FEUILLETON
KLATERGOUD
H. KINGMANS
hebben. In de auto zitten we al spoedig te pra
ten over het kerkelijk leven in Holland en Indië,
over de Zending en over de taak, die ik daar
zou verrichten en we moesten ons gesprek af
breken om Mevrouw Mak te groeten, wier gas
ten we voor enkele dagen zouden zijn. We heb
ben een program van werkzaamheden opge
maakt, waartoe ook behoorde kerkvisitatie van
de Geref. Kerk van Medan en Pemalang Siantar
en voorts zou ik me bezighouden met de Javaan-
sche gemeente en haar goeroe Tjokrosoesilo.
Over de kerkvisitatie kan ik U niet veel mee-
deelen, maar dit moet ik toch neerschrijven, dat
er waarschijnlijk geen predikanten meer gekort
zijn op hun salaris dan de predikanten van
Pematang-Siantar en van Medan. De leden van
de kerk zijn daar zelf ook onprettig over ge
stemd, maar wat moet men als de leden ontslag
krijgen en repatrieeren. En dan wat een werk
doen deze predikanten. Van de 12 maanden zijn
zij er 5 op reis en moet de vrouw maar zien
hoe zij het in die 5 maanden redt en de predi
kant moet zien dat hij, die in zijn tractement zoo
achteruitging, toch de vele verstrooiden met
blijdschap bewerkt. En hoe is 't vaak onder de
verstrooiden Er is reden tot dankbaarheid
wanneer ge hoort van trouw in 't belijden, van
geestelijke kracht in 't lijden en van blij geloof
in het sterven, dan is er reden te over om God
te danken voor het werk, dat onder de ver
strooiden geschiedt. Maar hoe ernstig laat zich
daarom de arbeid onder de verstrooiden aan
zien. Hoe moet het gaan wanneer straks beide
predikanten niet langer gehandhaafd kunnen
worden, 't Is wel te hopen dat de kerken in
Nederland dien arbeid krachtig blijven steunen.
De collecten, die daar gehouden worden voor
den arbeid onder de verstrooiden vinden niet al
tijd voldoende waardeering tot er plotseling een
familielid naar Indië gaat en in de eenzaamheid
van zijn leven telkens wordt opgezocht door een
der predikanten Ds. Mak of Ds. de Jong en nu
ook Ds. Sybesma van Palembang.
Dinsdag 11 Juni. Mijn vrouw en ik vinden
het fijn niet meer op de boot te zijn we gaan
samen naar Samuël, den Javaanschen goeroe. De
Geref. Kerken van Medan en Tematang-Siantar
verrichten een mooi Zendingswerk. Er wonen in
de omstreken van deze plaatsen een 300.000 Ja
vanen, die van Java zijn gekomen om in Deli
te werken op koffieplantages, rubberondernemin
gen, tabaksplantages, aanplantingen van olie-
palmen enz.
Onder die Javanen zijn vele reeds op Java
1 gedoopt, maar in Deli vonden ze geen kerkge
meenschap, waar ze zich bij konden aansluiten.
Niet dat het daar aan kerken ontbreekt, maar
in al die inheemsche kerken bedienen ze zich
van een andere taal, van 't Maleisch, 't Bataksch,
Nederlandsch enz. en zoo kwamen de Christen
Javanen daar afzonderlijk te staan, zonder gees
telijke verzorging. De kerken van Medan en
Tematang-Siantar hebben zich hun lot aange
trokken en hebben gesteund door de Generale
Kas den arbeid onder de Javanen flink ter hand
genomen.
Samuël woont achter de kerk wat een mooi
eenvoudig kerkje en wat zijn onze Javanen blij,
dat ze deze plaats van samenkomst hebben
vroeger vergaderden ze in het kerkgebouw van
de Hollandsche kerk, maar dat was zoo echt
leentjebuur spelen en wonen op eens anders erf;
maar nu hebben ze hun eigen terrein. En Zon
dags als het Avondmaal bediend wordt komen
ze van ver, honderden kilometers ver, om aan
het Avondmaal deel te nemen. Dat is een heele
reis voor die arme broeders ze verdienen maar
32 cent per dag om die lange reis te maken,
waarvoor ze een paar gulden betalen moeten
aan autobussen, moeten ze een voorschot vragen
aan den chef van de onderneming. Wanneer deze
chef een goed man is, geeft hij het gevraagde
voorschot, dat dan aan het eind van de maand
van hun sober salarisje wordt afgetrokken an
dere chefs verbieden het eenvoudig en dan zijn
ze genoodzaakt op hun onderneming te blijven.
De goeroe Samuël zat te vertellen van zijn rei
zen, die hij eens per maand onderneemt om al
die verstrooide Javanen op te zoeken. Ongeveer
26 plaatsen, op afstanden van 28200 K.M.
van Medan gelegen, komt hij op geregelde tijden
om hier een, daar twee Javanen te bezoeken
en aan te sporen tot volharding. Hier en daar
wordt zelfs een samenkomst gehouden op een
onderneming en er is op een onderneming een
onderwijzer, die daar eenige hulp verleent.
In Medan zelf wonen ook heel wat Javanen
en de goeroe is ijverig iij zijn bezoeken. Hij ver
haalt van een paar hadji's, menschen, die de reis
DOOR
35)
„Er is een diepe kloof, die niet te overbrug
gen is. 't Is ontzettend, dat Heino in een onge-
loovig milieu terecht gekomen is. Hij is verloren,
als God niet een wonder bewerkt."
„Heb je vandaag nog met hem gepraat
„Neen, na gister daarover niet meer. Het baat
immers toch niet Hij leeft trouwens thans ge
heel in een roes."
„Je zoudt zeggen, dat zij elkaar echt lief heb
ben", meende Truus, weifelend. „Zij doen ten
minste alsof."
„Het is zéér wel mogelijk, dat wij ons ver
gissen, vrouwtje, 't Is te hopen."
„Er valt ook niets van te zeggen. Ze zijn nog
niet getrouwd. Ik blijf toch gelooven, dat Heino
niet los is van Martha. Toen ik hem vertelde,
dat Martha in betrekking gaat, kleurde hij als
een jongejuffrouw. En is het niet opmerkelijk,
dat hij na mijn mededeeling over Martha besloten
heeft, eerst over twee weken naar Groningen te
komen. Volgende week, heeft hij bemerkt, loopt
hij kans, dat Martha nog thuis is, al vermoed
ik het niet. Over twee weken heeft hij dat risico
niet en daarom stelt hij uit."
„Misschien is het een samenloop van omstan
digheden", verontschuldigde Tjaard Heino. „Bo
vendien valt het te begrijpen, zoo al niet te bil
lijken, dat hij, na het gebeurde, Martha liever
naar Mekka gemaakt hebben en die tot bekee
ring zijn gekomen en het teeken van den Heiligen
Doop hebben ontvangen. Een van die hadji's
heb ik opgezocht en het was aandoenlijk hem te
hooren vertellen, hoe hij van jongsaf geleid is
geworden. Als jongen van 6 jaar is hij reeds
door zijn familie meegenomen naar Mekka heeft
daar vele jaren gewoond en na Java bezocht te
hebben is hij andermaal naar Mekka gegaan. Hij
weet dus wel wat het godsdienstig leven der
Mohammedanen is. Maar rust vond hij niet. Bij
een begrafenisplechtigheid ontmoette hij voor het
eerst onzen goeroe Samuël. Deze eerste aanra
king werd door meerdere bezoeken gevolgd tot
hij met groote beslistheid en blijdschap zijn ge
loof in den Heere Jezus beleed. Maar nu had
ge des Zondags eens moeten zien hoeveel fana
tieke Mohammedanen voor het kerkgebouw
stonden. Gelukkig was daar de politie om de
Christenen te beschermen, anders zou het er
voor de Christen-Javanen slecht hebben uitge
zien. Nu deze hadji heeft reeds heel wat moeten
lijden om Christus' wil. Op weg is hij eenmaal
aangevallen, trok men zijn hoofddoek van 't
hoofd en werd hij lichtelijk mishandeld. De man,
die hem deze mishandeling aandeed is echter door
den rechter flink gestraft en het is wel duidelijk
dat de Christenen onder bescherming der politie
staan. Toch zijn er wel honderden manieren om
de Christenen te plagen. In hun desa's worden
ze gedwongen om het dubbele van de gewone
huur te betalen of anders te verhuizen de koet
siers vragen meermalen het drievoudige wanneer
ze merken, dat hun vrachtje een Christen is.
Tengevolge daarvan zijn er ook nog al Nicode-
mussen, die graag nader onderwezen worden
omtrent den weg des heils, maar toch ook gaarne
voor mishandeling bewaard blijven. Ik kan het
zoo goed begrijpen dat de goeroe wou komen
tot de vestiging van een soort Christen-desa, dat
moest dienen als een spelonk van Adullam, waar
elke benauwde van ziel een goede schuliplaats
zou kunnen vinden. Ik heb echter aan den goeroe
duidelijk gemaakt, dat we dien weg niet opmoe
ten. Op Java is er op Zendingsgebied al ellende
genoeg beleefd van zulke afscheidingen der chris
tenen uit het desaleven en het samenbrengen van
deze menschen in aparte kolonies. Het worden
Christenen en gemeenten zonder ruggegraat, die
weinig smaad hebben te verduren en tot belijden
van hun geloof maar weinig kans hebben. Neen,
hier moeten we denken aan de voorbede Va
der, ik bid U, niet dat ge ze uit de wereld weg
neemt, maar van den booze bewaart. Laat de
Christenen maar wonen in een vijandige omge
ving en tegenstand verduren en smaad lijden, als
daar maar tegenover staat de gemeenschap met
de broeders, met de gemeente in haar samenkom
sten, in haar gebed en als de Christenen zelf
maar veel contact met elkaar hebben. Elke hand
having van een Christen, die zijn geloof in zijn
desa belijdt, loopt op een overwinning uit.
Samuël zou graag een hulp willen hebben. Hij
heeft reeds eenige hulp in den colporteur een
goed man, die zijn werk met toewijding verricht.
Hij verkoopt wel niet veel boeken, maar kan
toch een vergelijking met zijn collega's op Java
goed doorstaan. De beteekenis van den colpor
teur zit 'n echter niet zoozeer in een grooten
omzet van boeken, hoe aangenaam dit ook we
zen mag, maar in het contact dat hij verkrijgt
met de Javanen. Deze colporteur komt er van
lieverlede achter waar in Medan en straks op
de ondernemingen de Javanen wonen wie van
hen op Java reeds gedoopt werden en zoo is
hij reeds een uitnemende hulp voor Samuël.
Als Samuël zelf er op uit moest om te onder
zoeken wie voor nadere bearbeiding in aanmer
king komen zou zijn arbeid ongemeen verzwaard
worden en zou hij moeten doen wat nu de col
porteur doet. De colporteur brengt nu telkens
de adressen aan van personen, die nader bewerkt
moet worden en onder de Christenen neemt hij
een goede plaats in van iemand die telkens mee
helpt in het steunen van den goeroe. Toch is
deze hulp niet genoeg. Er zou nog een goeroe
bij moeten zoodat die verstrooiden wat meer
bezocht konden worden en opdat die bezoek-
arbeid aan de verstrooide Christenen nog meer
dienstbaar gemaakt kunnen worden van Evan
gelisatie doeleinden.
Zaterdag 15 Juni. Een mooie avond gehad
een avond, die duidelijk maakte de groote be
teekenis van den arbeid van Samuël en tevens
welke steun hij noodig heeft. Daar zitten aan
een tafel in de kerk 13 Javanen en 2 van andere
nationaliteit, die met een Javaansche vrouw ge
trouwd zijn. Al deze menschen begeeren hun ge
uit den weg blijft."
„Ben je van meening veranderd, Tjaard Meen
je, dat het geld bij deze verbintenis géén rol
speelt
„Zij gaan aardig en lief met elkaar om",
meende hij. „Ik beweer niet, dat het geld geen
rol speelt, maar
„Eerlijk gezegd 'k twijfel ook wel eens. Maar
't zou niet de eerste maal zijn dat Heino komedie
speelt. Daar weet Martha van mee te praten."
„Truus, hoor eens", zei hij, opeens heel ernstig.
„Ja, wat heb je
„Kun je niet wat milder over Heino denken
Je spreekt zoo sarcastisch over hem en moogt
hem niet meer lijden."
,,'t Is misschien niet goed van mij, maar ik
kan dat gehuichel niet uitstaan. Maar je hebt
gelijk, 'k moest wat van jouw vergevingsgezind
heid hebben. Maar, ga je dan goedkeuren, wat
Heino doet
„Dat weet je wel beter. Maar wij moeten
medelijden met hem hebben. Als het waar is,
wat wij vermoeden, dan is hij diep gezonken en
dan heeft de duivel hem te pakken door hem
aan te tasten in zijn zwak zucht naar geld. Dat
is een ontzettende zonde, die hem ten verderve
voert, als er geen inkeer komt. En daarom moe
ten wij medelijden met hem hebben. En voor
hem bidden. Is dat niet veel beter dan sarcas
tisch en smalend over hem te spreken
„Ik moest wat van jouw nuchterheid bezit
ten", bekende zij. „Want je hebt gelijk. Wij
moeten de zonde verfoeien, maar medelijden heb
ben met den zondaar."
„Ik mag jouw spontaniteit wel, kind. Misschien
was het goed, als ik er iets van bezat", glim-
loof te belijden en het Sacrament van den Doop
te ontvangen. De goeroe ondervraagt die men
schen eerst daarna ik ik kan niet zeggen, dat
hun kennis zoo groot is maar hoe kan dat ook
anders eens in de maand gaat de goeroe langs
de verschillende ondernemingen en de gelegen
heden om ze te onderwijzen zijn dus wel gering.
Echter de hoofdzaken kennen ze. De vragen over
zonde, ontstaan ervan, de vragen over den Heere
Jezus, over Zijn Zoonschap, Zijn lijden en ster
ven, de beteekenis der Sacramenten beantwoor
den zij wel goed. Maar ik vind het toch noodig
om te zeggen, dat er aan de kennis nog wel wat
ontbreekt. Echter het getuigenis van den goeroe
en van andere Christenen is van dien aard, dat
aan de oprechtheid van hun geloof niet getwij
feld behoeft te worden. Zij gelooven in den
Heere Jezus Christus. Zie die vrouw, ze komt
van 150 K.M. ver en die man woont nog 50
K.M. verder. Wat zijn ze blij, dat deze ure voor
hen aangebroken is en ik heb ze daarom toege
sproken en aangespoord om nader te onderzoe
ken en hun geloof te belijden aan hun Javaan
sche broeders, die nog niet gelooven.
Behalve deze 15, die den Doop begeeren, zit
ten er nog anderen, die vroeger reeds gedoopt
zijn, in Djokja en Solo en Magelang en Kedin
en Keboemen en Salatiga enz. enz. Vroeger heb
ben ze op Java reeds aangezeten aan den Heili
gen Disch, maar sedert ze hun land verlaten
hebben en nu in Deli wonen, zijn ze afgezakt,
in zonden gevallen, niet staande gebleven. Maar
de goeroe heeft ze opgezocht en toen ze weer
hoorden in hun eigen taal van de dingen, waarin
zij vroeger waren onderwezen, leefde het ver
borgen werk Gods weer op en ze begeerden be
lijdenis te doen van hun afzwervingen en in de
gemeente te worden opgenomen.
(Wordt vervolgd)
ZEEUWSCH-VLAAMSCHE BRIEVEN.
Zaamslag, Augustus 1935.
Tegenwoordig is Prof. Dr. T. Hoekstra in
„Het Ouderlingenblad" bezig met de teekening
van Hollanders, Friezen enz. in hun bizonder-
heden en eigenaardige kenmerken.
In het Meinummer waren de Zeeuwen aan de
beurt. Hetgeen hij over de bewoners van onze
provincie zegt is natuurlijk vooral voor ons van
belang. Daarom wil ik in dezen brief aan dit
artikel een enkele opmerking vastknoopen.
Als niet-Zeeuw heb ik aan onderscheidene
Zeeuwen gevraagd of zij de kenschetsing juist
achten. Over 't algemeen was het antwoord dat
te veel gegeneraliseerd werd. De Friezen vertoo-
nen één type, maar onder de Zeeuwen, die vaak
ver van elkander leven en door het water van
elkaar gescheiden zijn, is groot onderscheid, zoo
dat wat voor den een geldt niet van toepassing
is op den ander.
Inderdaad is het verschil soms groot. De men
schen, die met onze provincie niet bekend zijn,
meenen dat de Zeeuwen zeer gemoedelijk zijn,
meestal een leerstellige preek weinig waardeeren
en vooral een woord voor het hart vragen. Men
wijst dan ook op sommige streken, waar het
geestelijk leven een ziekelijk karakter vertoont
en het conservatisme ongelooflijk sterk is.
Welk een verschil in „ligging" is er echter
tusschen gemeenten in verschillende deelen van
onze provincie
Toen ik uit Friesland kwam in Zaamslag was
ik eerst bevreesd dat mijn niet-gemoedelijke pre
diking wellicht niet gewaardeerd zou worden.
Spoedig bemerkte ik echter tot mijn vreugde dat
een degelijk-schriftuurlijke preek, waarin de toe
passing werd opgebouwd uit den tekst en de
hartelijke, warme toon niet ontbrak, bij de ge
meente ingang vond. Ik kon dezelfde wijze van
preeken volgen in Friesland en in dit deel van
Zeeland.
Prof. Hoekstra prijst den Zeeuw om zijn rond
heid. Hij draait er niet om heen, hij zegt waar
het op staat, hij is een eerlijk man, hij heeft liefde
tot de waarheid en is een vijand van alle on
eerlijkheid, van bedriegerij en kruiperij. Wij we
ten uit ondervinding dat er ook Zeeuwen zijn,
die er juist zóó om heen draaien en hun gedach
ten weten te verbergen, dat ge nooit weet wat
ge eigenlijk aan hen hebt. De Friezen zeggen
meestal, hetgeen ze tegen u hebben, u recht in
't gezicht (soms op onaangename wijze). Onder
de Zeeuwen zijn uiterst-vriendelijke en voorko
mende menschen, maar tegenover anderen spre
ken ze met heel wat minder waardeering over
u dan tegen uzelf. Zij kunnen heel moeilijk iets
onaangenaams zeggen en zwijgen dan liever.
lachte Tjaard. „Maar dat neemt niet weg, dat
je je moet inbinden. Heino is op den verkeerden
weg, dat staat vast. Zelfs al is niet waar, wat
wij vermoeden. Geloof je niet, dat God hem
op de een of andere wijze zal tegenkomen Is
het niet veel beter, het aan den Heere over te
laten in plaats, dat wij min of meer smalend
over hem spreken
De spontane Truus vlijde zich tegen haarman
aan.
„Je hebt, als altijd, gelijk, Tjaard. Ik kom er
toch niet verder mee. 't Is alleen in mij komt
alles in opstand, als ik er aan denk, dat Heino
Martha, die hij liefheeft, schandelijk heeft be
handeld, alleen, omdat zij geen geld bezit en dat
hij zich verlooft met een rijk meisje, dat hij niet
liefheeft, zooals dat behoort."
„Maar dat weten wij toch niet Kun jij in
Heino's hart lezen En bovendien, al was het
waar
„Hoor eens, Tjaard, een vrouw ziet scherper
dan een man
„En jij ziet heel scherp", moest hij erkennen.
„Stil nu. Een vrouw ziet in die dingen meestal
scherper dan een man. Misschien is het meer
intiutie, ik weet het niet. Maar ik blijf gelooven,
dat dit geen verbintenis uit liefde is. Het is best
mogelijk dat Heino het denkt maar daarom is
het niet zoo. Martha is de vrouw, die Heino
liefheeft. Ik ben er van overtuigd, zonder dat
ik bewijzen, zonder dat ik zekerheid heb."
„Goed, kind, laat ons dat aannemen. Je wéét,
dat ik het ook vermoed. Maar dan verandert
dat niets aan mijn woorden van zooeven, name
lijk dat wij medelijden met Heino moeten hebben.
Hij is niet beter en niet slechter dan wij. Hij is
Leid echter uit zwijgen niet af dat men 't altijd
met u eens is
Ik heb eens een Fries, die met de Zeeuwen
onmogelijk overweg kon, hooren zeggen (ik laat
die opmerking natuurlijk voor den man zelf):
de Zeeuwen zetten iemand met vriendelijk ge
zicht de gifbeker aan de lippen. Ze zijn rond,
d.w.z. ge kunt ze nergens beetpakken.
Prof. Hoekstra wijst op het conservatisme van
den Zeeuw. Hij is conservatief in zijn kleeder
dracht en bedrijf, conservatief in den eeredienst,
conservatief in den kerkzang. Langzaam, zeer
langzaam wordt de psalm gezongen. Uw gezan
genbundeltje kunt ge wel thuis laten.
Ook deze teekening is niet van toepassing op
Zeeuwsch-Vlaanderen. De z.g. Axelsche kleeder
dracht is bij de mannen bijna geheel verdwenen
(alleen de oudere houden vaak ook omdat
„veranderen" geld kost aan de oude dracht
vast). Ook de meisjes, die in Axelsche dracht
gekleed gaan, zijn tegenwoordig te tellen. Na
tuurlijk er zijn ook hier conservatieven, die al
wat nieuw is afkeuren, omdat 't in strijd is met
wat men altijd gewoon was. Maar velen voor
al onder de jongeren zijn niet bang voor 't
nieuwe, als 't niet verkeerd is, en staan voor
deugdelijke argumenten open. Reeds jaren heb
ben wij hier het stelsel van vaste, vrijwillige bij
dragen en met verbazing hoort men 't, dat zelfs
in sommige steden de plaatsen nog verhuurd
worden, soms zelfs voor verschillenden prijs.
Het is trouwens heelemaal niet waar, dat het
ergste conservatisme in de dorpen te vinden is.
De eenige kerk, waar men mij als candidaat er
een verwijt van maakte, dat ik niet met witte,
doch met zwarte das preekte, was een groote
stadskerk.
Ook hier zijn broeders en zusters die de „nieu
we" gezangen niet meezingen. Maar niemand
denkt er aan de kerk te verlaten. De groote
meerderheid zingt van harte mee, ook oudere
broeders. Toen we hier, na het Avondmaal ge
vierd te hebben, konden zingen „Jezus, uw ver
zoenend sterven, blijft het rustpunt van ons hart",
zeide een hoogbejaarde broeder ('n Zeeuw):
Wat is 't jammer dat ik op mijn ouden dag dit
lied pas in de kerk mag zingen
Zeer terecht wijst Prof. Hoekstra op het ge
vaar van independentisme. Een Zeeuw wil vrij
zijn, voelt zich onafhankelijk. Het gezag van
classis en synode wordt niet altijd erkend. Een
predikant heeft 't weieens moeilijk om den ker-
keraad te overtuigen van de noodzakelijkheid
om de door de gezamenlijke kerken vastgestelde
bepalingen te eerbiedigen.
Dr. Hoekstra eindigt zijn opstel met een op
merking die (helaas ook door ons als juist
moet worden erkendsommigen willen een
„zware" preek, maar zijn zeer „licht" in het leven.
Hij zegt hierover Er zijn Zeeuwen, bij wie
tusschen de leer en het leven een ontzaglijke af
stand ligt en die door hun zondige strevingen en
emoties niet gemakkelijk afstand willen doen van
allerlei ongerechtigheden. Mij zijn ten minste ge
vallen bekend van jongelingen en jongedochters,
die op een kermis zoo te keer gingen en aan
zulke ergerlijke zonden zich schuldig maakten,
dat ongeloovigen zich afvroegen zijn dit kinde
ren van Gereformeerde ouders De losheid van
zeden bij sommigen is bekend. En toch 's Zon
dags met een vroom gezicht en een dik boek
onder den arm naar de kerk gaan en 's Woens
dags zich aan onzedelijke daden overgeven of,
gelijk anderen doen, de kat in het donker knij
pen, zijn gedragingen die niet met elkaar in over
eenstemming zijn, ja die tegen elkaar vloeken.
A. B. W. M. KOK.
GODS GENADEVERBOND MET ONS EN
ONZE KINDEREN.
Van br. C. J. Noordhoek te Kamperland ont
vingen we een referaat door hem gehouden op
een vergadering van de Schoolvereeniging in zijn
woonplaats. Dat referaat was in dien kring met
groote belangstelling aangehoord en velen zou
den het daarom nog weieens willen lezen, waar
om verzocht werd het in de Kerkbode op te
nemen.
Gaarne voldoen we aan dat verzoek en laten
het hier dan onveranderd volgen.
HEIJ.
Als we dit onderwerp gaan behandelen, komt
allereerst de vraag aan de orde, wat verstaan
wij onder het woord „Verbond".
Dit is in 't algemeen genomen, de naam, voor
verstrikt in de zonde van de geldzucht, waaraan
hij alles zou opofferen. Als de Heere hem niet
tegenkomt, is mijn broer reddeloos verloren. Het
is ontzettend. Wij hebben gelachen op het ver
lovingsfeestje, wij hebben op de receptie mede
de gelukwenschen aanvaard, maar ons hart heeft
geschreid, hé, Truus? Wij zijn gegaan voor
moeder en omdat Heino onze broer is en blijft,
maar de klove hebben wij gezien. Laat ons veel
bidden voor Heino."
„Ja", zeide zij.
De klove, waarvan Tjaard sprak, voelde me
vrouw Heerema twee weken later, toen het pas
verloofde paar enkele dagen in Groningen ver
toefde, even diep.
Truus had haar verteld van het verloop in
Amsterdam. Zij had haar Gretha geschilderd als
een goed, lief meisje. En dat had zij, bij de ken
nismaking, moeten beamen. Gretha was een aar
dig kind, dat zielsveel van Heino hield. Zij zou
een ideale vrouw voor haar jongen zijn, als daar
niet was de klove tusschen de beginselen. Want
al had Heino die vaarwel gezegd, al had hij
zijn doop en zijn openbare belijdenis verloochend,
hij wist den goeden weg en de mogelijkheid had
altijd nog bestaan, dat een vrouw, als Martha,
Heino tot God had teruggeleid, al had de Heere
dan ook geen menschen noodig, om Zijn raad te
volvoeren. Maar een vrouw, als Gretha, kon
Heino niet weer voeren op het pad ten eeuwigen
leven, want zij was onwetend als een kind in
de wieg.
(Wordt vervolgd)