VAN VERRE EN NABIJ.
FEUILLETON
KLATERGOUD
Hyrkanus en Aristobulus om den troon. Aristo-
bulus behaalt de overwinning. Maar tegen den
zin der Farizeërs, die geen koning meer wensch-
ten: hoe en waarom, daarover een volgende keer.
Gereformeerde Kerk van Middelburg.
Op de eerste vergaderingen van het jaar 1837
wordt weinig verhandeld dat van ingrijpende
aard is. Wel weten we, dat Ds. Budding toen
in een neerslachtige stemming schreef aan zijn
vrienden Wijnand en Wisse „Ik vrees dat het
met de scheiding eene afgesneden zaak is gelijk
ik inderdaad tenminste niet anders verwacht".
De Kerkeraad van Middelburg meent de
ijveraar te moeten ondersteunen met een bemoe
digend schrijven en ze verzoeken hem tevens
weer naar Middelburg over te komen.
(Zijn verblijf was nu te Rhenen) 22 Januari
1837 schrijft de Kerkeraad „Uedele weet, wat
gij ons belooft hebt, sedert dat gij van ons af
scheid genomen hebt in den avond van
wanneer wij u vraagden wanneer Uedele meende
weer in ons midden te zijn en gij bepaaldet het
op 14 dagen of iets meer, naar dat de zaken
zich schikten. En kort na dien verschenen tijd
vernamen wij, hebt Uedele een schipper gespro
ken, ik meen wel te Utrecht, aan wien gij ver-
klaardet als geresolveerd te zijn om mede te
varen naar Zeeland omdat uw roeping daar lag".
En werkelijk, nadat de veertien dagen om wa
ren, had Budding er over gedacht om naar Mid
delburg terug te keeren. En hij had met een
schipper afgesproken mee te varen naar Zeeland.
Maar hij was aan het uitstellen gegaan. Terug
getrokken en vol zware gedachten zat de onver
moeide prediker op zijn kamer terneer.
Verder schrijft de Kerkeraad: 22 Januari 1837.
Hij feliciteert Ds. Budding met zijn verjaardag,
19 Jan. 1810 was Ds. Budding geboren, maar
vooral verzoeken ze hem toch terug te keeren
naar Middelburg. En binnen enkele dagen is
Ds. Budding in de gemeente. Hij leidt vergade
ringen, zelfs de genoemde provinciale, doopte
en predikte en werd beboet. Want zooveel pree-
ken, zooveel beboetingen. Er is veel, heel veel
geleden in die dagen. In het oude land der vrij
heid was geen vrijheid meer, zoodat zelfs het
buitenland, Zwitserland en Amerika protesteerde.
A. H. OUSSOREN.
Amerika.
In „The Banner" komt een artikel voor over
de Calvinistische Hooge School te Chicago.
^Daarin wordt onder meer het volgende mee
gedeeld
„Het program van de Knickerbocker club was
slecht bezocht. De belangstelling voor de Hol-
landsche taal als het voertuig van de Holland-
sche cultuur verdwijnt langzamerhand. De jonge
menschen verstaan de taal van hun vaderen niet
voldoende om een program te waardeeren dat
wel verzorgd is en de ouderen, die het nog ver
staan, zijn even onverschillig als hun kinderen.
Het program moest een week worden uitgesteld
vanwege de buitengewone kleine belangstelling.
Dit alles is buitengewoon ontmoedigd voor de
rector van de Hollandsche leerstoel. Men kan
er zoo een flauw idee van krijgen met welke
groote moeiten hij te worstelen heeft
Jammer, dat men zoo het heden van de his
torie losmaakt. Jammer ook voor de band die
wij hebben aan de Christelijke Gereformeerde
Kerken van Noord-Amerika.
Frankrijk.
In de 53e editie van het Fransche jaarboekje
(protestant) zien we het volgende
dat het aantal predikanten bedraagt 1047,
waaronder 3 dames, 109 evangelisten en 22 Zen
delingen.
(Onze Gereformeerde Kerken tellen in Neder
land 749 predikanten.)
Ongeveer 1520 kerkgebouwen terwijl het aan
tal periodieken ongeveer 400 bedraagt.
Rusland.
Dr. Krop schrijft
„Op het laatste oogenblik bereikt mij telegra-
phisch het bericht, dat de H.H. Ds. Seib en Ds.
Deutschmann ter dood zijn veroordeeld, en de
predikanten Birth en Baumann tot 10 jaar
dwangarbeid.
Zoodat de tegenwoordige toestand, als men
niet alleen rekening houdt met de „Evangelische
Kirche", waarvan in deze brochure hoofdzakelijk
sprake is, doch met de heele Protestantsche Kerk
in de Sowjet-Republiek, als volgt is
27 predikanten in de gevangenissen of kampen
der G.P.Oe, en 20 in een betrekkelijke „vrijheid",
die echter elk oogenblik op het ergste bedacht
DOOR
H. KINGMANS
26)
„Ik neem het je niet kwalijk", zeide hij met
zachte stem. „Je bedoelt het natuurlijk goed,
zooals je het altijd goed met mij voor hebt. Vol
gens jouw inzicht moet je zoo spreken. Maar
ik kan het niet met je eens zijn. Je verlangt toch
zeker niet, dat ik je maar gelijk geef
„Alsjeblieft niet. Je moet eerlijk blijven voor
je zelf en niet iets zeggen, dat je niet meent,
'k Hoor je, hoe hard het ook is, liever zeggen
„ik geloof niet", dan „ik geloof", dat je niet
meent. God oordeelt tenslotte het hart. Maar
wat ik wel wil, Heino, het is ditjongen, denk
nu eens na over wat ik je heb gezegd. Je bent
op den verkeerden weg. Keer terug. Want op
deze wijze ga je eenmaal je ondergang tegemoet.
Je opvatting is in strijd met Gods Woord, dat
duidelijk zegt, dat wij in onze zonden verloren
zijn, maar dat wij in Jezus kunnen gered worden."
„Geloof je dat werkelijk
„Ik sta, Gode zij dank, niet te veinzen, jon
gen. Ik geloof in Jezus Christus. Ik weet, dat
mijn zonden vergeven zijn en vergeven worden
in Zijn bloed, dat ook voor mij gestort is. Als
ik die zekerheid niet had, dan zou ik geen leven
hebben."
Bijna plechtig klonken deze woorden, uitge
sproken op het smalle pad langs het Noord-
moeten zijn. Vallen ook dezen als slachtoffers
hünner overtuiging, dan is de Protestantsche
Kerk op l/o der bewoonde aarde niet meer
En de Christenheid zou niet in opstand komen,
geen woord van protest doen hooren
A. H. OUSSOREN.
UIT DE DAGEN DER AFSCHEIDING.
42. Een gedenkteeken onthuld (Slot).
Tegelijk met het voornemen om Zeelands
veertig jarig bestaan te herdenken, was ook het
plan gerezen om daarvan een gedenkteeken op
te richten. Vooral in Grand-Rapids vond dat
warme belangstelling bij de oude nederzetters
van Zeeland, die thans in deze stad woonden.
Geruimen tijd te voren waren daarvoor gelden
ingezameld, en daarbij bleek, dat de liefde voor
Zeeland en zijn stichters niet verdoofd was, al
hadden ze zich elders gevestigd. De vice consul
der Nederlanden John. Steketee, die er zich zeer
voor beijverd had, smaakte het genoegen om
voor het monument, dat 280 Dollar moest kos
ten, 100 Dollar uit Grand-Rapids te kunnen zen
den. Men bedoelde niet een monument voor een
mensch, hoe hoog ook gewaardeerd, maar een
gedenkteeken voor het werk, dat in Gods kracht
was volbracht, opdat het waarlijk een Eben-
haëzer zou zijn tot roem van God, die ze als
uit modderig slijk had opgehaald en op een rots
steen had gezet. Ze wilden eindigen in een „Soli,
Deo, Gloria".
't Ontwerp en de uitvoering van het monu
ment was van J. de Merle uit Holland. Het was
14 voet hoog en van grijs marmer vervaardigd.
Het was geplaatst op het oude kerkhof, tegen
over de Gereformeerde Kerk. Nadat de samen
komsten rondom het spreekgestoelte waren af-
geloopen, zou de onthulling plaats vinden. Tot
zoolang bleef het aan het oog onttrokken, om
huld door twee vlaggen, de Amerikaansche en
de Nederlandsche.
Op het bestemde uur was de schare daar weer
verzameld en trad Ds. J. Kremer naar voren,
die Ps. 899 liet zingen en het gebed deed. De
heer C. van Loo van Zeeland kondigde nu het
oogenblik van onthulling aan en deelde mee, dat
na de onthulling nog het woord zou gevoerd
worden door Ds. Johannes van der Meulen.
Toen traden twee knaapjes naar voren van 5
jaar, de eerste een zoontje van Ds. Johs van der
Meulen, kleinzoon dus van Ds. C. van der Meu
len, en de andere een zoontje van Bart Beneker,
die getrouwd was met de dochter van den Vice
Consul John. Steketee, kleizoon dus van Jan
Steketee, leider op een der schepen, die in 1847
uit Nederland uitvoeren. Beide kinderen waren
afstammelingen in rechte lijn van de beide eerste
nederzetters van Zeeland, die hierin nog werden
geëerd.
Het woord van Ds. J. van der Meulen was
een zakelijk, kernachtig overzicht van de ge
schiedenis der nederzetting, van hare vestiging
tot op dezen dag. Nu eens in luimige woorden,
dan weer in de taal, die direct tot het hart sprak,
schetste spreker de geschiedenis van de Zeeuw-
sche, Friesche, Drentsche en Geldersche land
verhuizers in hun midden en besloot met een
gelukwensch aan allen, dat zij zich heden moch
ten verheugen in het onthullen van een steen,
die de plek aanduidt, waar de dierbare afgestor
venen begraven liggen, aan wier Godsvrucht en
vlijt, naast God, de opkomst en bloei der kolonie
was te danken.
Door den heer van Loo werd namens het
Comité, het monument, hierna overgedragen aan
de burgerij van Zeeland, wat door Arie van
Bree werd beantwoord en namens Zeeland met
dank aanvaard.
De vice consul John. Steketee bracht daarna
dank aan de burgerij van Zeeland uit naam van
hun landgenooten uit Grand-Rapids voor de har
telijke ontvangst, op dezen dag aan allen bereid.
Toen werd de plechtigheid besloten met het zin
gen van Gezang 182 1, 4. Bij het heengaan trok
ken allen in goede orde langs het monument om
het van naderbij te bezien.
Wij willen het U ook even laten zien. Elk
van de vier zijden van het eenvoudige gedenk
teeken had een inscriptie.
Op het Westvlak staat bovenaan, in wat groo-
tere letters
Ter Gedachtenis, Onthuld 31 Augustus 1887
en daaronder
Hier rusten onze eerste dooden van 18471852.
Cornelis Boone, Marinus van Dijke, Adriaan
Geluk, Johanna den Herder, J. W. Kamperman,
Gerrit de Vries, Roelof Pyl, Hendrika Anth.
Baert, Lydia Janne van Loo, Dina Duinkerke,
Willemskanaal.
„Kun je, ondanks je drukke werkzaamheden,
je daarmee nog bemoeien
„Maar mijn beste, brave jongen, hoe heb ik
het nu met je Je doet precies alsof je onwetend
bent. Ik kan mij voorstellen dat mij dat gevraagd
wordt door een puur ongeloovige, die nooit iets
anders heeft geweten. Maar jij weet, even goed
als ik, dat juist ons dagelijksch leven, ons zwoe
gen en werken moet geadeld zijn door de vreeze
Gods, al gaat dat natuurlijk met veel struikelin
gen en zonden gepaard. Maar wil je een beslist
antwoord, ziedaar dan ik zou niet kunnen doen,
wat ik thans doe, als ik niet bezat de zekerheid,
waarvan ik zooeven getuigen mocht. Ik verzeker
je, Heino, je zwoegen zal niets baten, wanneer
je, nu of later, niet kunt zeggen, door Gods ge
nade, dat je Jezus' eigendom bent. Dan kun je
alle mogelijke plannen maken en dan kunnen,
wat zeer wel mogelijk is, die plannen uiterlijk
ook slagen, innerlijk is er geen vrede. De godde-
loozen hebben geen vrede, zegt Gods Woord."
„Dus je noemt mij goddeloos Voel je zelf
niet, welke ontzettend harde woorden je uit
spreekt Begrijp je niet, dat je de menschheid
in loketjes verdeelt
,,'t Is of ik een modern man hoor praten of
een vrijzinnig blad lees. Ik vermoed, dat je veel
met vrijzinnige lieden in aanraking komt en hun
ideeën indrinkt. Zij spreken precies zoo. Maar
dat kan mij niet van mijn standpunt afbrengen,
omdat Gods Woord mij meer is dan het woord
van een van nature verdorven mensch met zijn
door de zonde bedorven hart en verduisterd ver
stand. Ik noem iemand, ook al is die iemand
Anna van der Meulen, J. Smallegange, Albert
Verhulst, Jan Weststrate.
Op het Zuidervlak staat
Eerste nederzetters van Drenthe.
1847. Hendrik Lanning, Jan Riddering, Jan
Opholt, Jan Wiggers, Dirk de Kleine, Jan van
Rhee, Gerrit van Rhee, Lambert Troost, Hen
drik Hunderman, Roelof Neyenhuis.
1848. Jan Hunderman, Albert Lubbers.
1849. Harm Schaper.
Vriesland.
1847. Ds. Marten IJpma, Jan Elsma, Douwe
J. Wijngaarden, Hessel O. IJntema.
1848. Sybrand G. de Hoop, Jacob G. van Zoe-
ren, Berend Feriks, Arend Bolt, Jan Sprik, Arend
Verhage, Jan Rychel, Gerrit Bosch, Klaas de
Vries, H. J. van der Veen, Wilhelmus J. Maurits.
Op het Oostervlak
Eerste nederzetting van Zeeland.
1847. Jan Steketee, Joh. Kaboord, Chris den
Herder, Cor Boonman, D. Glerum, Jas de Hond,
Jacs de Feijter, Corn, de Jonge, Marus West
strate, Mar. de Putter, Jac. Steketee, Hendrik
de Kruif, Jan van Eenennaam, Rutger Westvelt,
Albert Borgers, Harm. Kraus, Berend van
Eeuwen, Berend de Vries, Hubt van Noorden,
Izak van Koeveringe, Hendrik Veldman, Jan
Schuit, Jan Kuit, Jan Wabeke.
1848. A. C. Rosenraad, Johs G. van Hees,
Huibert Keppel, Tamme van den Bosch, Tamme
A. Huizenga, Hendrik Pijl, Ges. H. Baert, R. M.
de Bruin, Evert Evers, Klaas Hofman, Klaas
Vijn.
1849. Jan de Pree, Jan Smallegange, Willem
van Loo, Jan de Jonge Wz„ Corn, de Roo, An-
thonie Duinkerke, Gilles Wabeke.
Op den Noordkant staat
Deze 40 jaren heeft de Heere ons geleid,
Deuter. 2 7, van 18471887, als stichters en
nederzetters.
Stichters Ds. Cornelius van der Meulen
en
Jannis van de Luyster.
Zoo was er dan toch een monument. Een
gedenkteeken om tot in verre tijden Gods lof
te vermelden.
Wij waren wat breed in het opnoemen van
namen, omdat we meenden, dat velen hier, nog
de takken van eigen familie zouden terugvinden,
die in de dagen der Afscheiding door Gods won
dere leiding in Amerika zijn gezet, om daar
vrucht te dragen tot Zijn lof.
Het geslacht, dat om zijn trouw aan God en
zijn Woord verdrukt en geplaagd, hier werd uit
gedreven om in Amerika te wortelen, en zich als
een planting van 's Heeren hand te openbaren,
is heengegaan. Maar het monument van hun le
ven en werken staat er nog, heerlijker nog dan
in dit marmeren gedenkstuk. Het staat er nog
in een schoon bloeiend, rijk gezegend Gerefor
meerd kerkelijk leven, in de Christelijk Gerefor
meerde Kerk. En op allerlei terrein worden nog
de gedenkteekenen gevonden van de kracht van
hun geloof en hun vertrouwen op God, terwijl
de historie van hun strijd en overwinning er van
spreekt hoe „Gods souvereine hand gelegd werd
op zwakke vrouwen om haar te maken tot hel
dinnen en Hij een eenvoudig volk gebruikte om
groote dingen voor God en de zaak van God
te doen. Van uit Amerika komt nu nog het ge
tuigenis van „de schoone erfenis, die Gods Sou
vereine hand in Amerika bracht, het verrijkend
met allerlei geestelijke zegeningen."
De stroom van zegeningen met die Afgeschei
denen in Amerika gekomen, vloeit nog steeds
door en wordt nog immer breeder. Het eenvou
dig getuigenis en evangeliseerend werk van Frans
van Driele, door Ds. van der Meulen in 't ker
kelijk spoor geleid was als een geringe beek,
maar is nu geworden tot een breede stroom, die
in 't werk der Zending zijn wateren met kracht
voortstuwt in het heidensche China. Nu, na drie
kwart eeuw zien we Grand-Rapids als het cen
trum van de Nederlandsch Gereformeerde be
weging in N. Amerika.
Ook daar is in October 1934 een Afscheidings
herdenking geweest, in een samenkomst van meer
dan 5000 menschen, waar verschillende sprekers
het woord voerden en de breede scharen in heilig
enthousiasme den psalm der dankzegging zongen.
En op de vraag van Dr. Beets hoevelen nog
het bloed van de Afscheidingsvoortrekkers, die
eenmaal in Amerika kwamen in de aderen had
den stak een massa menschen de handen om
hoog.
Ja, dat geslacht leeft nog. Blijve èn hier èn in
Amerika 't oog van die allen op God gericht,
die dat groote werk door 't voorgeslacht wrocht,
opdat ook zij, te midden van den felsten haat
en de bangste bestrijding, die opnieuw zich ken-
mijn broer, die zich niet om God bekommert,
godloos, goddeloos. Zoo iemand behoeft vol
strekt niet slecht te zijn, zooals wij, menschen,
van slecht spreken. Verre van daar. Hij is niet
slechter dan alle andere menschen. Hij kan een
deugdzaam leven leiden. Op zijn leven kan, van
menschelijk standpunt beschouwd, niets aan te
merken zijn, maar goddeloos is en blijft hij, zoo
lang hij zich niet heeft bekeerd. Je kunt dat
harde taal noemen, Heino, maar Gods Woord
is hard jegens de zondaren. Het noemt zonde,
zonde. Maar het wijst ook den weg, dat is Gods
vrijmachtige genade en Zijn matelooze liefde,
om van die zonde verlost te worden."
Heino gaf er geen antwoord op. In zijn hart
kon hij zijn broeder geen ongelijk geven. Wat
deze opmerkte, was hem immers van jongsaan
ingeprent
„Ik ben blij, dat wij dit gesprek hebben, hoe
ontzettend het dan ook is", zeide Tjaard na een
oogenblik van pijnlijk zwijgen. „Ik vermoedde
reeds lang, dat het niet in orde was. En moeder
vermoedt het ook, Heino. Ik verzeker je, dat
zij er onder lijdt.
Zij wordt ouder, natuurlijk, maar dat komt
ook, omdat zij veel aan jou denkt. Het gebeurde
met Martha verleden jaar, waarover ik verder
niet meer spreken wil, het is geschied, heeft haar
zeer geschokt. Maar nóg meer lijdt moeder onder
jouw onverschilligheid."
„Verg je dan van mij, dat ik huichel?" barstte
Heino los.
„Alsjeblieft niet. Huichelen is trouwens niet
een familietrek van ons allen. Wij zijn er niet
soepel genoeg voor. En tóch doe je het. Want
nen doet en misschien nog hooger zal opbruisen
in Gods kracht pal mogen staan en vertrouwend
opziende tot Hem als den God hunner verlos
singen, betuigen
Zoo zullen wij, de schapen Uwer weiden
In eeuwigheid Uw lof, Uw eer verbreiden.
En zingen van geslachten tot geslachten
Uw trouw, Uw roem, Uw onverwinbre krachten.
F. STAAL Pz.
THEOLOGISCHE SCHOOL.
In „De Bazuin" van 31 Mei 1935 stond de
aankondiging van den jaarlijkschen Theologi-
schen Schooldag en wel D.V. op Donderdag 20
Juni 1935 te Kampen.
Woensdag 19 Mei 's avonds 7 uur hoopt in
de Burgwalkerk te Kampen in den bidstond voor
te gaan Ds. G. Bouwmeester van Rotterdam.
Op 20 Juni zal naar gewoonte worden ver
gaderd in de Burgwalkerk en de vergaderingen
op dien dag zullen ditmaal staan onder leiding
van den curator Ds. H. H. Schoemakers van
Kampen. De morgenvergadering vangt aan kwart
voor tien en die des namiddags om 2 uur.
De rector der Theol. School Prof. Dr. S.
Greijdanus spreekt het openingswoord, waarna
Dr. E. D. Kraan van Vlaardingen hoopt te hou
den eene rede over de Buchmann-beweging. De
namen der sprekers voor de middagvergadering
worden zoo spoedig mogelijk medegedeeld.
Wie logies wenscht, melde dit aan den pedel
der school, dhr. A. de Graaf, en die zal er wel
voor zorgen, dat vriendelijk onderdak wordt be
reid.
Een woord van opwekking ook tot onze Zeeu
wen zoo mogelijk deze Schooldag bij te wonen,
behoeft nauwelijks neergeschreven voor degenen,
die de samenbinding van zulke dagen leerden
zien, maar toch was het best mogelijk, dat er
meerderen uit de Zeeuwsche landen op den
Theol. Schooldag aanwezig zijn. Er is hier nog
liefde voor de School der kerken genoeg, 't Wor
de nu omgezet in een daad n.l. de reis te onder
nemen en spijten zal het bij de terugkeer niet,
want juist gesterkt zal des te meer alles in het
werk gesteld het goede voor de School te zoeken
door gebed en gave. De Zeeuwsche Kerken zijn
als altijd ook dit jaar weer trouw geweest in het
houden der twee voorgeschreven collecten, wat
een reden tot verheugenis is. Toch wekt de toe
stand der kas op om daarin trouw te blijven
en allen in volledige samenwerking er voor te
zorgen, dat de collecten niet dalen en niet te
vergeten, dat er in alle kerken opgewerkt worde,
dat er meerdere contribuanten komen. Dat juist
is in Zeeland niet onmogelijk, omdat er nog ker
ken zijn, waar geen enkele contribuant voor de
Theol. School is.
Zoo dikwijls ontmoet men broeders en zusters,
die op de vraag of zij ook contribuant voor de
Theol. School, antwoorden, dat zij dachten, dat
er alleen tweemaal per jaar voor gecollecteerd
wordt. Van eene contributie voor de Theol.
School nog nooit gehoord Anderen zeggen 't is
me nooit gevraagd of als ze 't komen vragen,
dan ja.
Laat de correspondenten hun plicht vervullen
er is toch wel in elke Zeeuwsche kerk een
correspondent door den kerkeraad aangewe
zen opdat het volgende jaar D.V. ter Parti
culiere Synode kan gerapporteerd, dat alle ker
ken niet alleen trouw beide collecten op 2 Zon
dagen en wel in beide beurten hebben gehouden,
maar ook dat er in alle kerken een reeks van
contribuanten is.
Dat alleen de Classis den Haag zorgt voor
bijna Va van het geheel der contributies van het
geheele land, is toch eigenlijk voor ons wel wat
beschamend en we gelooven vast, als er maar
werk van gemaakt wordt, dat het voorgestelde
ideaal niet onbereikbaar is. De inkomsten liepen
dit jaar 1500.terug.
Met vertrouwen zij de finantieele behoefte der
Theol. School in alle liefde aanbevolen, 't Gaf
nu weer pas daarop de aandacht te vestigen bij
de aankondiging van den Schooldag op 20 Juni
a. s.
Voor velen hier valt die datum ditmaal moei
lijk. Op 19 Juni is het op de meeste Zeeuwsche
dorpen verkiezing voor de gemeenteraad. Doch
door vroegtijdig te stemmen is op 19 Juni Kam
pen nog wel te bereiken.
Maar en dat zal anderen zeker verhinderen
naar Kampen te trekken, op Donderdag 20 Juni
vergadert de Particuliere Synode van Zeeland
te Middelburg, die veler aanwezigheid en volle
aandacht vraagt.
A. SCHEELE.
Kapelle-Biezelinge, 5 Juni 1935.
je gaat hier met moeder naar de kerk."
„Ik doe het, om haar een genoegen te doen."
„Dus je hebt er geen behoefte aan
„Neen", bekende Heino eerlijk. „En moet ik
het dan, volgens jouw meening, toch doen
„Neen, je moet het niet doen. Toch doe je
er niet verkeerd aan, dat je gaat. Mogelijk komt
er een woord, waardoor God je in het hart grijpt.
Ik hoop het en er zal hier in Groningen voor
gebeden worden, Heino. Want het gaat wis en
zeker verkeerd met je, mijn jongen, als de om
keering niet komt. En daarom ben ik blij, dat
wij dit gesprek gehad hebben. Je bent gewaar
schuwd. Ik smeek je sla die waarschuwing nu
niet in den wind. Niet om mij een genoegen te
doen. Het gaat om de zaligheid van je onsterfe
lijke ziel, mijn jongen."
De stoere man sprak op teeder-hartelijken
toon, vol broederliefde.
Dan opeens brak hij het gesprek afhij
had gezegd, wat hij, naar zijn innige overtuiging,
meende te moeten zeggen en nu het er uit was,
moest de ander het gesprokene maar ter harte
nemen of het verwerpen, het was voor zijn ver
antwoording.
Na eenige oogenblikken van stilzwijgen raakte
Tjaard een geheel ander onderwerp aan. Heino
vatte vuur en zoo waren beiden spoedig in le
vendig gesprek gewikkeld.
(Wordt vervolgd)