FEUILLETON KLATERGOUD KERKNIEUWS* Prof. Aalders trekt het wetenschappelijk ka rakter van deze theologie in twijfel. Haar publi caties doen meer (volgens A.) aan journalistiek dan aan wetenschap denken. Hij wijst er ook op, dat er lang voordat deze „Nieuw-Germaansche" theologie opkwam, reeds sprake was van een streven naar germaniseering van 't Christendom en van den godsdienst in het algemeen. Reeds 1900 nam deze germanisee- rende streving hand over hand toe. Toen lieten sommigen de religie al opgaan in geestdrift voor bloed, ras en volk, bepaaldelijk voor het Ger- maansche bloed, het Noordsche ras en het Duit- sche volk. Bij de revolutie van 1933 zijn deze strevingen en beschouwingen tot vernieuwde kracht gekomen, zoodat het er nu om gaat de „Germaniseering van het Christendom" tot stand te brengen, ja een einde te maken aan de twee duizend-jarige geschiedenis der onbegrensde heerschappij van het Christendom. Ten slotte is dat Christendom „eine Fremd- religien", een vreemde godsdienst. En deze ideeën worden maar niet door enkele heethoofden ge propageerd. Neen, deze godsdienst-filosofie wil zich op elk gebied, op economisch, sociaal en politiek, maar ook op juridisch, ethisch en reli gieus gebied, bewust worden van haar „Nieuw- Germaansch" bestaan. Een hoogleeraar te Kiel, de „theoloog" Hermann Mandel is de systema ticus van deze theologie en heeft voor haar reeds een eigen dogmatiek opgebouwd. Hoe erg de toestand is, blijkt uit wat de dag bladen meldden aangaande den te Stuttgart ge- publiceerden „Germaanschen Bijbel", die het Evangelie der Germanen bevat. In dezen bijbel staat ook een Germaansche geloofsbelijdenis, die den tekst van de Apostolische Geloofsbelijdenis op den voet volgt en als volgt aanvangt„Ik geloof in den mensch, den machtigsten heer van alle dingen en krachten op aarde. Ik geloof in den Germaan, Gods geliefden anderen zoon, den heer van zichzelf" Het stemt tot blijdschap, dat velen in Duitsch- land ernstig protesteeren tegen deze verdwazing. Eenige weken geleden hield General-superinten dent D. Dibelius een voordracht over de rol, welke het Christendom heeft vervuld in de Duit- sche geschiedenis. In deze rede hooren we ge lukkig andere klanken. Wij protesteeren sprak Dibelius tegen een tendentieuze weergave der geschiedenis. Wij staan thans voor een groot opgezette poging, te bewijzen, dat het Christen dom een rustverstoorder is in de Duitsche ge schiedenis. Men wil ons van dezen „Fremdkör- p(er" vrijmaken om ons dan tot een nieuw hei dendom op te voeden. Met deze volksopvoeding is men allang bezig. Als typisch voorbeeld noem de hij den veelbesproken „boerenkalender", waar de christelijke feestdagen genegeerd en hei- densche symbolen aangegeven worden. Tijdens een radio-voordracht kon men zekeren Dr. Treifer eenigen tijd geleden hooren beweren, dat de leer van het heil der verlossing slechts een belemmering is voor de literaire weergave van het heidendom. Dibelius ziet in de vervalsching der geschie denis een ernstig volksgevaar. Pas het Christelijk geloof heeft het Duitsche volk tot een sterk volk gemaakt. De Duitsche geschiedenis begint eigen lijk pas met den overgang van verschillende stammen tot het Christendom. Men zou Maarten Luther graag als het ideaal van den Duitschen held vieren, maar op den rijksdag te Worms stond deze reformator niet in de eerste plaats als Duitscher, maar als ge- loovig Christen. Met de vertaling der Heilige Schrift wilde hij het Duitsche volk het Evangelie der genade schenken. Met de volgende woorden, die hoop voor de toekomst geven, eindigde D. Dibelius zijn aan grijpende toespraak„Van onze componisten behoef ik slechts Bach en Hande! te noemen, om het contact met onze Christelijke kerk te bewijzen. De Groote Keurvorst voelde zich als over tuigd Calvinist reeds als kroonprins door God geroepen, den geest van vroomheid bij zijn volk te bevorderen. De geschiedenis van het Huis Hohenzollern is steeds nauw verbonden geble ven met een positief christendom. Bij de machtsovername is ons den eersten Fe bruari 1933 door onzen Leider toegezegd „De regeering zal het Christendom als de eenige ba sis van moraal en familieleven in haar bescher ming nemen". Daar houden wij aan vast en wij noemen het zelfoverschatting, wanneer sommi gen meenen, dat 't ook wel buiten God kan. Wij wenschen geen scheiding tusschen kerk en staat, maar wel een scherpe scheiding tus schen Christelijk geloof en Duitsch heidendom DOOR H. KINGMANS 33) De morgen bracht geen verandering in haar conclusie. Zoo spoedig er dien dag een gunstige gelegenheid zich voordeed, zou zij haar „tante" er van in kennis stellen. En die gelegenheid deed zich al spoedig voor. Mevrouw Heerema, die een vrijwel slapeloozen nacht had doorgebracht, toonde haar, na een korte inleiding, het portret van Gretha Salomons. ,,'k Heb het je gisteravond niet willen laten zien, maar dat behoeft toch niet", zeide zij ter verontschuldiging. „Ik weet, dat je sterk bent in God. Hij steune en schrage je." Zonder een woord te spreken, bekeek Martha de foto. Toen zij die haar tante teruggaf, blonk in haar oog een traan. „Ik ben niet zoo sterk, als u denkt, tante. Wat u mij gisteravond hebt verteld, heeft mij geducht aangegrepen. Het heeft mij zelfs ge bracht tot een besluit, dat ik u wil meedeelen. Tante, het is mij niet mogelijk, hier in huis te zijn, als Heino met zijn meisje komt." „Dat begrijp ik, kind. 't Heeft mij gisteravond zeer bezwaard. En het bezwaart mij nog. Maar je zoudt kunnen doen, als de eerste maal, toen Heino Wij kunnen en mogen ons als Evangelische christenen terwille van ons geloof niet scheiden van wat ons door God is gegeven in het Evan gelie van Christus A. B. W. M. KOK. ONS GEZINSLEVEN EN DE HEILIGE SCHRIFT. 45. Is vloeken erg Dat vroeg een jongetje van zes jaar aan zijn moeder. „Moeder, is vloeken zoo erg 7" „Ja, mijn kind, vloeken is heel erg Dat is een groote zonde „Maar moeder, waarom is dat nu zoo erg „Omdat God dat heel streng verboden heeft „Maar wanneer vloek je dan „Als je de naam van God oneerbiedig en zon der nadenken maar uitspreekt." Toen nam die moeder haar Bijbel en zocht op Leviticus 24. „Luister maar eens even", zei ze. En toen las ze de verzen 10 tot en met 16. En het ventje luisterde aandachtig. Waarop moeder nog even in enkele eenvoudige woorden de inhoud weergaf„Hoor je wel Die jongen vloekte ook, dus hij nam de naam des Heeren zeer oneerbiedig in z'n mond. En toen moest Mozes hem buiten het leger brengen en daar, op een eenzame plaats, werd die jongen gestee- nigd. En toen lag hij daar doodOmdat hij gevloekt had Zóó erg is het, als we Gods Naam zóó maar oneerbiedig uitroepen „Maar de jongens zeiden het was geen vloe ker. „Welke jongens 7" „Wel, die op het schoolplein „Misschien leek het woord, dat je hoorde, er toch wel erg veel op En dat mag ook niet, mijn kind. Onthoud het altijd maar goed Tot zoo ver het onderhoud van ons ventje met zijn moeder. Wat een voorrecht, dat dit jongetje zich nog gedrongen gevoelde, zoo'n vraag aan zijn moeder te doen. Dat is een zegen van de invloed van ons Christelijk gezinsleven. Laten we die zegen maar dankbaar waardeeren Wat mooi ook van die moeder, dat ze haar kind zoo goed de weg wist te wijzen. En dat ze het Woord haars Gods liet spreken in al zijn ernst. Doen wij dat ook altijd op die wijze, tenminste ongeveer zoo Het kwaad van het vloeken is zoo groot. Zelfs bij vrij jonge kinderen. Dat komt, omdat ze het maar al te vaak hooren van anderen. Neen, we gaan niet vrij uit, als er in ons gezin niet wordt gevloekt. We hebben als ouders ook wel degelijk na te gaan, of buiten het gezin niet verderfelijke invloeden werken op onze kinderen. En daarbij komt, dat het gevaar van de zoo genaamde bastaardvloeken werkelijk niet ge ring is. Erger nog het komt voor, dat in onze gezin nen zelfs met die bastaardvloeken geen rekening wordt gehouden. Men acht die heelemaal zoo erg niet. En men hoort ze niet eens van zich zelf. Maar heeft er geen erg in, dat men ze zelf gebruiktEn waar is dan de grens Laten we toch uiterst voorzichtig wezen met die woorden, die niet als vloeken zijn bedoeld en die er maar een beetje op lijken Maar die toch de brug kunnen vormen voor het onbe dachtzaam en oneerbiedig uitspreken van den Naam des Heeren. En de kinderen nemen niets zoo gauw over als zulke woorden. Ze vinden, dat daar iets voornaams, iets groots in ligt. En als ze dan met recht kunnen zeggen „we hooren dat van vader en moeder ook dan wordt de zaak werkelijk droevig. Waarom gebruiken we dan ook zulke woor den Breek er eenvoudig mee, kort en goed. En let op uw woorden onderzoek, of er ook onder zijn, die in dit opzicht niet door de beugel kunnen. Beter ten halve gekeerd dan geheel gedwaald. En is dat voor u niet meer noodig, let er dan wel op, of het mogelijk ook noodig kan zijn ten opzichte van woorden van anderen. Van W. te W. L. S. D.V. Donderdag 1 Augustus a.s. zal vanwege de Geref. Jeugdcentrale te Middelburg een ge zellig samenzijn plaats vinden voor onze jongens en meisjes. Dat samenzijn zal worden gehouden in den Buitentuin aan den Tramsingel en aanvangen om 8 uur. „Dat gaat niet, tante", meende Martha beslist. „Wie zal zeggen, hoe vaak Heino komt En dan kan ik toch niet steeds heengaan Ik geloof trouwens, dat Heino het prettiger en aangenamer vinden zal, als hij weet, dat ik hier niet meer ben. Het is volstrekt niet onmogelijk, dat zijn verloofde een ietwat zonderlinge verhouding bespeurt en daarover gaat nadenken. Het is ook best mogelijk, dat zij iets, hoe of wat dan ook, gewaar wordt. Neen, het is voor alles en allen beter, dat ik heenga, hoe smartelijk dat ook is." Ondanks het vaste besluit, dat zij genomen had, brak Martha in snikken uit. „Moet ik dus, behalve Heino, jou, mijn aan genomen dochter, ook nog verliezen kreet mevrouw Heerema. „Ik geloof, dat het moet, tante." „Denk je heusch, dat de Heere dat offer van ons beiden vergt 7" „Ik geloof het vast, tante." „Ik kan het nog niet inzien, Martha. Laten wij er thans niet meer over spreken. Het grijpt mij te veel aan. En laat ons er dan vandaag en morgen nog eens over denken, of er niet een andere uitweg is. Ik kan je niet missen, mijn kind, mijn dochter, mijn eigen dochter." Martha legde haar hoofd op den schouder van mevrouw Heerema. En de beide vrouwen snikten Dien middag, op het tijdstip, dat mevrouw Heerema lag te rusten, kwam Truus op bezoek. „Moeder heeft zeker een kaart of brief van Heino ontvangen 7" vroeg zij. Mij is gevraagd, daarvoor een opwekkend woord te schrijven. Dat wil ik heel gaarne doen. Jongens en meisjes, jelui naoogt daar niet weg blijven. Daar is op den lsten van Oogstmaand in de avonduren jelui plaats. Daar wil de M. G. J. C. jelui doen zien, dat wij, om echt pleizier te hebben, de kermis heusch niet noodig hebben. Ja, sterker nog, de echte vreugde wordt niet op de kermis genoten, waar men God er buiten laat en alleen de begeerten van het eigen hart volgt. Zij wordt daar gesmaakt, waar men God erkent als de Bron der ware blijdschap. Waar men Hern met vrijmoedigheid vragen kan om een ze gen over wat men zal genieten. Waar men Hem ook voor het genotene kan danken. Welnu, zulk een avond van echt genoegen wil de M. G. J. C. jelui a.s. Donderdag bereiden. En daarom, nog eens, komt 1 Augustus allen naar den Buitentuin. D. BREMMER. Middelburg, 24 Juli 1935. Door de medewerking van een aantal heeren, die èn hun persoon èn hun auto belangeloos dis ponibel stelden voor ons Rusthuis, hebben we begunstigd door prachtig zomerweer, een genot vollen middag mogen hebben op een rondrit langs Walcheren's schoone kusten. Te Domburg werd uitgestapt, waar allen wer den onthaald. LI hadt ze moeten zien smullen. Daarna werd de rit voortgezet langs den machtigen zeedijk met z'n schoone vergezichten links en rechts, via Westkapelle, Zoutelande, richting Vlissingen, waar nogmaals werd gerust en genoten van iets, wat op reis altijd smaakt. Maar ook aan dat heerlijke zitje met z'n schoon uitzicht op de Schelde, die op dat uur de mail boot te zien gaf, kwam een einde, waarna met een rondrit langs de Boulevard en een groet aan Michiel het weer huistoe ging. Het Bestuur met vader en moeder kan met dank terugzien op den geslaagden middag voor onze verpleegden. Wat waren ze opgetogen en dankbaar voor deze heerlijke rit. Allen, die daartoe hebben medegewerkt, onzen hartelijken dank. Namens het Bestuur, J. LEIJNSE. VRIJE UNIVERSITEIT. De vierde faculteit. In haar wis- en natuur kundige faculteit heeft de Heere de Vrije Uni versiteit tot hiertoe bijzonder gezegend. Het groote bedrag, dat noodig was om het laborato rium in te richten, waarbij niet alleen met de eischen van onderzoek en onderwijs, maar ook met de vrij hooge eischen, die de gemeente Am sterdam stelt, te rekenen viel, is nog juist, vóór dat de crisis zich ernstig begon af te teekenen, door de vrienden van de Vrije Universiteit bij eengebracht. God heeft een aantal hoogleeraren geschon ken, die met groote toewijding en ijver hun ambt vervullen. En studenten zijn er gekomen, veel meer dan men had durven hopen. Dat zijn "gróotë "weldaden, waarvóór ootmoe dige dankbaarheid past. Die dankbaarheid wordt helaas nog niet over al gevonden, waar ze mocht worden verwacht. Ik denk aan de menschen, die vinden, dat de instandhouding van een Wis- en Natuurkundige faculteit meer kost, dan ons Gereformeerde volk kan betalen. Ik volsta nu maar met de herinne ring, dat herhaaldelijk is aangetoond, dat dit onjuist is, mits waarlijk alle liefhbbers van de Gereformeerde waarheid zich achter de Vrije Universiteit stellen. Ik denk nu bijzonder aan de mannen van het vak, waaronder er nog altijd zijn, die heel den arbeid van de vierde faculteit met schouder ophalen voorbij gaan. Twee bezwaren heeft men dan. Het eerste, het belangrijkste, is, dat voor de beoefening van Wiskunde, Natuurkunde, Scheikunde 't Gerefor meerde beginsel van geen beteekenis is en dat daarom deze studiën wel aan de Openbare Uni versiteiten kunnen worden overgelaten. Men mag vragen, hebben die zoo spreken, dan nooit gelezen, wat in vroeger dagen, toen van de inrichting van een vierde faculteit nog geen sprake was, met name door Woltjer en Bavinck over dit onderwerp is geschreven Zeer zeker, een proef zal in het ééne labora torium, bijzaken daargelaten, niet anders verloo- pen dan in het andere en berekeningen kunnen „Ja, een brief", antwoordde Martha met be wogen stem. „O, wij een kaart. Dus je weet het ook al. Enfin, Heino heeft zijn zin", meende Truus sar castisch. „Hoe bedoel je dat 7" vroeg Martha. „Hij wilde immers een vrouw met geld Nu, die heeft hij nu. 'k Hoop voor hem, dat er ook nog een weinig liefde in het spel is." „Truus „Ja, je zult mij wel weer onbarmhartig vin den. Maar ik kan dat gehuichel niet hebben, 't Is Heino alleen om het geld te doen. Als het hem maar niet ten verderve brengt." „Je moogt dat niet zeggen", meende Martha heftig, Heino verdedigend. „Het is zeer wel mo gelijk, dat hij van dat meisje houdt." „Natuurlijk is dat mogelijk. Ik hoop het. Maar gelooven doe ik het voorshands niet." „Je bent onbillijk. Heino zal toch niet weifelde Martha. „Dat meisje bedriegen, bedoel je En wat heeft hij jou dan aangedaan Martha zweeg. Het liefst wilde zij Heino ver dedigen, maar zij ging inzien, dat die taak ver van gemakkelijk was. „Wat heb je opeens tegen Heino 7" vroeg zij dan. „Het was toch te voorzien, dat een be richt als dit eenmaal komen zou 7" Truus verbaasde zich over de kalmte van Martha, hoewel zij zeer wel begreep, dat het jongste bericht uit Amsterdam haar geschokt moest hebben. „Ik heb niets tegen Heino", verklaarde zij. „Hij is een beste, brave jongen. Alleen hij overal worden gemaakt. Maar men gaat toch niet in het wilde weg proeven doen Men hoopt iets te vinden, men heeft zijn redenen, waarom men het zóó doet en niet anders. Men doet zijn proeven in verband met zijn uitgangspunt, be wust of onbewust. Bij de wiskunde zijn juist in onze dagen de beginselen bijzonder in het geding gekomen. En dat bij de plant- en dierkunde, die toch ook tot deze faculteit behooren, het beginsel van groot belang is, is voor ieder duidelijk. En nu een ander bezwaar. Laat mij het wat huiselijk mogen uitdrukken, in den vorm, waarin men het nog al eens hoort het wordt toch niets! Waar moeten we de mannen vandaan halen en het geld Is het niet bijzonder ondankbaar zóó te spre ken in een tijd, waarin God ons juist op deze punten verrassend heeft geholpen, een tijd, waar in aan de openbare universiteiten ingrijpend moet worden bezuinigd Dr. Kuyper heeft de oprich ting van de Vrije Universiteit een geloofsstuk genoemd. Indien hij en zijn medestanders naar de hier bestreden theorie hadden geleefd, was er inderdaad nooit iets van geworden. Maar ze hebben het in het geloof gewaagd en het is door de genade Gods van een rijsje wel nog geen boom, maar toch reeds een flinke plant geworden. Als het niets wordt, is dat voor een belangrijk deel de schuld van hen die zich onttrekken. Als allen medewerken en wel vooraan zij, van wie in de eerste plaats medewerking mag worden verwacht, wordt het niet slechts iets, maar wordt het veel, als God Zijn zeqen qeeft. 5-'35. F. W. G. TWEETAL TE Surhuisterveen G. J. Hoytema te Twyzelerheide A. de Ruiter te Oude- en Nieuwe Bildtzijl. BEROEPEN TE Nieuwerkerk a. d. IJsselP. Toornvliet, Cand. te IJmuiden. Grijpskerke J. Plomp, Cand. te Rijswijk. Loenen a. d. VechtG. H. Schuppert, Cand. te Eefde. MijdrechtJ. Kapteijn te Kralingscheveer. AANGENOMEN NAAR Bruchterveld E. J. Wissink, Cand. te Wierden. VisvlietG. Meynen, Cand. te Baarn. De Heer C. van Nes, ber. miss. pred. der Geref. Kerk te Middelburg zal zich in Leiden voor den missionairen arbeid voorbereiden. Zijn adres is vanaf heden Geverstraat 40 A, Oegstgeest. Kerk en N.S.B. „De classis Enkhuizen heeft een duidelijke en voor geen tweeërlei uitlegging vatbare uitspraak gedaan over de N.S.B. Wij verblijden ons er over, dat zonder omwegen thans het volgende door de classis uitgesproken is De classis Enkhuizen der Gereformeerde Kerken heeft in haar vergadering van 8 Juli j.l. behandeld de kwestie der houding van de Gereformeerde Kerken tegenover de N.S.B. Zij aanvaardde eenparig de volgende con- clusiën Dat de beginselen der levens- en wereld beschouwing van de N.S.B. niet christelijk zijn, maar evolutionistisch en Hegeliaansch. Dat het doel van de N.S.B. de staat het hoogste ideaal, het één en het al, waarvan zij haar geluk en welvaart verwacht, en waaraan zij alles wenscht ten offer te bren gen, in strijd is met Gods Woord en onze Belijdenis, volgens welke wij de eere onzes Gods en de komst van het Godsrijk als het hoogste doel najagen. Dat de praktijk van de N.S.B. met de Chr. zedeleer in strijd is inzonderheid wat haar uitingen van zelfgenoegzaamheid en hoogmoed aangaat en wat de lastering van anderen betreft. Dat de verwezenlijking van het streven der N.S.B. blijkens haar eigen getuigenissen, en wat elders aanschouwd wordt, een groot gevaar beteekent voor de vrijheid der kerk en der school, alzoo voor de komst van het Godsrijk. Medewerking aan zulk een beweging ver- leenen, is dus een zich scharen onder de is aangetast door de geldkoorts. Hij heeft er alle ideëele waarden door uit het oog verloren hij is zijn geloof er door kwijt geraakt hij komt er door tot het doen van dingen, die niet fair zijn." „Dus je gelooftvroeg Martha, schier fluisterend. „Ik zal je precies mijn meening zeggen, Mar tha, zooals altijd. En Tjaard vermoedt ook, dat het zoo is, al kunnen wij ons natuurlijk vergis sen. De goede Heino, of, laat ik zeggen, de nog niet door geldzucht aangetaste Heino, heeft jou gevraagd, omdat hij je lief had. Dat is geen hui chelen geweest. Maar daarna heeft de zucht naar geld, naar bezit hem te pakken gekregen en daarin past niet een arm meisje, als jij. Vandaar, dat hij de relatie verbrak, in ieder geval met zijn verstand. Of hij het met zijn hart gedaan heeft, weet ik niet. Hij moet voor zijn doel een rijk meisje hebben. En daarom zeide ik zooeven: hij heeft zijn zin. Zóó zien Tjaard en ik het geval. En ik geloof, dat moeder er precies zoo over denkt, al spreekt zij het niet uit, wat haar, als moeder, niet kwalijk te nemen is." „Ik kan mij niet voorstellen, dat het alles koude berekening van Heino is", dacht Martha. „Dat pleit voor je kind", zei Truus hartelijk. „Je moogt het goede van hem denken, maar daarbij moet je toch rekenen met de werkelijk heid. En ik geloof, dat wij die juist zien. Overi gens zal de tijd dat vanzelf wel leeren. Gaat moeder met de verloving naar Amsterdam 7" „Tante heeft het plan niet." „Dat dacht ik wel. Kind, wat is het voor jou toch een sneu geval." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1935 | | pagina 2