas tisch en smalend over hem te spreken „Ik moest wat van jouw nuchterheid bezit ten", bekende zij. „Want je hebt gelijk. Wij moeten de zonde verfoeien, maar medelijden heb ben met den zondaar." „Ik mag jouw spontaniteit wel, kind. Misschien was het goed, als ik er iets van bezat", glim- loof te belijden en het Sacrament van den Doop te ontvangen. De goeroe ondervraagt die men schen eerst daarna ik ik kan niet zeggen, dat hun kennis zoo groot is maar hoe kan dat ook anders eens in de maand gaat de goeroe langs de verschillende ondernemingen en de gelegen heden om ze te onderwijzen zijn dus wel gering. Echter de hoofdzaken kennen ze. De vragen over zonde, ontstaan ervan, de vragen over den Heere Jezus, over Zijn Zoonschap, Zijn lijden en ster ven, de beteekenis der Sacramenten beantwoor den zij wel goed. Maar ik vind het toch noodig om te zeggen, dat er aan de kennis nog wel wat ontbreekt. Echter het getuigenis van den goeroe en van andere Christenen is van dien aard, dat aan de oprechtheid van hun geloof niet getwij feld behoeft te worden. Zij gelooven in den Heere Jezus Christus. Zie die vrouw, ze komt van 150 K.M. ver en die man woont nog 50 K.M. verder. Wat zijn ze blij, dat deze ure voor hen aangebroken is en ik heb ze daarom toege sproken en aangespoord om nader te onderzoe ken en hun geloof te belijden aan hun Javaan sche broeders, die nog niet gelooven. Behalve deze 15, die den Doop begeeren, zit ten er nog anderen, die vroeger reeds gedoopt zijn, in Djokja en Solo en Magelang en Kedin en Keboemen en Salatiga enz. enz. Vroeger heb ben ze op Java reeds aangezeten aan den Heili gen Disch, maar sedert ze hun land verlaten hebben en nu in Deli wonen, zijn ze afgezakt, in zonden gevallen, niet staande gebleven. Maar de goeroe heeft ze opgezocht en toen ze weer hoorden in hun eigen taal van de dingen, waarin zij vroeger waren onderwezen, leefde het ver borgen werk Gods weer op en ze begeerden be lijdenis te doen van hun afzwervingen en in de gemeente te worden opgenomen. (Wordt vervolgd) ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN. Zaamslag, Augustus 1935. Tegenwoordig is Prof. Dr. T. Hoekstra in „Het Ouderlingenblad" bezig met de teekening van Hollanders, Friezen enz. in hun bizonder- heden en eigenaardige kenmerken. In het Meinummer waren de Zeeuwen aan de beurt. Hetgeen hij over de bewoners van onze provincie zegt is natuurlijk vooral voor ons van belang. Daarom wil ik in dezen brief aan dit artikel een enkele opmerking vastknoopen. Als niet-Zeeuw heb ik aan onderscheidene Zeeuwen gevraagd of zij de kenschetsing juist achten. Over 't algemeen was het antwoord dat te veel gegeneraliseerd werd. De Friezen vertoo- nen één type, maar onder de Zeeuwen, die vaak ver van elkander leven en door het water van elkaar gescheiden zijn, is groot onderscheid, zoo dat wat voor den een geldt niet van toepassing is op den ander. Inderdaad is het verschil soms groot. De men schen, die met onze provincie niet bekend zijn, meenen dat de Zeeuwen zeer gemoedelijk zijn, meestal een leerstellige preek weinig waardeeren en vooral een woord voor het hart vragen. Men wijst dan ook op sommige streken, waar het geestelijk leven een ziekelijk karakter vertoont en het conservatisme ongelooflijk sterk is. Welk een verschil in „ligging" is er echter tusschen gemeenten in verschillende deelen van onze provincie Toen ik uit Friesland kwam in Zaamslag was ik eerst bevreesd dat mijn niet-gemoedelijke pre diking wellicht niet gewaardeerd zou worden. Spoedig bemerkte ik echter tot mijn vreugde dat een degelijk-schriftuurlijke preek, waarin de toe passing werd opgebouwd uit den tekst en de hartelijke, warme toon niet ontbrak, bij de ge meente ingang vond. Ik kon dezelfde wijze van preeken volgen in Friesland en in dit deel van Zeeland. Prof. Hoekstra prijst den Zeeuw om zijn rond heid. Hij draait er niet om heen, hij zegt waar het op staat, hij is een eerlijk man, hij heeft liefde tot de waarheid en is een vijand van alle on eerlijkheid, van bedriegerij en kruiperij. Wij we ten uit ondervinding dat er ook Zeeuwen zijn, die er juist zóó om heen draaien en hun gedach ten weten te verbergen, dat ge nooit weet wat ge eigenlijk aan hen hebt. De Friezen zeggen meestal, hetgeen ze tegen u hebben, u recht in 't gezicht (soms op onaangename wijze). Onder de Zeeuwen zijn uiterst-vriendelijke en voorko mende menschen, maar tegenover anderen spre ken ze met heel wat minder waardeering over u dan tegen uzelf. Zij kunnen heel moeilijk iets onaangenaams zeggen en zwijgen dan liever. lachte Tjaard. „Maar dat neemt niet weg, dat je je moet inbinden. Heino is op den verkeerden weg, dat staat vast. Zelfs al is niet waar, wat wij vermoeden. Geloof je niet, dat God hem op de een of andere wijze zal tegenkomen Is het niet veel beter, het aan den Heere over te laten in plaats, dat wij min of meer smalend over hem spreken De spontane Truus vlijde zich tegen haarman aan. „Je hebt, als altijd, gelijk, Tjaard. Ik kom er toch niet verder mee. 't Is alleen in mij komt alles in opstand, als ik er aan denk, dat Heino Martha, die hij liefheeft, schandelijk heeft be handeld, alleen, omdat zij geen geld bezit en dat hij zich verlooft met een rijk meisje, dat hij niet liefheeft, zooals dat behoort." „Maar dat weten wij toch niet Kun jij in Heino's hart lezen En bovendien, al was het waar „Hoor eens, Tjaard, een vrouw ziet scherper dan een man „En jij ziet heel scherp", moest hij erkennen. „Stil nu. Een vrouw ziet in die dingen meestal scherper dan een man. Misschien is het meer intiutie, ik weet het niet. Maar ik blijf gelooven, dat dit geen verbintenis uit liefde is. Het is best mogelijk dat Heino het denkt maar daarom is het niet zoo. Martha is de vrouw, die Heino liefheeft. Ik ben er van overtuigd, zonder dat ik bewijzen, zonder dat ik zekerheid heb." „Goed, kind, laat ons dat aannemen. Je wéét, dat ik het ook vermoed. Maar dan verandert dat niets aan mijn woorden van zooeven, name lijk dat wij medelijden met Heino moeten hebben. Hij is niet beter en niet slechter dan wij. Hij is Leid echter uit zwijgen niet af dat men 't altijd met u eens is Ik heb eens een Fries, die met de Zeeuwen onmogelijk overweg kon, hooren zeggen (ik laat die opmerking natuurlijk voor den man zelf): de Zeeuwen zetten iemand met vriendelijk ge zicht de gifbeker aan de lippen. Ze zijn rond, d.w.z. ge kunt ze nergens beetpakken. Prof. Hoekstra wijst op het conservatisme van den Zeeuw. Hij is conservatief in zijn kleeder dracht en bedrijf, conservatief in den eeredienst, conservatief in den kerkzang. Langzaam, zeer langzaam wordt de psalm gezongen. Uw gezan genbundeltje kunt ge wel thuis laten. Ook deze teekening is niet van toepassing op Zeeuwsch-Vlaanderen. De z.g. Axelsche kleeder dracht is bij de mannen bijna geheel verdwenen (alleen de oudere houden vaak ook omdat „veranderen" geld kost aan de oude dracht vast). Ook de meisjes, die in Axelsche dracht gekleed gaan, zijn tegenwoordig te tellen. Na tuurlijk er zijn ook hier conservatieven, die al wat nieuw is afkeuren, omdat 't in strijd is met wat men altijd gewoon was. Maar velen voor al onder de jongeren zijn niet bang voor 't nieuwe, als 't niet verkeerd is, en staan voor deugdelijke argumenten open. Reeds jaren heb ben wij hier het stelsel van vaste, vrijwillige bij dragen en met verbazing hoort men 't, dat zelfs in sommige steden de plaatsen nog verhuurd worden, soms zelfs voor verschillenden prijs. Het is trouwens heelemaal niet waar, dat het ergste conservatisme in de dorpen te vinden is. De eenige kerk, waar men mij als candidaat er een verwijt van maakte, dat ik niet met witte, doch met zwarte das preekte, was een groote stadskerk. Ook hier zijn broeders en zusters die de „nieu we" gezangen niet meezingen. Maar niemand denkt er aan de kerk te verlaten. De groote meerderheid zingt van harte mee, ook oudere broeders. Toen we hier, na het Avondmaal ge vierd te hebben, konden zingen „Jezus, uw ver zoenend sterven, blijft het rustpunt van ons hart", zeide een hoogbejaarde broeder ('n Zeeuw): Wat is 't jammer dat ik op mijn ouden dag dit lied pas in de kerk mag zingen Zeer terecht wijst Prof. Hoekstra op het ge vaar van independentisme. Een Zeeuw wil vrij zijn, voelt zich onafhankelijk. Het gezag van classis en synode wordt niet altijd erkend. Een predikant heeft 't weieens moeilijk om den ker- keraad te overtuigen van de noodzakelijkheid om de door de gezamenlijke kerken vastgestelde bepalingen te eerbiedigen. Dr. Hoekstra eindigt zijn opstel met een op merking die (helaas ook door ons als juist moet worden erkendsommigen willen een „zware" preek, maar zijn zeer „licht" in het leven. Hij zegt hierover Er zijn Zeeuwen, bij wie tusschen de leer en het leven een ontzaglijke af stand ligt en die door hun zondige strevingen en emoties niet gemakkelijk afstand willen doen van allerlei ongerechtigheden. Mij zijn ten minste ge vallen bekend van jongelingen en jongedochters, die op een kermis zoo te keer gingen en aan zulke ergerlijke zonden zich schuldig maakten, dat ongeloovigen zich afvroegen zijn dit kinde ren van Gereformeerde ouders De losheid van zeden bij sommigen is bekend. En toch 's Zon dags met een vroom gezicht en een dik boek onder den arm naar de kerk gaan en 's Woens dags zich aan onzedelijke daden overgeven of, gelijk anderen doen, de kat in het donker knij pen, zijn gedragingen die niet met elkaar in over eenstemming zijn, ja die tegen elkaar vloeken. A. B. W. M. KOK. GODS GENADEVERBOND MET ONS EN ONZE KINDEREN. Van br. C. J. Noordhoek te Kamperland ont vingen we een referaat door hem gehouden op een vergadering van de Schoolvereeniging in zijn woonplaats. Dat referaat was in dien kring met groote belangstelling aangehoord en velen zou den het daarom nog weieens willen lezen, waar om verzocht werd het in de Kerkbode op te nemen. Gaarne voldoen we aan dat verzoek en laten het hier dan onveranderd volgen. HEIJ. Als we dit onderwerp gaan behandelen, komt allereerst de vraag aan de orde, wat verstaan wij onder het woord „Verbond". Dit is in 't algemeen genomen, de naam, voor verstrikt in de zonde van de geldzucht, waaraan hij alles zou opofferen. Als de Heere hem niet tegenkomt, is mijn broer reddeloos verloren. Het is ontzettend. Wij hebben gelachen op het ver lovingsfeestje, wij hebben op de receptie mede de gelukwenschen aanvaard, maar ons hart heeft geschreid, hé, Truus? Wij zijn gegaan voor moeder en omdat Heino onze broer is en blijft, maar de klove hebben wij gezien. Laat ons veel bidden voor Heino." „Ja", zeide zij. De klove, waarvan Tjaard sprak, voelde me vrouw Heerema twee weken later, toen het pas verloofde paar enkele dagen in Groningen ver toefde, even diep. Truus had haar verteld van het verloop in Amsterdam. Zij had haar Gretha geschilderd als een goed, lief meisje. En dat had zij, bij de ken nismaking, moeten beamen. Gretha was een aar dig kind, dat zielsveel van Heino hield. Zij zou een ideale vrouw voor haar jongen zijn, als daar niet was de klove tusschen de beginselen. Want al had Heino die vaarwel gezegd, al had hij zijn doop en zijn openbare belijdenis verloochend, hij wist den goeden weg en de mogelijkheid had altijd nog bestaan, dat een vrouw, als Martha, Heino tot God had teruggeleid, al had de Heere dan ook geen menschen noodig, om Zijn raad te volvoeren. Maar een vrouw, als Gretha, kon Heino niet weer voeren op het pad ten eeuwigen leven, want zij was onwetend als een kind in de wieg. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1935 | | pagina 2