VAN VERRE EN NABIJ. FEUILLETON KLATERGOUD Hyrkanus en Aristobulus om den troon. Aristo- bulus behaalt de overwinning. Maar tegen den zin der Farizeërs, die geen koning meer wensch- ten: hoe en waarom, daarover een volgende keer. Gereformeerde Kerk van Middelburg. Op de eerste vergaderingen van het jaar 1837 wordt weinig verhandeld dat van ingrijpende aard is. Wel weten we, dat Ds. Budding toen in een neerslachtige stemming schreef aan zijn vrienden Wijnand en Wisse „Ik vrees dat het met de scheiding eene afgesneden zaak is gelijk ik inderdaad tenminste niet anders verwacht". De Kerkeraad van Middelburg meent de ijveraar te moeten ondersteunen met een bemoe digend schrijven en ze verzoeken hem tevens weer naar Middelburg over te komen. (Zijn verblijf was nu te Rhenen) 22 Januari 1837 schrijft de Kerkeraad „Uedele weet, wat gij ons belooft hebt, sedert dat gij van ons af scheid genomen hebt in den avond van wanneer wij u vraagden wanneer Uedele meende weer in ons midden te zijn en gij bepaaldet het op 14 dagen of iets meer, naar dat de zaken zich schikten. En kort na dien verschenen tijd vernamen wij, hebt Uedele een schipper gespro ken, ik meen wel te Utrecht, aan wien gij ver- klaardet als geresolveerd te zijn om mede te varen naar Zeeland omdat uw roeping daar lag". En werkelijk, nadat de veertien dagen om wa ren, had Budding er over gedacht om naar Mid delburg terug te keeren. En hij had met een schipper afgesproken mee te varen naar Zeeland. Maar hij was aan het uitstellen gegaan. Terug getrokken en vol zware gedachten zat de onver moeide prediker op zijn kamer terneer. Verder schrijft de Kerkeraad: 22 Januari 1837. Hij feliciteert Ds. Budding met zijn verjaardag, 19 Jan. 1810 was Ds. Budding geboren, maar vooral verzoeken ze hem toch terug te keeren naar Middelburg. En binnen enkele dagen is Ds. Budding in de gemeente. Hij leidt vergade ringen, zelfs de genoemde provinciale, doopte en predikte en werd beboet. Want zooveel pree- ken, zooveel beboetingen. Er is veel, heel veel geleden in die dagen. In het oude land der vrij heid was geen vrijheid meer, zoodat zelfs het buitenland, Zwitserland en Amerika protesteerde. A. H. OUSSOREN. Amerika. In „The Banner" komt een artikel voor over de Calvinistische Hooge School te Chicago. ^Daarin wordt onder meer het volgende mee gedeeld „Het program van de Knickerbocker club was slecht bezocht. De belangstelling voor de Hol- landsche taal als het voertuig van de Holland- sche cultuur verdwijnt langzamerhand. De jonge menschen verstaan de taal van hun vaderen niet voldoende om een program te waardeeren dat wel verzorgd is en de ouderen, die het nog ver staan, zijn even onverschillig als hun kinderen. Het program moest een week worden uitgesteld vanwege de buitengewone kleine belangstelling. Dit alles is buitengewoon ontmoedigd voor de rector van de Hollandsche leerstoel. Men kan er zoo een flauw idee van krijgen met welke groote moeiten hij te worstelen heeft Jammer, dat men zoo het heden van de his torie losmaakt. Jammer ook voor de band die wij hebben aan de Christelijke Gereformeerde Kerken van Noord-Amerika. Frankrijk. In de 53e editie van het Fransche jaarboekje (protestant) zien we het volgende dat het aantal predikanten bedraagt 1047, waaronder 3 dames, 109 evangelisten en 22 Zen delingen. (Onze Gereformeerde Kerken tellen in Neder land 749 predikanten.) Ongeveer 1520 kerkgebouwen terwijl het aan tal periodieken ongeveer 400 bedraagt. Rusland. Dr. Krop schrijft „Op het laatste oogenblik bereikt mij telegra- phisch het bericht, dat de H.H. Ds. Seib en Ds. Deutschmann ter dood zijn veroordeeld, en de predikanten Birth en Baumann tot 10 jaar dwangarbeid. Zoodat de tegenwoordige toestand, als men niet alleen rekening houdt met de „Evangelische Kirche", waarvan in deze brochure hoofdzakelijk sprake is, doch met de heele Protestantsche Kerk in de Sowjet-Republiek, als volgt is 27 predikanten in de gevangenissen of kampen der G.P.Oe, en 20 in een betrekkelijke „vrijheid", die echter elk oogenblik op het ergste bedacht DOOR H. KINGMANS 26) „Ik neem het je niet kwalijk", zeide hij met zachte stem. „Je bedoelt het natuurlijk goed, zooals je het altijd goed met mij voor hebt. Vol gens jouw inzicht moet je zoo spreken. Maar ik kan het niet met je eens zijn. Je verlangt toch zeker niet, dat ik je maar gelijk geef „Alsjeblieft niet. Je moet eerlijk blijven voor je zelf en niet iets zeggen, dat je niet meent, 'k Hoor je, hoe hard het ook is, liever zeggen „ik geloof niet", dan „ik geloof", dat je niet meent. God oordeelt tenslotte het hart. Maar wat ik wel wil, Heino, het is ditjongen, denk nu eens na over wat ik je heb gezegd. Je bent op den verkeerden weg. Keer terug. Want op deze wijze ga je eenmaal je ondergang tegemoet. Je opvatting is in strijd met Gods Woord, dat duidelijk zegt, dat wij in onze zonden verloren zijn, maar dat wij in Jezus kunnen gered worden." „Geloof je dat werkelijk „Ik sta, Gode zij dank, niet te veinzen, jon gen. Ik geloof in Jezus Christus. Ik weet, dat mijn zonden vergeven zijn en vergeven worden in Zijn bloed, dat ook voor mij gestort is. Als ik die zekerheid niet had, dan zou ik geen leven hebben." Bijna plechtig klonken deze woorden, uitge sproken op het smalle pad langs het Noord- moeten zijn. Vallen ook dezen als slachtoffers hünner overtuiging, dan is de Protestantsche Kerk op l/o der bewoonde aarde niet meer En de Christenheid zou niet in opstand komen, geen woord van protest doen hooren A. H. OUSSOREN. UIT DE DAGEN DER AFSCHEIDING. 42. Een gedenkteeken onthuld (Slot). Tegelijk met het voornemen om Zeelands veertig jarig bestaan te herdenken, was ook het plan gerezen om daarvan een gedenkteeken op te richten. Vooral in Grand-Rapids vond dat warme belangstelling bij de oude nederzetters van Zeeland, die thans in deze stad woonden. Geruimen tijd te voren waren daarvoor gelden ingezameld, en daarbij bleek, dat de liefde voor Zeeland en zijn stichters niet verdoofd was, al hadden ze zich elders gevestigd. De vice consul der Nederlanden John. Steketee, die er zich zeer voor beijverd had, smaakte het genoegen om voor het monument, dat 280 Dollar moest kos ten, 100 Dollar uit Grand-Rapids te kunnen zen den. Men bedoelde niet een monument voor een mensch, hoe hoog ook gewaardeerd, maar een gedenkteeken voor het werk, dat in Gods kracht was volbracht, opdat het waarlijk een Eben- haëzer zou zijn tot roem van God, die ze als uit modderig slijk had opgehaald en op een rots steen had gezet. Ze wilden eindigen in een „Soli, Deo, Gloria". 't Ontwerp en de uitvoering van het monu ment was van J. de Merle uit Holland. Het was 14 voet hoog en van grijs marmer vervaardigd. Het was geplaatst op het oude kerkhof, tegen over de Gereformeerde Kerk. Nadat de samen komsten rondom het spreekgestoelte waren af- geloopen, zou de onthulling plaats vinden. Tot zoolang bleef het aan het oog onttrokken, om huld door twee vlaggen, de Amerikaansche en de Nederlandsche. Op het bestemde uur was de schare daar weer verzameld en trad Ds. J. Kremer naar voren, die Ps. 899 liet zingen en het gebed deed. De heer C. van Loo van Zeeland kondigde nu het oogenblik van onthulling aan en deelde mee, dat na de onthulling nog het woord zou gevoerd worden door Ds. Johannes van der Meulen. Toen traden twee knaapjes naar voren van 5 jaar, de eerste een zoontje van Ds. Johs van der Meulen, kleinzoon dus van Ds. C. van der Meu len, en de andere een zoontje van Bart Beneker, die getrouwd was met de dochter van den Vice Consul John. Steketee, kleizoon dus van Jan Steketee, leider op een der schepen, die in 1847 uit Nederland uitvoeren. Beide kinderen waren afstammelingen in rechte lijn van de beide eerste nederzetters van Zeeland, die hierin nog werden geëerd. Het woord van Ds. J. van der Meulen was een zakelijk, kernachtig overzicht van de ge schiedenis der nederzetting, van hare vestiging tot op dezen dag. Nu eens in luimige woorden, dan weer in de taal, die direct tot het hart sprak, schetste spreker de geschiedenis van de Zeeuw- sche, Friesche, Drentsche en Geldersche land verhuizers in hun midden en besloot met een gelukwensch aan allen, dat zij zich heden moch ten verheugen in het onthullen van een steen, die de plek aanduidt, waar de dierbare afgestor venen begraven liggen, aan wier Godsvrucht en vlijt, naast God, de opkomst en bloei der kolonie was te danken. Door den heer van Loo werd namens het Comité, het monument, hierna overgedragen aan de burgerij van Zeeland, wat door Arie van Bree werd beantwoord en namens Zeeland met dank aanvaard. De vice consul John. Steketee bracht daarna dank aan de burgerij van Zeeland uit naam van hun landgenooten uit Grand-Rapids voor de har telijke ontvangst, op dezen dag aan allen bereid. Toen werd de plechtigheid besloten met het zin gen van Gezang 182 1, 4. Bij het heengaan trok ken allen in goede orde langs het monument om het van naderbij te bezien. Wij willen het U ook even laten zien. Elk van de vier zijden van het eenvoudige gedenk teeken had een inscriptie. Op het Westvlak staat bovenaan, in wat groo- tere letters Ter Gedachtenis, Onthuld 31 Augustus 1887 en daaronder Hier rusten onze eerste dooden van 18471852. Cornelis Boone, Marinus van Dijke, Adriaan Geluk, Johanna den Herder, J. W. Kamperman, Gerrit de Vries, Roelof Pyl, Hendrika Anth. Baert, Lydia Janne van Loo, Dina Duinkerke, Willemskanaal. „Kun je, ondanks je drukke werkzaamheden, je daarmee nog bemoeien „Maar mijn beste, brave jongen, hoe heb ik het nu met je Je doet precies alsof je onwetend bent. Ik kan mij voorstellen dat mij dat gevraagd wordt door een puur ongeloovige, die nooit iets anders heeft geweten. Maar jij weet, even goed als ik, dat juist ons dagelijksch leven, ons zwoe gen en werken moet geadeld zijn door de vreeze Gods, al gaat dat natuurlijk met veel struikelin gen en zonden gepaard. Maar wil je een beslist antwoord, ziedaar dan ik zou niet kunnen doen, wat ik thans doe, als ik niet bezat de zekerheid, waarvan ik zooeven getuigen mocht. Ik verzeker je, Heino, je zwoegen zal niets baten, wanneer je, nu of later, niet kunt zeggen, door Gods ge nade, dat je Jezus' eigendom bent. Dan kun je alle mogelijke plannen maken en dan kunnen, wat zeer wel mogelijk is, die plannen uiterlijk ook slagen, innerlijk is er geen vrede. De godde- loozen hebben geen vrede, zegt Gods Woord." „Dus je noemt mij goddeloos Voel je zelf niet, welke ontzettend harde woorden je uit spreekt Begrijp je niet, dat je de menschheid in loketjes verdeelt ,,'t Is of ik een modern man hoor praten of een vrijzinnig blad lees. Ik vermoed, dat je veel met vrijzinnige lieden in aanraking komt en hun ideeën indrinkt. Zij spreken precies zoo. Maar dat kan mij niet van mijn standpunt afbrengen, omdat Gods Woord mij meer is dan het woord van een van nature verdorven mensch met zijn door de zonde bedorven hart en verduisterd ver stand. Ik noem iemand, ook al is die iemand Anna van der Meulen, J. Smallegange, Albert Verhulst, Jan Weststrate. Op het Zuidervlak staat Eerste nederzetters van Drenthe. 1847. Hendrik Lanning, Jan Riddering, Jan Opholt, Jan Wiggers, Dirk de Kleine, Jan van Rhee, Gerrit van Rhee, Lambert Troost, Hen drik Hunderman, Roelof Neyenhuis. 1848. Jan Hunderman, Albert Lubbers. 1849. Harm Schaper. Vriesland. 1847. Ds. Marten IJpma, Jan Elsma, Douwe J. Wijngaarden, Hessel O. IJntema. 1848. Sybrand G. de Hoop, Jacob G. van Zoe- ren, Berend Feriks, Arend Bolt, Jan Sprik, Arend Verhage, Jan Rychel, Gerrit Bosch, Klaas de Vries, H. J. van der Veen, Wilhelmus J. Maurits. Op het Oostervlak Eerste nederzetting van Zeeland. 1847. Jan Steketee, Joh. Kaboord, Chris den Herder, Cor Boonman, D. Glerum, Jas de Hond, Jacs de Feijter, Corn, de Jonge, Marus West strate, Mar. de Putter, Jac. Steketee, Hendrik de Kruif, Jan van Eenennaam, Rutger Westvelt, Albert Borgers, Harm. Kraus, Berend van Eeuwen, Berend de Vries, Hubt van Noorden, Izak van Koeveringe, Hendrik Veldman, Jan Schuit, Jan Kuit, Jan Wabeke. 1848. A. C. Rosenraad, Johs G. van Hees, Huibert Keppel, Tamme van den Bosch, Tamme A. Huizenga, Hendrik Pijl, Ges. H. Baert, R. M. de Bruin, Evert Evers, Klaas Hofman, Klaas Vijn. 1849. Jan de Pree, Jan Smallegange, Willem van Loo, Jan de Jonge Wz„ Corn, de Roo, An- thonie Duinkerke, Gilles Wabeke. Op den Noordkant staat Deze 40 jaren heeft de Heere ons geleid, Deuter. 2 7, van 18471887, als stichters en nederzetters. Stichters Ds. Cornelius van der Meulen en Jannis van de Luyster. Zoo was er dan toch een monument. Een gedenkteeken om tot in verre tijden Gods lof te vermelden. Wij waren wat breed in het opnoemen van namen, omdat we meenden, dat velen hier, nog de takken van eigen familie zouden terugvinden, die in de dagen der Afscheiding door Gods won dere leiding in Amerika zijn gezet, om daar vrucht te dragen tot Zijn lof. Het geslacht, dat om zijn trouw aan God en zijn Woord verdrukt en geplaagd, hier werd uit gedreven om in Amerika te wortelen, en zich als een planting van 's Heeren hand te openbaren, is heengegaan. Maar het monument van hun le ven en werken staat er nog, heerlijker nog dan in dit marmeren gedenkstuk. Het staat er nog in een schoon bloeiend, rijk gezegend Gerefor meerd kerkelijk leven, in de Christelijk Gerefor meerde Kerk. En op allerlei terrein worden nog de gedenkteekenen gevonden van de kracht van hun geloof en hun vertrouwen op God, terwijl de historie van hun strijd en overwinning er van spreekt hoe „Gods souvereine hand gelegd werd op zwakke vrouwen om haar te maken tot hel dinnen en Hij een eenvoudig volk gebruikte om groote dingen voor God en de zaak van God te doen. Van uit Amerika komt nu nog het ge tuigenis van „de schoone erfenis, die Gods Sou vereine hand in Amerika bracht, het verrijkend met allerlei geestelijke zegeningen." De stroom van zegeningen met die Afgeschei denen in Amerika gekomen, vloeit nog steeds door en wordt nog immer breeder. Het eenvou dig getuigenis en evangeliseerend werk van Frans van Driele, door Ds. van der Meulen in 't ker kelijk spoor geleid was als een geringe beek, maar is nu geworden tot een breede stroom, die in 't werk der Zending zijn wateren met kracht voortstuwt in het heidensche China. Nu, na drie kwart eeuw zien we Grand-Rapids als het cen trum van de Nederlandsch Gereformeerde be weging in N. Amerika. Ook daar is in October 1934 een Afscheidings herdenking geweest, in een samenkomst van meer dan 5000 menschen, waar verschillende sprekers het woord voerden en de breede scharen in heilig enthousiasme den psalm der dankzegging zongen. En op de vraag van Dr. Beets hoevelen nog het bloed van de Afscheidingsvoortrekkers, die eenmaal in Amerika kwamen in de aderen had den stak een massa menschen de handen om hoog. Ja, dat geslacht leeft nog. Blijve èn hier èn in Amerika 't oog van die allen op God gericht, die dat groote werk door 't voorgeslacht wrocht, opdat ook zij, te midden van den felsten haat en de bangste bestrijding, die opnieuw zich ken- mijn broer, die zich niet om God bekommert, godloos, goddeloos. Zoo iemand behoeft vol strekt niet slecht te zijn, zooals wij, menschen, van slecht spreken. Verre van daar. Hij is niet slechter dan alle andere menschen. Hij kan een deugdzaam leven leiden. Op zijn leven kan, van menschelijk standpunt beschouwd, niets aan te merken zijn, maar goddeloos is en blijft hij, zoo lang hij zich niet heeft bekeerd. Je kunt dat harde taal noemen, Heino, maar Gods Woord is hard jegens de zondaren. Het noemt zonde, zonde. Maar het wijst ook den weg, dat is Gods vrijmachtige genade en Zijn matelooze liefde, om van die zonde verlost te worden." Heino gaf er geen antwoord op. In zijn hart kon hij zijn broeder geen ongelijk geven. Wat deze opmerkte, was hem immers van jongsaan ingeprent „Ik ben blij, dat wij dit gesprek hebben, hoe ontzettend het dan ook is", zeide Tjaard na een oogenblik van pijnlijk zwijgen. „Ik vermoedde reeds lang, dat het niet in orde was. En moeder vermoedt het ook, Heino. Ik verzeker je, dat zij er onder lijdt. Zij wordt ouder, natuurlijk, maar dat komt ook, omdat zij veel aan jou denkt. Het gebeurde met Martha verleden jaar, waarover ik verder niet meer spreken wil, het is geschied, heeft haar zeer geschokt. Maar nóg meer lijdt moeder onder jouw onverschilligheid." „Verg je dan van mij, dat ik huichel?" barstte Heino los. „Alsjeblieft niet. Huichelen is trouwens niet een familietrek van ons allen. Wij zijn er niet soepel genoeg voor. En tóch doe je het. Want nen doet en misschien nog hooger zal opbruisen in Gods kracht pal mogen staan en vertrouwend opziende tot Hem als den God hunner verlos singen, betuigen Zoo zullen wij, de schapen Uwer weiden In eeuwigheid Uw lof, Uw eer verbreiden. En zingen van geslachten tot geslachten Uw trouw, Uw roem, Uw onverwinbre krachten. F. STAAL Pz. THEOLOGISCHE SCHOOL. In „De Bazuin" van 31 Mei 1935 stond de aankondiging van den jaarlijkschen Theologi- schen Schooldag en wel D.V. op Donderdag 20 Juni 1935 te Kampen. Woensdag 19 Mei 's avonds 7 uur hoopt in de Burgwalkerk te Kampen in den bidstond voor te gaan Ds. G. Bouwmeester van Rotterdam. Op 20 Juni zal naar gewoonte worden ver gaderd in de Burgwalkerk en de vergaderingen op dien dag zullen ditmaal staan onder leiding van den curator Ds. H. H. Schoemakers van Kampen. De morgenvergadering vangt aan kwart voor tien en die des namiddags om 2 uur. De rector der Theol. School Prof. Dr. S. Greijdanus spreekt het openingswoord, waarna Dr. E. D. Kraan van Vlaardingen hoopt te hou den eene rede over de Buchmann-beweging. De namen der sprekers voor de middagvergadering worden zoo spoedig mogelijk medegedeeld. Wie logies wenscht, melde dit aan den pedel der school, dhr. A. de Graaf, en die zal er wel voor zorgen, dat vriendelijk onderdak wordt be reid. Een woord van opwekking ook tot onze Zeeu wen zoo mogelijk deze Schooldag bij te wonen, behoeft nauwelijks neergeschreven voor degenen, die de samenbinding van zulke dagen leerden zien, maar toch was het best mogelijk, dat er meerderen uit de Zeeuwsche landen op den Theol. Schooldag aanwezig zijn. Er is hier nog liefde voor de School der kerken genoeg, 't Wor de nu omgezet in een daad n.l. de reis te onder nemen en spijten zal het bij de terugkeer niet, want juist gesterkt zal des te meer alles in het werk gesteld het goede voor de School te zoeken door gebed en gave. De Zeeuwsche Kerken zijn als altijd ook dit jaar weer trouw geweest in het houden der twee voorgeschreven collecten, wat een reden tot verheugenis is. Toch wekt de toe stand der kas op om daarin trouw te blijven en allen in volledige samenwerking er voor te zorgen, dat de collecten niet dalen en niet te vergeten, dat er in alle kerken opgewerkt worde, dat er meerdere contribuanten komen. Dat juist is in Zeeland niet onmogelijk, omdat er nog ker ken zijn, waar geen enkele contribuant voor de Theol. School is. Zoo dikwijls ontmoet men broeders en zusters, die op de vraag of zij ook contribuant voor de Theol. School, antwoorden, dat zij dachten, dat er alleen tweemaal per jaar voor gecollecteerd wordt. Van eene contributie voor de Theol. School nog nooit gehoord Anderen zeggen 't is me nooit gevraagd of als ze 't komen vragen, dan ja. Laat de correspondenten hun plicht vervullen er is toch wel in elke Zeeuwsche kerk een correspondent door den kerkeraad aangewe zen opdat het volgende jaar D.V. ter Parti culiere Synode kan gerapporteerd, dat alle ker ken niet alleen trouw beide collecten op 2 Zon dagen en wel in beide beurten hebben gehouden, maar ook dat er in alle kerken een reeks van contribuanten is. Dat alleen de Classis den Haag zorgt voor bijna Va van het geheel der contributies van het geheele land, is toch eigenlijk voor ons wel wat beschamend en we gelooven vast, als er maar werk van gemaakt wordt, dat het voorgestelde ideaal niet onbereikbaar is. De inkomsten liepen dit jaar 1500.terug. Met vertrouwen zij de finantieele behoefte der Theol. School in alle liefde aanbevolen, 't Gaf nu weer pas daarop de aandacht te vestigen bij de aankondiging van den Schooldag op 20 Juni a. s. Voor velen hier valt die datum ditmaal moei lijk. Op 19 Juni is het op de meeste Zeeuwsche dorpen verkiezing voor de gemeenteraad. Doch door vroegtijdig te stemmen is op 19 Juni Kam pen nog wel te bereiken. Maar en dat zal anderen zeker verhinderen naar Kampen te trekken, op Donderdag 20 Juni vergadert de Particuliere Synode van Zeeland te Middelburg, die veler aanwezigheid en volle aandacht vraagt. A. SCHEELE. Kapelle-Biezelinge, 5 Juni 1935. je gaat hier met moeder naar de kerk." „Ik doe het, om haar een genoegen te doen." „Dus je hebt er geen behoefte aan „Neen", bekende Heino eerlijk. „En moet ik het dan, volgens jouw meening, toch doen „Neen, je moet het niet doen. Toch doe je er niet verkeerd aan, dat je gaat. Mogelijk komt er een woord, waardoor God je in het hart grijpt. Ik hoop het en er zal hier in Groningen voor gebeden worden, Heino. Want het gaat wis en zeker verkeerd met je, mijn jongen, als de om keering niet komt. En daarom ben ik blij, dat wij dit gesprek gehad hebben. Je bent gewaar schuwd. Ik smeek je sla die waarschuwing nu niet in den wind. Niet om mij een genoegen te doen. Het gaat om de zaligheid van je onsterfe lijke ziel, mijn jongen." De stoere man sprak op teeder-hartelijken toon, vol broederliefde. Dan opeens brak hij het gesprek afhij had gezegd, wat hij, naar zijn innige overtuiging, meende te moeten zeggen en nu het er uit was, moest de ander het gesprokene maar ter harte nemen of het verwerpen, het was voor zijn ver antwoording. Na eenige oogenblikken van stilzwijgen raakte Tjaard een geheel ander onderwerp aan. Heino vatte vuur en zoo waren beiden spoedig in le vendig gesprek gewikkeld. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1935 | | pagina 2