No* 24 Vrijdag 14 Juni 1935 49c Jaargang WEEKBLAD VOOR DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND* UIT HET WOORD* DADERS DES WOORDS. UIT DE HISTORIE. ZEEUWSCHE KERKBODE REDACTIE: Ds. A. C. HEIJ TE KOUDEKERKE. MEDEWERKERSD.D. L. BOUMA, W. M. LE COENTRE, F. J. v. d. ENDE, A. E W. M. KOK, F. STAAL Pzn., A. SCHEELE en R. J. VAN DER VEEN ABONNEMENTSPRIJS: per halfjaar bij vooruitbetaling ƒ2.-. Afzonderlijke nummers 8 cent. ADVERTENTIEPRIJS15 cent per regelbij jaarabonnement van minstens 500 regels belangrijke reductie. UITGAVE VAN DE PERS VEREENIGENG ZEEUWSCHE KERKBODE ADRES VAN DE ADMINISTRATIE: FIRMA LITTOOIJ OLTHOFF, MIDDELBURG Berichten, Opgaven Predikbeurten en Advertentiën tot Vrijdagmorgen 9 uur te zenden aan de Drukkers LITTOOIJ OLTHOFF, Spanjaardstraat, Middelburg. TELEFOON 238. GIRONUMMER 42280 GEESTESLEIDIN G. Want zoovelen, als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods. Rom. 8:14. Neen, niet ieder is dus kind Gods. Alleen, die geleid wordt. Leiding is zóó noodig, om kind des Heeren te zijn. Geestesleiding Als ge dus door uw geest of een geest geleid wordt, wanneer ge een vroom gevoel in uw binnenste ontwaart, en ge gedron gen wordt tot een vroom deugdzaam leven vol plichtsbetrachting, dan zijt ge een kind Gods O, neen Lees toch goed Zoovelen, als er door den Geest Gods geleid worden. Dat is heel wat anders, dan een vroom gevoel of een vrome er varing, die ge nu en dan eens in uw binnenste ontdekt. Er is een onheilige geest en er is de Heilige Geest Gods. Een onheilige leiding en een heilige leiding. En het Pinksterfeest, dat weer achter ons ligt, roept ons toe, gèèn ander „lei dingsbeginsel" te volgen, dan de leiding van den Heiligen Geest. Er is een leven naar het vleesch en een leven naar den Geest. „Want die naar het vleesch leeft, zal sterven, maar indien gij door den Geest de werkingen des lichaams doodt, zoo zult gij leven" (vs. 13). Het is toch van het grootste belang voor u te weten, of ge een kind Gods zijt. Het raakt uw eeuwig wel of uw eeuwig wee. Immers wat ge ook doet, of waarheen gij ook gaat, altijd zijt ge bezig te gaan naar de zaligheid tóe, of van de zaligheid af. En nu noemt de apostel hier hèt groote kenmerk van Gods kin deren het geleid worden door den Geest Gods. En wie wil daar geen zekerheid van hebben Onzekerheid werkt toch zoo drukkend. Twijfel verteert onze kracht. De geloovige dorst naar vastheid, naar waar heid, naar zekerheid. Nu behoeft volgens Gods Woord onzekerheid niet te bestaan, en zoo zij soms of menigmaal in de ziel gevonden wordt, en de mensch heen en weer geslingerd wordt een chronische twijfel behoeft niet te bestaan. Er is toch geschreven„zoovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods". Wie toch door dien Geest geleid wordt, is uit de duisternis gebracht tot het licht. Hij is een kind van God, vernieuwd naar Zijn Beeld hij heeft ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door dien Geest wordt hij geleid. Nu is er ook veel valsche leiding, veel onware leiding. Niet alleen, dat velen meenen, dat plichtsbe trachting en godsdienstig leven hen in den hemel brengt, maar ook zijn er in onze christelijke, ge reformeerde kringen die, los van het Woord, die leiding des Geestes zien in bepaalde nieuwe openbaringen, of in het verzinken in eigen ziele- leven, of in bepaalde stemmingen. Doch zoo is het niet. Wanneer wij zekerheid willen hebben, waarin die leiding des Geestes zich openbaart, dan geeft God ons een duidelijk antwoord. Wij moeten hier vooral op het verband acht geven door het woordje „want" aangeduid. De Schrift verklaart de Schrift. We lezen toch in het vorige vers„wie naar het vleesch leeft, zal sterven, maar wie de werkingen des lichaams door den Geest doodt, die zal leven, want zoovelen Hier blijkt dus uit, dat met het „dooden van de werkingen des lichaams" en met het „geleid worden door den Geest Gods" precies hetzelfde bedoeld wordt, of ook het „wandelen naar den Geest" (vs. 1, 4). Het gaat dus hier over het leven der heilig making. De apostel heeft hun, bij wie dit leven der heiligmaking (het dooden van de werkingen des lichaams) aanwezig is, verzèkerd, dat ze niet in den dood zullen ondergaan, maar het eeuwige leven zullen verkrijgen. En dan gaat hij hun in dit vers den grond van deze verzekering aan wijzen „want zoovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods". Wie dus in heiligmaking wandelen, die worden door dien Geest geleid. Het wandelen der ge- loovigen naar den Geest is niet uit den geloovige zèlven, maar vrucht van het werk des Geestes in hem. En dat werk des Geestes noemt de apos tel hier „leiden". Het geleid worden (er staat eigenlijk het in actie gezet, het gedreven wor den) door den Geest Gods, heeft dus niéts te maken met buitengewone ervaringen, maar be staat hierin, dat we door den Geest Gods in ons verstand verlicht en in onzen wil en onze genegenheden bestuurd worden om te doen, al wat Gode behaagt" (kantteek. St. Vert.). Zoo komt die leiding dus uit in ons handelen. En die wordt gezien in de vruchten, die ze afwerpt. En de vrucht des Geestes isliefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, 'goedertierenheid, goed heid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid (Galat. 5 22). Ook hier spreekt Paulus over de vrucht des Geestes. Het is het dooden van de werkin gen des lichaams, d.i. des zondigen vleesches, of van onzen van nature verdorven aard. En doo den kost strijd. Niet af en toe eens, maar voort durend. Een recht Christen is een strijdend Christen. De booze lusten in ons, verzetten zich tegen de doodende werkingen, die wij onder de leiding van den Heiligen Geest er tegen toepassen. Voortdurend wellen die begeerten weer op in de ziel, om ons af te trekken van den Heere. Het vleesch begeert tegen den Geest. Die zondige begeerten laten zich niet gemakkelijk onderdruk ken. En in dit leven worden zij nooit geheel ge dood. Maar toch, als het goed met ons staat, als wij geleid worden door den Geest, dan sterven wij telkens meer der zonde af. Zoo komt het nu voor ons zóó te staanVoe ren wij voortdurend strijd tegen de werkingen des lichaams, zijn wij steeds waakzaam tegen de aanvallen, telkens weer vanuit ons booze hart op ons gericht Indien ja, dan worden wij ge leid door den Heiligen Geest en dan zijn wij kinderen Gods. En indien wij kinderen zijn, zoo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen Gods en mede-arfgenamen van Christus (vs. 17). Nu wordt een geloovige dikwijls door zijn booze begeerten in een andere richting gedreven, dan hij krachtens zijn kindschap wil. Daarom moet ook zijn strijd zonder ophouden gevoerd worden. Ziende op den oversten Leidsman en Volein der des geloofs Jezus, Dewelke voor de vreug de, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht Een waar geloovige doorleeft in eigen persoon den strijd tusschen het vleesch en den Geest. Die strijd, als die steeds weer gestreden wordt, is een duidelijk kenmerk, dat wij kinderen Gods zijn. Strijden wij dan maar steeds dien strijd Van den vroegen morgen tot den laten avond, ook in nachtelijke uren als booze gedachten uit ons hart op ons kunnen aanstormen Strijden wij biddend dien strijd onder aanvoering des Geestes Dan zullen wij eenmaal als overwin naars uit het strijdperk treden. Die Geest van God heeft het alles uit Christus genomen, Hij leidt ons tot het Woord des Hee ren, brengt tot Christus en breekt af alle zonde immers Hij kan geen gemeenschap met de zonde hebben. Waar Hij is en werkt, daar komt strijd tegen en gebed om overwinning op het vleesch. Overwinning door den Geest van Chris tus. Wie dien strijd en dat gebed kent, wordt geleid door den Geest Gods. Lezer: kent gij die leiding? Strijdt gij dien strijd? Domburg. J. E. VISSER. DE OPENING DER VIER EERSTE ZEGELS Openb. 6 18. De ontzegeling der vier eerste zegels deed Jo hannes vreeselijke en ontzettende dingen aan schouwen. En van die dingen geldt dan, dat ze niet al leen geschiedden in den tijd, waarin Johannes leefde en kort daarna, en wederom zullen ge schieden in een late toekomst, waarin wij er misschien niet meer zullen zijn, maar dat ze zich in den loop der eeuwen telkens herhalen. Deze dingen herhalen zich óf in de achtereen volgende verschijning van de drie ruiters op het roode, zwarte en vale paard, zoodat na een oor log een hongersnood komt en na een hongers nood een epidemie óf, dat één of twee van die rampen de menschheid teisteren. Want in de verschijning der vier paarden wordt ons getoond wat herhaaldelijk, de eeuwen door geschiedt. En dat maar niet op één plaats, maar over de geheele aarde. Van die vreeselijke dingen hebben ook wij er beleefd en die dingen zijn er ten deele nog. Hoe heeft in onzen menschenleeftijd de groote wereldoorlog de velden rood gekleurd van bloed. En al was het dat er in ons land nog geen hon gersnood was, toch is het wel zóó geweest, dat het koren maar zeer schaarsch was en in kleine porties werd afgemeten en men alleen op brood kaarten brood kon krijgen. En wanneer we het wereldleven van nu over zien dan vinden we daar nóg de dreiging van den oorlog we vinden daar velerlei oeconomi- sche nood, zeker niet het minst door de werk loosheid. Er zijn nog groote groepen in ons we relddeel, die gebrek lijden, en er is ook nog sociale ongerechtigheid. En er is nog de dood, die rondwaart, zij 't al dat hij niet komt in de verschrikking van een epidemie. Geen wonder dus, dat de menschen pogen tegen die machten, waaronder het menschenleven al zooveel leed en die het nog altijd bedreigen, zich te verweren. Tegen den ruiter op het roode paard zoekt de mensch zich te verweren door een vredes- actie op groote schaal en door allerlei verbon den onder de volken. Tegen den ruiter op het zwarte paard door oeconomische maatregelen en sociale organisaties. Tegen den ruiter op het vale paard door maatregelen van hygiëne en een hooger opvoeren van de medische wetenschap. En op zichzelf is dit allerminst verkeerd te achten. Gods wet gebiedt ons, dat we onzen naaste zullen liefhebben als onszelf. En die liefde voor den naaste en voor onszelf vraagt, dat ook wij al het mogelijke doen om het vreeselijke van een oorlog af te weren. Die liefde vraagt, dat ook wij ons beijveren, dat er niemand gebrek lijdt en dat geen maatregel worde verzuimd, die de gezondheid kan bewaren of doen wederkee- ren. Geen oogenblik mogen we ons echter in den waan laten brengen, dat het in de macht van den mensch zou staan, die ruiters te weren. On danks dat alles kunnen ze toch komen en komen ze, wanneer Gods raad dat bepaalt. Ondanks dat alles, waarop de menschen meenden zich te kunnen beroemen, dat er geen oorlog meer ko men zou en geen gebrek, kwam toch de oorlog en het gebrek, kwam de groote nood voor de volkeren der aarde, want in al dat ijdele roemen was de groote zonde der menschen. Zoo leert ons hier het Woord Gods allereerst dit, dat God regeert naar Zijn raad. God is het, die macht geeft aan den ruiter op het roode paard en aan den ruiter op het zwarte paard en aan den ruiter op het vale paard. Naar Gods raad is het, dat het kwaad kwam, waaronder de volkeren zuchten. In de gemeente mag dan niet worden gevonden wat we in de wereld vinden. In de wereld ziet men alleen op de menschen. En de ééne mensch zoekt dan de oorzaak van het kwaad bij den anderen mensch en in het toornen op dien ander handhaaft hij dan zich zelf als één, die onschul dig zou staan aan de ellende. In de gemeente worde dan in de ellende op gemerkt ook het doen Gods, waarin Hij de zon den der menschen bezoekt en straft. En dan moet dat ook ons brengen tot de rechte verootmoedi ging vanwege onze zonden, waarmee ook wij den Heere redenen gaven tot toorn. En tot die ootmoedige erkenning der zonden moge dan dringen het tweede, dat het Woord Gods ons hier leert, als het verband legt tus schen de drie laatste ruiters en den eersten, die zat op het witte paard. Al die oordeelen moeten dienen tot bevordering van Gods Koninkrijk en den loop van het Evangelie van den Heere Jezus Christus. Bedenke dit de mensch, die zich nog tegen God zou verheven hebben en murmureeren over den druk, waaronder hij kwam. Ongetwijfeld deed God dan dat kwaad komen, maar God deed dit dan omdat Hij daarin nog met dien mensch rekening houdt, opdat zijn hart ontvan kelijk zou worden voor het Evangelie van Chris tus en hij zich daaraan zou gewonnen geven. Hij late dan af van zijn tegenstand en onderwerpe zich aan den Christus, 't Lam, dat geslacht werd. En als de gemeente bedenkt, dat al die noo- den nog moeten dienen voor de ruiters op het witte paard opdat het Evangelie nog overwinne, dan kan die gemeente nog den Heere danken, dat Hij zorgt voor de overwinning van Zijn Woord. Want dan mag de gemeente weten, dat de overwinning zal zijn voor het Lam en voor allen, die den Heere Jezus Christus toebehooren. PREDIKANTEN-CONFERENTIE. De volgende week Donderdag hopen dan de Zeeuwsche Gereformeerde Kerken in synodale vergadering saam te komen. Met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen, die in vele plaatsen in Zeeland op Woensdag 19 Juni vallen, wordt de Synode een dag later gehouden dan oorspronkelijk bepaald was. De afgevaardigden ter Synode kunnen zich dan van hun stemplicht kwijten. De kerken toonen ook hierin te verstaan de groote beteekenis van de actie, die op staatkundig terrein opkomt voor de eere Gods en de roeping van eiken Christen om ook op dat terrein den Naam Gods te be lijden met woord en daad. De predikanten-conferentie, die altijd op den dag vóór de Synode gehouden wordt, is nu op Woensdag gesteld. Maar alweer met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen begint ze pas 's middags om twee uur inplaats van. een morgen- en een middagvergadering, is er nu een middag- en een avondvergadering. Als referenten worden aangekondigd Ds. E. Beukema van Nieuwdorp en Ds. Joh. Spoelstra van Anna-Jacoba-Polder. Ds. Beukema hoopt het dan te hebben over „Het nieuwe Jeruzalem" en de volgende gedach ten nader te ontwikkelen 1. Onder het Nieuwe Jeruzalem verstaan wij de heerlijkheid Gods in Zijn verkoren volk, die openbaar zal worden in de voleinding. 2. Dan zal de gezegende Godsregeering door Christus haar rijkdom toonen de kerk zal dan als nieuwe menschheid gezien worden en het heiligmakend Geesteswerk zal dan in heerlijkmaking schitteren. 3. Het Nieuwe Jeruzalem is reeds door de aarts vaders verwacht, afgeschaduwd in Juda's stad en tempel, door de profeten voorzegd, in het N. T. genoemd, door Johannes op Pat mos in een gezicht gezien, en wordt door den verhoogden Middelaar toebereid. 4. In het Nieuwe Jeruzalem zal het eeuwig leven als verbondsleven ten volle genoten worden, en worden de schatten, die de geloovige zich in den hemel vergadert, uitgedeeld. 5. Het Nieuwe Jeruzalem zal, omdat Gods heer lijkheid zich in Zijn verkoren volk zal weer spiegelen, het centrum van Gods nieuwe schepping zijn. 6. Daar de belijdenis van de waarheid van het Nieuwe Jeruzalem de kerk, ook in dezen tijd, voor veel dwaling kan behoeden en haar hoop zuiver kan stellen, is de vraag gewet tigd, of onze symbolen op dit punt mogelijk eenigszins zouden kunnen aangevuld. Ds. Spoelstra kondigt als zijn onderwerp aan „De principieele eisch en de theoretische en practische mogelijkheid van de prediking van Gods Woord als Christocentrische predi king". Aan de jongere collega's deelen we hier nog mee, dat het bijwonen dezer conferentie hun zoo gemakkelijk mogelijk gemaakt wordt, omdat ze vergoeding van reiskosten ontvangen, hun ook een maaltijd wordt aangeboden en zij, die van 19 op 20 Juni willen overblijven gratis logies wordt verschaft in Middelburg, wanneer ze zich daarvoor zoo spoedig mogelijk opgeven bij den Scriba van den kerkeraad den heer D. H. Loo- dewijk, Lange Noordstraat, Middelburg. Moge het ook nu blijken, dat onze predikan ten dit alles op prijs stellen door een trouwe opkomst ter conferentie en moge zoo die con ferentie rijke vrucht dragen voor den dienst des Woords in onze kerken. HEIJ. De Farizeërs. Na hun groote macht onder koningin Sa- lampsio, wordt de positie der Farizeërs steeds zwakker. De beide zonen van Salampsio streden zooals we reeds opmerkten om de heerschappij. Dwaas genoeg haalden ze bij dien strijd de Romeinen in het land. Wel was Hyrkanus bij Jericho door Aristobulus verslagen, maar hij weet hulp te verkrijgen van koning Aretas van Arabië. Aristo bulus wordt in Jeruzalem ingesloten, roept de Romeinen te hulp, die gaarne, zeer gaarne aan dit verzoek gehoor geven. Als Aristobulus daarna eenige strubbeling krijgt met zijn redder Pompejus, betreedt deze laatste het heiligdom in Jeruzalem, ja gaat zelfs het Allerheiligste binnen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1935 | | pagina 1